Vuurwapens gezocht
Vuurwapengebruik, -bezit en -handel in Nederland 1998 2000
Tilburg, juli 2002
A.C. Spapens
M.Y. Bruinsma
IVA Tilburg
---
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en
Documentatiecentrum (WODC), op verzoek van de Directie Opsporingsbeleid van het
directoraat-generaal Rechtshandhaving van het ministerie van Justitie. Het project
werd begeleid door:
J. Naeyé Vrije Universiteit Amsterdam
F. Beijaard Ministerie van Justitie, WODC
M. Grapendaal Korps Landelijke Politiediensten, dienst NRI
H. Ham Korps Landelijke Politiediensten, dienst NRI
A. Moolenaar Ministerie van Justitie, DGRH
P. Oskam Rechtbank Den Haag
G. de Vlieg Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, RBWM
Uitgever: IVA
Tilburg
Warandelaan 2, Postbus 90153, 5000 LE Tilburg
Telefoonnummer: 013 - 4668480, telefax: 013 - 4668477
Vormgeving: Monique
Seebregs-Dielen
Bea van Wijk
Drukwerk: Van Spaendonck Drukkerij B.V., Tilburg
2002 WODC ISBN 90-6835-378-0
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of worden openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het ministerie van Justitie. Het gebruik van cijfers en/of tekst als toelichting of ondersteuning bij artikelen, boeken en scripties is toegestaan, mits de bron duidelijk is vermeld.
II
Voorwoord
Voor u ligt het rapport 'Vuurwapens gezocht'. Dit rapport vormt de weerslag
van een onderzoek naar illegaal vuurwapenbezit, -gebruik en -handel in
Nederland, in de jaren 1998 - 2000. Het project had tot doel om de aard en de
omvang hiervan in kaart te brengen.
Informatie over vuurwapengebruik en -bezit bleek in Nederland in de onder-
zochte jaren bij de politie of andere instanties niet of nauwelijks gecentraliseerd
voorhanden. Ook de kennis over de binnenlandse handel in handvuurwapens is
hooguit fragmentarisch. De onderzoekers hebben dan ook een grote krachts-
inspanning moeten leveren, waarbij een veelheid aan bronnen is benut. De
belangrijkste bron was de basisregistratie van de politie, die in alle 25
politieregio's uitgebreid is geraadpleegd om informatie te verkrijgen over
incidenten met vuurwapens, de inbeslagname ervan en de handel. Wij zijn
daarbij grote dank verschuldigd aan alle contactpersonen in de regio's die het
mogelijk maakten inzage te krijgen in gegevensbestanden en die de onder-
zoekers, gedurende de dagen dat zij bezig waren met hun werkzaamheden, met
grote welwillendheid hebben ingewijd in hun inzichten en informatie omtrent
vuurwapengerelateerde criminaliteit. Dit heeft een onmisbare bijdrage geleverd
aan het 'leggen van de puzzel'. Onze speciale dank gaat uit naar Bas Muilwijk
en Yvonne Libregts van het Regionale Bureau Wapens en Munitie in de
politieregio Brabant Noord, die de onderzoekers ruim vier maanden een
centraal punt hebben willen bieden waarvandaan gegevensverzameling kon
plaatsvinden. Uiteraard bedanken wij langs deze weg ook alle andere infor-
manten die door middel van interviews of het aanleveren van documentatie een
bijdrage hebben geleverd aan dit rapport.
Toine Spapens
Monique Bruinsma
---
II
Inhoudsopgave
Samenvatting................................................................................... 1
1 Inleiding................................................................................. 13
1.1 Leeswijzer................................................................................ 13
1.2 Achtergrondschets ...................................................................... 14
1.3 Doelstelling van het onderzoek ....................................................... 17
1.4 Methodologie ............................................................................ 18
2 Definities en afbakening...............................................................25
2.1 Inleiding................................................................................... 25
2.2 Omschrijving van vuurwapens......................................................... 26
2.3 Illegaal
vuurwapengebruik ............................................................. 27
2.4 Handel
vuurwapens...................................................................... 27
3 Vuurwapengebruik.....................................................................29
3.1 Inleiding................................................................................... 29
3.2 Schatting van het aantal vuurwapenincidenten...................................... 30
3.3 Vuurwapenincidenten naar type ....................................................... 36
3.4 Vuurwapenincidenten en het gebruikte vuurwapen ................................ 40
3.5 Oplossing van vuurwapenincidenten.................................................. 43
3.6 Samenvatting
hoofdstuk
3 .............................................................. 45
4 Inbeslagname van vuurwapens...................................................... 47 4.1 Inleiding................................................................................... 47 4.2 Aard en omvang van in beslag genomen vuurwapens ............................. 47 4.3 Omstandigheden van inbeslagname ................................................... 56
---
4.4 Motieven voor vuurwapenbezit........................................................ 61
4.5 Samenvatting
hoofdstuk
4 .............................................................. 62
5 Achtegronden van bezitters en gebruikers van een handvuurwapen.......65
5.1 Inleiding................................................................................... 65
5.2 Invalshoeken voor profilering ......................................................... 67
5.2.1 Risicofactoren ........................................................................... 68
5.2.2 Antecedenten............................................................................. 69
5.2.3 Globale risicoprofielen verdachten van vuurwapengerelateerde delicten...... 71
5.3 Empirische
bevindingen ................................................................ 72
5.3.1 Risicofactoren ........................................................................... 72
5.3.2 Antecedenten............................................................................. 78
5.4 Risicoprofielen ........................................................................... 80
5.5 Samenvatting
hoofdstuk
5 .............................................................. 84
6 Vuurwapens in de drugswereld.....................................................87
6.1 Inleiding................................................................................... 87
6.2 Vuurwapenbezit bij drugsverslaafden ................................................ 88
6.3 Dealers van harddrugs die in direct contact staan met afnemers ................ 90
6.4 Georganiseerde criminele groeperingen in de drugswereld....................... 92
6.5 Hennepkwekers en coffeeshopeigenaars ............................................. 96
6.6 Samenvatting
hoofdstuk
6 .............................................................100
7 De wereld van overvallers...........................................................103
7.1 Inleiding..................................................................................103
7.2 Eenmalige
overvallen ..................................................................104
7.3 Verdachten die regelmatig overvallen plegen ......................................108
7.4 Samenvatting
hoofdstuk
7 .............................................................110
8 Jonge, recent geïmmigreerde, Antilliaanse mannen...........................113
8.1 Inleiding..................................................................................113
8.2 Relaties met andere criminele activiteiten ..........................................115
8.3 Gewelddadigheid en culturele aspecten .............................................118
8.4 Persistentie van conflicten.............................................................120
8.5 Samenvatting
hoofdstuk
8 .............................................................121
IV
9 Vuurwapengebruik
bij
relatieproblemen ........................................123
9.1 Inleiding..................................................................................123
9.2 Relatieproblemen in combinatie met activiteiten in andere
criminele
werelden......................................................................124
9.3 Relatieproblemen in combinatie met andere risicofactoren......................126
9.4 Relatieproblemen in combinatie met een beperkt risicoprofiel..................128
9.5 Samenvatting
hoofdstuk
9 .............................................................129
10 De omvang van het illegale vuurwapenbezit in Nederland..................131
10.1 Inleiding..................................................................................131
10.2 Bevindingen uit eerder onderzoek ...................................................132
10.3 Schattingen op basis van inbeslagnamegegevens ..................................134
10.4 Schattingen van de 'markt' voor illegale vuurwapens ............................136
10.5 Samenvatting hoofdstuk 10............................................................141
11 Handel in illegale vuurwapens in Nederland....................................143
11.1 Inleiding..................................................................................143
11.2 'Import' van vuurwapens in Nederland .............................................144
11.3 Handel in vuurwapens: verklaringen van aangehouden verdachten............148
11.4 Handel in vuurwapens: informatie uit opsporingsonderzoek ....................152
11.5 De mogelijke rol van de legale Nederlandse wapenhandel ......................157
11.6 Omvang van de binnenlandse handel ................................................160
11.7 Samenvatting hoofdstuk 11............................................................162
12 Beantwoording van de onderzoeksvragen.......................................165
12.1 Inleiding ..................................................................................165 12.2 Schattingen van omvang illegaal vuurwapenbezit, -gebruik en handel.......165 12.3 Typering van vuurwapenbezitters, -gebruikers en handelaars ..................170 Summary........................................................................................173 Geraadpleegde literatuur ...................................................................177
---
Bijlagen..........................................................................................181
Bijlage 1: Onderzoeksverantwoording ....................................................183
1. Inleiding .......................................................................183
2. Verzameling van gegevens over vuurwapengebruik ...................184
3. Verzameling van gegevens over inbeslagnames ........................188
4. Verzameling van achtergrondinformatie over verdachten.............190
5. Verzameling van gegevens over de binnenlandse handel .............191
Bijlage 2: Lijst van informanten ...........................................................193
Bijlage 3: Inbeslagnamegegevens per regio ..............................................197
VI
Samenvatting
Veiligheid is één van de bepalende thema's in het publieke debat in Nederland.
De kans slachtoffer te worden van een geweldsdelict bepaalt in hoge mate het
(on)veiligheidsgevoel van de burger. Zeker wanneer een vuurwapen in het spel
is nemen de traumatiserende effecten en ook de kans op fysiek letsel navenant
toe. Bij politici en beleidsmatig verantwoordelijken bestaat de indruk dat het
bezit en gebruik van handvuurwapens in de afgelopen jaren is toegenomen.
Zeker is dit niet: vanaf 1998 tot 2000 konden geen landelijke cijfers meer
worden gepresenteerd, omdat de cijfers in de meeste regiokorpsen daarvoor te
onbetrouwbaar werden geacht. Vanaf 1 januari 2001 is het Vuurwapen
DataSysteem (VDS) operationeel, waarin inbeslagnames en vuurwapeninciden-
ten kunnen worden vastgelegd, maar helemaal opgelost is het registratie-
probleem daarmee nog niet omdat nog niet alle politieregio's voor adequate
aanlevering van gegevens zorgdragen.
Voor het ministerie van Justitie vormde dit informatiegebrek de aanleiding om
onderzoek te laten uitvoeren naar de ontwikkeling in de aard en omvang van de
vuurwapencriminaliteit in Nederland voor de periode 1998 2000. Dit onder-
zoek diende zowel het vuurwapengebruik, het -bezit alsook de binnenlandse
handel in kaart te brengen. Voorts diende het onderzoek inzicht te geven in de
vraag wie de gebruikers, bezitters en handelaars zijn. Het betreffende onder-
zoek is uitgevoerd door IVA Tilburg van oktober 2001 tot en met juni 2002.
Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden is een veelheid van bronnen gebruikt. De belangrijkste daarvan was de basisregistratie van de 25 regio- politiekorpsen en de Koninklijke Marechaussee. Vanuit die registratie is zo goed mogelijk nagegaan welke vuurwapenincidenten zich hebben voorgedaan en hoeveel en welke vuurwapens in beslag zijn genomen. Verder zijn de achter- gronden van in totaal 534 vuurwapengebruikers en -bezitters in kaart gebracht.
---
Deze informatie is aangevuld met informatie uit 22 interviews met gedeti-
neerden die kennis dragen van de vuurwapenwereld. Voorts is gesproken met
praktijkdeskundigen van de politie en andere relevante instanties, alsmede de
legale vuurwapenhandel. Tot slot is relevante (openbare en niet-openbare)
documentatie geraadpleegd.
Ontwikkeling van het aantal vuurwapenincidenten
Vuurwapencriminaliteit is door gebrek aan harde informatie een terrein waarop
beeldvorming en emoties een belangrijke rol spelen. Het gevoel bestaat dat het
vuurwapengebruik almaar toeneemt en bovendien ernstiger van karakter wordt.
Een van de belangrijkste onderzoeksvragen is dan ook of het aantal vuurwapen-
incidenten is toegenomen in de onderzochte jaren en of de gewelddadigheid
groter is geworden.
Om te beginnen dient te worden beseft dat bij lang niet alle incidenten waarbij
sprake is van een vuurwapen daadwerkelijk een scherpschietend vuurwapen in
het spel hoeft te zijn geweest. Voor een succesvolle bedreiging volstaat het
evengoed om gebruik te maken van een plastic imitatiewapen of een gas- of
alarmwapen. Het effect op het slachtoffer is in beide gevallen weinig verschil-
lend, tenzij er daadwerkelijk is geschoten en letsel toegebracht.
Het aantal vuurwapenincidenten is in kaart gebracht door middel van een inven-
tarisatie van de bij de politie gemelde incidenten waarbij met een vuurwapen is
geschoten of gedreigd. Dit kon niet bij alle regio's op dezelfde wijze. In vijf
regio's kon een volledig beeld worden verkregen van het aantal incidenten. In
vijftien regio's en bij de Koninklijke Marechaussee (KMAR) kon uit het
Bedrijfsprocessensysteem (BPS) informatie worden verkregen omtrent 70
procent van het aantal vuurwapenincidenten. Dit percentage is aangevuld met
een schatting. In één regio (Flevoland) is een vergelijkbare exercitie uitgevoerd
middels raadpleging van het basisregistratiesysteem Xpol. In twee regio's is
gebruik gemaakt van registratiegegevens uit het Herkenningsdienstsysteem
(HKS). In één regio (Amsterdam-Amstelland) is deels gebruik gemaakt van
HKS-gegevens, maar zijn totalen met betrekking tot het vuurwapengebruik
gebaseerd op informatie uit jaarverslagen van het regiokorps. Uit de resterende
regio (Friesland) kon op geen van bovengenoemde manieren betrouwbare
informatie worden verkregen.
De gegevens omtrent vuurwapengebruik zijn derhalve gebaseerd op vier-
entwintig van de vijfentwintig Nederlandse politieregio's en op de gegevens van
de KMAR. Het aantal vuurwapenincidenten in Nederland is geschat op 4.881
2
voorvallen in 1998, 5.155 incidenten in 1999 en 4.617 gevallen in 2000. Het
aantal vuurwapenincidenten stijgt in 1999 derhalve met zo'n vijf procent ten
opzichte van het voorgaande jaar, maar in het jaar 2000 is landelijk gezien een
daling met ruim tien procent zichtbaar. Het is niet duidelijk waar deze piek in
het aantal vuurwapenincidenten in 1999 door veroorzaakt wordt. Ook kan op
basis van waarnemingen in slechts een drietal jaren niet gesproken worden van
een trend.
Naar afzonderlijke regio's beschouwd is het niettemin opmerkelijk dat het
aantal vuurwapenincidenten in drie van de vier grootstedelijke regio's afneemt,
namelijk in Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnmond en Haaglanden. Daar
staat tegenover dat in andere regio's sprake is van een (soms aanzienlijke)
stijging, met name in de regio's Midden- en West-Brabant, Flevoland en
Limburg-Noord, alsmede bij de Koninklijke Marechaussee (KMAR), of van
een sterke piek in het aantal vuurwapenincidenten in 1999, zoals in Brabant-
Noord en Gelderland-Midden.
Gemiddeld vonden in Nederland 30 vuurwapenincidenten per 100.000 inwoners
plaats in het jaar 2000. Het aantal vuurwapenincidenten is verreweg het
grootste in Amsterdam-Amstelland (72 incidenten per 100.000 inwoners). Ook
Rotterdam-Rijnmond (42) en Brabant-Noord (40) scoren relatief hoog. De
regio's Drenthe (14) en Zeeland (13) laten het geringste aantal vuurwapen-
incidenten per 100.000 inwoners zien.
De meest voorkomende delictcategorieën waarbij een vuurwapen wordt
gebruikt zijn overval/straatroof (38%) en bedreiging (37%). Vuistvuurwapens
worden het meest gebruikt. Geweren spelen nauwelijks een rol (2%). Ook het
gebruik van zware wapens zoals automatische wapens of explosieven wordt
weinig gemeld (1% - 2%). De politie slaagt er in iets meer dan de helft van de
gevallen in een verdachte aan te houden. In ongeveer een kwart van de gevallen
wordt ook het vuurwapen in beslag genomen. Deze cijfers verschillen nauwe-
lijks in de onderzochte jaren.
Bij ongeveer een vijfde deel van de vuurwapenincidenten is daadwerkelijk
geschoten. De zwaarte van het geweld verschilt weinig tussen de regio's en in
de tijd, wanneer de aard van het incident (schieten of dreigen) in aanmerking
wordt genomen. Wel kan worden geconcludeerd dat in de grootstedelijke
regio's relatief meer wordt gedreigd met een vuurwapen. Dit hangt samen met
het feit dat overvallen en straatroof in deze regio's een groter deel van het
aantal vuurwapenincidenten uitmaken en dat verhoudingsgewijs veel overvallen
---
en straatroven worden gepleegd met een imitatiewapen, waarmee niet kan
worden geschoten.
In de regio Noord-Holland Noord is de kans dat daadwerkelijk wordt geschoten
bij een delict het grootst (50%). In de regio's Rotterdam-Rijnmond en
Amsterdam-Amstelland blijft het relatief vaker bij bedreiging (85%).
Het antwoord op de vraag of voor de Nederlandse burger de kans om bij een
vuurwapendelict betrokken te raken is toegenomen moet gemiddeld genomen
ontkennend worden beantwoord, althans voor zover het de jaren 1998 2000
betreft. Per regio zijn echter verschillende ontwikkelingen zichtbaar, namelijk
zowel dalingen als stijgingen van het aantal incidenten.
Het antwoord op de vraag of de zwaarte van het vuurwapengeweld is toegeno-
men luidt eveneens ontkennend. Het aantal incidenten waarbij daadwerkelijk
wordt geschoten blijft in de onderzochte jaren vrijwel constant in vergelijking
met het aantal bedreigingen met een vuurwapen. Daarmee is overigens niet
gezegd dat andere vormen van gewelddadigheid rondom een vuurwapenincident
(fysiek geweld, slaan met het vuurwapen, verbale bedreiging, et cetera.) stabiel
zijn gebleven. Dit kon in het onderhavige onderzoek niet in kaart worden
gebracht.
Inbeslagname van vuurwapens
Het aantal scherpschietende vuurwapens dat door de politie in beslag wordt
genomen vertoont vanaf 1995 tot en met 1999 een stijgende lijn. In 1995
werden 992 scherpe vuurwapens aangetroffen en dat aantal stijgt tot 2.576
exemplaren in 1999. In het jaar 2000 is voor het eerst sprake van een daling
naar 2.463 in beslag genomen vuurwapens. Het aantal in beslag genomen
pistolen en revolvers blijft vrijwel constant. Het aantal aangetroffen automa-
tische wapens (machinepistolen) stijgt onafgebroken van 1997 tot en met 2000.
Gemiddeld nam de politie in het jaar 2000 per 100.000 inwoners 16 scherp- schietende vuurwapens in beslag. Uitschieters zijn de politieregio's Amsterdam- Amstelland (58 per 100.000 inwoners), Rotterdam-Rijnmond (34), Gooi en Vechtstreek (27), Zaanstreek-Waterland (26) en Limburg-Zuid (22). De ver- schillen tussen regio's worden enigszins genuanceerd door het feit dat de kwaliteit van de registratie sterk wisselt. De twee eerstgenoemde korpsen, alsmede Zaanstreek-Waterland, beschikken allen over een goede registratie van het aantal in beslag genomen scherpschietende vuurwapens. In sommige korp- sen waar een zeer klein aantal vuurwapens wordt aangetroffen kan dit direct in verband worden gebracht met een matige kwaliteit van de registratie.
4
Niet-scherpschietende vuurwapens krijgen doorgaans minder aandacht dan
scherpschietende vuurwapens. Dat is onterecht, aangezien dergelijke wapens
niet of nauwelijks van echt te onderscheiden zijn en derhalve uitstekend
geschikt zijn om mee te dreigen. Bovendien kunnen dergelijke vuurwapens
relatief gemakkelijk worden verkregen. Zij maken in de praktijk dan ook een
belangrijk deel uit van het totale aantal overtredingen van de
'vuurwapenartikelen' in de Wet Wapens en Munitie. In het jaar 2000 werden
bijvoorbeeld 1.554 gas- en alarmwapens en 1.781 imitatiewapens in beslag
genomen, tegenover 2.463 scherpschietende vuurwapens. Het aantal in beslag
genomen gas- en alarmwapens vertoont een vergelijkbare ontwikkeling met de
hoeveelheid scherpschietende vuurwapens die wordt aangetroffen. Het aantal
door de politie geregistreerde imitatiewapens stijgt met name in 1999 scherp ten
opzichte van 1998 maar neemt weer af in het jaar 2000.
De politie krijgt vuurwapens in het bezit omdat ze vrijwillig worden ingeleverd (18%), worden gevonden bij huiszoekingen of na controles (52%) en worden aangetroffen op heterdaad tijdens incidenten waarbij ze daadwerkelijk zijn gebruikt (30%). Vuurwapengebruik kan betekenen dat een schietincident of bedreiging van personen met het vuurwapen heeft plaatsgevonden. Het kan ook gaan om jongeren die op straat spelen met imitatiewapens of met 'balletjes- pistolen' en daarmee schieten op bijvoorbeeld bushokjes of verkeersborden.
Achtergronden van bezitters en gebruikers
Verdachten van vuurwapencriminaliteit zijn getypeerd aan de hand van risico-
factoren enerzijds en criminele antecedenten anderzijds. De gemiddelde
verdachte van een vuurwapendelict kan als volgt worden getypeerd.
95 procent van de aangehouden verdachten is man. De meeste verdachten zijn
tussen de 20 en 30 jaar oud en de gemiddelde leeftijd is 24 jaar. Verdachten
van vuurwapengerelateerde criminaliteit zijn ouder dan de gemiddelde gewelds-
plegers en hebben vaak al een criminele carrière gemaakt. 20 procent van de
aangehouden verdachten kwam eerder in aanraking met de politie terzake vuur-
wapenbezit of -gebruik. 45 procent heeft antecedenten terzake andere gewelds-
delicten. 11 procent heeft geen antecedenten. Het aantal first-offenders ligt bij
vuurwapendelicten aanzienlijk lager dan bij andere vormen van geweldscrimi-
naliteit.
Allochtonen zijn oververtegenwoordigd als het gaat om vuurwapendelicten. Dit
geldt het meest voor verdachten van Antilliaanse afkomst (18x oververtegen-
---
woordigd ten opzichte van het bevolkingsaandeel). Ook bewoners van woon-
wagenkampen zijn sterk oververtegenwoordigd als het gaat om vuurwapen-
delicten (15x).
De dagbesteding van de aangehouden verdachten wijkt sterk af van die van de
gemiddelde burger. Slechts 27 procent van de aangehouden verdachten werkt of
gaat naar school. 17 procent heeft een uitkering of is arbeidsongeschikt. 23
procent van de verdachten heeft criminaliteit als belangrijkste inkomstenbron. 8
procent heeft noch een uitkering, noch werk. Voorts is 21 procent verslaafd
aan, of regelmatig gebruiker van harddrugs. 27 procent heeft een alcohol-, gok-
of andere verslaving en 13 procent van de aangehouden verdachten beschikt
niet over een vaste woon of verblijfplaats.
De voor een vuurwapendelict aangehouden verdachten zijn voor het overgrote
deel actief in het criminele circuit. In 40 procent van de gevallen betreft het
personen die actief zijn in de drugswereld. Voorts wordt 40 procent van de
vuurwapengerelateerde delicten gepleegd door personen die actief zijn in de
overvalwereld. Jonge, recent in Nederland geïmmigreerde mannen van Antil-
liaanse afkomst zijn verantwoordelijk voor 13 procent van de vuurwapengerela-
teerde delicten. Tot slot vloeit 15 procent van de vuurwapendelicten voort uit
relatieproblematiek.
Deze groepen overlappen elkaar gedeeltelijk of zelfs in belangrijke mate. Zo is
een kwart van de overvallers tevens verslaafd aan drugs en zijn de terzake
vuurwapendelicten aangehouden recent geïmmigreerde jonge Antilliaanse man-
nen nagenoeg zonder uitzondering actief betrokken bij de handel in drugs, bij
de prostitutie (als pooier) of bij overvalcriminaliteit. Wanneer bij relatieproble-
men gebruik wordt gemaakt van een vuurwapen betreft het eveneens vaak
personen (mannen) die bindingen hebben met het criminele circuit.
Rekening houdend met deze overlap van de belangrijkste groepen van vuur-
wapenbezitters en -gebruikers omvatten deze vier hoofdcategorieën (drugs-
criminelen, overvallers, jonge Antilliaanse mannen, relatieproblemen) geza-
menlijk zo'n 80 procent van de vuurwapengerelateerde delicten.
Vuurwapens in de drugswereld
In de drugswereld kan nader onderscheid worden gemaakt tussen verslaafden
aan harddrugs, dealers die in direct contact staan met afnemers, personen die
deel uitmaken van georganiseerde criminele groeperingen die zich bezighouden
met de productie en -smokkel van (hard-)drugs en personen die zich bezig-
6
houden met het kweken van hennep en de verhandeling van softdrugs in
coffeeshops.
De behoefte aan vuurwapens bij verslaafden vloeit in de eerste plaats voort uit
de wens de eigen veiligheid te garanderen. Vaak is sprake van bedreiging door
drugsleveranciers vanwege schulden van of oplichtingspraktijken door de
verslaafden. Een klein deel van de verslaafden pleegt gewapende overvallen en
gebruikt het vuurwapen voor dat doel.
