Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling, DSI/MY Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Nederland

Datum 3 oktober 2002 Auteur Brechtje Paardekooper
Kenmerk DSI/MY 286/02 Telefoon 070 3486032

Blad /5 Fax 070 3484883

Bijlage(n) 1 E-mail brecht.paardekooper@minbuza.nl
Betreft Onderzoeksrapport "Dutch co-financing agencies and their support activities in the field of standardization, certification, and labelling".

Zeer geachte Voorzitter,

Zoals u bekend vinden in het kader van de financiering van het Medefinancierings-programma (MFP) regelmatig evaluaties plaats onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van de medefinancieringsorganisaties en mijzelf. Het is mij een genoegen u hierbij het Evaluatierapport aan te bieden over de activiteiten van de Medefinancieringsorganisaties (MFO's) op het gebied van certificering en keurmerken.

De studie.

Het thema certificering en keurmerken is relatief nieuw. Sinds het midden van de jaren negentig mag het zich verheugen in een snelgroeiende belangstelling van de MFO's. Deze studie heeft dan ook, meer dan andere studies in deze serie, een enigszins exploratief karakter. Naast een bespreking van de effecten van de inspanningen van drie MFO's (ICCO, Novib en HIVOS) en de vier geselecteerde partnerorganisaties bevat de studie ook een beschrijving van de huidige praktijk, alsmede een inventarisatie van voor het beleid van de MFO's en partnerorganisaties belangrijke dilemma's.

Een aantal factoren maakt generalisatie op basis van deze studie moeilijk. De meeste onderzochte initiatieven waren van recente datum, wat het moeilijk maakt om effecten vast te stellen. Daarnaast maakt certificatie meestal deel uit van een meeromvattend programma. Het aantal veldstudies was relatief laag: slechts vier organisaties werden bestudeerd uit een groep van ongeveer 100 relevante gevallen. En tenslotte waren de partnerorganisaties werkzaam in vier verschillende landen, en werkten met verschillende producten. Desondanks ben ik van mening dat de studie zeker relevant is. De conclusies zijn helder en het rapport biedt voldoende aanknopingspunten voor verdere beleidsontwikkeling.

De context van de verschillende onderzochte programma's verschilt nogal omdat ze in verschillende landen plaatsvinden en zich op verschillende producten richten. De verschillende vormen van regulering op nationaal niveau en de structuur van de nationale markten blijken een belangrijke bepalende factor voor het succes of falen van een interventie. Zo is het in Brazilië mogelijk om zich te richten op een nationaal certificeringssysteem, omdat er een behoorlijke binnenlandse markt bestaat voor gecertificeerd hout. In Costa Rica daarentegen bestaat die niet en moet men zich derhalve richten op het voldoen aan de normen voor de internationale Forest Stewardship Council (FSC).

De onderzoekers beschouwen de interventies van door de MFO's gesteunde partnerorganisaties merendeels als zeer relevant voor de specifieke sociale, economische en ecologische context waarin zij plaatsvinden.

De conclusies.

De onderzoekers hebben onderzocht wat de effecten zijn van de interventies van partner-organisaties voor de doelgroep, met bijzondere aandacht voor armoedebestrijding en gender. Zij hebben daartoe het certificeringsproces opgedeeld in vier soorten activiteiten: (1) steun aan producenten zelf, zoals kleine boeren; (2) het ontwikkelen van kanalen voor handel, bijvoorbeeld door het leggen van contacten; (3) het ontwikkelen van produktstandaarden en (4) het ontwikkelen van keurmerk-organisaties, bijvoorbeeld door het ondersteunen van monitoring en controle.

De onderzoekers concluderen dat de door de MFO's gesteunde partnerorganisaties op al deze vier soorten activiteiten in meer of mindere mate resultaten boeken. Zo hebben de partnerorganisaties bijgedragen aan training, uitbreiding, legalisatie en versterking van organisaties. Dat is belangrijk voor het versterken van de positie van de doelgroep. Wel vinden de evaluatoren dat aandacht besteed moet worden aan het verbeteren van kwaliteit en kwantiteit van aangeleverde goederen.

