64 Gemeenten trekken zich lot aan van asielzoekers
In een brief aan demissionair minister Nawijn van Vreemdelingenzaken spreken 64 gemeenten en de stichting INLIA hun grote zorg uit over asielzoekers die uit de opvang worden gezet terwijl zij nog niet kunnen of hoeven terug te keren naar hun land van herkomst. Het gaat onder meer om mensen die nog een procedure hebben lopen die zij in Nederland mogen afwachten. De 64 gemeenten worden regelmatig geconfronteerd met grote groepen mensen die weinig andere keuzes hebben dan in Nederland op straat rond te zwerven, omdat de Nederlandse rijksoverheid hen enerzijds toestemming geeft in Nederland te verblijven, maar hen anderzijds opvangvoorzieningen onthoudt.
Behalve deze legaal verblijvenden, worden ook uitgeprocedeerde
asielzoekers die om technische redenen niet weg kunnen, toch op straat
gezet. Het gaat met name om mensen uit Noord-Irak en Somalië. De
gemeenten vinden dit niet alleen uit humanitair oogpunt
onaanvaardbaar, maar menen dat dit rijksbeleid ook ernstige risico's
met zich meebrengt op het gebied van openbare orde en de
volksgezondheid. Onder protest financieren gemeenten zelf noodopvang
om deze mensen van de straat te halen.
De gemeenten en de stichting INLIA doen een klemmend beroep op
minister Nawijn om vreemdelingen die rechtmatig in Nederland
verblijven op grond van een procedure die in Nederland afgewacht mag
worden en op dit moment uitgesloten worden van opvangvoorzieningen,
toch opvang te bieden.
Daarnaast verzoeken zij de minister om opvangvoorzieningen voor
asielzoekers uit Noord-Irak en Somalië niet te beëindigen. Een
veertigtal gemeenten deed in juni al een appel op de toenmalig
staatssecretaris Kalsbeek om het opvangbeleid voor deze twee groepen
te wijzigen. In haar antwoord van 14 juni liet de staatssecretaris
weten hiervoor geen aanleiding te zien.
De 64 gemeenten en de stichting INLIA schrijven minister Nawijn dat de
terugkeer naar Somalië nog steeds niet mogelijk is omdat er geen
centraal gezag is in Somalië. Als gevolg hiervan zijn er geen
Somalische overheidsinstellingen of vertegenwoordigingen in Europa die
rechtsgeldige reisdocumenten kunnen verschaffen. Van Somaliërs die met
assistentie van de IOM (Internationale Organisatie voor Migratie)
zouden zijn teruggekeerd, is niet bekend of zij ook op hun bestemming
zijn aangekomen. Ook zijn er gerede twijfels over de rechtsgeldigheid
van de documenten waarmee zij hebben gereisd.
Wat betreft de asielzoekers uit Noord-Irak, werken de doorreislanden
Syrië en Turkije momenteel niet mee aan hun terugkeer. Terugkeer via
Iran is ook geen optie omdat met de Iraanse autoriteiten nog geen
afspraken zijn gemaakt. De twee regionale Koerdische regeringen in
Noord-Irak hebben bovendien laten weten alleen mee te willen werken
met vrijwillige terugkeer van eigen onderdanen. Een van beide
regeringen (de regering geleid door de Patriotic Union of Kurdistan)
heeft bovendien expliciet aangegeven dat er geen sprake kan zijn van
vrijwillige terugkeer wanneer mensen pas kiezen voor terugkeer nadat
zij door de Nederlandse overheid op straat zijn gezet. Voor de
asielzoekers uit Centraal-Irak heeft de toenmalige staatssecretaris
Kalsbeek een vertrekmoratorium ingesteld. Gemeenten en INLIA bepleiten
ook een vertrekmoratorium voor de mensen uit Noord-Irak en Somalië en
terugkeer in de opvangvoorzieningen totdat een reëel terugkeerbeleid
is gerealiseerd.
De gemeenten en stichting INLIA vragen de minister ten slotte om geen
opvangvoorzieningen te beëindigen voor vreemdelingen die actief en
controleerbaar meewerken aan hun terugkeer naar het land van herkomst.
Ook behouden zij dan een vaste verblijfplaats zodat er een adres is
waar eventueel voor terugkeer benodigde documenten naar toe kunnen
worden gestuurd. Ook het IOM heeft zich recent in deze zin
uitgesproken.
Utrecht 31-10-2002