Dealers in harddrugs die in direct contact staan met klanten hebben vooral
behoefte aan een vuurwapen ter beveiliging tegen roof van hun drugsvoorraad
door andere criminelen of verslaafden (rippen), of tegen lastige klanten. Bij
deze groep worden zowel scherpschietende vuurwapens als gas-/alarm- en
imitatiewapens aangetroffen.
Bij georganiseerde criminele groeperingen die zich bezighouden met de produc-
tie en smokkel van (hard-)drugs is het vuurwapenbezit het wijdst verbreid,
waaronder ook zwaardere wapens zoals machinepistolen. De rol van vuur-
wapens is hier in de eerste plaats afschrikking en beperking van de risico's van
oplichting en wanbetaling door samenwerkingspartners.
Hennepkwekers lopen vooral het risico dat zij beroofd worden van hun oogst of
van de financiële opbrengsten van de teelt. Zij verkeren doorgaans niet in de
positie om een scherpschietend vuurwapen te kunnen aanschaffen. Het vuur-
wapenbezit beperkt zich in deze kringen vaak tot imitatiewapens en gas-
/alarmwapens. Eigenaren van coffeeshops nemen een aparte positie in: zij lopen
vooral risico op beroving en op intimidatie door concurrenten. Bij coffeeshop-
eigenaren worden doorgaans scherpschietende vuurwapens aangetroffen.
Vuurwapens in de wereld van overvallers
Binnen de wereld van de overvallers kan onderscheid worden gemaakt tussen
personen die eenmalig een overval of straatroof plegen, al dan niet gepaard
gaand met veel voorbereidingshandelingen en degenen die dit met regelmaat
doen, eveneens al dan niet planmatig.
Overvallers (en straatrovers) die eenmalig en impulsief een dergelijk delict
plegen zijn doorgaans jeugdig (16 20 jaar). In de meeste gevallen maken zij
gebruik van een imitatiewapen of een gas- of alarmwapen. Wanneer jeugdige
daders over een scherpschietend vuurwapen beschikken was het wapen vrijwel
altijd al in huis (bijvoorbeeld in het bezit van vader of een criminele broer) en
hebben zij het 'geleend zonder te vragen'. Het feit dat één van de jongeren in
---
een groepje beschikt over een, al dan niet scherpschietend, vuurwapen vormt
doorgaans de aanleiding om er een overval of straatroof mee te plegen.
Een subcategorie van eenmalige overvallers zijn degenen die overgaan tot roof
om andere problemen op te lossen, meestal schulden. Zij zijn doorgaans ouder
(20+) en gaan meer planmatig te werk. Het vuurwapen wordt specifiek voor de
gelegenheid aangeschaft. Er wordt zowel gebruik gemaakt van scherpschietende
als niet-scherpschietende vuurwapens.
Jeugdige daders kunnen ook op regelmatige basis overvallen en straatroven
gaan plegen, wanneer een eerste poging succesvol is geweest. Deze categorie
verdachten is vergelijkbaar met jeugdige daders die voor de eerste keer een
overval of straatroof plegen. Zij gaan zonder veel voorbereiding te werk.
Een tweede subgroep van verdachten die op regelmatige basis overvallen plegen
zijn degenen die verslaafd zijn aan harddrugs en door middel van gewapende
overvallen voorzien in de voor die verslaving benodigde financiën. Slechts een
klein deel van de verslaafden kiest echter voor deze optie.
Tot slot kan een profiel worden onderscheiden van verdachten die planmatig en
regelmatig overvallen plegen. Deze groep is gemiddeld ouder (25 35) en heeft
reeds een criminele carrière gemaakt. Zij houden zich enerzijds bezig met
overvallen op goed bewaakte objecten, zoals geldinstellingen of -transporten.
Anderzijds vormen collega-criminelen een aantrekkelijk doelwit voor deze cate-
gorie overvallers, zeker wanneer ze over veel cash geld beschikken en niet de
indruk wekken zich met (wapen-) geweld te zullen verdedigen. Bij deze min of
meer professioneel opererende overvallers worden vrijwel altijd scherpschie-
tende vuurwapens aangetroffen, waaronder ook zwaardere wapens (machine-
pistolen). Bij deze categorie verdachten is het risico gemiddeld het grootst dat
de overval uitloopt op een schietincident waarbij doden of gewonden vallen.
Jonge, recent geïmmigreerde Antilliaanse mannen
Jonge, recent in Nederland geïmmigreerde mannen van Antilliaanse afkomst
vormen in relatie tot vuurwapenbezit en -gebruik een aparte risicocategorie. Het
gaat om een groep die laag is opgeleid, niet beschikt over werk en soms ook
niet over een uitkering, die vaak zonder vaste woon- of verblijfplaats in
Nederland is (of in hoge mate mobiel tussen verschillende steden) en de Neder-
landse taal slecht machtig is. Opmerkelijk is dat deze categorie verdachten
relatief gemakkelijk aan scherpschietende vuurwapens kan komen. Dat geldt
ook voor personen die nog maar zeer kort in Nederland verblijven. Daarbij
moet echter wel worden aangetekend dat veel verdachten op de Antillen reeds
8
een crimineel verleden hebben en vaak al minstens één gevangenisstraf hebben
uitgezeten alvorens zij naar Nederland komen.
Het risico op betrokkenheid bij vuurwapenincidenten wordt in de eerste plaats
bepaald door het feit dat degenen in deze categorie die als verdachte zijn aan-
gehouden vrijwel allemaal actief zijn in drugswereld, de prostitutie en met het
plegen van overvallen. In de tweede plaats leiden beledigingen in het openbaar
vaak tot langdurige gewelddadige conflicten met wraak over en weer. Mogelijk
speelt een 'eercultuur' hier een rol, maar waarschijnlijker is dat deze groep
zodanig los staat van de Nederlandse (en Antilliaanse) gemeenschap dat het
ontbreekt aan reguliere verbanden waarin conflicten op vreedzame wijze kun-
nen worden beslecht.
Vuurwapens en relatieproblematiek
Relatieproblemen vormen een belangrijke trigger voor vuurwapengebruik. Het
wapen is in die gevallen doorgaans al voorhanden. Het komt minder vaak voor
dat een vuurwapen specifiek naar aanleiding van relatieproblemen wordt aan-
geschaft. Dat laatste kan echter wel een rol spelen in familieruzies, zo blijkt uit
het casusmateriaal.
Het daadwerkelijke gebruik van vuurwapens bij relatieproblemen hangt vaak
samen met de aanwezigheid van andere risicofactoren en betrokkenheid van de
verdachte bij andere criminele activiteiten. In deze gevallen is de kans ook rela-
tief groot dat het vuurwapen bij een andere gelegenheid zou zijn gebruikt.
Het gebruik van vuurwapens bij relatieproblemen kan niet in verband gebracht
worden met specifieke profielen van verdachten. De kenmerken van de betrok-
kenen lopen daarvoor teveel uiteen. Een belangrijke factor is dat het bij
relatieproblemen ook vuurwapens kan betreffen die al jarenlang in het bezit van
de betrokkene zijn, maar die nooit voor criminele doeleinden zijn gebruikt. Zo
wordt bijvoorbeeld relatief vaker gebruik gemaakt van (jacht-) geweren, welke
niet of nauwelijks een rol spelen in de drugs- of overvalwereld.
Schatting van het illegale vuurwapenbezit
De derde onderzoeksvraag betreft het maken van een schatting van de omvang
van het illegale vuurwapenbezit in Nederland. Het illegale bezit van een
handvuurwapen is een zogeheten 'slachtofferloos delict'. Dit betekent dat van
de gebruikelijke methoden om de omvang van een vorm van criminaliteit in de
samenleving vast te stellen, in casu aangiftecijfers en slachtofferenquêtes, geen
gebruik kan worden gemaakt. In plaats daarvan moet worden teruggegrepen op
---
hetgeen de wetsovertreders zelf aan informatie willen verschaffen omtrent het
illegale vuurwapenbezit (zogenaamde self-report informatie) en op gegevens
van de politie omtrent vuurwapenincidenten en inbeslagnames van vuurwapens.
In Nederland is naar de omvang van het illegale vuurwapenbezit voornamelijk
onderzoek gedaan door onderzoekers van de universiteit van Utrecht. Zij
maken in de eerste plaats een schatting van het illegale vuurwapenbezit op
grond van self-reportgegevens uit de internationale slachtofferenquête. In de
tweede plaats wordt een statistische methodiek toegepast op HKS-gegevens van
de politie. Beide methodieken komen uit op een schatting van het illegale
vuurwapenbezit in Nederland van 75.000 80.000 stuks. Bij beide schattings-
methoden kan echter een fundamentele kanttekening worden geplaatst, namelijk
dat geen helder onderscheid wordt gemaakt tussen scherpschietende en niet-
scherpschietende vuurwapens. Het bezit van gas- en alarmwapens en imitatie-
wapens wordt enerzijds uitgesloten van de schatting, maar anderzijds toch
meegewogen in het gebruikte datamateriaal.
In het onderhavige onderzoek is enerzijds getracht het bezit van scherpschie-
tende vuurwapens in kaart te brengen en anderzijds te bepalen wat de omvang
van de totale vuurwapenmarkt is.
Een schatting van het illegale bezit van scherpschietende vuurwapens is
gemaakt op basis van het aantal door de politie in beslag genomen scherpschie-
tende vuurwapens. Als uitgangspunt daarbij is genomen dat de politie gemid-
deld 10 procent van het aantal illegale vuurwapens op enig moment in beslag
neemt. Deze enigszins grove schatting kon in het onderhavige onderzoek op
belangrijke punten nader worden verfijnd omdat gedetailleerde gegevens
beschikbaar zijn gekomen over de omstandigheden waarop vuurwapens in
handen komen van de politie en de wijze waarop de verdachten ermee omsprin-
gen. Wanneer deze gegevens worden meegewogen kan worden geschat dat in
de jaren 1998 tot en met 2000 in Nederland jaarlijks ongeveer 20.000 25.000
illegale vuurwapens zijn verhandeld. Het gaat daarbij zowel om in partijen naar
ons land gesmokkelde scherpschietende vuurwapens als om individueel geïm-
porteerde exemplaren.
Vervolgens dient te worden vastgesteld welk deel van deze vuurwapens op een
bepaald ijkmoment, in dit geval eind 2000, in illegaal bezit zijn. Hiervoor is de
omloopsnelheid van illegale vuurwapens als uitgangspunt genomen. Volgens
verklaringen van aangehouden verdachten wordt 88 procent van de illegale
vuurwapens vuurwapens binnen vijf jaar gebruikt.
10
Op grond hiervan kan de totale omvang van het illegale vuurwapenbezit in
Nederland worden geschat op 85.000 tot 125.000 exemplaren. De marge wordt
gehanteerd om rekening te houden met de uiteenlopende volledigheid waarmee
in de regiopolitiekorpsen het aantal in beslag genomen vuurwapens wordt
geregistreerd. Bovendien is nog een onbekend aantal vuurwapens voorhanden
dat langer dan vijf jaar niet is gebruikt. Hiertegenover staat een eveneens
onbekend aantal vuurwapens dat verloren is gegaan omdat het wapen defect is
geraakt, of omdat de bezitter het wapen heeft laten verdwijnen.
Vuurwapens zijn vooral in bezit van personen die actief zijn in de drugswereld (40%) en met overval of straatroof (40%). In het onderzoek is een poging gedaan de omvang van deze werelden in kaart te brengen om uitspraken te kunnen doen over de totale 'vuurwapenmarkt' in Nederland. Op grond van de beschikbare gegevens kan echter geen definitieve uitspraak worden gedaan over het aantal personen in Nederland dat actief is met de productie, smokkel en verhandeling van drugs en over het aantal overvallers en straatrovers en derhalve ook niet over de omvang van de totale Nederlandse vuurwapenmarkt.
Handel in vuurwapens
De vierde onderzoeksvraag is die naar de aard en de omvang van de illegale
handel in vuurwapens in Nederland. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt
tussen scherpschietende vuurwapens, gas- en alarmwapens en imitatiewapens.
Gas-/alarm- en imitatiewapens worden door de eindgebruikers direct gekocht in
landen waar deze wapens vrij verkocht mogen worden. De eerste categorie
wapens wordt doorgaans aangeschaft in Duitsland of België. Imitatiewapens
worden vooral gekocht in de populaire vakantielanden als Spanje en Turkije.
De binnenlandse handel blijft beperkt tot de doorverkoop van deze wapens.
Vuurwapenhandelaars houden zich alleen bezig met scherpschietende vuur- wapens. 'Importeurs' verzorgen de smokkel van vuurwapens naar Nederland en zetten deze wapens ofwel direct af aan een vertrouwd netwerk in het criminele circuit, ofwel zij leveren de wapens door aan een klein netwerk van tussen- handelaren. De importeurs zijn, naast autochtone Nederlanders, met name Turken en voormalig Joegoslaven. De 'importeurs' bevinden zich op het criminele middenniveau. Zij kunnen dan niet worden beschouwd als spinnen in het web van grote criminele organisaties, maar onderhouden daarmee wel banden. Als tussenpersonen zijn vooral Surinamers, Marokkanen en voormalig Joegoslaven actief. De omvang van de smokkel van scherpschietende vuur- wapens naar Nederland wordt geschat op 10.000 tot 20.000 exemplaren per
---
jaar. De totale omvang van het aantal vuurwapens dat jaarlijks een nieuwe
Nederlandse eigenaar krijgt is geschat op 20.000 25.000 vuurwapens.
Uit het onderzoek zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen dat grote aantal-
len handvuurwapens voor langere perioden worden opgeslagen, alvorens te
worden doorverkocht. De importeurs beschikken ofwel over een grotere partij
(enkele honderden vuurwapens) die over een periode van meerdere maanden
wordt verkocht, ofwel zij verzorgen de aanvoer van vuurwapens volgens het
principe van 'just-in-time'. Met andere woorden: pas wanneer een afnemer is
gevonden worden de vuurwapens uit een bronland naar Nederland gesmokkeld.
Deze smokkel vindt vooral plaats vanuit relatief gemakkelijk door middel van
wegtransport bereikbare landen. Voormalige Oostbloklanden (Kroatië, Tsjechië)
en Portugal zijn op dit moment de belangrijkste bronlanden voor handvuur-
wapens.
Vuurwapens worden alleen geleverd aan personen die 'vertrouwd' zijn, hetgeen
meestal betekent dat de handelaar de koper kent uit het criminele circuit.
Wanneer de koper behoort tot het vertrouwensnetwerk is het tamelijk eenvoudig
om (snel) aan een illegaal vuurwapen te komen. Daarbuiten is dit aanzienlijk
moeilijker. Verklaringen omtrent de levering van illegale vuurwapens in louche
horecagelegenheden of 'vanuit de kofferbak' kunnen als fictie worden be-
schouwd. De onderhandeling over de aankoop vindt bij voorkeur niet plaats in
openbare gelegenheden waar allerlei personen kunnen meeluisteren. Dit geldt
nog meer voor de levering. Die geschiedt doorgaans gewoon bij de koper of
(tussen-)handelaar thuis om het risico van onwelgevallige pottenkijkers zoveel
mogelijk uit te sluiten.
12
1
Inleiding
1.1 Leeswijzer
Het onderzoeksrapport start met twee inleidende hoofdstukken. Allereerst bevat
hoofdstuk 1 een korte achtergrondschets waarin de aanleiding tot het onderzoek
wordt beschreven. Daarna volgen de doelstelling en onderzoeksvragen en een
beknopte uiteenzetting van de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd en de
gegevens verzameld. In hoofdstuk 2 is het begrip vuurwapens gedefinieerd. In
hoofdstuk 3 komt de eerste onderzoeksvraag aan de orde, namelijk een schat-
ting van het aantal incidenten waarbij een vuurwapen is gebruikt dat zich in de
jaren 1998 2000 in Nederland heeft voorgedaan. Hoofdstuk 4 gaat in op de
hoeveelheid in beslag genomen vuurwapens in Nederland in dezelfde jaren,
alsmede op de wijze waarop die vuurwapens in handen van de politie zijn geko-
men.
In de hoofdstukken 5 tot en met 9 wordt ingegaan op de achtergronden van
vuurwapengebruikers en -bezitters. Hoofdstuk 5 schetst een algemeen kader.
Daarna volgt een kwalitatieve schets van een aantal verschillende 'werelden'
waarin vuurwapens in bezit zijn en worden gebruikt. Achtereenvolgens wordt
ingegaan op de drugswereld (hoofdstuk 6), de wereld van overvallers (hoofd-
stuk 7), op vuurwapencriminaliteit gepleegd door jonge, recent geïmmigreerde
Antilliaanse mannen (hoofdstuk 8) en op relatieproblemen (hoofdstuk 9). In
hoofdstuk 10 volgt een schatting van de omvang van het vuurwapenbezit in
Nederland. Hoofdstuk 11 beschrijft de achtergronden van de vuurwapenhandel
in Nederland. In hoofdstuk 12, tot slot, worden de onderzoeksvragen beant-
woord.
13
1.2 Achtergrondschets
Veiligheid is één van de bepalende thema's in het publieke debat in Nederland.
Geweldscriminaliteit, met name geweld op straat, bepaalt het veiligheidsgevoel
van de burger. Telkens wanneer een willekeurige burger slachtoffer wordt van
een geweldsdelict schokt dit de omgeving. Wie de berichtgeving in de pers
volgt krijgt licht de indruk dat de kans om met een vuurwapen te worden
bedreigd of daadwerkelijk te worden neergeschoten, steeds groter wordt.
Incidenten waarbij na een triviale aanleiding, bijvoorbeeld een verkeersruzie,
een vuurwapen wordt getrokken lijken steeds 'gewoner' te worden. Waar der-
gelijke gebeurtenissen enkele jaren geleden nog aanleiding vormden tot grote
ophef in de landelijke media halen zij nu nog slechts de regionale krant en dan
vaak nog alleen wanneer daadwerkelijk letsel is opgetreden.
Vuurwapencriminaliteit is in de afgelopen jaren, als onderdeel van de aanpak
van geweldscriminaliteit, tot een belangrijke beleidsprioriteit voor het minis-
terie van Justitie geworden. Dit was nodig omdat in de jaren negentig de infor-
matiepositie van de Nederlandse politie omtrent vuurwapenbezit en -handel
gaandeweg is verslechterd, leidend tot een dieptepunt eind jaren negentig. Deze
ontwikkeling had drie hoofdoorzaken.
Om te beginnen verdween na de reorganisatie van de Nederlandse politie in
1994, langzamerhand de specifieke kennis uit de meeste korpsen omdat het
specialisme van vuurwapendeskundige werd afgeschaft1. In de tweede plaats
ontbrak het steeds meer aan betrouwbare cijfers over in beslag genomen
vuurwapens. Dit kwam enerzijds doordat regiokorpsen deze informatie niet
langer op centraal niveau vastlegden. Anderzijds werden en worden door
gebrek aan deskundigheid, vuurwapens die voorzien zijn van valse opschriften
met regelmaat verkeerd geclassificeerd. Mede hierdoor is de volledigheid van
de informatieverschaffing aan de dienst Nationale Recherche Informatie (NRI)
van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), welke verantwoordelijk is
voor de publicatie van landelijke jaarcijfers, in de loop van de jaren negentig
verslechterd2. Zelfs basale landelijke informatie over het aantal in beslag
genomen vuurwapens kon daarom gedurende enkele jaren (1998 en 1999) niet
1 Overigens geldt dit niet alleen voor vuurwapendeskundigheid, maar ook voor andere specialis-
men zoals jeugd- en zeden. Tevens geldt dat deze ontwikkeling ook al in de jaren tachtig werd
gesignaleerd.
2 Tot het jaar 2000 heette deze dienst Centrale Recherche informatiedienst (CRI).
14
worden gepubliceerd3. Tot slot worden vuurwapens door de opsporings-
instanties vooral gezien als hulpmiddelen bij de uitoefening van criminele
activiteiten. Het vergaren van informatie over een (vuur-)wapen is voor de
bewijsvoering doorgaans niet van belang. Een voorbeeld is een casus waarin
een inbreker buiten heterdaad wordt aangehouden. Bij hem thuis treft de politie
grote hoeveelheden gestolen spullen aan, alsmede een vuurwapen. In meer dan
tien verhoren van de verdachte gaan de rechercheurs gedetailleerd in op allerlei
aangetroffen goederen, om op die manier de verdachte in verband te kunnen
brengen met zoveel mogelijk andere inbraken in de regio. Aan het vuurwapen
wordt weinig aandacht besteed. Het is aangetroffen bij de verdachte, dus voor
de bewijsvoering is verdere informatie, bijvoorbeeld over de herkomst, niet
nodig. Ook over de handel in illegale vuurwapens in Nederland is weinig
informatie beschikbaar. Gericht opsporingsonderzoek naar deze materie wordt
weinig gedaan. De nadruk bij het tactisch onderzoek naar vormen van georga-
niseerde criminaliteit is in de afgelopen jaren steeds sterker op drugscrimina-
liteit en mensensmokkel gelegd. Vuurwapens zijn 'bijvangst'.
Vuurwapencriminaliteit is door de minister van Justitie in het kabinet Paars-II uitdrukkelijk benoemd tot prioriteit voor de Directie Opsporingsbeleid van het ministerie. Om de informatievoorziening over vuurwapens te verbeteren is in de afgelopen jaren op allerlei terreinen een inhaalslag ingezet. Om te beginnen heeft het onderwerp vuurwapencriminaliteit een plaats gekregen binnen de Raad van Hoofdcommissarissen, in de vorm van een landelijk platform. Voorts is per 1 januari 2001 een Landelijk Bureau Wapens en Munitie opgericht als onder- deel van de dienst Nationale Recherche Informatie (NRI) van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). Ook zijn in een aantal politieregio's (nieuwe) Regionale Bureaus Wapens en Munitie (RBWM's) gevormd. Nog niet alle regio's beschikken op dit moment echter over een dergelijk bureau of een afdeling waar vergelijkbare werkzaamheden worden verricht. Verder zijn door de beide politieministers middelen ter beschikking gesteld voor de ontwikkeling van het Vuurwapendatasysteem (VDS), waarmee inbeslagnames en incidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt op uniforme wijze kunnen worden geregi- streerd. Dit systeem is in werking sinds 1 januari 2001, maar nog niet alle politieregio's voeren de beschikbare gegevens volledig in. Tot slot is een CD- rom ontwikkeld als praktische handleiding voor politiemensen terzake de Wet Wapens en Munitie. Het is echter nog niet zover dat over de illegale handel in
3 Het betreft de jaren 1998 en 1999. Over het jaar 2000 is door de Dienst Nationale Recherche
Informatie (NRI) met de nodige beperkingen gerapporteerd, vanwege de onvolledige aanlevering
van gegevens door de politieregio's.
15
handvuurwapens en over de aard en omvang van de in Nederland in beslag
genomen wapens gestructureerde informatie beschikbaar is.
De toenmalige dienst Centrale Recherche Informatie (CRI) van de KLPD
publiceerde in 1997 en 1998 twee rapporten waarin aandacht werd besteed aan
in beslag genomen vuurwapens en vuurwapenhandel4. Vergelijkbare rapporten
zijn ook door enkele individuele politieregio's vervaardigd, zoals bijvoorbeeld
door de regio Amsterdam-Amstelland5.
Empirisch onderzoek naar de omvang van het illegale vuurwapenbezit in
Nederland is nauwelijks uitgevoerd. Aan de hand van informatie uit een beperkt
aantal regio's ontwikkelden van der Heijden en van Gils een statistisch model,
op basis waarvan de omvang van het illegale vuurwapenbezit kan worden
geschat6. In de tweede plaats is in de internationale slachtofferenquête, die in
1989 en 1996 onder meer in Nederland is afgenomen, een vraag gesteld naar
vuurwapenbezit. Op basis daarvan zijn schattingen mogelijk van de omvang van
de omvang van het illegale vuurwapenbezit. In hoofdstuk 10 wordt hierop
teruggekomen.
Een antwoord op de vraag of het gebruik van vuurwapens in Nederland daad-
werkelijk is toegenomen in de afgelopen jaren, kan op basis van cijfermateriaal
niet worden gegeven. Deze situatie roept vragen op. Dit bleek onder meer
tijdens het debat van 21 juni 2000 in de Tweede Kamer, naar aanleiding van
een voorstel van wijziging van de Wet Wapens en Munitie.
Om deze reden is in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en
Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie onderzoek uit-
gevoerd naar de aard en omvang van het bezit en gebruik van illegale vuur-
wapens in Nederland, alsmede naar de binnenlandse handel in vuurwapens7.
Het verzamelen van informatie over de jaren waarin geen landelijke gegevens
werden gepubliceerd door de CRI/NRI, namelijk 1998 tot en met 2000 staat
4 Korps Landelijke Politiediensten, Divisie Centrale Recherche Informatie, De aard en omvang
van vuurwapencriminaliteit in Nederland, periode 1991 1995, Zoetermeer, 1997 en Korps
Landelijke Politiediensten, Divisie Centrale Recherche Informatie, De aard en omvang van
vuurwapencriminaliteit in Nederland, periode 1996 1997, Zoetermeer, 1998.
5 Loof Y., M. Plantinga, F Govers en M. Scholtes, Strategisch onderzoek vuurwapencriminaliteit
in de regio Amsterdam-Amstelland, september 1999, Bureau Recherche Informatie, Amsterdam.
6 Van der Heijden P. en G. van Gils, Omvangschattingen van vuurwapenbezit, Tijdschrift voor
Criminologie, 2000/2 pp. 154 164.