Ook concluderen de onderzoekers dat de MFO's en hun partnerorganisaties enige vooruitgang hebben geboekt bij het gezamenlijk ontwikkelen van kanalen voor handel bijvoorbeeld door het standaardiseren van produktkwaliteit, door zorg te dragen de aanvoer van voldoende kwantiteit; en door het ontwikkelen van een marketingstrategie. Dat werk zou voortgezet moeten worden, waarbij technische assistentie in sommige gevallen nodig kan zijn.

De activiteiten van partnerorganisaties op het gebied van het ontwikkelen van produktstandaarden hebben niet alleen geresulteerd in verbeterde standaarden, maar ook in het versterken van hun eigen positie.

De bijdrage van de partnerorganisaties aan het versterken van de keurmerkorganisaties heeft zich voornamelijk beperkt tot het trainen van technici en voorlichters.

De onderzoekers zijn positief over de economische, sociale en ecologische effecten van de onderzochte activiteiten van de partnerorganisaties op het gebied van certificering. Zo noemen de onderzoekers onder meer: legalisatie van toegang van de doelgroep tot natuurlijke hulpbronnen; verbeterde toegang tot kredieten; verbetering van werkgelegenheid; verbetering van de leefomstandigheden van de doelgroep; vermindering van stroperij, bosbranden en illegale houtkap. De onderzoekers constateerden geen directe gender-effecten.

De onderzoekers schrijven dat een meerwaarde van de ondersteuning door de MFO's in vergelijking met andere mede-financierende instanties of organisaties moeilijk vast te stellen valt. De MFO's beperken hun rol tot pure co-financiering, en verlenen zelden inhoudelijke ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van technische assistentie; ook maken zij weinig of geen gebruik van ervaringen met certificering elders in de wereld. De evaluatoren merken daarbij op dat deze conclusie gezien moet worden in de context van tijdsdruk en financiële beperkingen die de MFO's kennen.

Voor ICCO, Cordaid en Novib zijn activiteiten op het gebied van certificering en keurmerken vooral "bijproducten" van activiteiten binnen andere thema's. Ze hebben dan ook geen uitgewerkt beleid op dit punt. Voor Hivos daarentegen is certificering wel een kernthema, dat goed past binnen haar algemene visie op duurzame ontwikkeling. Zij heeft dan ook een stevig netwerk en een brede expertise ontwikkeld op dit terrein, en kan haar partnerorganisaties inhoudelijk ondersteunen. Momenteel werkt ze aan een beleidsdocument over keurmerken op internationaal niveau.

Is de ondersteuning door de MFO's van activiteiten op het gebied van certificering nu de moeite waard? Het antwoord van de evaluatoren is een voorzichtig "ja". De activiteiten zijn zeker relevant voor armoede-bestrijding. In het licht van de complexiteit van het thema, en de dilemma's die dat met zich meebrengt, zijn de onderzoekers van mening dat de MFO's hun beleid verder moeten uitwerken, en hun potentiële bijdrage kritisch moeten bekijken.

Dilemma's.

Tot slot noemen de onderzoekers een zevental aandachtspunten voor de MFO's:


1 Een doorwrochte exploratie van de lokale en internationale markten is noodzakelijk voor de afweging al dan niet bij te dragen aan activiteiten op het gebied van certificering. Deze ontbreekt nog al eens.


2 'Aid and Trade" is een relatief nieuw gebied. Omdat samenwerking met de private sector zo belangrijk is, is het noodzakelijk dat de MFO's hun relatie met de private sector definiëren. De ervaringen met samenwerking met de private sector zijn echter gemengd.


