Persbericht van de

Ingezonden persbericht


11 oktober 2002

Faculteit Sociale Wetenschappen

'De ondraaglijke stoutheid der wegloopers'

Hardnekking slavenverzet in Suriname deed bestuur wankelen

Veelal wordt aangenomen dat in de 17e en 18e eeuw de Afrikanen in Suriname willoos de slavernij hebben ondergaan. Dat is niet juist. Het veelal gewapend verzet van de voorouders van de Afro-Surinamers was zo groot dat de Nederlandse vestiging verscheidene malen dreigde ten onder te gaan. Tot deze conclusie komt drs. Frank Dragtenstein in zijn onderzoek waarop hij op 15 oktober promoveert aan de faculteit Sociale Wetenschappen.

Over de vlucht van slaven en aanvallen op de bezittingen van de planters in de eerste honderd jaar van het bestaan van Suriname als Nederlands grondgebied, is wel het een en ander bekend, maar een samenhangend totaalbeeld was er nog niet. Het proefschrift van Dragtenstein voorziet hierin.

Het verzet tegen slavernij nam in de eerste honderd jaar allerlei vormen aan. Ingrijpend waren vooral het aanhoudend vluchten van slaven naar de uitgestrekte bossen en de aanvallen op vooral suikerplantages. De bewindhebbers trachtten op allerlei manieren dit verzet te breken en namen daartoe allerlei maatregelen. De doodstraf als afschrikmiddel tegen achterblijvers en veelvuldige patrouille- en krijgstochten met het doel vluchtelingendorpen op te sporen, te vernietigen en de bewoners opnieuw tot slavernij te brengen. Volgens Dragtenstein was het succes hiervan beperkt en niet blijvend. De vele patrouille - en krijgstochten tegen vluchtelingenleiders (Marronleiders) als Bongo, Coffy, Claas en Pedro konden het tij niet keren.

Deze vrijheidstrijders waren volgens de promovendus zeer bedreven in guerrillatechnieken en hadden bovendien een goede organisatie achter zich. De verzuchting van meerdere bewindhebbers was dan ook dat de stoutheid van de Marrons zo 'ondraaglijk' was geworden dat een vredesverdrag noodzakelijk werd om het voortbestaan van de kolonie te waarborgen.

Bij de Tempatieopstand in het midden van de 18e eeuw, verlieten ongeveer vijfhonderd slaven een aantal plantages en sloten zich aan bij de vluchtelingen. Hierdoor was de druk op planters en bestuur in Suriname zo groot geworden dat voor het voortbestaan van de kolonie, het bestuur niet anders kon dan in 1760, 1762 en 1768 vrede te sluiten met de belangrijkste vluchtelingengemeenschappen (Marrons) de Aucaners, de Saramaka en de Matawai. Door de vrede week het gevaar van de ondergang maar het bracht geen rust in de kolonie.

Dinsdag 15 oktober 2002 om 10.30 uur
Academiegebouw, Domplein 29, Utrecht
Promotie: 'De ondraaglijke stoutheid der wegloopers'. Marronage en koloniaal beleid in Suriname, 1667-1768.'
Drs. R.F. Dragtenstein, faculteit Sociale Wetenschappen Voorlichter Johan Vlasblom, (030) 253 4073, j.vlasblom@csc.uu.nl