7 Parallel hieraan wordt onderzoek uitgevoerd naar de smokkel van illegale vuurwapens vanuit
voormalige Oostbloklanden naar Nederland. Deze onderzoeksrapportage is verschenen in mei
2002.
16
daarbij voorop. Het voorliggende rapport vormt de weerslag van dit onderzoek,
dat is uitgevoerd tussen augustus 2001 en juni 2002.
1.3 Doelstelling van het onderzoek
De doelstelling van het onderzoek is als volgt geformuleerd:
Bieden van inzicht in de (ontwikkeling van) aard en omvang van de
vuurwapencriminaliteit in Nederland voor de periode 1998-2000, waarbij zowel
het bezit en het gebruik van vuurwapens, alsmede de binnenlandse handel in
kaart gebracht moeten worden.
De volgende vragen dienen te worden beantwoord:
1. Wat is de (geschatte) omvang van het illegale vuurwapengebruik in
Nederland. Wie zijn de gebruikers en waarvoor gebruikt men de wapens?
2. Wat is de (geschatte) omvang van het illegale vuurwapenbezit in Neder-
land. Wie zijn de bezitters (achtergronden) en hoe verkregen zij het
wapen?
3. Wat is de (geschatte) omvang van de illegale vuurwapenhandel in Neder-
land? Wie zijn de handelaars en hoe verhandelt men de wapens?
Het onderzoek valt aan de hand van deze vraagstelling uiteen in twee delen. In
het eerste deel komen kwantitatieve vragen aan de orde, namelijk naar de
omvang van het gebruik- en het bezit van vuurwapens en naar de mate waarin
vuurwapens worden verhandeld. In het tweede deel van het onderzoek dienen
kwalitatieve vragen te worden beantwoord, namelijk naar de achtergronden van
de vuurwapengebruikers en -bezitters.
De (geschatte) omvang van het vuurwapengebruik in Nederland, met betrekking
tot de jaren 1998 2000, is in kaart gebracht door middel van een inventa-
risatie van incidenten die in de basispolitieregistraties in alle 25 regio's zijn
vastgelegd.
De (geschatte) omvang van het vuurwapenbezit is in kaart gebracht door middel
van een inventarisatie van het aantal in beslag genomen vuurwapens, in combi-
natie met gegevens over de wijze waarop vuurwapens in handen zijn gekomen
van de politie
De omvang van de binnenlandse handel in vuurwapens is om te beginnen in
kaart gebracht door middel van een inventarisatie van hetgeen hierover bekend
17
is geworden in opsporingsonderzoek naar vuurwapenhandel door de Neder-
landse politie. Zowel primaire bronnen (zaaksverslagen) als secundaire bronnen
(strategisch of fenomeenonderzoek door de politie) zijn geraadpleegd. Daar-
naast is geïnventariseerd wat aangehouden verdachten hebben verklaard over de
wijze waarop zij het vuurwapen hebben verkregen.
De achtergrond van vuurwapengebruikers en -bezitters is onderzocht door een
steekproef te trekken uit het bestand van voorvallen en aangehouden verdach-
ten. Een keuze is gemaakt uit zaken waarin zoveel mogelijk informatie over de
verdachte was vastgelegd. In totaal zijn 534 profielschetsen vervaardigd. Daar-
naast is ter aanvulling met 22 verdachten een gesprek gevoerd over het bezit,
gebruik van en de handel in handvuurwapens.
Alle geraadpleegde bronnen hebben uiteraard hun sterke en zwakke punten.
Voorts is gebleken dat informatieverzameling in alle politieregio's van Neder-
land organisatorisch een omvangrijke aangelegenheid is en inhoudelijk niet
altijd gemakkelijk. Het betekent dat met alle afzonderlijke politieregio's afspra-
ken moeten worden gemaakt om de benodigde autorisaties te regelen om
registratiegegevens te kunnen inzien. Doordat afzonderlijke registratiesystemen
worden gehanteerd moet telkens opnieuw worden nagegaan op welke wijze
gegevens kunnen worden verzameld en wat de status van de beschikbare infor-
matie is. In de volgende paragraaf wordt daarom allereerst stilgestaan bij de
mitsen en maren die de uiteenlopende informatiebronnen met zich meebrengen.
1.4 Methodologie
Informatie over vuurwapengebruik
In paragraaf 1.2 werd reeds geschetst dat op centraal niveau in de meeste
politieregio's geen informatie wordt vastgelegd over incidenten waarbij vuur-
wapens zijn gebruikt en over vuurwapens die in beslag zijn genomen. Dit
betekent dat de beantwoording van de vragen naar vuurwapengebruik slechts
mogelijk is door op het meest basale niveau informatie te verzamelen, dat wil
zeggen: aan de hand van de basisregistratiesystemen van de politie. Ten
behoeve van het onderzoek zijn deze systemen in alle 25 politieregio's geraad-
pleegd. Daarbij is een aantal restricties aan de orde die in deze paragraaf kort
de revue zullen passeren. In bijlage 1 wordt hierover uitgebreider gerap-
porteerd.
18
De 25 politieregio's hanteren verschillende systemen om vuurwapenincidenten
vast te leggen. Om te beginnen worden in enkele regio's vuurwapenincidenten
apart (handmatig) geregistreerd, op basis van dagrapportages die in de andere
geautomatiseerde systemen zijn vastgelegd. In enkele regio's scant de voor
vuurwapencriminaliteit verantwoordelijke politiemedewerker dagelijks de gere-
gistreerde zaken op een aantal trefwoorden die verwijzen naar (mogelijk)
gebruik van een vuurwapen. Over die zaken wint hij dan nadere informatie in,
of registreert deze afzonderlijk8. Deze methode, hoewel vrij arbeidsintensief,
levert een vrijwel compleet beeld op van de vuurwapencriminaliteit in een
regio. Slechts vuurwapens die in beslag genomen zijn tijdens grote recherche-
onderzoeken vallen buiten het blikveld, aangezien deze meestal niet in de
basisregistratie worden genoemd9. In een gemiddelde politieregio gaat het in het
laatste geval echter niet om grote aantallen. In de politieregio's die een derge-
lijk systeem hanteren is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van deze gegevens.
Het betreft daarbij de regio's Brabant-Noord, Haaglanden en Limburg-Noord
(de laatstgenoemde regio exclusief 1998).
In regio's waar geen handmatige registratie van vuurwapenincidenten plaats-
vindt moet worden teruggevallen op de basisregistratie van incidenten (dagrap-
porten). De 25 politieregio's hanteren daarvoor drie verschillende geauto-
matiseerde systemen, namelijk BPS (19 regio's en de Koninklijke Marechaus-
see), Xpol (5 regio's) en Genesys (1 regio). Op voorhand werd door de onder-
zoekers ingeschat dat incidenten waarbij een vuurwapen werd gehanteerd door
de politie wordt vastgelegd in een beperkt aantal categorieën in de basis-
registraties die ook specifiek verwijzen naar vuurwapengebruik. Deze inschat-
ting bleek helaas niet conform de werkelijkheid. Uit een vooronderzoek in één
regio bleek dat vuurwapenincidenten in 56 verschillende categorieën waren
vastgelegd10. Dit stelde de onderzoekers voor problemen. Al deze categorieën
doorlopen op vuurwapenincidenten bleek niet mogelijk, zowel technisch als in
termen van beschikbare tijd. Als praktische oplossing is ervoor gekozen alleen
die categorieën in de basisregistratie te raadplegen waar de trefkans op een
vuurwapen het grootst is. Op basis van het vooronderzoek kon worden geschat
dat met de gekozen selectie van incidentcategorieën 70 procent van het totale
8 Voor 2001 geschiedde dit door middel van papieren dossiers of in een zelf ontwikkeld databestand. Thans worden deze zaken vastgelegd in het Vuurwapendatasysteem. 9 Daarnaast moet de betrokken politiemedewerker afzonderlijk nog de zaken natrekken die door collega's zijn geautoriseerd, dat wil zeggen ontoegankelijk gemaakt voor algemene inzage door middel van een zaakspecifiek password. 10 Het betrof de regio Brabant-Noord, waar op basis van handmatige registratie een volledig beeld van vuurwapenincidenten beschikbaar is. Zie bijlage 1.
19
aantal vuurwapenincidenten in beeld komt. Dit beeld is in een andere regio met
een complete registratie (Zaanstreek-Waterland) geverifieerd en kon aldaar
worden bevestigd.
In de registratiesystemen van de politie kan niet voor langere perioden worden
gezocht op trefwoorden. Derhalve moesten de dagrapporten handmatig worden
doorgelopen om na te gaan of sprake was van het gebruik van een vuurwapen.
Deze methodiek is toegepast in 16 politieregio's, waar gebruik wordt gemaakt
van het systeem BPS. Dit systeem is geschikt om zaken in hoog tempo te
'scannen'11. Het systeem Xpol is dat echter niet. Daarom is besloten om in vier
politieregio's die Xpol gebruiken (Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijn-
mond, Limburg-Zuid, Friesland) een beroep te doen op een ander systeem,
namelijk het Herkenningsdienstsysteem (HKS). Dit systeem bevat een overzicht
van de strafbare feiten waarvoor een verdachte eerder is aangehouden. Een
eerste nadeel hiervan is dat in HKS minder details worden vastgelegd, zodat
niet alle informatie die in de BPS-regio's kon worden verzameld ook uit HKS
verkrijgbaar was. Een tweede nadeel is dat niet alle incidenten in HKS worden
vastgelegd, enerzijds vanwege onvolkomenheden in de registratie, anderzijds
omdat sommige regio's er bewust voor kiezen bepaalde incidenten niet in HKS
vast te leggen. De regiopolitie Amsterdam-Amstelland registreert bijvoorbeeld
alleen die zaken in HKS waarvan de dader bekend is. Een vergelijking met
HKS-gegevens uit Rotterdam-Rijnmond wijst uit dat het vermoedelijk om
minder dan de helft van het totale aantal voorvallen gaat. Een schatting waarin
met deze onvolkomenheid rekening wordt gehouden komt echter nog altijd aan-
zienlijk lager uit dan (onvolledige) cijfers die door de regiopolitie Amsterdam-
Amstelland in jaarverslagen zijn gepubliceerd. Daarom is deels gebruik
gemaakt van de informatie uit de jaarverslagen.
In de regiopolitie Flevoland kon de gevraagde zoekslag binnen HKS niet
worden uitgevoerd. Om die reden is besloten vuurwapenincidenten alsnog bin-
nen Xpol na te zoeken. Het nadeel hiervan is dat alleen totaalcijfers beschikbaar
zijn gekomen, omdat het binnen het systeem Xpol teveel tijd vergt om details
na te zoeken.
Tot slot bevatten de HKS-gegevens die werden aangeleverd door de regiopolitie
Friesland dusdanig minimale aantallen incidenten dat deze gegevens als onvol-
doende betrouwbaar zijn gekwalificeerd.
11 Zie bijlage 1 voor meer details.
20
Omdat de beperkingen van de verzamelde gegevens redelijk tot goed bekend
zijn is het mogelijk, met marges, een accurate schatting te maken van het aantal
vuurwapenincidenten dat zich in Nederland in de onderzochte jaren heeft
voorgedaan.
Informatie over vuurwapengebruikers
De tweede onderzoeksvraag is wat de achtergrond van vuurwapengebruikers is.
Deze vraag wordt op twee manieren beantwoord. Allereerst zijn individuele
zaken waarbij verdachten zijn aangehouden geïnventariseerd en verwerkt in
korte profielschetsen. Deze exercitie is in alle politieregio's uitgevoerd bij een
steekproef uit het bestand van aangehouden verdachten die in het bezit waren
van een vuurwapen. Het diende daarbij uiteraard tevens te gaan om verdachten
die een verklaring wilden afleggen aan de politie. In totaal zijn 534 van deze
korte profielschetsen vervaardigd.
Ten behoeve van deze profielschetsen is uit de basisregistratie informatie
gehaald over persoonskenmerken (leeftijd, geslacht, geboorteland), sociale ver-
klaringen (bezigheden, werk, schulden, drugsgebruik, et cetera) en anteceden-
ten (eerdere contacten met politie en justitie). Met name bij ernstige vuur-
wapendelicten worden vaak details nagevraagd en weergegeven over de achter-
grond van de verdachte, die bruikbaar zijn voor dergelijke profielschetsen.
In de tweede plaats is met 22 van vuurwapendelicten verdachte personen een
gesprek gevoerd. Deze interviews hebben plaatsgevonden in een huis van
bewaring waar de betrokkenen op dat moment verbleven. De informatie uit
deze gesprekken is gebruikt om de profielschetsen die uit de basisregistratie
werden verkregen te verdiepen en aanvullende gegevens te verkrijgen over de
achtergronden van vuurwapencriminaliteit.
Informatie over illegaal vuurwapenbezit
Het beantwoorden van de vraag hoe omvangrijk het illegale vuurwapenbezit in
Nederland is kan slechts ten dele plaatsvinden aan de hand van cijfermateriaal.
In het onderhavige onderzoek is in de eerste plaats in kaart gebracht hoeveel
vuurwapens en van welk type in Nederland in beslag genomen worden. Dit is
waar mogelijk gebeurd aan de hand van specifieke registraties die in politie-
regio's worden bijgehouden. De regio's Brabant-Noord, Haaglanden, Limburg-
Noord, Rotterdam-Rijnmond, Gelderland-Midden, Zaanstreek-Waterland en
Zuid-Holland-Zuid (alleen 2000) beschikken over een dekkende registratie van
in beslag genomen vuurwapens, zij het niet in alle gevallen voor het volledige
aantal onderzochte jaren.
21
In de regio's die niet over een dergelijke afzonderlijke registratie beschikken is
gebruik gemaakt van basisregistratiegegevens. In de eerste plaats is de lijst van
aangetroffen goederen geraadpleegd. Zowel in BPS als in Xpol worden goede-
ren die in een bepaalde zaak zijn aangetroffen apart vastgelegd en kunnen ook
vanuit die invalshoek opgevraagd worden. Aan de regio's is gevraagd deze
lijsten van aangetroffen goederen aan te leveren, ofwel zij zijn door de onder-
zoekers zelf geraadpleegd. Op basis van de omschrijvingen in de aangetroffen
goederenlijsten is een eerste overzicht gemaakt van het merk en type vuur-
wapens dat in beslag is genomen, per regio en per afzonderlijk te onderzoeken
jaar. De resterende 'twijfelgevallen' zijn nader onderzocht, zoveel mogelijk
door de oorspronkelijke dagrapporten te raadplegen en na te gaan om wat voor
soort wapen het ging.
Omdat op deze wijze alleen informatie werd verkregen over het aantal en type
vuurwapen en niet over de wijze waarop het vuurwapen in handen gekomen
van de politie, is in een viertal regio's (Zaanstreek-Waterland, Twente, Brabant
Zuid-Oost, Haaglanden) telkens voor één jaar (2000) nagegaan hoe de in beslag
genomen vuurwapens bij de politie terecht zijn gekomen. Dit levert informatie
op over de omstandigheden van inbeslagname die bruikbaar is ten behoeve van
het maken van schattingen van het illegale vuurwapenbezit.
Informatie over binnenlandse handel in vuurwapens
Van de aard en omvang van de binnenlandse handel in vuurwapens worden
uiteraard geen overzichten bijgehouden door degenen die zich met deze handel
bezighouden. Informatie hierover dient dan ook vanuit verschillende bronnen
bij elkaar gesprokkeld te worden. Een belangrijk probleem daarbij is het maken
van een goed onderscheid tussen alle verhalen die over vuurwapencriminaliteit
de ronde doen, zowel in het criminele milieu als bij de opsporingsautoriteiten,
en de kale feiten.
In de eerste plaats kan een beroep worden gedaan op opsporingsonderzoek dat
door de politie is uitgevoerd naar vuurwapenhandel. Daarbij is in meer of min-
dere mate in kaart gebracht hoe dadergroeperingen hebben geopereerd. Deze
informatie kan worden beschouwd als het meest hard. Het nadeel is dat het
aantal opsporingsonderzoeken naar vuurwapenhandel relatief beperkt is. De
resultaten zijn dus beperkt generaliseerbaar.
Een tweede informatiebron zijn rapporten en analyses die door de politie zelf
zijn samengesteld. Deze bron heeft als voordeel dat de ruwe informatie uit
allerlei politiële bronnen (of externe bronnen) reeds is voorbewerkt. Ook hier
baseert men zich op opsporingsonderzoek of andere registratiegegevens. Helaas
is ook het aantal strategische analyses relatief beperkt. Op landelijk niveau zijn
22
drie rapporten verschenen en daarnaast hebben twee politieregio's (Amsterdam-
Amstelland en Utrecht) een eigen strategische analyse van vuurwapencrimina-
liteit gemaakt.
Een derde informatiebron zijn praktijkdeskundigen, in de eerste plaats vuur-
wapendeskundigen bij de politie. In alle politieregio's is met één of meerdere
politiemensen gesproken. Hoewel de informatiepositie van de politie in ver-
schillende regio's uiteenloopt, kan deze bron in het algemeen worden
beschouwd als betrouwbaar. Aanvullend zijn gesprekken gevoerd met vertegen-
woordigers van de Economische Controledienst en FIOD (FIOD/ECD),
alsmede de Centrale Dienst In- en Uitvoer (CDIU) en de Douane. Ook is
gesproken met een legale wapenhandelaar. In totaal is met 42 personen
gesproken, gedurende het onderzoek.
De vierde bron wordt gevormd door de aangehouden verdachten zelf. Deze
bron is op twee manieren aangeboord. Allereerst is nagegaan wat de met een
scherpschietend vuurwapen aangehouden verdachten in het politieverhoor
hebben verklaard over de manier waarop zij aan het wapen zijn gekomen. In
totaal zijn 204 casussen verzameld en geanalyseerd. Deze verklaringen zijn niet
op alle punten betrouwbaar. Aangenomen mag worden dat over sommige
aspecten (zoals de aanschafprijs) een redelijke accurate verklaring wordt af-
gelegd door de verdachte. Over de vraag wie het wapen heeft geleverd of waar
dat is gebeurd kan echter zonder uitzondering worden aangenomen dat daarover
hoogstens halve waarheden worden verkondigd. In aanvulling hierop zijn
gesprekken gevoerd met in totaal 22 gedetineerden die verdacht worden van een
vuurwapendelict. Deze gesprekken leverden in algemene zin een beeld op dat
sterkere overeenkomsten vertoont met de feiten die uit opsporingsonderzoek
door de politie naar voren komen en de kennis van praktijkdeskundigen. Deze
bron is op onderdelen bruikbaar om de aard van de binnenlandse vuurwapen-
handel in beeld te kunnen brengen.
Een bron die minder geschikt is gebleken en in het onderzoek niet nader is
gebruikt, is de informatie die uit criminele inlichtingen naar voren komt. Het
blijkt dat deze berichten in de praktijk te weinig zijn getoetst door nadere
recherche, of te weinig gedetailleerd zijn om er conclusies aan te kunnen
verbinden.
23
24
2
Definities en afbakening
2.1 Inleiding
'Een vuurwapen' wordt binnen de Nederlandse Wet Wapens en Munitie
(WWM) omschreven als: Een voorwerp bestemd of geschikt om projectielen of
stoffen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweeg-
brengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie.
De wapens die onder deze noemer vallen kunnen op verschillende wijzen
worden geordend. Er is bijvoorbeeld een onderscheid te maken tussen scherp-
schietende en niet-scherpschietende vuurwapens. En op type-niveau zijn bij-
voorbeeld pistolen, revolvers, geweren en automatische wapens te onderschei-
den.
De ordening van vuurwapentypen zoals die in dit onderzoek is gehanteerd sluit
aan op de definitie van vuurwapens, zoals die is geformuleerd door de toenma-
lige CRI, thans NRI. Dit om vergelijking van resultaten met eerdere analyse-
rapporten mogelijk te maken. Aanvullend hierop is echter ook aandacht besteed
aan een aantal vuurwapentypen dat niet door de NRI wordt meegenomen in
overzichten. Het gaat dan om de gaspistolen, gasrevolvers en om imitatie-
vuurwapens. Veel vuurwapendelicten worden juist met deze wapentypen
gepleegd, zo komt uit registratiegegevens naar voren. Het NRI geeft aan deze
wapentypen niet te registreren vanwege het feit dat het gebruik ervan zelden
leidt tot verwondingen en vanwege de verschillen tussen de regio's in de wijze
waarop men deze wapens registreert. Imitatiewapens worden in sommige
regio's bijvoorbeeld in het geheel niet geregistreerd als aangetroffen goed. Dit
neemt niet weg dat dit type vuurwapens prima geschikt is voor het plegen van
25
bepaalde typen delicten zoals overvallen of straatroven. In het vervolg van dit
hoofdstuk volgt de nadere uitwerking van definities.
2.2 Omschrijving van vuurwapens
Zoals aangegeven is uitgegaan van de vuurwapendefinitie die op landelijk
niveau door de dienst NRI wordt gehanteerd, zoals beschreven in rapporten die
in 1997 en 1998 zijn gepubliceerd12. Deze indeling is in het onderhavige onder-
zoek aangevuld met aandacht voor gaspistolen, gasrevolvers en imitatievuur-
wapens. Dit levert een indeling op, waarbij de wapentypen in zes vuurwapen-
groepen gerangschikt werden.
1. Automatische vuurwapens: machinegeweren, automatische geweren, auto-
matische pistolen
2. Pistolen/revolvers (vuistwapens):
pistolen/revolvers,
afgezaagde/omge-
bouwde pistolen, afgezaagde/omgebouwde revolvers, hagelpistolen, hagel-
revolvers, revolvergeweer.
3. Geweren (semi-automatische/lange vuurwapens): kogelgeweren, hagel-
geweren, afgezaagde kogelgeweren, afgezaagde hagelgeweren, gewijzigde
wapens
4. Niet scherpschietende vuurwapens: gaspistolen, gasrevolvers, alarmrevol-
vers.
5. Verborgen vuurwapens: sleutelhangerpistolen, ringpistool (of: schietring,
gun-ring, Bullet- and Gas-ring, pistol-ring), vuurwapens in de vorm van
GSM, schietbalpen.
6. Imitatie-wapens: wapens die zo op echte vuurwapens lijken dat zij voor
be- of afdreiging geschikt zijn alsmede lucht- of veerdrukpistolen en -
revolvers.
Deze indeling in vuurwapengroepen wordt in het onderhavige onderzoek
gehanteerd om een overzicht te geven van de in beslag genomen en gehanteerde
illegale vuurwapens. Onder het illegaal in bezit hebben van een vuurwapen
wordt verstaan het in eigendom hebben van een vuurwapen zonder vergunning.
Het kan daarbij zowel om een legaal als om een illegaal verkregen vuurwapen
gaan.
12 Zie Korps Landelijke Politiediensten, Divisie Centrale Recherche Informatie,1997 en Korps
Landelijke Politiediensten, Divisie Centrale Recherche Informatie, 1998.
26
2.3 Illegaal vuurwapengebruik
Onder het illegaal gebruiken van een vuurwapen wordt in dit onderzoek
verstaan het schieten of dreigen met een vuurwapen dat valt onder een van de
zes bovenvermelde vuurwapengroepen. Imitatievuurwapens die zodanig op
echte vuurwapens lijken dat ze voor bedreiging geschikt zijn vallen voor de wet
binnen wapencategorie 1, de categorie van de gevaarlijke niet-vuurwapens. Ook
het gebruik van een imitatievuurwapen bij een crimineel feit wordt dus als
vuurwapengebruik meegenomen.
In dit rapport wordt onderscheid gemaakt tussen vuurwapenbezit en vuurwapen-
gebruik. Tot vuurwapengebruik worden alleen die gevallen gerekend waarin
met het wapen ook daadwerkelijk is gedreigd of geschoten. Ook spelen of
zwaaien met een vuurwapen in het openbaar wordt als gebruik gedefinieerd.
Wanneer het vuurwapen is aangetroffen in een auto of in een woning, zonder
dat sprake is van een vuurwapengerelateerd incident, wordt dit niet als gebruik
beschouwd. Ter illustratie: tijdens een voorval was sprake van aanhouding van
een verdachte buiten heterdaad terzake een bedreiging. Bij de bedreiging was
geen vuurwapen gebruikt, maar tijdens de aanhouding wordt bij de verdachte
thuis wel een vuurwapen aangetroffen. Dit voorval is niet meegerekend onder
de noemer vuurwapengebruik, omdat het wapen niet feitelijk is gebruikt tegen
een persoon of goed (zoals beschreven in hoofdstuk 3). Het aangetroffen
vuurwapen is echter wel meegeteld als in een beslag genomen vuurwapen (zoals
beschreven in hoofdstuk 4)
2.4 Handel vuurwapens
Bij de beschrijving van de handel in vuurwapens worden grovere vuurwapen-
categorieën gehanteerd. Het gaat bij dit deel van het onderzoek om de vraag
hoe degenen die in Nederland zijn aangehouden in het bezit van een illegaal
vuurwapen, dat wapen hebben verkregen. Meer specifiek gaat het erom te
verhelderen in welke mate er in Nederland vuurwapens verhandeld worden en
hoe dit gebeurt. Bij de beantwoording van deze vragen wordt onderscheid
gemaakt tussen drie categorieën vuurwapens, namelijk:
1. Imitatiewapens die geschikt zijn voor be- en afdreiging, bijvoorbeeld
plastic speelgoedwapens, veerdrukwapens (balletjespistolen) en gasdruk-
wapens.