3 Certificering vereist een ketenbenadering. Dat betekent dat MFO's moeten gaan samenwerken met een brede variëteit aan partners, met een brede variëteit aan activiteiten -marktonderzoek bijvoorbeeld. Ook hierin moeten de MFO's hun rol nader definiëren.


4 Juist bij certificeringsactiviteiten en het produceren voor de (export-) markt bestaat het gevaar dat alleen degenen bereikt worden die in staat zijn om te voldoen aan de eisen die de markt stelt en niet de allerarmsten. Ook kan het voorkomen dat legalisering van toegang tot bosgebieden voor bepaalde groepen ten koste kan gaan van toegang voor andere groepen. De vraag is hoe deze negatieve effecten te vermijden.


5 Zoals gezegd steunen de MFO's de partnerorganisaties voornamelijk met financiering. Maar partnerorganisaties hebben ook behoefte aan technische assistentie; immers, het ontbreekt hen vaak aan commerciële ervaring. De MFO's zouden moeten kijken hoe zij dit kunnen bieden.


6 Het gender-aspect wordt door geen van de partnerorganisaties voldoende uitgewerkt, al is het wel een vereiste van de kant van de MFO's. Juist op het gebied van certificering en keurmerken zou hier meer aandacht aan besteed moeten worden; immers, vaak hebben mannen en vrouwen geen gelijke toegang tot natuurlijke hulpbronnen, of tot de markt en bestaat er gender-bias bij het verkrijgen van kredieten en bij legalisatie.


7 Er is een discussie gaande over een product-georiënteerde benadering versus een proces-georiënteerde benadering. De laatste impliceert een beleid gericht op het faciliteren van standaard-ontwikkeling dat uiteindelijk resulteert in een grotere, efficiëntere en meer democratische infrastructuur voor certificering. Lobby en beleidsbeïnvloeding hoort daar bij. De onderzoekers suggereren dat dit zo'n gecompliceerd proces is, dat de MFO's op dit gebied wellicht tot een taakverdeling zouden moeten komen.

Oordeel van het GOM.

Het Gemeenschappelijk Overleg Medefinancieringsorganisaties (GOM) stelt dat het rapport een goed overzicht biedt van de stand van zaken op dit relatief nieuwe beleidsterrein. De MFO's zijn verheugd over de in het algemeen positieve conclusies van de studie ten aanzien van de output, effecten en impact van de activiteiten op het gebied van certificering.

Wel maken de MFO's nog drie kantekeningen bij de suggesties van de onderzoekers. Ten aanzien van mogelijk controversiële effecten van certificeringsactiviteiten merken ze op dat voor programma's waarin wordt gewerkt met het FSC keurmerk, als basisprincipe geldt dat de rechten van de oorspronkelijke bevolking goed geregeld moeten zijn. Ten aanzien van de kanttekening van de onderzoekers, over de noodzaak van het bieden van technische assistentie naast financiële ondersteuning door de MFO's merken zij op dat dit een bredere opvatting van het takenpakket behelst dan de nu gangbare. MFOs zullen nooit zo ver gaan dat ze zelf technische expertise verschaffen, stellen de MFO's. Partnerorganisaties monitoren en implementeren zelf hun programma's; de benodigde technische expertise wordt door de MFOs gefaciliteerd en gefinancierd. Ten aanzien van aanbeveling 7, over samenwerking tussen de MFO's op het gebied van certificering, merkt het GOM op dat de MFO's verschillende visies hebben op certificering, en ook actief zijn binnen verschillende sectoren. Daarom wordt het door de MFOs vooralsnog niet opportuun geacht hier structureel gezamenlijk op in te zetten.

Follow-up.

De studie biedt duidelijke aanbevelingen voor de MFO's ten aanzien van de ontwikkeling van hun activiteiten op het gebied van keurmerken en het uitwerken van een eigenstandige rol daarin. Ik ga ervan uit dat de MFO's de aanbevelingen in hun beleid zullen betrekken.

De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven


Kenmerk

Blad /1

===