VERENIGING VNO-NCW

VNO-NCW: wil stroomlijning technostartersbeleid

Den Haag, 9 oktober 2002 - De overheid moet stimuleren dat er meer 'technostarters' komen. Het huidige versnipperde beleid dient daarvoor te worden gestroomlijnd tot één uitvoeringsorganisatie, 'TechnoPartner'. Dit schrijft de ondernemingsorganisatie VNO-NCW in een brief aan minister Heinsbroek van Economische Zaken.

Minister Heinsbroek heeft onlangs aangekondigd innovatie concreet te gaan aanpakken als speerpunt van zijn beleid, onder andere via 'incubators' (broedplaatsen voor innovatieve mkb-bedrijven). VNO-NCW juicht dit toe. Een significante verhoging van de aantallen technostarters (startende ondernemingen op basis van in kennisinstellingen en bedrijven ontwikkelde technologie) is gewenst omdat deze mede het innovatieve klimaat in Nederland bepalen. Het advies aan de minister vormt een handreiking hiervoor.

Er zijn nu ruwweg 1.000 tot 1.500 technostarters per jaar. Het percentage starters in innovatieve sectoren ligt in ons land met ongeveer 17 procent echter beduidend lager dan in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk (ongeveer 27 procent). Ook lijkt ons land relatief veel ICT-starters te produceren en weinig in andere innovatieve sectoren. VNO-NCW pleit voor een significante verhoging van de aantallen technostarters naar Angelsaksische niveaus.

Het huidige beleid bereikt dit echter niet. Het ministerie van Economische Zaken heeft in de afgelopen jaren maar liefst acht beleidsinstrumenten gelanceerd om technostarters te stimuleren. VNO-NCW vindt dit veel te versnipperd, terwijl de stimulering van technostarters juist een samenhangende aanpak van de knelpunten vergt. Er wordt langs elkaar heen gewerkt, met hogere uitvoeringskosten tot gevolg. Het moet mogelijk zijn om aan slagkracht te winnen, en technostarters effectiever, overzichtelijker en efficiënter te stimuleren.

VNO-NCW pleit daarom voor stroomlijning op basis van een nadere analyse van de actuele knelpunten. Dreamstart, Twinning, BioPartner, de drie Technostartersfondsen, en de op technostarters gerichte fondsen van de vijf regionale ontwikkelingsmaatschappijen zouden daarom in 2003 moeten worden ondergebracht bij één landelijke intermediaire uitvoeringsorganisatie ('TechnoPartner'). De door de huidige organisaties ontwikkelde instrumenten, procedures en communicatie worden daarbij samengebracht tot een uniform geheel voor technostarters in alle sectoren. Op deze manier kan worden geleerd van de ervaringen van goed lopende initiatieven zoals BioPartner. TechnoPartner krijgt na het afsluiten van een prestatiecontract de beschikking over instrumenten om de gesignaleerde knelpunten aan te pakken:

- een netwerk, o.a. van incubators en bedrijven die actief werken aan 'corporate venturing';

- grants voor het voorbereiden van een businessplan;
- risicokapitaal voor de opstartfase en kapitaal voor dure, specialistische apparatuur;

- budget voor de bevordering van startende ondernemers vanuit kennisinstellingen, bijv. via een 'Speakers Academy' en budget voor incubators.

TechnoPartner zou bij oprichting drie sectorale afdelingen kunnen omvatten: ICT, life sciences, en overig. De activiteiten en resultaten van TechnoPartner dienen jaarlijks via een onafhankelijke meting te worden gemonitord. Na een kritische evaluatie in 2006 moet worden bekeken of de activiteiten blijvend kunnen worden ondergebracht bij een gevestigde publieke organisatie, dan wel worden voortgezet of beëindigd.

(voor de volledige brief + bijlage zie www.vno-ncw.nl, dossier Innovatie en Kennisoverdracht).


---

-
De afdeling Media & Parlement is tijdens kantooruren te bereiken op
070-3490167 (anders via Roelf van der Kooij 06 512 84 588)

09 okt 02 15:24