2. Gas- en alarmwapens, eveneens geschikt voor be- en afdreiging, maar
tevens geschikt voor het afschieten van knal- of gaspatronen.
27
3. Scherpschietende
vuurwapens.
Dit onderscheid wordt op deze manier gemaakt omdat de wijze waarop deze
drie typen illegale vuurwapens verhandeld worden sterk uiteenloopt. In hoofd-
stuk 11 wordt hierop uitgebreid teruggekomen.
28
3
Vuurwapengebruik
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een schatting gepresenteerd van het aantal vuurwapen-
incidenten, in de jaren 1998 - 2000. Een vuurwapenincident is hierbij omschre-
ven als een voorval waarbij een illegaal vuurwapen is gebruikt om mee te
dreigen of te schieten. Ook spelen of zwaaien met een vuurwapen in het open-
baar is als een vuurwapenincident opgevat. Hiernaast wordt in de tekst gespro-
ken over schietincidenten. Het gaat dan alleen om die gevallen waarbij met het
vuurwapen feitelijk is geschoten op personen of objecten13.
In dit hoofdstuk komen alleen vuurwapenincidenten aan de orde waarvan melding is gemaakt bij de politie. Daarbij is als criterium genomen dat het slachtoffer het vuurwapen daadwerkelijk moet hebben gezien, danwel dat er ander fysiek bewijs is van een vuurwapenincident. Soms is uit bewijsmateriaal af te leiden (zoals verwondingen, bloedsporen, achtergebleven patroonhulzen of kogelgaten) dat een scherpschietend vuurwapen is gebruikt. Ook bedreiging met een gas- of alarmwapen danwel een imitatiewapen, is beschouwd als een vuur- wapenincident. Aangiften waarbij het vuurwapen niet daadwerkelijk is gezien zijn niet meegeteld als een vuurwapenincident. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om verklaringen in de trant van 'Ik voel mij ernstig bedreigd door (naam) die heeft gezegd dat hij een pistool heeft'. Ook in situaties waarin sprake is van
13 Naast de begrippen vuurwapenincident en schietincident wordt in het rapport ook het begrip
vuurwapengerelateerd incident gehanteerd. Daaronder worden ook gevallen gerekend waarin het
vuurwapen is aangetroffen zonder te zijn gebruikt, bijvoorbeeld tijdens een huiszoeking of
controle.
29
huiselijk geweld komt het regelmatig voor dat het slachtoffer in de aangifte
vermeldt dat de (ex-)man een vuurwapen in bezit heeft of dreigende uitspraken
heeft gedaan ('Er ligt een kogel voor je klaar'). Deze gevallen zijn echter niet
meegerekend als vuurwapenincidenten.
3.2 Schatting van het aantal vuurwapenincidenten
In deze paragraaf wordt een schatting gepresenteerd van het aantal vuurwapen-
incidenten in Nederland. Deze schatting is tot stand gekomen door op basis van
de kwaliteit van de gegevens die feitelijk in de regio's zijn verzameld een
schatting te maken van de omvang van het 'ontbrekende deel'. Dit ontbrekende
deel verschilt met de wijze waarop de gegevens zijn verzameld. Dit is als volgt
gebeurd:
* In regio's waar een dekkende registratie wordt bijgehouden van het aantal
vuurwapenincidenten is gebruik gemaakt van deze afzonderlijke regi-
stratie. Het betreft de regio's Brabant-Noord, Haaglanden, Zaanstreek-
Waterland en Limburg-Noord (exclusief 1998). In de regio Gelderland
Midden heeft het Regionale Bureau Wapens en Munitie eveneens een
eigen registratie bijgehouden van aantallen vuurwapenincidenten. Helaas
is deze registratie verloren gegaan tijdens een conversie van het automa-
tiseringssysteem. Totaalcijfers van het aantal vuurwapenincidenten zijn in
deze regio echter beschikbaar uit jaarverslagen, met uitzondering van het
jaar 1998.
* In de regio's waarin BPS als registratiesysteem wordt gehanteerd en bij de
Koninklijke Marechaussee (KMAR) zijn de meest relevante categorieën
waarin vuurwapenincidenten kunnen worden geregistreerd geïnventari-
seerd14. Het is echter ook mogelijk dat vuurwapendelicten in andere
registratiecategorieën worden ondergebracht. Op basis van de vergelijking
van de steekproeftrekking met een compleet bestand (regio Brabant
Noord) schatten wij dat gemiddeld 70 procent van het totale aantal
vuurwapendelicten wordt teruggevonden. Op basis van dit gegeven zijn
schattingen mogelijk van het feitelijke aantal vuurwapenincidenten.
* In de regio Flevoland is op basis van Xpol een hiermee vergelijkbare
exercitie uitgevoerd. Vanwege de beperkingen van Xpol als het gaat om
het snel kunnen inzien van registratiegegevens kon in deze regio alleen het
14 Exclusief de regio's Brabant-Noord, Zaanstreek-Waterland en Limburg-Noord (1999 en 2000), die weliswaar BPS hanteren, maar daarnaast over een afzonderlijke registratie beschikken. De Koninklijke Marechaussee hanteert eveneens BPS.
30
aantal vuurwapenincidenten worden achterhaald. Het was niet mogelijk
nadere gegevens te verzamelen omtrent het incident.
* In twee regio's kon op basis van HKS-gegevens een beeld van het aantal
schietincidenten worden verkregen. Het betreft de regio's Rotterdam-Rijn-
mond en Limburg-Zuid.
* In de regio Amsterdam-Amstelland zijn in HKS alleen zaken waarbij een
verdachte kon worden aangehouden vastgelegd. Dit betreft slechts onge-
veer de helft van het aantal gevallen. De totaalcijfers met betrekking tot
deze regio zijn om die reden gebaseerd op gegevens die in jaarverslagen
zijn gepubliceerd door de politieregio Amsterdam-Amstelland. Ook deze
cijfers zijn echter deels incompleet en kunnen derhalve worden beschouwd
als een ondergrens. Schietincidenten waarbij geen letsel is opgetreden en
vuurwapengebruik in bedreigingszaken zijn niet opgenomen in de cijfers.
* In de regio Friesland zijn zeer weinig incidenten in HKS vastgelegd (20 in
1998, 0 in 1999 en 5 in 2000). Deze gegevens zijn als onvoldoende
betrouwbaar gekwalificeerd om er uitspraken op te kunnen baseren.
Met betrekking tot vuurwapengebruik bij overvallen kon nadere informatie
worden verkregen uit het Landelijk Overvallen Registratiesysteem (LORS).
Deze gegevens zijn separaat verzameld en worden gerapporteerd in paragraaf
3.3.
Aan de hand van de verzamelde gegevens en de (bekende) beperkingen daar-
van, is een overzicht gemaakt van het aantal vuurwapenincidenten in Nederland
in de jaren 1998 tot en met 2000. In de volgende tabellen worden de uitkomsten
gepresenteerd.
Tabel 3.1: Aantal vuurwapenincidenten naar regio, regio's met dekkende
registratie.
1998 1999 2000
Haaglanden15 480 443
373
Brabant-Noord 235 322
246
Zaanstreek-Waterland 106 77
93
Gelderland Midden 265 278 203
Limburg-Noord16 59 85
96
Totaal 1.145 1.205
1.011
15 De regio Haaglanden is na het jaar 2000 gestopt met het bijhouden van een dekkende registratie
van vuurwapenincidenten.
31
In de vijf regio's die beschikken over een compleet overzicht van het aantal
vuurwapenincidenten stijgt het aantal vuurwapenincidenten in 1999 met onge-
veer 10 procent ten opzichte van 1998. In het jaar 2000 is ten opzichte van
1999 echter sprake van een daling met ongeveer 15 procent.
In de regio Haaglanden is sprake van een constante daling van het aantal
incidenten. In Brabant-Noord en Gelderland-Midden is sprake van een piek in
1999, waarna in 2000 een daling volgt. De regio Limburg-Noord laat een con-
stante stijging zien. De ontwikkelingen binnen afzonderlijke regio's vertonen
derhalve sterke verschillen.
In de volgende tabel wordt een overzicht geboden van ontwikkelingen in de
regio's waar aan de hand van BPS-gegevens het aantal vuurwapenincidenten is
geschat.
Tabel 3.2 Geschat aantal vuurwapenincidenten naar regio, op grond van
informatie uit BPS of Xpol (Flevoland).
1998 1999 2000
Midden en West-Brabant 253 331 348
Utrecht 293 330 314
Kennemerland 154 123 171
Brabant
Zuid-Oost 194 199 166
Groningen 166 140 140
Zuid-Holland-Zuid 155 177 136
Noord-
en
Oost-Gelderland 99 161 134
Gelderland-Zuid 96 116 119
Hollands-Midden 149 161 119
Flevoland 91
96
108
IJsselland 101 103 106
Twente 106 119 106
Gooi- en Vechtstreek 71 76 71
Noord Holland Noord 79 99 83
Drenthe 63 63 64
Zeeland 44 56 47
KMAR 19 23 30
Totaal 2.133 2.373 2.262
De voorgaande tabel laat zien dat in de regio's waar de verzamelde informatie gebaseerd is op gegevens uit BPS of Xpol sprake is van een stijging van het
16 In de regio Limburg-Noord wordt sinds 1999 een dekkende registratie bijgehouden van het
aantal vuurwapenincidenten. Het cijfer voor 1998 is gebaseerd op BPS-gegevens. Dat laatste
geldt ook voor Gelderland Midden.
32
aantal vuurwapenincidenten van 11 procent van 1998 naar 1999. Van 1999 naar
2000 daalt het aantal incidenten met 6 procent.
Tussen de afzonderlijke regio's is ook hier sprake van aanzienlijke verschillen
in ontwikkelingen. Bij acht van de vijftien regio's valt een piek(je) te zien in het
aantal vuurwapenincidenten in 1999. In de regio Midden- en West-Brabant is
sprake van een (forse) stijging van het aantal vuurwapenincidenten in 1999 ten
opzichte van 1998 en ook in 2000 is sprake van een lichte stijging. Ook de
regio Flevoland laat in alle onderzochte jaren een stijging zien. In de regio's
Gooi- en Vechtstreek en Drenthe blijft het aantal incidenten nagenoeg gelijk. In
de regio's Hollands Midden en Brabant Zuid-Oost is in 2000 sprake van een
daling van het aantal incidenten ten opzichte van eerdere jaren.
In vier regio's tot slot, is een beroep gedaan op HKS-gegevens om een beeld te
schetsen van het aantal vuurwapenincidenten. In de regio Amsterdam-Amstel-
land biedt HKS slechts een beperkt beeld van de totale vuurwapencriminaliteit,
aangezien alleen die voorvallen worden ingevoerd waarbij een dader is aan-
gehouden. Voor deze regio is gebruik gemaakt van gegevens uit de jaar-
verslagen. Deze hebben betrekking op overvallen, straatroven en schietinciden-
ten waarbij letsel is ontstaan. Schietincidenten zonder letsel en bedreigingen
met een vuurwapen buiten de context van een overval of straatroof zijn in deze
cijfers niet verdisconteerd, waardoor het gevonden aantal als een ondergrens
moet worden gezien.
Tabel 3.3: Aantal vuurwapenincidenten naar regio, op grond van HKS-
gegevens of informatie uit jaarverslagen (Amsterdam-Amstelland).
1998 1999 2000
Amsterdam-Amstelland 775 805
650
Rotterdam-Rijnmond 641 595
509
Limburg-Zuid 187 177
185
Friesland * *
*
Totaal 1.603 1.577
1.344
In de regio's waar op de bovengenoemde wijze informatie is verzameld is per saldo sprake van een daling van het aantal incidenten tussen 1998 en 2000. In de regio Rotterdam-Rijnmond neemt het aantal in HKS geregistreerde vuur- wapenincidenten gestaag af. In Amsterdam-Amstelland is sprake van en stijging in 1999 ten opzichte van 1998, maar van een forse daling van het aantal incidenten in het jaar 2000. In Limburg-Zuid is het beeld relatief constant.
---
Tabel 3.4: Vuurwapenincidenten: totaal aantal incidenten (geschat).
Geschat aantal vuurwapenincidenten
1998 4.881
1999 5.155
2000 4.617
Het geschatte aantal vuurwapenincidenten in Nederland (bedreiging of schieten)
bedraagt in de onderzochte periode omstreeks minimaal 4.617 en maximaal
5.155 gevallen per jaar. Uit de tabel kan worden afgeleid dat het aantal vuur-
wapenincidenten in Nederland in 1999 een piek vertoont, om in 2000 met ruim
tien procent te dalen ten opzichte van dat eerdere jaar.
Zoals uit de analyse in de tabellen 3.1, 3.2 en 3.3 naar voren komt is tussen de
regio's sprake van aanzienlijke verschillen. Opmerkelijk is dat in drie van de
vier grootstedelijke regio's (Haaglanden, Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-
Rijnmond) sprake is van een relatieve daling van het aantal vuurwapeninciden-
ten in 2000, ten opzichte van 1999.
In Midden- en West-Brabant valt de stijging op van het aantal vuurwapen-
incidenten in 1999 ten opzichte van 1998. Die stijging wordt niet gevolgd door
een daling in 2000. Ook in de regio's Limburg-Noord en Flevoland, alsmede
bij de Koninklijke Marechaussee (KMAR), is sprake van een gestage stijging
van het aantal incidenten. De KMAR registreert met name meer vuurwapen-
incidenten op Schiphol, zo blijkt uit een analyse die door deze dienst is uitge-
voerd.
In 10 van de 23 onderzochte regio's is sprake van een piek in het aantal vuur-
wapenincidenten in 1999. Waar deze piek door veroorzaakt wordt is onduide-
lijk.
34
Tabel 3.5: Geschat aantal vuurwapenincidenten per 100.000 inwoners naar
regio in 200017.
Regio Inwonertal
Vuurwapenincidenten
Vuurwapenincidenten
(geschat) aantal per 100.000 inwoners
Amsterdam-Amstelland 894.053
650 72
Rotterdam-Rijnmond 1.213.027
509 42
Brabant-Noord 615.650
246 40
Haaglanden 946.362
373 39
Midden en West-Brabant 1.030.994 348 34
Flevoland 317.206
108 34
Kennemerland 501.084
171 34
Gelderland Midden 640.260 203 32
Zaanstreek-Waterland 300.033
93 31
Utrecht 1.099.041
314 29
Limburg-Zuid 648.882
185 29
Gooi- en Vechtstreek 241.477 71 29
Zuid-Holland-Zuid 488.210
136 28
Groningen 562.646
140 25
Gelderland-Zuid 501.645
119 24
Brabant Zuid-Oost 709.410 166 23
IJsselland 481.231
106 22
Limburg-Noord 492.310
96 19
Twente 596.394
106 18
Noord- en Oost-Gelderland 777.253 134 17
Hollands-Midden 750.145
119 16
Noord Holland Noord 590.515 83 14
Drenthe 469.806
64 14
Zeeland 371.866
47 13
Friesland 624.500
* *
KMAR nvt
30
nvt
Nederland18 15.239.450
4.617 30
Wanneer het aantal vuurwapenincidenten (bedreiging en feitelijke schiet-
incidenten) gerelateerd wordt aan het aantal inwoners van de regio, blijkt dat
zich in Nederland gemiddeld 30 vuurwapenincidenten per 100.000 inwoners
hebben voorgedaan in het jaar 2000 (exclusief de regio Friesland). Koploper is
de regio Amsterdam-Amstelland met 72 incidenten per 100.000 inwoners. Ook
in Rotterdam-Rijnmond (42) en Brabant-Noord (40) vindt een relatief groot
aantal vuurwapenincidenten plaats. In Drenthe en Zeeland is het aantal vuur-
wapenincidenten per inwoner het kleinst met 14, respectievelijk 13 incidenten
per 100.000 inwoners.
17 De gegevens waarop de aantallen vuurwapenincidenten zijn gebaseerd zijn op verschillende
wijze verzameld. Zie daarvoor paragraaf 3.2.
18 Inwonertal van Nederland, exclusief de regio Friesland.
35
3.3 Vuurwapenincidenten naar type
In deze paragraaf wordt ingegaan op de verschillende typen vuurwapeninciden-
ten die zich in Nederland hebben voorgedaan, gemeten over de jaren 1998,
1999 en 2000. In de volgende tabel is weergegeven om welk soort incidenten
het ging.
Tabel 3.6: Aard vuurwapenincidenten, in procenten.
1998 1999 2000
(N = 3325) (N = 3487) (N = 3274)
Schieten met vuurwapen, zonder letsel 8% 7% 7%
Schieten met vuurwapen, met letsel 8% 7% 8%
Schieten met vuurwapen, dodelijk 2% 2% 2%
Schieten met vuurwapen, onbekend letsel 4% 4% 5%
Overval/straatroof met vuurwapen, waarbij geschoten 7% 3% 3%
Overval/straatroof met vuurwapen, waarbij gedreigd 31% 34% 35%
Overige bedreigingen met vuurwapen 35% 39% 34%
Anders
4%
3%
5%
Onbekend
1%
3%
1% Totaal 100% 100% 100%
De tabel laat zien dat over alle gemeten jaren overval of straatroof en overige bedreigingen de belangrijkste categorieën van delicten vormen waarbij een vuurwapen wordt gehanteerd. Het totale percentage overvallen en straatroven blijft tussen 1998 en 2000 nagenoeg gelijk. Er is echter wel sprake van een afname van het percentage straatroven waarbij daadwerkelijk is geschoten. Een mogelijke verklaring hiervoor is een toename van het aantal overvallen en straatroven waarbij een imitatiewapen wordt gebruikt. Het percentage bedrei- gingen waarbij een vuurwapen is gebruikt vertoont een piek in 1999. De overige delictcategorieën laten een constant beeld zien.
Wanneer sprake is van vuurwapenincidenten kan onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin daadwerkelijk is geschoten en gevallen waarin het vuur- wapen is gebruikt om mee te dreigen. In verreweg de meeste gevallen blijft het vuurwapengebruik beperkt tot dreiging, zo laat een nadere analyse van de beschikbare gegevens zien (zie tabel 3.7). Een en ander heeft ook te maken met het feit dat een belangrijk deel van de vuurwapendelicten wordt gepleegd met een niet-scherpschietend vuurwapen, oftewel een gas-/alarm- of imitatiewapen. Afgaande op de verhouding waarin vuurwapens in beslag worden genomen door de politie (zie hoofdstuk 4) is tweederde deel van de gebruikte vuurwapens
36
niet-scherpschietend. Uit de in het onderhavige onderzoek verzamelde gegevens
blijkt dat overvallen in ruim de helft van de gevallen gepleegd worden met een
niet-scherpschietend vuurwapen. Straatroven worden zelfs in de meeste geval-
len gepleegd met behulp van een niet-scherpschietend vuurwapen. Daarbij moet
worden aangetekend dat het oplossingspercentage voor overvallen en straat-
roven relatief laag ligt (zie paragraaf 3.4) en dat in die gevallen ook lang niet
altijd het vuurwapen wordt aangetroffen.
Tabel 3.7: Vuurwapenincidenten: aard gebruik van het vuurwapen, in
procenten.
1998 1999 2000
(N = 3312) (N = 3471) (N = 3253)
Gedreigd met vuurwapen 79% 83% 79%
Geschoten met een vuurwapen 21% 17% 21%
Totaal 100% 100% 100%
Wanneer sprake is van een vuurwapenincident blijft het in de meeste gevallen
beperkt tot dreigen met het vuurwapen. Dit percentage blijft relatief constant in
de onderzochte jaren. Er lijkt in het algemeen derhalve geen sprake van een
verharding van het vuurwapengeweld in die zin dat sneller daadwerkelijk wordt
geschoten.
Nadere analyse van de beschikbare gegevens wijst erop dat ten opzichte van het
landelijke gemiddelde, in de politieregio's Amsterdam-Amstelland en Rotter-
dam-Rijnmond vaker wordt gedreigd en naar verhouding minder vaak wordt
geschoten met het vuurwapen. Het percentage daadwerkelijke schietincidenten
bedraagt in deze regio's in de onderzochte jaren omstreeks 15 procent. Daarbij
moet uiteraard in het oog worden gehouden dat in deze beide regio's ongeveer
een kwart van het totale aantal vuurwapenincidenten wordt gepleegd. De
verklaring voor dit lagere percentage kan worden gevonden in het feit dat in
Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond meer overvallen en straatroven
worden gepleegd, waarbij het vuurwapen meestal alleen ter bedreiging wordt
gebruikt. Ook wordt bij overvallen en straatroven vaker gebruik gemaakt van
niet-scherpschietende vuurwapens.
Regio's waar vaker dan gemiddeld daadwerkelijk wordt geschoten met het
vuurwapen zijn Haaglanden (34 procent van de vuurwapenincidenten is een
schietincident) en Noord-Holland Noord (55 procent). In de overige regio's is
sprake van een beeld dat nauwelijks afwijkt van het gemiddelde, ofwel er is
sprake van schommelingen. Zaanstreek-Waterland had in 1998 bijvoorbeeld te
37
maken met relatief veel schietincidenten, maar in andere jaren wijkt het beeld
nauwelijks af van het gemiddelde. Voor Brabant Zuid-Oost geldt iets dergelijks
voor het jaar 1999, hetgeen mede verklaard wordt door het feit dat in dat jaar
zich een bovengemiddeld aantal afrekeningen in het criminele circuit voordeed
in deze regio.
Schietincidenten nader beschouwd
In het vervolg van deze paragraaf wordt nader ingegaan op schietincidenten, dat
wil zeggen voorvallen waarin daadwerkelijk is geschoten en op overvallen. In
de volgende tabel wordt een vergelijking gemaakt van het aantal schietinciden-
ten per politieregio, rekening houdend met het aantal inwoners van de regio. In
deze tabel zijn alle schietincidenten weergegeven die in de registratiegegevens
van de onderscheiden korpsen kunnen worden teruggevonden.
Tabel 3.8: Schietincidenten naar regio in 2000, per 100.000 inwoners.
Regio Inwonertal
Schietincidenten
Schietincidenten per
(aantal) 100.000 inwoners
Haaglanden 946.362
125
13
Amsterdam-Amstelland 894.053
102
---
Groningen 562.646
57
10
Brabant Zuid-Oost 709.410 74 10
Brabant-Noord 615.650
61
10
Noord Holland Noord 590.515 46 8
Rotterdam-Rijnmond 1.213.027 87
---
Limburg-Zuid 648.882
---
---
Zaanstreek-Waterland 300.033
21
---
Midden en West-Brabant 1.030.994 61 6
Kennemerland 501.084
30
---
Zuid-Holland-Zuid 488.210
29
---
Utrecht 1.099.041
59
---
Gooi- en Vechtstreek 241.477 11 5
Gelderland-Zuid 501.645
26
---
IJsselland 481.231
23
---
Flevoland 317.206
12
---
Limburg-Noord 492.310
18
---
Gelderland Midden 640.260 17 4
Twente 596.394
14
---
Noord- en Oost-Gelderland 777.253 13 2
Hollands-Midden 750.145
12
---
Drenthe 469.806
---
---
Zeeland 371.866
---
---
Friesland 624.500
*
*
KMAR nvt
---
nvt
Nederland19 15.239.450
964
---
19 Inwonertal van Nederland, exclusief de regio Friesland.
38
Het aantal incidenten waarbij is geschoten met het vuurwapen, waarbij al dan
niet sprake is geweest van letsel, bedraagt gemiddeld 6 incidenten per 100.000
inwoners in Nederland als geheel, in het jaar 2000. Het aantal schietincidenten
ligt het hoogst in de regio's Haaglanden en Amsterdam-Amstelland. Andere
regio's waar naar verhouding vaker geschoten wordt zijn Groningen, Brabant
Zuid-Oost en Brabant-Noord met 10 incidenten per 100.000 inwoners. Tot slot
valt de hoge klassering van de regio Noord-Holland Noord op, in vergelijking
met de positie die deze regio inneemt als het gaat om het totale aantal vuur-
wapenincidenten.
Overvallen
Een tweede categorie van delicten waarover nadere informatie voorhanden is
betreft overvallen. Informatie omtrent overvallen wordt in Nederland op natio-
naal niveau geregistreerd in het Landelijk Overvallen Registratiesysteem
(LORS). Over het aantal straatroven worden geen landelijke gegevens bijgehou-
den. Door de dienst NRI, die dit informatiesysteem beheert, wordt onderscheid
worden gemaakt tussen een overval of een straatroof. Onder het begrip
'overval' verstaat men het volgende20:
* Het wegnemen of afpersen van enig goed, of een poging daartoe.
* Er moet daarbij sprake zijn van gebruik van geweld of bedreiging met
geweld.
* Er moet sprake zijn van een afgeschermde ruimte waarin de overval
plaatsvindt. Ook geplande waardetransporten, die weliswaar in de open-
bare ruimte plaatsvinden, worden tot overvallen gerekend21.
Onder straatroof verstaat de NRI het met geweld of bedreiging met geweld
wegnemen of afpersen van enig goed, gepleegd tegen personen die zich niet in
een afgeschermde ruimte bevinden, of een poging daartoe. Straatroven worden
helaas niet op landelijk niveau geregistreerd.
De registratie van overvallen in het LORS laat in de loop van de jaren negentig
een gestage stijging van het aantal overvallen zien. Met name in het jaar 2000 is
sprake van een forse toename ten opzichte van de voorgaande jaren.
20 Poorter en Hoevers: 2000, p. 27.
21 Onder het begrip gepland waardetransport vallen ook ondernemers die geld naar de bank
brengen, professionele geldlopers, alsmede bezorgers van maaltijden. Poorter en Hoevers: 2000,
p. 27.
39
Tabel 3.9: Vuurwapenincidenten bij overvallen, op basis van LORS22.
Aantal overvallen Met vuurwapen Vuurwapengebruik
gepleegd (%)
1996 2.032
1.138
56%
1997 2.301
1.035
45%
1998 2.363
1.362
58%
1999 2.407
1.375
57%
2000 2.794
1.438
51%
Uitspraken over het gebruik van vuurwapens bij deze overvallen zijn alleen in globale zin mogelijk. Uit de registratie van het LORS valt niet op te maken of het wapen een scherpschietend wapen, een gas- of alarmwapen of een imitatie- wapen betrof. Evenmin blijkt uit de registratie of het vuurwapen wel of niet geladen was. In LORS wordt enkel de waarneming van het wapen door de getuigen en/of slachtoffers van overvallen geregistreerd. Wanneer een wapen vervolgens wordt aangetroffen kan informatie nader gespecificeerd worden, maar hier worden in LORS geen nadere codes aan toegekend. Ook dan kan derhalve het type vuurwapen niet met zekerheid worden achterhaald en blijft men afhankelijk van hetgeen de betrokkenen hebben gemeld.
3.4 Vuurwapenincidenten en het gebruikte vuurwapen
In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het type vuurwapen dat is gebruikt tijdens het vuurwapenincident. Daarbij is uitgegaan van hetgeen daarover in het proces-verbaal is vastgelegd. Wanneer het vuurwapen daadwerkelijk door de politie is aangetroffen staat uiteraard vast om welk type vuurwapen het ging. Wanneer dit niet het geval is moet worden afgegaan op verklaringen van aangevers, getuigen of de eventueel aangehouden verdachte. In deze gevallen staat niet met honderd procent vast of het om een scherpschietend, danwel een niet-scherpschietend vuurwapen ging, tenzij uiteraard secundair bewijsmateriaal voorhanden is, bijvoorbeeld inslagen van kogels of verwondingen van slacht- offers. Wanneer sprake is geweest van bedreiging kan de aard van het gebruikte vuurwapen, wanneer het niet werd aangetroffen, niet met zekerheid worden vastgesteld. In die gevallen is het vuurwapen in het onderhavige onderzoek
22 Deze cijfers zijn afzonderlijk verzameld door raadpleging van het LORS. Deze gegevens kunnen derhalve niet worden vergeleken met de cijfers in tabel 3.6.
40
geregistreerd als 'vuistvuurwapen van een onbekend type'23. In deze categorie
kan het dus zowel gaan om scherpschietende als niet-scherpschietende vuur-
wapens.
Tabel 3.10: Vuurwapenincidenten: naar type wapen, in procenten.
1998 1999 2000
(N = 1987) (N = 1978) (N = 2082)
Automatisch vuurwapen 0% 2% 2%
Pistool/revolver
37%
51%
41%
Geweer
1%
2%
3%
Gas-/alarmpistool
7%
7%
8%
Imitatievuurwapen
10%
9%
9%
Explosief
1%
0%
0%
Meerdere vuurwapens 3% 5% 3%
Luchtbuks
1%
1%
1%
Vuistvuurwapen onbekend type 38% 21% 31%
Anders
2%
2%
2%
Totaal
100%
100%
100%
Het grootste deel van de vuurwapenincidenten in Nederland wordt gepleegd met een vuistvuurwapen, zo laat de bovenstaande tabel zien. Het betreft pistolen of revolvers of een onbekend vuistvuurwapen. In het laatste geval gaat het om pistolen of revolvers die door de betrokkenen wel zijn gezien, maar die door de politie niet zijn aangetroffen. In die gevallen is het ook mogelijk dat het om een gas-, alarm- of imitatiewapen ging (althans wanneer er geen andere bewijsstukken voor het tegendeel konden worden gevonden). Automatische vuurwapens en verborgen vuurwapens worden relatief weinig gebruikt bij schietincidenten waarvan aangifte wordt gedaan door het slachtoffer24.
Op grond van de gegevens uit de tabel kan niet worden geconstateerd dat de zwaarte van de gebruikte vuurwapens toeneemt. Het pistool blijft verreweg het meest populair. Het gebruik van zwaardere wapens, zoals automatische wapens, neemt weliswaar toe, maar het gebruik daarvan blijft grotendeels
23 Wanneer gebruik wordt gemaakt van gas-/alarm- of imitatiewapens is in vrijwel alle gevallen
sprake van een vuistvuurwapen (pistool of revolver). In de meeste gevallen gaat het om over-
vallen of straatroven. Imitaties van machinepistolen zijn weliswaar verkrijgbaar, maar worden
voor overvallen of straatroven weinig gebruikt omdat ze moeilijk te verbergen zijn. Overvallers
die gebruikmaken van machinepistolen zijn doorgaans van zwaar crimineel kaliber en hanteren
scherpschietende vuurwapens (zie hoofdstuk 7).
24 Verborgen vuurwapens zijn vuurwapens die niet direct als een vuurwapen herkenbaar zijn. Het
gaat meestal om vuurwapens in de vorm van sleutelhangers of pennen. Incidenteel zijn ook
schiet-GSM's aangetroffen.
41
beperkt tot criminelen van zwaar kaliber, die ofwel actief zijn in de georgani-
seerde criminaliteit, ofwel zich professioneel bezighouden met het plegen van
overvallen25. Over het gebruik van explosieven kan hetzelfde worden geconsta-
teerd26. Op grond van de verzamelde informatie kan worden geconcludeerd dat
in criminele kringen vooral naar zwaardere vuurwapens wordt gegrepen om
geschillen te beslechten (met name over schulden die niet worden voldaan, of
met betrekking tot oplichtingspraktijken). Uit registratiegegevens van het Korps
Landelijke Politiediensten (KLPD) en uit onderzoek van Spapens en Bruinsma
(2002) kan worden opgemaakt dat in de loop van de jaren negentig de hoeveel-
heid machinepistolen welke jaarlijks in Nederland in beslag wordt genomen
door de politie is toegenomen. Een zekere samenhang met de smokkel van
dergelijke wapens (machinepistolen en explosieven) vanuit voormalige Oost-
bloklanden (Tsjechië, Kroatië en Klein-Joegoslavië, het laatste land tot en met
1999) is daarbij onmiskenbaar. De verkrijgbaarheid van dergelijke wapens blijft
echter grotendeels beperkt tot een selecte groep van criminele organisaties in
Nederland.
Vuurwapens gebruikt bij overvallen
In het onderhavige onderzoek is aan de hand van gegevens uit het LORS in
kaart gebracht welke typen vuurwapen zijn gebruikt tijdens overvallen. De
waarnemingsgegevens over de jaren 1998, 1999 en 2000 worden in tabel 3.11
nader gespecificeerd. Het gaat daarbij de kwalificatie die door de aangevers of
getuigen is gegeven aan de aard van het vuurwapen. Het betreft derhalve niet
een expert-oordeel. Tevens is het niet met zekerheid vastgesteld of het om een
scherpschietend danwel een niet-scherpschietend vuurwapen ging. Dit verklaart
bijvoorbeeld het relatief lage aantal gevallen waarin het gebruik van een
imitatievuurwapen is vastgesteld, terwijl uit andere informatie blijkt dat veel
overvallen met niet-scherpschietende vuurwapens worden gepleegd. In de
onderstaande tabel kunnen de categorieën 'pistool, revolver en vuistvuurwapen
25 Incidenteel komt het voor dat anderen automatische wapens gebruiken. Een eerste voorbeeld
betreft een persoon aan wie een machinepistool in bewaring was gegeven door een (naar alle
waarschijnlijkheid) zwaarder crimineel, die op nieuwjaarsnacht in een dronken bui met wat
vrienden besloot het wapen eens te gaan uitproberen in de tuin, waarbij per ongeluk een
tegenoverliggende woning wordt geraakt waarvan de bewoner begrijpelijkerwijs enigszins in
paniek raakt. Een tweede voorbeeld betreft iemand die optreedt als bodyguard voor call-girls op
hoog niveau die van zijn baas bij aanvang van elke dienst een machinepistool krijgt uitgereikt en
dit na afloop van het werk weer inlevert.
26 Registratiegegevens omtrent explosieven bieden weinig inzicht, aangezien dergelijke incidenten
zich enerzijds weinig voordoen en anderzijds vaak sprake is van het gebruik van nep-hand-
granaten of explosieven die onschadelijk zijn gemaakt.
42
type onbekend' derhalve zowel scherpschietende wapens als gas-, alarm- en
imitatiewapens betreffen.
Tabel 3.11: Door getuigen waargenomen vuurwapens bij overvallen, LORS,
d.d. januari 2002.
1998 1999 2000
Automatisch vuurwapen 38 26 38
Bazooka/raketwerper 1
---
---
Explosief/handgranaat 12
---
---
Pistool 1.060
1.054
1.189
Revolver 114
118
---
Geweer 29
19
29
Gas-/alarmpistool 0
---
---
Imitatievuurwapen/luchtbuks 0
---
---
Riotgun 23
19
15
Vuistvuurwapen onbekend type 381 434 386
Totaal 1.658
1.677
1.770
Uit de cijfers in de tabel blijkt dat de meeste getuigen en/of slachtoffers van overvallen een pistool als het gebruikte vuurwapen rapporteren. Een onbekend vuistvuurwapen (dat wil zeggen eveneens een pistool of revolver, waarbij echter niet bekend is of het om een scherpschietend of niet-scherpschietend wapen ging) is de tweede grootste categorie. Geweren worden voor overvallen nauwelijks gebruikt. Speciale aandacht vragen de riotguns, de automatische wapens, de bazooka's en de explosieven en handgranaten. Deze kunnen door de getuigen doorgaans duidelijk aan hun vorm van andere wapens worden onderscheiden. Drie procent van het totaal aantal wapens dat is gebruikt bij overvallen is in 2000 tot één van deze categorieën gerekend. Het aantal riotguns neemt daarbij tussen 1998 en 2000 licht af, evenals het aantal explosieven (inclusief handgranaten). Het aantal automatische wapens en bazooka's dat wordt gebruikt bij overvallen blijft zo goed als gelijk.
3.5 Oplossing van vuurwapenincidenten
In deze paragraaf wordt beknopt aandacht besteed aan de mate waarin de politie
verdachten van vuurwapenincidenten aan kan houden en het gebruikte vuur-
wapen in beslag kan nemen. Deze cijfers hebben beperkte reikwijdte omdat zij
alleen gebaseerd kunnen worden op informatie uit regio's die beschikken over
een dekkende registratie van het aantal vuurwapenincidenten en de regio's waar
43
uit BPS informatie kon worden verkregen. Dit wil zeggen dat de regio's
Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond, waar gebruik is gemaakt van
HKS-gegevens, niet in dit overzicht konden worden verdisconteerd, terwijl in
deze beide regio's wel een belangrijk deel van het totale aantal vuurwapen-
incidenten plaatsvindt. De gegevens in deze paragraaf moeten derhalve vooral
worden gezien als indicatief.
Tabel 3.12: Oplossing van vuurwapenincidenten (in procenten) .
1998 1999 2000
Verdachte bekend 52% 52% 52%
Vuurwapen aangetroffen 25% 24% 24%
Gemiddeld genomen blijkt de politie over alle onderzochte jaren in 52 procent van de gevallen één of meer verdachten aan te houden. Dit hoeft niet op heter- daad plaats te vinden, maar kan ook achteraf na opsporingsonderzoek, of op basis van andere informatie zijn gebeurd. De cijfers zijn opmerkelijk constant, terwijl het aantal vuurwapenincidenten over de jaren wisselt. Deze constantheid geldt ook voor de mate waarin het gebruikte vuurwapen wordt aangetroffen. Dit gebeurt in een kwart van de gevallen. Ook hier geldt dat het gebruikte vuurwapen niet direct hoeft te worden gevonden, maar dit kan ook later, bijvoorbeeld tijdens een huiszoeking, worden aangetroffen.
De politie blijkt vooral hoge oplossingspercentages te bereiken in gevallen waarin is geschoten met het vuurwapen. Wanneer sprake is geweest van een schietincident met letsel of een incident met dodelijke afloop wordt in 75 procent van de gevallen of meer een dader aangehouden. In gevallen waarin geen sprake is geweest van letsel kan in gemiddeld 57 procent van de gevallen een verdachte worden aangehouden. Ook wanneer alleen gedreigd is met het vuurwapen kan in 61 procent van de gevallen een verdachte worden aangehou- den. Het oplossingspercentage ligt echter aanzienlijk lager in geval van overval of straatroof. Wanneer sprake is van een dergelijk delict kan de politie slechts in 33 procent van de gevallen een verdachte aanhouden.
Een nadere analyse van de gevallen waarin het vuurwapen daadwerkelijk wordt
aangetroffen laat een vergelijkbaar beeld zien. Wanneer sprake is geweest van
een schietincident met dodelijke afloop wordt het vuurwapen in 41 procent van
de gevallen teruggevonden. In geval van overval of straatroof lukt dit slechts in
12 procent van de gevallen.
44
3.6 Samenvatting hoofdstuk 3
De belangrijkste bevindingen van het hoofdstuk 'Vuurwapengebruik' zijn:
* Over het aantal vuurwapenincidenten is in de onderzochte jaren in zes
politieregio's een volledige registratie bijgehouden. In vijftien regio's kon
via de basisregistratie ongeveer 70 procent van het totale aantal voorvallen
worden achterhaald. In drie regio's is via het Herkenningsdienstsysteem
informatie verzameld. In één regio (Amsterdam-Amstelland) moest wor-
den volstaan met onvolledige gegevens uit jaarverslagen. In één regio
(Friesland) kon geen betrouwbare informatie worden verkregen.
* Het geschatte aantal vuurwapenincidenten in Nederland (bedreiging of
schieten) bedraagt in de onderzochte periode omstreeks minimaal 4.617 en
maximaal 5.155 gevallen per jaar.
* Het aantal vuurwapenincidenten in Nederland in vertoont in 1999 een piek
en daalt wederom in 2000. Ditzelfde beeld vinden we terug in 10 van de
23 onderzochte regio's. In Rotterdam-Rijnmond en Haaglanden daalt het
aantal vuurwapenincidenten gestaag vanaf 1998. In Midden en West-
Brabant is sprake van de grootste stijging.
* Gemiddeld vinden 30 vuurwapenincidenten per 100.000 inwoners plaats in
het jaar 2000. In Amsterdam-Amstelland is het aantal het hoogst (72), in
Zeeland het laagst (13).
* De belangrijkste vuurwapenincidenten zijn overvallen en straatroven waar-
bij wordt gedreigd met een vuurwapen en bedreiging als afzonderlijke
delictcategorie.
* Gemiddeld wordt in 80 procent van de gevallen alleen gedreigd met het
vuurwapen. In 20 procent van de incidenten is daadwerkelijk geschoten.
In de regio's Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond blijft het
vuurwapengebruik vaker beperkt tot bedreiging, maar daar staat tegenover
dat in deze regio's meer incidenten plaatsvinden.
* Het aantal schietincidenten per 100.000 inwoners bedroeg 6 in het jaar
2000. In Haaglanden (13) en Amsterdam-Amstelland (11) vindt het groot-
45
ste aantal voorvallen plaats waarbij het wapen is afgevuurd tijdens een
crimineel voorval.
* Het aantal overvallen waarbij een vuurwapen wordt gebruikt neemt
gestaag toe van 1.138 in 1996 naar 1.438 in het jaar 2000. In de relatieve
mate van het vuurwapengebruik kan geen trend worden ontdekt.
* Pistolen en revolvers zijn met 80 procent de meest gebruikte vuurwapen-
typen.
* In de jaren 1998 2000 is bij 52 procent vuurwapenincidenten tenminste
één dader aangehouden. Dit percentage ligt hoger wanneer er tijdens het
incident is geschoten met het vuurwapen. Bij overvallen en straatroven is
het oplossingspercentage gemiddeld het laagst (33%).
* In dezelfde periode werd 24 25 procent van de bij het incident gebruikte
vuurwapen teruggevonden. Opnieuw ligt dit percentage aanzienlijk lager
wanneer het om een overval of straatroof ging (12%).
De belangrijkste conclusie die uit deze informatie kan worden getrokken is dat
het over heel Nederland gerekend de hoeveelheid vuurwapenincidenten in de
jaren 1998 2000 niet spectaculair is toe- of afgenomen. Datzelfde geldt voor
de mate waarin daadwerkelijk wordt geschoten met het vuurwapen. Tussen de
verschillende regio's kan echter wel degelijk sprake zijn van uiteenlopende
ontwikkelingen.
Wanneer de burger het gevoel zou hebben dat de kans het slachtoffer te worden
van een vuurwapenincident is toegenomen is dit in een aantal regio's ook
feitelijk het geval, maar in andere regio's is er weinig veranderd, of is het
aantal incidenten juist gedaald. Het meest opmerkelijke is de piek in het aantal
vuurwapenincidenten die zich in 1999 heeft voorgedaan.
46
4
Inbeslagname van vuurwapens
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gepresenteerd van de aantallen en typen
vuurwapens die door de Nederlandse politie in beslag zijn genomen voor 1998
2000. Daarbij kan een vergelijking gemaakt worden met informatie die in de
jaren 1993 tot en met 1997 is verzameld en gepubliceerd door de CRI, alsmede
met cijfers uit het jaar 2001 die zijn verzameld door de NRI27. Het aantal in
beslag genomen vuurwapens vormt, ondanks beperkingen in de aard en wijze
van registratie die later aan bod komen, het meest harde gegeven om het
feitelijke vuurwapenbezit te indiceren. Bezit is immers alleen dan voor honderd
procent zeker wanneer het illegale wapen ook daadwerkelijk is aangetroffen.
4.2 Aard en omvang van in beslag genomen vuurwapens
In Nederland wordt informatie over het aantal in beslag genomen vuurwapens op landelijk niveau verzameld door het Korps Landelijke Politiediensten. Sinds de reorganisatie van de Nederlandse politie in 25 regiokorpsen welke haar beslag heeft gekregen in 1994, is het voor de NRI (voorheen CRI) een periode lang steeds moeilijker geworden de benodigde gegevens van de regiokorpsen te verkrijgen. Vanwege het gebrek aan betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens konden in 1998 en 1999 op landelijk niveau geen overzichten worden
27 Het gaat daarbij overigens om dezelfde instantie, waarvan alleen de naam is veranderd van CRI
in NRI.
47
gepubliceerd van de hoeveelheid inbeslagnames, terwijl dit over het jaar 2000
slechts met grote terughoudendheid mogelijk bleek28. Ondanks de invoering van
het Vuurwapendatasysteem is dat probleem ook voor het jaar 2001 nog niet
overwonnen. Cijfers over het jaar 2001 zijn dan ook voorlopig en nog onvol-
ledig.
Tabel 4.1: In beslag genomen scherpschietende vuurwapens.29
Jaar Aantal in beslag genomen vuurwapens
1993 1.589
1994 1.232
1995 992
1996 1.350
1997 1.637
1998 2.131
1999 2.576
2000 2.463
2001 1.432
De cijfers betreffende de in beslag genomen scherpe vuurwapens laten in de
afgelopen acht jaar wisselende trends zien. Van 1993 tot en met 1995 vertoont
het aantal inbeslagnames allereerst een daling. Deze kan waarschijnlijk (mede)
geweten worden aan de effecten van de reorganisatie van de Nederlandse politie
en de verminderde aandacht voor het specialisme van vuurwapencriminaliteit
die dit tot gevolg heeft gehad. Vanaf 1996 neemt het aantal in beslag genomen
vuurwapens gestaag toe met 20 30 procent per jaar, totdat een piek wordt
bereikt in het jaar 1999. Het cijfer wordt dat jaar mede bepaald door enkele
grootschalige wapenvondsten in Amsterdam, waarbij in totaal meer dan 300
vuurwapens werden aangetroffen. In 2000 is sprake van een lichte afname van
het aantal inbeslagnames.
De meest recente gegevens, over het jaar 2001, laten een scherpe daling zien
van het aantal in beslag genomen vuurwapens. Waarschijnlijk is dit echter het
gevolg van het feit dat nog niet alle regio's volledige informatie hebben
aangeleverd aan het Korps Landelijke Politiediensten. Het cijfer is voor het
eerst gebaseerd op het VuurwapenDataSysteem (VDS), waaraan ook in 2001
28 Overigens kan men daarbij ook stellen dat vanuit de KLPD slechts beperkt is geprobeerd zelf
informatie te verzamelen bij de afzonderlijke politieregio's of gegevens te controleren aan de
hand van de basisregistratiegegevens.
29 Bron 1993 1997: CRI, Bron 1998 2000: cijfers verzameld in het onderhavige onderzoek. De
dienst NRI heeft over 2000 eveneens een cijfer gepubliceerd van 1426 in beslag genomen
vuurwapens. Bron 2001: voorlopig overzicht gebaseerd op het VuurwapenDataSysteem.
48
nog niet alle regio's gegevens hebben bijdragen30. Dit cijfer moet voorshands
dan ook met grote terughoudendheid worden beschouwd.
Verschillen tussen regio's
In tabel 4.2 wordt een overzicht gepresenteerd van de hoeveelheid in beslag
genomen scherpschietende vuurwapens per regio. Dit aantal wordt gerelateerd
aan het aantal inwoners dat de desbetreffende politieregio telt. Voorts wordt een
kwalificatie gegeven van de kwaliteit van de gegevens zoals die zijn aan-
geleverd. Dit gebeurt op de volgende wijze:
* Uitstekend: dit wil zeggen dat de informatie door vuurwapenexperts
wordt bijgehouden en dat alle vuurwapens (incl. wapens die tijdens opspo-
ringsonderzoek in beslag worden genomen) door middel van dagelijkse
controle van de registratie worden bijgehouden en ingevoerd in het
vuurwapendatasysteem.
* Goed: dit betekent dat de informatie op een centraal punt wordt bijgehou-
den door politiefunctionarissen die vuurwapencriminaliteit in hun taken-
pakket hebben, maar dat niet altijd duidelijk is of ook vuurwapens die in
grotere opsporingsonderzoeken in beslag worden genomen in de registra-
tie verwerkt zijn.
* Redelijk: dit betekent dat geen centrale registratie wordt bijgehouden,
maar vuurwapens als aangetroffen goederen in de basisregistratie worden
verwerkt, waarbij sprake is van een redelijke tot goede discipline bij de
politiemedewerkers om inbeslagnames ook als zodanig vast te leggen31.
Vuurwapens die in het kader van grotere opsporingsonderzoeken in beslag
worden genomen ontbreken in de registratie.
* Matig: dit betekent dat geen centrale registratie wordt bijgehouden, maar
vuurwapens als aangetroffen goederen in de basisregistratie worden
verwerkt, waarbij sprake is van een matige tot slechte disicpline bij de
politiemedewerkers om aangetroffen vuurwapens ook als zodanig vast te
leggen. Vuurwapens die in het kader van grotere opsporingsonderzoeken
in beslag worden genomen ontbreken in de registratie.
30 De cijfers over de jaren 1998, 1999, 2000 en 2001 zijn inclusief door de Koninklijke
Marechaussee in beslag genomen vuurwapens. Het gaat om respectievelijk 16, 22, 23 en 42
scherpschietende vuurwapens.
31 Deze inschatting is aan de hand van de verkregen gegevens gemaakt door de onderzoekers en als
vraag voorgelegd aan politiefunctionarissen in de regio's.
49
Tabel 4.2: In beslag genomen scherpschietende vuurwapens naar regio, per
100.000 inwoners in het jaar 2000.
Regio Inwonertal
Aantal
scherpe
Aantal per Kwaliteit
vuurwapens 100.000 inwoners gegevens
Amsterdam-Amstelland 894.053 520 58 Goed
Rotterdam-Rijnmond 1.213.027 412 34 Uitstekend
Gooi- en Vechtstreek 241.477 65 27 Redelijk
Zaanstreek-Waterland 300.033 77 26 Uitstekend
Limburg-Zuid 648.882
143
---
Redelijk
Flevoland 317.206
67
21
Redelijk
Haaglanden 946.362
168
18
Redelijk
Brabant-Noord 615.650
100 16
Uitstekend
Gelderland-Zuid 501.645
72 14
Redelijk
Limburg-Noord 492.310
67 14
Uitstekend
Zuid-Holland-Zuid 488.210
65 13
Uitstekend
Groningen 562.646
72
13
Redelijk
Midden en West-Brabant 1.030.994 132 13 Redelijk
Gelderland Midden 640.260 58 9 Uitstekend
Twente 596.394
54
---
Redelijk
Utrecht 1.099.041
---
---
Redelijk
Brabant Zuid-Oost 709.410 65 9 Redelijk
Zeeland 371.866
28
---
Redelijk
Noord- en Oost-Gelderland 777.253 43 6 Redelijk
IJsselland 481.231
27
---
Redelijk
Noord Holland Noord 590.515 29 5 Matig
Hollands-Midden 750.145
35 5
Matig
Kennemerland 501.084
19 4
Matig
Friesland 624.500
18
---
Redelijk
Drenthe 469.806
---
---
Matig
KMAR32 nvt.
23
nvt
Redelijk
Nederland 15.863.950
2.463
16
De bovenstaande tabel laat zien dat in het jaar 2000 per 100.000 inwoners in Nederland gemiddeld 16 illegale vuurwapens in beslag genomen werden. Per regio verschilt dit gemiddelde cijfer echter aanzienlijk In de regio Amsterdam- Amstelland werden in 2000 per inwoner de meeste scherpschietende vuur- wapens in beslag genomen, gevolgd door Rotterdam-Rijnmond. Ook in de regio's Gooi- en Vechtstreek, Zaanstreek-Waterland en Flevoland, die direct grenzen aan Amsterdam-Amstelland, is sprake van een bovengemiddelde hoe- veelheid in beslaggenomen vuurwapens. Daarnaast is het aantal inbeslagnames
32 De Koninklijke Marechaussee bestrijkt heel Nederland. Het bleek niet mogelijk de inbeslagnames te koppelen aan de politieregio's. Omwille van de volledigheid van het totaalcijfer zijn de cijfers van de KMAR in deze tabel opgenomen.
50
relatief groot in Limburg-Zuid, met 22 aangetroffen vuurwapens per 100.000
inwoners.
Een van de factoren die een rol speelt bij de hoeveelheid geregistreerde
vuurwapens is de accuratesse waarmee de inbeslagnames worden vastgelegd.
Slechts van zes politieregio's kan in het jaar 2000 worden gezegd dat de
registratie (nagenoeg) compleet is. In de meeste regio's is de registratie redelijk
te noemen, wat wil zeggen dat van een zekere mate van discipline sprake is bij
het vastleggen van vuurwapens als aangetroffen goed in de basisregistratie. Een
aantal regio's is wat dit betreft echter 'verdacht'. Dit geldt voor de regio's Hol-
lands Midden, Kennemerland en Noord-Holland Noord. Drenthe spant de
kroon voor wat betreft de gebrekkigheid waarmee wordt geregistreerd. In het
jaar 2000 werden slechts 5 scherpschietende vuurwapens geregistreerd (in 1999
overigens trof de politie in de regio Drenthe zelfs geen enkel exemplaar aan als
we de registratie mogen geloven).
Typen in beslag genomen vuurwapens
In de volgende tabel is weergegeven welke typen scherpschietende vuurwapens
in Nederland door de politie als in beslag genomen zijn geregistreerd.
Tabel 4.3: In beslag genomen scherpschietende vuurwapens naar type (aantal-
len).
1997 1998 1999 2000 2001
Pistool 928 1.231 1.367 1.175 862
Revolver 283 260 305 297 212
Geweer 336 387 433 585 243
Automatisch
wapen 53 89 111 155 62
Verborgen vuurwapen 37 50 141 95 53
Overig/onbekend 0 114 219 156 0
Totaal
scherpschietend 1.637 2.131 2.576 2.463 1.432
Het pistool is het type vuurwapen dat in Nederland het meest in beslag wordt genomen. Daaropvolgend zijn geweren van diverse typen (hagelgeweren en kogelgeweren) de meest in beslag genomen vuurwapens. Uit de verzamelde informatie blijkt dat verborgen vuurwapens (vooral schiet- sleutelhangers) tussen 1997 en 1999 in toenemende mate in beslag worden genomen, om daarna in aantal te dalen. Het aantal machinepistolen dat door de politie wordt aangetroffen stijgt gestaag tussen 1997 en 2000. De hoeveelheid in beslag genomen geweren loopt tot en met het jaar 2000 op en daalt in 2001
51
scherp. Het aantal in beslag genomen revolvers blijft, behalve een daling in
1998, redelijk stabiel33.
Het is moeilijk verklaringen te geven voor de gevonden trends. Enkele factoren
kunnen echter niettemin worden geduid. De piek in het aantal inbeslagnames in
1999 wordt, het werd al eerder vermeld, voor een deel verklaard door enkele
grote vangsten in de regio Amsterdam-Amstelland. De afname na 1999 kan
wellicht voor een deel worden verklaard door het tot stilstand komen van de
smokkel vanuit Klein-Joegoslavië als gevolg van de uitschakeling van de
wapenfabrieken aldaar door NAVO-bombardementen ten tijde van de Kosovo-
oorlog. Een ander deel van de verklaring ligt wellicht in het feit dat de Neder-
landse politie enkele substantiële 'importeurs' van Kroatische vuurwapens heeft
kunnen arresteren in 1998, 1999 en 2000. Daartegenover staat dat de smokkel
vanuit voormalige Oostbloklanden slechts een beperkt deel van de totale import
van illegale handvuurwapens uitmaakt. Het aantal aangetroffen machinepistolen
(wanneer aangetroffen in het criminele circuit eveneens grotendeels afkomstig
uit voormalige Oostbloklanden), blijft overigens gewoon stijgen.
De ontwikkeling in het aantal in beslag genomen geweren is het meest
opmerkelijk. In 2001 is het aantal in beslag genomen geweren gehalveerd ten
opzichte van 2000, terwijl daarvoor juist sprake was van een stijging. Hoe deze
ontwikkeling verklaard kan worden is onduidelijk. Wel staat vast dat geweren
niet geheel vergelijkbaar zijn met andere illegale vuurwapens, wanneer wordt
gekeken naar het gebruik. Geweren worden vaak bij controles in beslag
genomen of omdat er perikelen zijn rondom een vergunning om legaal een
vuurwapen te bezitten (verlof). Dit type wapen wordt daarentegen veel minder
dan andere illegale vuurwapens gebruikt voor bedreiging, schietincidenten in
relatie tot personen, overvallen, et cetera. Ook worden relatief veel geweren
vrijwillig bij de politie afgegeven, bijvoorbeeld wanneer die in een nalatenschap
van een overledene worden aangetroffen. Tot slot zijn ook tijdens inleveracties
naar verhouding veel geweren ingeleverd, onder andere wapens die zijn over-
gebleven uit de Tweede Wereldoorlog. Dit laatste verklaart mogelijk de piek
33 De categorie 'overig/onbekend' wordt gevormd door aanvullingen op registratiegegevens die uit diverse jaarverslagen van regiokorpsen kunnen worden gedestilleerd. Het grootste deel van deze categorie wordt geleverd door Amsterdam-Amstelland, waar in 1999 en 2000 enkele grote partijen vuurwapens in beslag zijn genomen waarvan cijfers wel in jaarverslagen zijn gepubliceerd, maar die niet (allemaal) voorkomen in de overzichten van in beslag genomen vuurwapens (in 1998 en 1999 bijgehouden door een medewerker van de regio op basis van onder meer Xpol informatie) of voor een drugfiretest aangeboden vuurwapens (2000) waarop wij ons in eerste instantie in deze regio hebben gebaseerd.
52
van het aantal in beslag genomen geweren in 2000, een jaar waarin in veel
regio's inleveracties hebben plaatsgevonden.
Landen van herkomst van de vuurwapens
De herkomst van de vuurwapens die in Nederland in het illegale circuit worden
aangetroffen is in de loop der jaren wisselend geweest, afhankelijk van gelegen-
heden die zich voordoen op de criminele markt, of specifieke partijen die soms
bij toeval in handen van criminele groeperingen in het buitenland zijn gekomen,
om vervolgens naar Nederland (en andere landen) te worden gesmokkeld34.
In de volgende tabel wordt ingegaan op het aantal vuurwapens van verschil-
lende merken dat in 1998 2000 in Nederland in beslag is genomen. Tevens
wordt aandacht besteed aan de vraag uit welk land de vuurwapens afkomstig
zijn. Een deel van de vuurwapens wordt voorzien van valse merkopschriften, in
sommige gevallen na eerst te zijn omgebouwd. Dit gebeurt om de herken-
baarheid voor de politie te verminderen. Tot slot kan sprake zijn van kopieën
van gangbare merken die (illegaal) zijn nagemaakt, zoals bijvoorbeeld UZI-
machinepistolen. In het rapport wordt in de voornoemde gevallen gesproken
van 'merkvervalsingen'. In de tabel is weergegeven uit welke landen deze
merkvervalsingen (vermoedelijk) afkomstig zijn.
Vooral wanneer een vuurwapen wordt ingeboekt door een politiefunctionaris
die niet beschikt over vuurwapendeskundigheid is de kans aanwezig dat het
vuurwapen verkeerd wordt gedetermineerd. Door middel van voorlichting in
vuurwapenbulletins probeert het Korps Landelijke Politiediensten de politie-
functionarissen in de regio's te informeren over mogelijke merkvervalsingen,
maar dit betekent uiteraard niet dat daarmee alle fouten worden voorkomen.
Ook in de tabel 4.4 is de mogelijkheid aanwezig dat sommige typen vuur-
wapens in werkelijkheid merkvervalsingen betreffen. Met name pistolen van de
merken Smith and Wesson, Sig Sauer en Glock komen voor deze verdenking in
aanmerking. Andere merkvervalsingen zijn gemakkelijker te herkennen, of zijn
inmiddels bij de politie breed bekend, zoals bijvoorbeeld omgebouwde
Tanfoglio pistolen (onder de namen STAR of ASTRA) en de zogenaamde
Walther-Makarov conversies.
34 Zie Spapens A.C. en M.Y. Bruinsma, 2002.
53
Tabel 4.4: Scherpschietende vuurwapens naar merk (pistolen en revolvers):
aantallen 1998 2000.
Merk Productieland 1998 1999 2000
Totaal
FN/Browning België 213 210 201 624
HS Kroatië 117
157
69
343
CZ Tsjechië 82 67 94 243
Walther Duitsland 89 84 97 270
Beretta Italië/VS/Brazilië
98
106
71
275
Smith and Wesson Verenigde Staten/Kroatië 62 65 63 190
(revolver) (merkvervalsing)
Makarov Sovjet-Unie/Kroatië
38 57 40 135
(ombouw)
Tanfoglio Italië/ 21 28 81 130
Portugal (ombouw)
Zastava Joegoslavië/Servië 37 38 44 119
Smith and Wesson Verenigde Staten/Kroatië 25 42 26 93
(pistool) (merkvervalsing)
Star Spanje 28 29 30 87
Glock35 Oostenrijk/Kroatië
32 30 23 85
(merkvervalsing)
FEG Hongarije 22 17 37 76
Onbekend (ombouw)
Taurus/Rossi Brazilië 27 26 23 76
(revolver)
Colt Verenigde
Staten 21 18 31 70
Sig Sauer Zwitserland/Kroatië 10 31 15 56
(merkvervalsing)
Heckler & Koch Oostenrijk 10 8 11 29
Taurus Brazilië 13
10
---
28
Llama Spanje 4 3 7 14
Tokarev Sovjet-Unie 3 4 4 11
Anders en merk 539 642 500
1.681
onbekend (pistolen en
revolvers)
Totaal 1.491 1.672 1.472 4.635
In Nederland worden vuurwapens van vele uiteenlopende merken en typen in beslag genomen. In alle onderzochte jaren (1998 2000) worden pistolen van het Belgische merk FN het meest in beslag genomen. Een andere constante
35 Pistolen van het merk Glock worden relatief vaak in beslag genomen door de KMAR (ongeveer 30 procent van het totaal). Het is niet altijd duidelijk geworden of het hierbij mogelijk om imitatiewapens ging (imitatiewapens voorzien van het merkopschrift Glock zijn relatief gang- baar). Waarschijnlijk is dit deels het geval. De KMAR neemt met name op Schiphol relatief veel imitatiewapens in beslag die zijn meegenomen uit vakantielanden (zie bijlage 2).
54
factor zijn pistolen van het Duitse merk Walther36. Pistolen van het Kroatische
merk HS werden vooral in 1998 en 1999 in aanzienlijke hoeveelheden in beslag
genomen, onder meer in enkele opsporingsonderzoeken van de politieregio's
Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond. In 2000 is het aantal HS-
pistolen dat wordt aangetroffen echter scherp gedaald. Het Tsjechische merk
CZ kent echter een stijgend aantal inbeslagnames, terwijl er geen sprake is
geweest opsporingsonderzoek waarin grotere partijen zijn aangetroffen. Tot slot
wordt het van oorsprong Italiaanse merk Beretta regelmatig in Nederland
aangetroffen. Voor een niet onaanzienlijk deel gaat het om een partij in Brazilië
in licentie geproduceerde pistolen (model 950B) die via Kroatië naar Nederland
is gesmokkeld. Het merk wordt ook in de Verenigde Staten in licentie vervaar-
digd.
In de laatste jaren zijn met name omgebouwde alarmpistolen van het Italiaanse
merk Tanfoglio in opkomst. Het gaat daarbij om tot scherpschietend omge-
bouwde alarmwapens, een conversie die in Portugal wordt uitgevoerd. Deze
wapens worden van valse merkopschriften voorzien. Het gevolg hiervan is
geweest dat het enige tijd heeft geduurd voordat duidelijk werd in welke
omvang deze vuurwapens naar Nederland werden gesmokkeld37.
Tabel 4.5: Inbeslagname van gas-/alarm en imitatiewapens (totaal).
Gas- en alarmwapens Imitatiewapens
1998 1.403
1.387
1999 1.635
1.901
2000 1.554
1.781
Het aantal inbeslag genomen gas- en alarmwapens is ongeveer vergelijkbaar met het aantal scherpschietende pistolen en revolvers38. Ook de inbeslagname van gas- en alarmwapens vertoont een piek in 1999. Het aantal imitatiewapens dat is geregistreerd door de Nederlandse politie stijgt sterk tussen 1998 en
36 Daarbij betreft het waarschijnlijk deels geen 'echte' Walthers, maar in Kroatië omgebouwde
Makarov pistolen die voorzien waren van valse merkopschriften. Dit geldt ook voor pistolen van
het type Smith & Wesson, Sig Sauer en Glock. Mogelijk gaat het hierbij om verkeerd geregi-
streerde Kroatische pistolen van het merk HS (model 95 en model 2000). Tot slot kan het ook bij
revolvers van het model Smith and Wesson Ladysmith (.22 revolver) gaan om illegale kopieën
van de originele wapens.
37 In het onderhavige onderzoek is de feitelijke herkomst van deze vuurwapens zo goed mogelijk
nagegaan op basis van de oorspronkelijke registratiegegevens.
38 Aangezien het bij gas- en alarmwapens alleen pistolen en revolvers betreft worden de geweren,
automatische wapens en verborgen vuurwapens uitgesloten van deze vergelijking.
---
1999, maar daalt in het jaar 2000 wederom. Waarschijnlijk betreft het hier een
ondergrens. De kwaliteit waarmee de inbeslagname van imitatiewapens wordt
geregistreerd is sterk wisselend. Ook binnen het vuurwapendatasysteem VDS
wordt de inbeslagname van imitatiewapens niet vastgelegd.
Gas-, alarm- en imitatiewapens zijn relatief eenvoudig verkrijgbaar. In vakan-
tielanden als Spanje en Turkije worden natuurgetrouwe kopieën van pistolen
normaal in (speelgoed-)winkels verkocht. Imitaties zijn ook via het Internet te
koop, bijvoorbeeld in Groot-Brittannië, inclusief bijvoorbeeld natuurgetrouwe
modellen van machinepistolen, bijvoorbeeld de UZI. Gas- en alarmwapens zijn
in Duitsland vrij te koop en kunnen ook in België worden aangeschaft.
4.3 Omstandigheden van inbeslagname
In de voorgaande paragrafen is reeds aangeduid dat illegale vuurwapens die
door de politie zijn geregistreerd in de lijst van in beslag genomen (of aan-
getroffen) goederen niet altijd voor criminele doeleinden hoeven te zijn
gebruikt. Het kan ook gaan om vuurwapens die weliswaar niet legaal in bezit
waren, maar waarmee verder nooit enige handeling is verricht. Het verschaffen
van een totaalbeeld van de omstandigheden waarin vuurwapens in beslag
genomen worden was geen onderdeel van het onderhavige onderzoek. Om
hiervan toch een beeld te kunnen schetsen is in een viertal regio's in telkens één
compleet jaar zo volledig mogelijk nagegaan wat de aanleiding voor de
inbeslagname van het vuurwapen was en onder welke omstandigheden dit is
gebeurd39. In totaal is dit nagegaan voor 890 in beslag genomen illegale
vuurwapens, inclusief gas- en alarmwapens en imitatiewapens.
39 Het betreft de regio's Brabant Zuid-Oost, Zaanstreek-Waterland, Twente en Haaglanden. Deze keuze is ingegeven door de praktische beschikbaarheid van gegevens, alsmede door de wens verschillende 'typen' regio's (grootstedelijk-gemengd stedelijk/platteland-platteland) mee te nemen. Het ijkjaar is daarbij opnieuw 2000.
56
Tabel 4.6: Omstandigheden waarin vuurwapens in beslag zijn genomen, in
procenten (N = 890).
Scherp
Gas-/alarm Imitatie- Gemiddeld
wapen wapen wapen
(n = 322) (n = 259) (n = 309)
Ingeleverd 22%
22%
9%
18%
Aangetroffen zonder gebruik 53% 53% 48% 52%
(huiszoeking, controle, etc.)
Inbeslagname op heterdaad 25% 25% 42% 30%
(bedreiging, schietincident, spelen,
etc.)
Totaal 100%
100%
100%
100%
De tabel laat zien dat ongeveer de helft van alle onderscheiden typen vuur- wapens in beslag genomen wordt naar aanleiding van een huiszoeking of controle. 22 procent van de scherpe wapens en de gas-/alarmwapens is vrijwil- lig ingeleverd op het politiebureau, al dan niet uit illegaal bezit. Het beeld bij de scherpschietende vuurwapens en de gas- en alarmwapens is in percentages exact gelijk. Alleen de imitatiewapens laten een ander patroon te zien. Imitatie- wapens worden aanzienlijk minder vaak ingeleverd en relatief vaker op heter- daad in beslag genomen. In de volgende tabellen wordt nader ingegaan op de achtergronden van deze cijfers. Allereerst beschrijft tabel 4.7 de achterliggende redenen van de vrijwillige inlevering van vuurwapens bij de politie.
Vuurwapens welke vrijwillig zijn ingeleverd
Tabel 4.7: Reden inleveren vuurwapen, in procenten (N = 150).
Ingeleverd Scherp
Gas-/alarm- Imitatie- Gemiddeld
wapen wapen wapen
Gevonden
21% 33% 27% 27%
Uit legaal bezit
11%
0% 0% 5%
(incl. in bewaring geven)
Uit nalatenschap overledene 27% 19% 0% 19%
Overgebleven uit het verzet/WO2 6% 0% 0% 3%
Na langjarig bezit zonder gebruik 11% 2% 0% 6%
Afgepakt
door
ouders
0% 19% 14% 10%
Afgepakt op school of door portier 0% 4% 28% 7%
Door onbekende achtergelaten op 16% 16% 14% 15%
politiebureau
Anders
8%
7%
17%
9% Totaal 100% 100% 100% 100%
57
Vuurwapens die vrijwillig worden ingeleverd op het politiebureau worden
relatief gezien het meest door vinders aangetroffen (27 procent). Dit hoeft
overigens niet altijd te betekenen dat de wapens op straat liggen. Ze kunnen
bijvoorbeeld ook tijdens verbouwingen in huizen worden aangetroffen. Het is
ook mogelijk dat het wapen in verroeste of niet werkzame staat wordt aan-
getroffen, bijvoorbeeld tijdens graafwerkzaamheden, of wanneer vissers het uit
het water halen. 19 procent van de ingeleverde vuurwapens is door nabestaan-
den aangetroffen in de nalatenschap van een overledene. Tot slot is het, in het
kader van inleveracties, regelmatig voorgekomen dat vuurwapens op het politie-
bureau worden ingeleverd door een onbekende40.
Scherpe vuurwapens worden relatief vaak aangetroffen in de nalatenschap van
een overledene (27%) of gevonden (21%). Meestal zijn deze vuurwapens al
lang in bezit en voor zover te achterhalen valt, nooit gebruikt. Een specifieke
categorie wordt gevormd door vuurwapens die legaal in bezit zijn van bijvoor-
beeld verlofhouders of bijzondere opsporingsambtenaren, en die (tijdelijk) in
bewaring worden gegeven bij het politiebureau. Dit om bijvoorbeeld diefstal te
voorkomen wanneer men voor een vakantie naar het buitenland gaat41.
Gas- en alarmwapens worden relatief het meest ingeleverd na te zijn gevonden
(33%). Voorts wordt dit type wapen regelmatig afgepakt en ingeleverd door de
ouders van kinderen die een dergelijk wapen in bezit hebben (19%). Ook
imitatiewapens worden relatief vaak ingeleverd op het politiebureau na te zijn
afgepakt van de bezitter, zij het dat dit bij deze gelegenheid vaker door docen-
ten op school of door portiers van horecagelegenheden gebeurt. Imitatiewapens
worden daarnaast met enige regelmaat gevonden op straat en ingeleverd.
40 Soms betekent dit inderdaad dat opeens een tas met een vuurwapen wordt gevonden op de balie
van een politiebureau, meestal wil dit echter zeggen dat de politiemedewerker die het wapen
heeft ingenomen er geen mutatie van heeft gemaakt in de registratie.
41 Omdat hiervan wel een mutatie wordt gemaakt in de registratie komen deze gevallen eveneens
terecht in de lijsten van aangetroffen/in beslag genomen goederen. In de inbeslagnamecijfers die
eerder in dit hoofdstuk werden gepresenteerd zijn deze vuurwapens voor zover mogelijk niet
meegerekend.
58
Vuurwapens welke zijn aangetroffen bij zoeking of controle
Tabel 4.8: Reden zoeking of controle, in procenten (N = 473).
Zoeking/controle Scherp
Gas-/ Imitatie- Gemiddeld
wapen alarmwapen wapen
Zoeking ihkv 49% 43% 45% 46%
opsporingsonderzoek
Zoeking, na melding of CIE 27% 13% 21% 21%
informatie
Controle auto/verkeer 10% 16% 19% 14%
Controle anders 9% 26% 12% 15%
Zoeking na overlastmelding 0% 1% 3% 2%
Aangetroffen na zelfdoding 3% 0% 0% 1%
Zoeking, anders of onbekend 2% 1% 0% 1%
Totaal
100%
100%
100%
100%
De politie neemt vuurwapens naar verhouding het meest in beslag tijdens
huiszoekingen of controles. Een zoeking die plaatsvindt in het kader van een
opsporingsonderzoek is hierbij het meest aan de orde. Bijna de helft (46%) van
de inbeslagnames vloeit voort uit een huiszoeking naar aanleiding van een
delict42. Geplande of niet geplande controles in het verkeer of in andere omstan-
digheden (verlofhouders, horeca, op straat, et cetera) leveren in totaal 29
procent van de inbeslagnames op. 14 procent van de vuurwapens wordt in de
auto aangetroffen, 15 procent in andere omstandigheden. Daarnaast wordt 21
procent van de vuurwapens aangetroffen nadat zoeking heeft plaatsgevonden op
grond van een melding over mogelijk vuurwapenbezit, al dan niet in de vorm
van een bericht van de criminele inlichtingen eenheid (CIE) van de desbetref-
fende regio.
Scherpe vuurwapens worden het meest gevonden in het kader van een opspo-
ringsonderzoek (49%). Ook meldingen en CIE-informatie zijn belangrijk. Gas-
en alarmwapens worden het meest aangetroffen bij iemand in huis nadat er
strafbare feiten zijn gepleegd, al dan niet met het bewuste vuurwapen. Dit type
wapen wordt bijvoorbeeld relatief vaak aangetroffen bij kleine drugsdealers en
hennepkwekers die ze voor hun eigen beveiliging in huis hebben. Ook worden
gas- en alarmwapens relatief vaak aangetroffen na controles. Het betreft met
regelmaat Duitsers die na een bezoek aan de coffeeshop en het gebruik van
softdrugs in hun auto in slaap vallen. Vaak volgt daarop controle door de politie
42 Het gaat daarbij zowel om huiszoekingen in het kader van grotere opsporingsonderzoeken als om gevallen van veel voorkomende criminaliteit waarin de verdachten bekend zijn, of na recherche zijn achterhaald. Deze beide laatste categorieën zijn verreweg het meest belangrijk in getal.
59
die met regelmaat een gas- of alarmwapen aantreft. Aangezien dit type wapen
in Duitsland legaal en schietklaar mag worden gedragen door personen van 18
jaar of ouder, zijn de betrokkenen zich meestal van geen kwaad bewust.
Het beeld bij imitatiewapens is vergelijkbaar met de gas- en alarmwapens. Ook
deze wapens worden het meest gevonden in het kader van een opsporings-
onderzoek (45%), of na een melding of CIE-bericht (21%). Dit type wapen
wordt daarnaast relatief vaak in de auto aangetroffen bij verkeerscontroles.
Vuurwapens welke zijn aangetroffen in heterdaadsituaties
Tabel 4.9: Aanleiding inbeslagname op heterdaad (N = 267).
Heterdaad Scherp
Gas-/Alarm- Imitatie- Gemiddeld
wapen wapen wapen
Bedreiging
32%
42%
38%
37%
Schietincident met of zonder letsel 39% 6% 0% 12%
Spelen of zichtbaar dragen43
12%
46%
51%
39%
Wapen gevonden n.a.v. ander delict 16% 6% 6% 9%
(wapen wel aanwezig maar niet
gebruikt)
Anders
1%
0%
5%
3%
Totaal
100%
100%
100%
100%
De laatste situatie waarin een vuurwapen kan worden aangetroffen is de aan-
houding op heterdaad44. De meeste wapens worden in beslag genomen omdat
de bezitter er zichtbaar mee op straat loopt, het wapen toont aan iemand, of er
mee aan het spelen is (39%). Een vrijwel even groot percentage wapens kan in
beslag worden genomen nadat ermee is gedreigd.
Met scherpschietende vuurwapens wordt aanzienlijk minder te koop gelopen
dan met gas-, alarm- en imitatiewapens. Scherpe wapens worden het meest in
beslag genomen nadat er een schietincident heeft plaatsgevonden (39%), of
nadat er mee is gedreigd (32%). Daarnaast treft men 16 procent van de scherpe
wapens aan bij iemand die is aangehouden vanwege een ander delict. Met name
bij personen die op heterdaad worden aangehouden naar aanleiding van een
inbraak komt dit voor.
43 Hieronder is in deze categorie ook het schieten op straat met imitatiewapens (veerdrukpistolen of
balletjespistolen) of gas- en alarmwapens begrepen. Wanneer een gas- of alarmwapen is afge-
vuurd terwijl werd gericht op een persoon is dit beschouwd als een schietincident. Schieten met
een scherp wapen is in alle gevallen opgevat als een schietincident.
44 Heterdaad is in dit verband iets ruimer opgevat dan dat de politie getuige is geweest van het
voorval. Ook gevallen waarin de politie na een melding van (het gebruik van) een vuurwapen ter
plaatse komt en een verdachte in het bezit van het wapen aantreft is opgevat als 'heterdaad'.
60
Gas-, alarm- en imitatiewapens worden het meest gevonden omdat de wapens
zichtbaar worden gedragen. Een groot deel van de imitatiewapens wordt in
beslag genomen bij kinderen in de leeftijd van omstreeks 12 tot en met 17 jaar,
die er op straat mee spelen. Aangezien deze wapens in vakantielanden als
Spanje en Turkije vrij verkocht worden geeft de periode na de zomervakantie
doorgaans een piek te zien in dit soort voorvallen. Doorgaans zijn de aan-
gehouden jongens (meisjes worden vrijwel niet aangehouden in dit soort
gevallen) zich niet bewust van het verbod op deze 'speelgoedpistolen' dat in
Nederland geldt. De belangrijkste vorm van crimineel gebruik van deze wapens
is uiteraard bedreiging. Daarbij betreft het zeer uiteenlopende incidenten,
variërend van ruzies tussen scholieren, tot overvallen of straatroof. In de
volgende paragraaf gaan we in op de vraag welke redenen vuurwapenbezitters
hebben gehad om het wapen aan te schaffen.
4.4 Motieven voor vuurwapenbezit
Het Landelijk Project Aanpak Illegale Vuurwapens onderscheidt in hoofdlijnen
drie (clusters van) motieven voor individuen om een handvuurwapen in bezit te
willen hebben. In de eerste plaats kan een vuurwapen een rol vervullen als
'crimineel gereedschap', met andere woorden als hulpmiddel om bepaalde
typen delicten te plegen. In de tweede plaats kan een vuurwapen dienen als
hulpmiddel om de eigen veiligheid (beter) te garanderen. Tot slot kunnen vuur-
wapens het onderwerp zijn van verzamelwoede, zoals nagenoeg elk willekeurig
object.
Vuurwapens als (crimineel) gereedschap
Vuurwapens kunnen in de eerste plaats gericht worden aangeschaft met het
oogmerk ze te gebruiken als hulpmiddel om anderen geld of goed afhandig te
maken. Meestal gaat het daarbij om roof of afpersing. Het is ook mogelijk dat
men het vuurwapen koopt met het specifieke doel daarmee een ander te
bedreigen of neer te schieten, bijvoorbeeld met wraak als motief. Een laatste
mogelijkheid is dat een vuurwapen wordt aangeschaft ten behoeve van zelf-
doding.
Een overeenkomst in deze gevallen is dat de kans groot is dat men het vuur-
wapen relatief snel na aanschaf ook daadwerkelijk gebruikt. Het wordt immers
met een vooropgezet doel aangeschaft. Een andere factor van betekenis is dat
de kans groter is dat het wapen na gebruik uit het (criminele) circuit verdwijnt,
61
met name om de kans dat de politie het gebruikte vuurwapen ook aantreft te
verkleinen.
Vuurwapens als hulpmiddel voor de eigen veiligheid
Een tweede belangrijke reden om een vuurwapen aan te schaffen is de wens om
de eigen veiligheid beter te garanderen. Veiligheid verwijst in dit verband
concreet naar de kans op slachtofferschap van een criminele handeling. Daarbij
kan om te beginnen onderscheid worden gemaakt tussen situaties waarin degene
die bedreigd wordt zelf actief is in het criminele circuit (en dus voor zijn
veiligheid niet in alle gevallen een beroep kan doen op de politie) en situaties
waarin dat niet het geval is. Voorts kan onderscheid worden gemaakt tussen
situaties waarin sprake is van een reële bedreiging en gevallen waarin sprake is
van een perceptie van onveiligheid in meer algemene zin.
In deze situaties het vuurwapen niet bedoeld om kort na aanschaf te worden
gebruikt. De kans op daadwerkelijk gebruik is afhankelijk van kans dat de
bezitter daadwerkelijk in een dreigende situatie terechtkomt. De aard van diens
eigen criminele activiteiten vormt daarbij de belangrijkste invloedsfactor.
Vuurwapens als object van verzameling
Een derde reden om een vuurwapen aan te schaffen is verzamelwoede.
Vuurwapens vormen voor velen een fascinerend object, waarvan de aantrek-
kingskracht nog vergroot wordt door de relatieve schaarste van (scherpschie-
tende) vuurwapens in Nederland. De kans dat verzamelaars daadwerkelijk
gebruikmaken van hun vuurwapens is relatief klein. Zij hebben echter wel een
tamelijk grote impact op de inbeslagnamecijfers, omdat zij doorgaans in het
bezit van een aanzienlijke hoeveelheid wapens worden aangetroffen. Daarbij
handelt het echter vaak om de vrij gemakkelijk verkrijgbare imitatiewapens en
gas-/alarmwapens.
4.5 Samenvatting hoofdstuk 4
In dit hoofdstuk is een beeld geschetst van het illegale vuurwapenbezit in
Nederland, op basis van het aantal in beslag genomen vuurwapens. Voorts is in
een viertal regio's voor één volledig jaar nagegaan wat de achtergrond van de
inbeslagnames is geweest. Tot slot is een beeld geschetst van de redenen
waarom men een (illegaal) vuurwapen zou willen bezitten. De volgende
bevindingen zijn gedaan:
62
* In de jaren 1998, 1999 en 2000 werden respectievelijk 2131, 2576 en
2463 scherpschietende vuurwapens in beslag genomen in Nederland. Na
een piek in 1999 lijkt derhalve sprake van een lichte daling, hoewel die
evengoed verklaard kan worden door het feit dat in 1999 enkele grote
wapenvondsten zijn gedaan.
* In de regio's Amsterdam-Amstelland en de politieregio's die daar direct
aan grenzen worden, tezamen met Rotterdam-Rijnmond, de meeste vuur-
wapens per 100.000 inwoners in beslag genomen.
* Pistolen worden in Nederland het meest in beslag genomen. Daarna zijn
geweren van diverse typen (hagelgeweren en kogelgeweren) in aantal het
meest belangrijk. Revolvers volgen daarop. Het aantal in beslag genomen
machinepistolen stijgt vanaf 1998 relatief scherp.
* Tussen de regio's bestaan aanzienlijke verschillen als het gaat om de
betrouwbaarheid van de registratie van het aantal in beslaggenomen vuur-
wapens. In slechts zes politieregio's kan de kwaliteit van de registratie (in
het jaar 2000) als uitstekend worden beschouwd. In vier regio's is die
matig te noemen.
* Vuurwapens worden in de meeste gevallen aangetroffen tijdens huiszoe-
kingen (52 procent). 30 procent wordt tijdens of onmiddellijk na crimineel
gebruik in beslag genomen. Dit beeld is vergelijkbaar bij scherpschietende
vuurwapens en gas-/alarmwapens. Imitatiewapens worden verhoudings-
gewijs vaker op heterdaad aangetroffen.
* Op hoofdlijnen zijn er drie redenen om illegaal een vuurwapen in bezit te
willen hebben. Ten eerste omdat het vuurwapen dient als hulpmiddel voor
al dan niet criminele doeleinden (roof, zelfdoding), ten tweede om te die-
nen als hulpmiddel voor de garantie van de eigen veiligheid en ten derde
als object verzameling.
De conclusie die kan worden getrokken is dat op basis van de gegevens over in
beslag genomen vuurwapens moeilijk trends inzichtelijk kunnen worden ge-
maakt. Enerzijds schiet de kwaliteit van de registratie door de politie daarvoor
tekort, anderzijds worden de jaarcijfers teveel bepaald door de resultaten van
incidentele opsporingsonderzoeken.
63
64
Achtergrond 5
en van bezitters en
gebruikers van een handvuurwapen
5.1 Inleiding
In de hoofdstukken 3 en 4 is beschreven hoeveel vuurwapenincidenten zich in
de jaren 1998, 1999 en 2000 hebben voorgedaan en hoeveel vuurwapens in die
jaren in Nederland in beslag zijn genomen. Voorts is ingegaan op de omstan-
digheden waarin vuurwapens werden aangetroffen en gebruikt.
In dit hoofdstuk en de navolgende hoofdstukken 6 tot en met 9 staan de
verdachten van het bezit en gebruik van handvuurwapens centraal. Navolgend
worden zij in de eerste plaats getypeerd op basis van enkele relevante risico-
factoren en de aard van hun criminele activiteiten, zoals die naar voren komen
uit de door de politie geregistreerde antecedenten. In de daaropvolgende
hoofdstukken worden deze kenmerken verder uitgediept door middel van een
kwalitatieve beschrijving van de 'werelden' waarin specifieke groepen van
verdachten van vuurwapengerelateerde criminaliteit zich ophouden.
Gegevensverzameling
De uitkomsten die in dit hoofdstuk worden gepresenteerd zijn gebaseerd op:
1. Korte profielschetsen van 534 verdachten, afkomstig uit alle politieregio's
in Nederland. De schetsen zijn gemaakt op basis van verklaringen die
door de aangehouden verdachten zijn afgelegd tegenover de politie, zoals
vastgelegd in de basisregistratie.
2. Persoonlijke interviews die zijn afgenomen bij 22 personen die zijn gedeti-
neerd in relatie tot het bezit of gebruik van een vuurwapen.
65
3. Relevante documentatie, onder meer strategische analyses omtrent vuur-
wapencriminaliteit die zijn verricht in de regio's Amsterdam-Amstelland
en Utrecht45, alsmede van documentatie van de dienst NRI.
De cijfermatige informatie die in dit hoofdstuk wordt gepresenteerd heeft een
aantal beperkingen. Die worden veroorzaakt door het feit dat alleen gebruik kan
worden gemaakt van de zaken waarin de aangehouden verdachten verklaringen
hebben afgelegd aan de politie, danwel de gevallen waarin gedetineerden bereid
waren tot een interview met de onderzoekers. De volgende kanttekeningen
moeten bij de gepresenteerde cijfers in acht worden genomen:
* Verklaringen van verdachten hoeven niet waar te zijn. Verdachten van
zwaarder crimineel kaliber zijn vaker dan gemiddeld niet bereid tot het
afleggen van verklaringen aan de politie, wanneer zij worden aangehou-
den.
* Veel zaken van zwaardere aard worden in de politieregistratie afge-
schermd door de politiemensen die deze zaken 'draaien'. Alleen de direct
betrokken verbalisanten beschikken over een password om deze zaken in
te kunnen zien. In het kader van het onderhavige onderzoek was het
onmogelijk om over deze zaken informatie te verkrijgen46.
* De schetsen konden alleen worden gebaseerd op de basisregistratie-
gegevens. Dit betekent dat gegevens uit opsporingsonderzoek dat betrek-
king heeft op (zware) georganiseerde criminaliteit niet konden worden
gebruikt, voor zover daarbij regionale rechercheteams of kernteams
betrokken waren die geen informatie in de basisregistratie hebben vast-
gelegd. Voor een deel is dit ondervangen doordat in de interviews enkele
verdachten die gedetineerd waren in verband met onderzoeken naar
georganiseerde criminaliteit konden worden geïnterviewd.
* Sommige groepen verdachten zijn beter herkenbaar dan andere. Zo kan de
herkomst van verdachten van Antilliaanse afkomst doorgaans eenvoudig
worden vastgesteld omdat het vaak om eerste generatie nieuwkomers gaat.
Voor verdachten van Turkse, Marokkaanse of Surinaamse afkomst is dat
echter minder goed mogelijk.
* De politie neemt in lichtere gevallen, bijvoorbeeld wanneer jongens van
14 of 15 jaar op straat spelen met een op vakantie gekocht imitatiewapen,
45 Loof Y. e.a.: 1999, Regiopolitie Utrecht , CRI: 1997 en CRI: 1998. 46 Ofschoon de onderzoekers toestemming hadden ook deze zaken in te zien kostte het binnen de kaders van dit onderzoek teveel tijd om de destijds betrokken politiefunctionarissen op te sporen, uitleg te verschaffen over het onderzoek en de benodigde passwords te verkrijgen.
66
slechts een summiere verklaring op, zodat over de achtergrond van de
verdachte weinig bekend wordt.
Het bovenstaande betekent dat de in dit hoofdstuk gepresenteerde gegevens een
beeld geven dat zowel in positieve als negatieve zin kan afwijken van de feite-
lijke praktijk. In negatieve zin is het mogelijk dat de verdachten van vuur-
wapencriminaliteit van zwaarder crimineel kaliber zijn, of een grotere mate van
psychische en sociale problematiek kennen dan uit de bij het onderzoeksteam
beschikbare informatie naar voren komt. Anderzijds is het ook mogelijk dat
over de lichtere gevallen minder gegevens voorhanden zijn (dit geldt zeker met
betrekking tot de jongeren die met imitatiewapens worden aangehouden),
waardoor het beeld van de overtreders van de Wet Wapens en Munitie dat hier
wordt geschetst zwaarder uitvalt dan gemiddeld genomen aan de orde is.
In paragraaf 5.2 volgt allereerst een korte theoretische uiteenzetting van de
wijze waarop verdachten van vuurwapengerelateerde delicten kunnen worden
getypeerd. Paragraaf 5.3 geeft de empirische uitkomsten van het onderhavige
onderzoek weer. In paragraaf 5.4 worden deze uitkomsten vertaald in een
aantal risicoprofielen. Paragraaf 5.5, tot slot, vat de bevindingen van dit
hoofdstuk samen.
5.2 Invalshoeken voor profilering
Profielschetsen van verdachten van (gewelds-)criminaliteit kunnen op verschil-
lende manieren worden gemaakt. Dit is niet de plaats om een uitvoerig exposé
te geven over de manieren waarop verdachten naar hun achtergrond kunnen
worden geclassificeerd en de indelingscriteria die daarbij worden gehanteerd.
Ten behoeve van het onderhavige onderzoek wordt de methodiek gehanteerd
die door Spapens e.a. (2001) is ontwikkeld om de achtergronden van verdach-
ten van uitgaansgeweld in kaart te brengen47. In deze systematiek worden
verdachten geprofileerd aan de hand van risicofactoren enerzijds en aan de hand
van (criminele) antecedenten anderzijds.
47 Spapens A.C., C.E. Hoogeveen en C.A.M. Pardoel, Uitgegaan en ingesloten, Oorzaken van
uitgaansgeweld in de politieregio Brabant Zuid-Oost, IVA Tilburg, 2001.
67
5.2.1 Risicofactoren
Het denken in termen van risicofactoren is afkomstig uit de ontwikkelings-
criminologie. Deze vat crimineel gedrag op als de resultante van ongunstige
processen die zich opeenhopen vanaf de geboorte tot de volwassenheid. Loeber
en Le Blanc introduceren deze zienswijze in de jaren negentig. De benadering
is interdisciplinair en elementen van verschillende criminologische theorieën
worden erin ingepast48. Risicofactoren zijn op verschillende niveaus te onder-
scheiden: zowel biologische, sociale als psychologische factoren spelen moge-
lijk een rol. Tegenover risicofactoren kunnen protectieve factoren aan de orde
zijn, oftewel factoren die de ontwikkeling van (gewelddadig) crimineel gedrag
juist beteugelen.
De ontwikkelingscriminologie is theoretisch nog volop in ontwikkeling. Zo
bevindt de uitwerking van protectieve factoren zich nog in het beginstadium.
Ook richt de ontwikkelingscriminologie zich vooral op de verklaring van jeugd-
criminaliteit. Tot slot is het nog niet goed mogelijk verschillende risicofactoren
te 'wegen' ten opzichte van elkaar. Niettemin bieden risicofactoren ook in
bredere zin aanknopingpunten voor de typering van de achtergrondkenmerken
van verdachten.
Spapens e.a. (2001) maken onderscheid in directe en indirecte risicofactoren bij
de beschrijving van verdachten van uitgaansgeweld in de politieregio Brabant
Zuidoost. Directe risicofactoren zijn daarbij te begrijpen als gedragskenmerken
die een directe causale relatie vertonen met het gewelddadig gedrag dat erop
volgt. Hieronder kunnen discriminatie of provocerend gedrag worden begrepen,
maar bijvoorbeeld ook psychische stoornissen of het verkeren in een subcultuur
waarin het gebruik van geweld (of crimineel gedrag) 'normaal' is. Indirecte
risicofactoren zijn kenmerken van de leefsituatie en achtergrond van de persoon
die functioneren als 'stressoren'. Een conflictueuze gezins- of partnerrelatie of
een (criminele) levensstijl waarin sprake is van een hoge mate van dreiging.
Naarmate meer sprake is van (directe en indirecte) risicofactoren is de kans dat
een aangehouden verdachte opnieuw betrokken raakt bij geweldsdelicten groter.
De risicofactoren die kunnen worden beschreven en de mate van diepgang waarmee dat kan plaatsvinden is sterk afhankelijk van de hoeveelheid infor- matie die over de achtergrond van een verdachte kan worden verkregen. Het
48 Loeber R., W. Slot en J.A. Sergeant red. Ernstige en gewelddadige jeugddelinquentie, omvang, oorzaken en interventies, Bohn Stafleu van Loghum, Houten/Dieghem.
68
meest optimaal is het verzamelen van informatie over een bepaalde verdachte
door uiteenlopende bronnen te raadplegen, over een langere periode. Next-best
is het diepgaand interviewen van de verdachte. Registratiegegevens bieden een
wisselende mate van inzicht in mogelijke risicofactoren.
In het onderhavige onderzoek was het niet mogelijk uiteenlopende bronnen te
benaderen, bijvoorbeeld in het netwerk van de verdachte. Interviews zijn
afgenomen bij een beperkt aantal (22) gedetineerde verdachten van vuurwapen-
criminaliteit. Voor het overige diende te worden volstaan met verklaringen van
aangehouden verdachten tegenover de politie. Een voordeel daarbij was echter
dat vuurwapengerelateerde delicten gemiddeld genomen zwaarder van aard
zijn. Dit betekent dat in de processen-verbaal over het algemeen ook een
beschrijving is opgenomen van enkele relevante persoonskenmerken en de
sociale achtergrond van de verdachte, om de rechter een indruk te geven van de
persoon van de verdachte49. Zo wordt bijvoorbeeld ingegaan op de arbeids-
situatie, drank- en drugsgebruik, schulden of relatieconflicten.
In het onderhavige onderzoek is de vraag niet zozeer het zoeken naar verkla-
ringen voor vuurwapencriminaliteit. Het gaat hier om het beschrijven van
belangrijke kenmerken van verdachten van vuurwapendelicten. Derhalve kan in
dit geval worden volstaan met een globale typering aan de hand van een beperkt
aantal risicofactoren. Leeftijd, geslacht, arbeidssituatie, drank- en drugsversla-
ving, etnische afkomst, schuldproblematiek en een leefsituatie zonder vaste
woon- of verblijfplaats kunnen in dit geval als risicofactoren worden mee-
genomen.
5.2.2 Antecedenten
Antecedenten vormen de tweede invalshoek voor de beschrijving van de
verdachten van vuurwapencriminaliteit. De informatiebron daarvoor zijn
registratiegegevens van de politie, zoals vastgelegd in de basisregistratie (BPS,
Xpol of Genesys) en HKS. Vuurwapengerelateerde criminaliteit dient te worden
opgevat als een geweldsdelict. Om de 'zwaarte' van de antecedenten van de
aangehouden verdachte te kunnen wegen wordt een variant gebruikt op de
indeling van Spapens e.a. (2001). Gekozen is om de zwaarte van de antece-
49 Bij lichtere geweldsdelicten wordt in de procesen-verbaal niet of nauwelijks iets vermeld over de
achtergrond van de aangehouden verdachte. In die gevallen kan uit de politieregistratie
nauwelijks meer informatie worden gehaald dan de leeftijd, het geslacht, het geboorteland en de
woonplaats van de verdachte.
69
denten te laten afhangen van de mate waarin de verdachte betrokken is geweest
bij geweldsdelicten en eerdere overtredingen van de Wet Wapens en Munitie.
Deze indeling valt uiteen in drie categorieën:
1. Verdachten die niet in de politieregistratie voorkomen (first-offenders), of
verdachten die eerder contact hebben gehad met de politie, maar niet
terzake geweldsdelicten.
2. Verdachten die eerder contact hebben gehad met de politie terzake
geweldsdelicten
3. Verdachten die eerder contact hebben gehad met de politie terzake over-
tredingen van de Wet Wapens en Munitie met betrekking tot vuurwapens.
Ad 1. Deze categorie betreft verdachten die niet eerder in de politieregistratie
voorkomen. De restrictie daarbij is de tijdsperiode die bestreken wordt door de
registratiesystemen. Voor de basisregistraties (BPS, Xpol, Genesys) is die
periode wisselend. In de meeste regio's zijn tenminste de laatste vijf jaar direct
opvraagbaar. HKS biedt eveneens inzicht in eerdere politiecontacten van een
aangehouden verdachte. Dit systeem bestrijkt een langere periode, namelijk tot
in de jaren tachtig50. Daarnaast betreft het personen die eerder in aanraking zijn
geweest met politie of justitie, maar niet vanwege geweldsdelicten. Het kan dan
bijvoorbeeld gaan om delicten die verband houden met het gebruik van alcohol
of drugs (rijden onder invloed, veroorzaken van verkeersongevallen, et cetera)
en om vermogensdelicten als diefstal of inbraak.
Ad 2. De tweede categorie omvat verdachten die eerder in aanraking zijn
geweest met de politie of justitie terzake geweldsdelicten.
Ad 3. De derde categorie van verdachten betreft personen die eerder in
aanraking zijn geweest met de politie terzake de Wet Wapens en Munitie,
waarbij sprake is geweest van het bezit of gebruik van een scherp vuurwapen,
een gas-/alarmwapen of een imitatiewapen.
50 De kans is groot dat verdachten die niet in de politieregio woonachtig zijn waar zij werden
aangehouden in de desbetreffende regio als 'schoon' naar voren komen, omdat zij daar niet
eerder strafbare feiten hebben gepleegd. Voorbeelden zijn uit Amsterdam afkomstige overvallers
die in de regio's Gelderland Midden en Gelderland-Zuid actief waren. Om nader zicht te krijgen
op de antecedenten van deze verdachten is tijdens het onderzoek is, naast het gebruik van HKS,
zoveel mogelijk getracht om deze informatie te verkrijgen in de herkomstregio.
70
5.2.3 Globale risicoprofielen verdachten van vuurwapengerelateerde
delicten
Op basis van de in deze paragraaf geschetste indeling kan een drietal globale
risicoprofielen worden benoemd met betrekking tot verdachten van vuurwapen-
gerelateerde delicten. Deze risico's hangen samen met de kans dat een persoon
in de toekomst opnieuw bij een vuurwapengerelateerd delict betrokken raakt.
Analoog aan Spapens e.a. (2001) wordt een indeling gehanteerd in verdachten
met een laag risico, verhoogd risico en hoog risico. Risico verwijst in dit
verband naar de zwaarte van de problematiek van de verdachte en de kans dat
deze in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan gewelds- of vuurwapen-
delicten. In het volgende schema is deze indeling weergegeven.
Schema 5.1: Globale risicoprofielen op basis van risicofactoren en anteceden-
ten.
Risicofactoren Minder dan 2 risicofactoren 2 of meer risicofactoren
Antecedenten
Geen geweldsdelicten Laag risico Verhoogd risico
Recidive geweldsdelicten Verhoogd risico Hoog risico
Recidive WWM Hoog risico Hoog risico
De categorieën van verdachten als volgt worden beschreven:
1. Bij verdachten met een laag risico is sprake van geen of weinig risico-
factoren in combinatie met een historie waarin geen sprake is geweest van
eerdere contacten met de politie terzake geweldsdelicten.
2. Bij verdachten met een verhoogd risico is sprake van een combinatie van
weinig of geen risicofactoren, maar wel van eerdere aanhoudingen terzake
geweldsdelicten, of omgekeerd, een situatie waarin sprake is van substan-
tiële risicofactoren, zonder dat de verdachte politiecontacten heeft gehad
voor geweldsdelicten.
3. Verdachten met een hoog risico kenmerken zich enerzijds door de combi-
natie van meer dan twee risicofactoren met een historie van gewelds-
delicten en/of recidive ten aanzien van vuurwapengerelateerde delicten.
De bovenstaande indeling is een keuze die is gebaseerd op het type criminaliteit dat onderwerp van onderzoek is, namelijk vuurwapengerelateerde delicten en op de informatie die beschikbaar is terzake risicofactoren. Wanneer meer gedetailleerde informatie over de achtergrond van verdachten beschikbaar is,
71
kunnen deze categoriseringen verder worden verfijnd. In het onderhavige
onderzoek bestond niet de mogelijkheid tot het verzamelen van diepgaandere
gegevens over grotere aantallen verdachten, door middel van interviews.
Dergelijke gesprekken zijn wel gevoerd, maar met een klein aantal personen
(22 interviews). De informatie die dit opleverde is gebruikt als achtergrond bij
de beschrijvingen in de vervolghoofdstukken.
5.3 Empirische bevindingen
In deze paragraaf komen de bevindingen van het empirische onderzoek aan de
orde. Allereerst wordt ingegaan op de mogelijke risicofactoren die een rol
spelen bij degenen die als verdachte van een vuurwapengerelateerd delict zijn
aangehouden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen risicofactoren op
individueel en cultureel niveau, alsmede in relatie tot sociale omstandigheden
en gedragskenmerken.
5.3.1 Risicofactoren
Risicofactoren op individueel niveau
Risicofactoren op individueel niveau, oftewel factoren die samenhangen met
kenmerken van de persoon, kunnen uiteenlopend van aard zijn. Spapens e.a.
(2001) onderscheiden in dit verband geslacht, leeftijd en gedrags- en psychische
problematiek. In het onderhavige onderzoek kon alleen informatie worden
verzameld met betrekking tot geslacht en leeftijd.
Uit empirisch onderzoek komt in het algemeen naar voren dat criminaliteit een mannenaangelegenheid is. Dit geldt nog sterke voor geweldscriminaliteit dan voor crimineel gedrag in het algemeen. Uit onderzoek naar de achtergrond van straatgeweld kwam naar voren dat 91 procent van de verdachten man was51. Uitgaansgeweld wordt zelfs in 96 procent van de gevallen door mannen gepleegd, althans voor zover dit uit aanhoudingen door de politie blijkt52. Ook vuurwapengerelateerde criminaliteit blijkt vooral een aangelegenheid van man- nen te zijn. 95 procent van de aangehouden verdachten is man, terwijl slechts 5
51 Terlouw e.a.: 2000.
52 Spapens e.a.: 2001, p. 109. In dit onderzoek wordt echter tevens geconstateerd dat de politie in
gevallen van uitgaansgerelateerd geweld minder gemakkelijk overgaat tot de aanhouding van
vrouwen.
72
procent van het vrouwelijke geslacht is. Van de met een vuurwapen aangehou-
den vrouwen is ongeveer een kwart werkzaam in de prostitutie.
Een tweede risicofactor die kan worden onderscheiden is leeftijd. Over het
algemeen komt uit onderzoek naar geweldscriminaliteit naar voren dat de
jongere leeftijdsgroepen oververtegenwoordigd zijn. Uit registratiegegevens van
het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat geweldsdelicten met name
gepleegd worden door personen in de leeftijdscategorieën van 15-17 jaar en van
18-20 jaar. Naarmate de leeftijd van de verdachten stijgt neemt het belang van
andere vormen van criminaliteit toe. De leeftijd van verdachten van uitgaans-
geweld ligt iets hoger: 43 procent bevindt zich in de leeftijdscategorie van 20
24 jaar. 34 procent van de aangehouden verdachten is ouder dan 24 jaar. In de
volgende tabel is de leeftijdsverdeling weergegeven die is gevonden bij ver-
dachten van vuurwapengerelateerde criminaliteit.
Tabel 5.2: Leeftijd van verdachten van vuurwapencriminaliteit, in procenten
(N = 534).
Percentage
Tot en met 17 jaar 7%
18 19 jaar 8%
20 24 24%
25 29 20%
30 34 16%
35 40 15%
41 49 8%
50 en ouder 2%
Totaal
100%
De leeftijd van degenen die met een vuurwapen worden aangehouden ligt in de
meeste gevallen tussen de 20 en 30 jaar. De gemiddelde leeftijd van de
aangehouden verdachten in het bezit van een vuurwapen is 24 jaar. Bij de
jongste leeftijdscategorie gaat het in vrijwel alle gevallen om een niet-scherp-
schietend vuurwapen53.
In vergelijking met andere vormen van geweldscriminaliteit valt de gemiddeld
hogere leeftijd van verdachten van vuurwapengerelateerde criminaliteit op: 61
procent van de aangehouden verdachten is ouder dan 24 jaar.
53 In totaal zal de groep van jonge vuurwapenbezitters overigens groter zijn dan uit deze cijfers blijkt, aangezien met name bij jonge verdachten vaak geen (uitgebreide) verklaring wordt opge- nomen door de politie en ze derhalve in deze profielschets ondervertegenwoordigd zijn.
73
Deze hogere leeftijd is deels verklaarbaar door het feit dat een vuurwapendelict
in de meeste gevallen zwaarder van aard is, waardoor het in veel gevallen geen
'beginnersdelict' is. Tevens zijn met name scherpschietende vuurwapens niet
gemakkelijk verkrijgbaar, zolang de verkoper niet op de koper kan 'vertrou-
wen'54. Over het algemeen gaat dit vertrouwen gelijk op met bekendheid van de
koper in het criminele circuit. Dit betekent over het algemeen dat deze al wat
langer meeloopt en dus gemiddeld ook ouder is. Uitzondering hierop vormen in
de eerste plaats delicten die met behulp van imitatievuurwapens gepleegd
worden, welke immers ook voor relatief jonge verdachten (15 17 jarigen)
gemakkelijk te verkrijgen zijn. Veelal betreft het delicten als overvallen en
straatroven waarbij jonge allochtone verdachten betrokken zijn.
In de tweede plaats vormen recent geïmmigreerde jonge Antilliaanse mannen
een uitzondering. Deze categorie verdachten weet ook zeer snel na aankomst in
Nederland aan scherpschietende vuurwapens te komen. Daarbij moet echter wel
in aanmerking worden genomen dat zij vaak al een crimineel verleden hebben
op de Nederlandse Antillen, zo blijkt uit de onderzoeksresultaten.
Risicofactoren op het niveau van cultuur
Verschillen tussen culturen kunnen op diverse manieren risicofactoren vormen
met betrekking tot (gewelds-)criminaliteit. Cultuurverschillen kunnen bijvoor-
beeld de aanleiding zijn tot discriminatie of communicatieproblemen tussen
bevolkingsgroepen. Dergelijke zaken kunnen op hun beurt leiden tot gewelds-
delicten. De belangrijkste relevante factor in relatie met vuurwapencriminaliteit
is de veronderstelling dat in sommige subculturen anders over het gebruik van
geweld en vuurwapens wordt gedacht dan gemiddeld in Nederland. Verschil-
lende voorbeelden van (veronderstelde) verschillen kunnen worden genoemd.
Naar aanleiding van een schietincident op een school in Veghel in 1999,
waarbij een Turkse scholier als verdachte werd aangemerkt, is veel aandacht
besteed aan het verschijnsel 'eerwraak' in de Turkse cultuur. Het verdedigen
van de eer van de familie zou binnen de Turkse gemeenschap een belangrijke
rol spelen, waarvan het bezit vuurwapens een onderdeel zou vormen. Door
geïnterviewde politiefunctionarissen worden verhalen over wijd verbreid vuur-
wapenbezit in de Turkse gemeenschap overigens naar het rijk der fabelen
verwezen.
Een andere subcultuur waarin de houding ten opzichte van gewelddadig gedrag
mogelijk afwijkt van het gemiddelde in Nederland is die van de jonge, recent
54 Zie hoofdstuk 11.
74
geïmmigreerde Antilliaanse mannen, vooral afkomstig uit Curaçao. Van San
(1998) beschrijft in haar proefschrift eveneens het belang van 'eer' in deze sub-
cultuur en de acceptatie van gewelddadig gedrag om deze eer te verdedigen of
hoog te houden. Bovenkerk (2001) vergelijkt deze subcultuur zelfs met die van
Amerikaanse streetgangs.
Hoewel verschillen in etnische afkomst een belangrijke determinant kunnen zijn
voor een afwijkende houding ten opzichte van het gebruik van geweld en
vuurwapenbezit, kunnen ook binnen de autochtone bevolking subculturen voor-
komen waarin mogelijk sprake is van een afwijkende houding ten opzichte van
criminaliteit of geweld, mits gepleegd tegen buitenstaanders. Bewoners van
woonwagenkampen vormen in dit licht de meest 'herkenbare' subcultuur, die in
publicaties omtrent (georganiseerde) criminaliteit en vuurwapenbezit als rele-
vant naar voren komt55.
Culturele aspecten kunnen allereerst worden onderscheiden in termen van
etnische afkomst. De politieregistratie geeft beperkt inzicht in de afkomst van
de aangehouden verdachte. Enerzijds wordt het geboorteland vastgelegd.
Allochtonen van de tweede of latere generaties, die geboren zijn in Nederland,
komen derhalve niet in alle gevallen uit de registratie naar voren, tenzij in de
mutatie iets over de etnische afkomst van de betrokkene wordt vermeld,
bijvoorbeeld wanneer de aangehouden verdachte daarover iets heeft verklaard.
Dit betekent derhalve dat bij allochtone groepen waarbij sprake is van een
relatief groter aandeel van de tweede generatie sprake is van relatieve
onderschatting in de cijfers. In het Nederlandse geval geldt dit voor degenen
van Noordafrikaanse (NAF) of Turkse afkomst. Het betekent dat bij groepen
waarbij sprake is van een relatief recente instroom van een eerste generatie
sprake is van een relatieve overschatting. Dit geldt specifiek voor de Antil-
lianen. De politie houdt uiteraard geen specifieke registratie bij van het feit of
de verdachte afkomstig is uit een woonwagenkamp. Deze informatie dient te
worden afgeleid uit verklaringen van de verdachten of van andere betrokkenen.
Ook kunnen familienamen of woonadressen aanknopingspunten bieden56. Een
inventarisatie van de achtergrond van 534 aangehouden verdachten levert het
volgende beeld op. In de tabel wordt achtereenvolgens beschreven wat de
(etnische) afkomst is van de aangehouden verdachten, het feitelijke aandeel van
55 Bijvoorbeeld Fijnaut e.a. (1996) en Loof e.a. (1999).
56 Politiefunctionarissen zijn vrijwel altijd bekend met de lokale woonwagenkampen en kunnen
desgevraagd direct uitsluitsel geven of een bepaald adres wellicht een woonwagenkamp(je)
betreft.
75
de bevolkingsgroep in Nederland en de mate waarin de groep is over- of onder-
vertegenwoordigd met betrekking tot vuurwapencriminaliteit.
Tabel 5.3: Vuurwapencriminaliteit in relatie tot etnische afkomst of culturele
verschillen (N = 534).57
Verdachten Bevolking Proportie onder/over-
vertegenwoordiging
Nederlands 50% 83% 0,6
(excl. bewoner woonwagenkamp)
Bewoner woonwagenkamp 3% 0,2% 15,0
Noordafrikaans (incl. Irak en Iran) 11% 2% 5,5
Turks
11%
2%
5,5
Antilliaans
13%
0.7%
18,6
Surinaams
5%
2%
2,5
Oost-Europa
2%
0,8%
2,5
Overige nationaliteiten 5% 9,1% 0,5
Totaal
100%
100%
De tabel laat zien dat iets meer dan de helft van de aangehouden verdachten in
verband met vuurwapencriminaliteit van autochtoon Nederlandse afkomst is (53
procent, inclusief bewoners van woonwagenkampen). Dit betekent dat personen
die niet in Nederland zijn geboren sterk oververtegenwoordigd zijn ten opzichte
van hun aandeel in de totale Nederlandse bevolking, welke ongeveer 12 procent
bedraagt58.
Het meest opvallend oververtegenwoordigd is de Antilliaanse bevolkingsgroep
met 13 procent, terwijl het aandeel van deze groep in de Nederlandse bevolking
slechts 0,7 procent bedraagt (in totaal 117.000 personen in 2000). Daarenboven
is slechts een zeer specifiek deel van de Antilliaanse bevolkingsgroep bij de
meeste voorvallen betrokken, namelijk de jonge mannen die recent vanuit
vooral Curaçao naar Nederland zijn gekomen59.
Een tweede groep die sterk oververtegenwoordigd is met betrekking tot
vuurwapendelicten zijn bewoners van woonwagenkampen. Zij maken slechts
0,2 procent van de Nederlandse bevolking uit (naar schatting 25.000 tot 30.000
57 De aantallen cases waarop de tabellen zijn gebaseerd kunnen verschillen in verband met het feit dat voor sommige variabelen informatie kan ontbreken in de registratie. 58 CBS-cijfers per 1-1-99. Het gaat daarbij om zowel de eerste generatie (in het buitenland geboren) als om de tweede generatie (minimaal één ouder die in het buitenland is geboren). 59 De relatief recent geïmmigreerde groep van Antilliaanse jonge mannen betreft vrijwel altijd personen die op de Antillen zijn geboren. Deze groep kan in de politieregistratie derhalve aan de hand van de geboorteplaats worden geïdentificeerd. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld tweede of derde generatie Marokkanen, Turken of Surinamers, waarbij een koppeling met de etnische achtergrond meestal pas uit de totale verklaring af te leiden valt.
76
personen), maar zijn betrokken bij 3 procent van het aantal voorvallen. Daarbij
moet overigens wel worden aangetekend dat het in de meeste gevallen
aanhouding betreft vanwege vuurwapenbezit en niet zozeer terzake -gebruik.
Vuurwapens worden meestal gevonden tijdens zoekingen in woonwagenkampen
die om andere redenen worden uitgevoerd.
Risicofactoren op het niveau van sociale omstandigheden
Belangrijke risicofactoren op het niveau van sociale omstandigheden zijn lage
sociaal economische status, het ontbreken van een zinvolle dagbesteding, een
problematische gezinsrelatie of partnerrelatie en verslavingsproblematiek. In de
politieregistratie wordt, wanneer sprake is van zwaardere delicten, gewoonlijk
een beschrijving van dit type factoren opgenomen. Uit deze beschrijvingen, die
zijn gebaseerd op verklaringen van de verdachten, komt het volgende beeld
naar voren.
Tabel 5.4: Arbeidssituatie, in procenten (N = 534).
Percentage
Werk
20%
School
7%
Criminaliteit als belangrijk(st)e inkomstenbron 23%
Uitkering of arbeidsongeschikt 17%
Noch werk, noch uitkering 8%
Onbekend
26%
Totaal
100%
Hoewel uit de verklaringen van de verdachten niet altijd goed kan worden
afgeleid wat hun hoofdbezigheid overdag is, laat de tabel in elk geval zien dat
verdachten van vuurwapencriminaliteit aanzienlijk vaker dan gemiddeld niet
over een reguliere dagbesteding beschikken. Slechts een kwart van de verdach-
ten heeft als hoofdbezigheid werk of school. Bijna een kwart van de verdachten
heeft criminele activiteiten als belangrijke inkomstenbron.
17 procent van de aangehouden verdachten ontvangt een uitkering of is arbeids-
ongeschikt. Uit CBS-gegevens kan worden afgeleid dat het totale aandeel van
personen met een uitkering in de Nederlandse bevolking (15 64 jaar)
ongeveer 10 procent bedraagt.
Van de aangehouden verdachten geeft 11 procent aan schulden te hebben.
Aangezien in de verklaringen niet altijd wordt vermeld of het gaat om proble-
matische schulden is de waarde van deze constatering echter betrekkelijk. In
---
een aantal gevallen is sprake van aanzienlijke doorlopende kredieten, bijvoor-
beeld bij de bank, zonder dat echter een problematische situatie aan de orde
lijkt te zijn (de verdachte heeft bijvoorbeeld een vast inkomen).
Tabel 5.5: Verslavingsproblematiek (N = 534).
Percentage
Verslaving drugs 21%
Verslaving alcohol/gokken/anders 27%
De tabel laat zien dat de leefsituatie van degenen die met een vuurwapen
worden aangetroffen in 21 procent van de gevallen medebepaald wordt door
een drugsverslaving.
Bij 27 procent van de verdachten is sprake van een andere verslaving, bijvoor-
beeld alcohol of gokken. Deze percentages zijn gebaseerd op de verklaringen
die de verdachten zelf hebben gedaan. Evenals voor de andere cijfers geldt
derhalve dat in individuele gevallen het beeld zowel rooskleuriger als zwarter
kan zijn voorgesteld dan in werkelijkheid het geval is.
Tot slot kan uit de verzamelde gegevens worden opgemaakt dat 13 procent van de verdachten aangeeft geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Dit betekent echter meestal niet dat de betrokkenen zwervende zijn. Over het algemeen wonen zij in bij vrienden of familieleden, of bevinden zij zich in een opvang- huis (of in een vorm van detentie met een open regime).
5.3.2 Antecedenten
De mate waarin de in het bezit van een vuurwapen aangehouden verdachten
eerder contact hebben gehad met politie of justitie is in het onderzoek globaal
geïnventariseerd. Nagegaan is of sprake was van antecedenten, of deze betrek-
king hadden op geweldsdelicten en of de verdachte eerder was aangehouden
terzake het bezit of gebruik van een vuurwapen. Het diende daarbij te gaan om
een imitatiewapen, gas-/alarmwapen of scherpschietend vuurwapen. Aanhou-
dingen vanwege het bezit of gebruik van (verboden) messen of andere over-
tredingen van de Wet Wapens en Munitie zijn buiten beschouwing gelaten. Het
was in de meeste gevallen helaas niet mogelijk om een diepgaand inhoudelijk
onderzoek uit te voeren van eerdere mutaties. Dit is slechts gedaan voor een
78
beperkt aantal verdachten, welke deels zijn verwerkt in de casusbeschrijvingen
in de navolgende hoofdstukken.
Tabel 5.6: Criminele antecedenten (N = 470).
Percentage
Antecedenten terzake eerder vuurwapenbezit 20%
Antecedenten terzake geweldsdelicten 45%
Antecedenten andere delicten 24%
Geen (bekende) antecedenten 11%
Totaal
100%
Van de aangehouden verdachten is 20 procent eerder in de registratie van de
politie vermeld ten aanzien van vuurwapenbezit60. Daarnaast heeft 45 procent
eerdere antecedenten in relatie tot geweldsdelicten, waarbij eventueel een slag-
of steekwapen is gebruikt. Nog eens 24 procent van de verdachten heeft eerdere
contacten met de politie gehad in verband met andere delicten, bijvoorbeeld
vermogensdelicten als diefstal of inbraak. Dit betekent dat slechts 11 procent
van de aangehouden verdachten in verband met een vuurwapendelict geen
antecedenten heeft61.
Ter vergelijking: uit onderzoek naar uitgaansgeweld komt naar voren dat 24
procent van de aangehouden verdachten niet eerder contact heeft gehad met
politie of justitie62. 54 procent van de verdachten van uitgaansgeweld heeft
eerder geweldsdelicten gepleegd of gebruikt criminaliteit geheel of gedeeltelijk
om in het levensonderhoud te voorzien, zo blijkt uit dezelfde studie. Uit onder-
zoek naar straatgeweld in het algemeen blijkt het aandeel van first-offenders
zelfs 49 procent te bedragen63.
De conclusie is derhalve gerechtvaardigd dat degenen die in het bezit van een
handvuurwapen worden aangetroffen over het algemeen een zwaarder verleden
van (gewelddadige) antecedenten hebben dan de gemiddelde geweldsplegers.
60 Daarbij dient de restrictie te worden aangebracht dat politiecontacten waarvan sprake is geweest
voor de periode die is opgenomen in de basisregistratie niet kunnen worden achterhaald. Voor
BPS betekent dit dat ongeveer vijf jaar terug kan worden gekeken.
61 Bij 63 van de 534 verdachten kon vanwege praktische omstandigheden niet worden nagegaan of
zij eerder contact hadden gehad met politie of justitie.
62 Spapens e.a.: 2001, p. 54.
63 Terlouw e.a.: 2000, p. 30.
79
5.4 Risicoprofielen
Wanneer op individueel niveau wordt gekeken naar de aard van de antecedenten
van de aangehouden verdachten en de risicofactoren waarvan sprake is, kunnen
de betrokkenen in verschillende risicocategorieën worden ingedeeld. Het begrip
'risico' verwijst naar de kans dat iemand daadwerkelijk in het bezit van een
vuurwapen wordt aangetroffen en naar de mogelijkheid dat dit vuurwapen ook
daadwerkelijk wordt gebruikt. In de volgende tabel zijn de aangehouden
verdachten in verschillende categorieën ingedeeld.
Schema 5.7: Globale risicoprofielen op basis van risicofactoren en anteceden-
ten (in procenten, N = 470).
Risicofactoren Minder dan 2 risicofactoren 2 of meer risicofactoren
Antecedenten
Geen of alleen niet- 22% (laag risico) 13% (verhoogd risico)
geweldsdelicten
Antecedenten geweldsdelicten 28% (verhoogd risico) 17% (hoog risico)
Antecedenten WWM 9% (hoog risico) 11% (hoog risico)
Hoog risico
De groep met een (relatief) hoog risico is gedefinieerd als verdachten waarbij
ofwel sprake is van meer dan twee risicofactoren in combinatie met gewelds-
delicten, ofwel antecedenten in relatie tot de Wet Wapens en Munitie. Deze
groep omvat 37 procent van het aantal verdachten en kan nader worden
onderscheiden in de volgende subcategorieën, die elkaar deels overlappen:
* Veel verdachten waarbij sprake is van een hoog risico zijn actief in de
'drugswereld'. Zij zijn zelf verslaafd aan of regelmatig gebruiker van
harddrugs, of betrokken bij de handel in of productie en smokkel van
harddrugs. Vuurwapenincidenten vloeien in belangrijke mate voort uit
onderlinge ruzies tussen de betrokken verdachten, vooral met betrekking
tot schulden. Voor deze betrokkenen is criminaliteit een belangrijke bron
van inkomsten. Verslaafden kunnen daarnaast betrokken zijn bij over-
vallen om in hun inkomsten te voorzien. Zij kunnen zich echter ook
beperken tot diefstal of inbraak.
* Daarnaast binnen groeperingen die zich bezighouden met de georgani-
seerde productie en smokkel van harddrugs (inclusief synthetische drugs)
is sprake van een hoog risico op het gebruik van vuurwapens. Bij derge-
lijke groeperingen is overigens regelmatig sprake van overlap met andere
criminele activiteiten, zoals bijvoorbeeld vrouwenhandel of georgani-
80
seerde diefstal (bijvoorbeeld van vrachtwagens). Binnen deze groepe-
ringen zijn ook zwaardere vuurwapens, zoals machinepistolen in gebruik.
* Jonge mannen van Antilliaanse afkomst, voor een belangrijk deel recent
geïmmigreerd in Nederland, die aangehouden zijn als verdachte van een
vuurwapendelict zijn enerzijds actief in de drugswereld of de prostitutie.
Anderzijds vloeien vuurwapenincidenten bij deze groep ook voort uit
vernederingen in het openbaar of uit de hand gelopen ruzies (gebrek aan
respect). Andere specifieke risicofactoren zijn het ontbreken van een vaste
woon- of verblijfplaats en het ontbreken van inkomsten (geen werk of
school, maar ook geen uitkering). Zij kunnen derhalve als een tweede sub-
groep worden onderscheiden binnen de categorie met een hoog risico.
* De derde subcategorie van verdachten met een hoog risico wordt gevormd
door degenen die zich bezighouden met het plegen van regelmatige en/of
zware overvallen. Ten eerste gaat het hierbij om drugsverslaafden, die
overvallen plegen om aan geldmiddelen te komen. Risicofactoren in dit
kader zijn arbeidsongeschiktheid en het ontbreken van een vaste woon- of
verblijfplaats. Ten tweede kan een groep worden onderscheiden van
verdachten die zeer regelmatig of op professionele wijze overvallen
pleegt. Bij deze verdachten is sprake van eerdere contacten met politie of
justitie terzake geweldsdelicten. Voor deze groep is het plegen van
overvallen een reguliere bron van inkomsten, die wordt gebruikt om een
'criminele levensstijl' te financieren (dure goederen, cocaïne, et cetera).
Regelmatige overvallers kunnen ook relatief jong zijn. In die gevallen
worden de opbrengsten primair gebruikt voor zaken als uitgaan of
eveneens drugs.
Verhoogd risico
De groep met een verhoogd risico met betrekking tot vuurwapencriminaliteit
wordt gevormd door degenen die eerder contact hebben gehad met de politie
terzake geweldsdelicten, maar waarbij geen sprake is van meerdere risico-
factoren. Omgekeerd kan het ook gaan om verdachten waarbij juist wel sprake
is van meerdere risicofactoren, maar die niet eerder terzake geweldsdelicten
zijn aangehouden. Deze groep omvat 41 procent van het totale aantal verdach-
ten en kan als volgt nader worden getypeerd.
* In de eerste plaats zijn ook hier personen die actief zijn in de drugswereld
van belang. In het eerste geval verschuift de focus echter in de richting
van degenen die zich bezighouden met de productie van drugs. Met name
de hennepkwekerij en coffeeshophandel speelt hier een rol, oftewel
personen die in principe in relatieve rust hun activiteiten willen uitvoeren,
81
maar een zeker risico lopen dat zij het slachtoffer worden van rip-offs of
diefstal. Vuurwapens spelen hier een rol als hulpmiddel om de eigen
veiligheid te garanderen. Bij hennepkwekers is vaak sprake van een
combinatie met andere risicofactoren, zoals bijvoorbeeld alcoholverslaving
of het ontbreken van een zinvolle dagbesteding.
* Ook personen die andere vormen van (semi-)legale activiteiten uitvoeren
vallen in een groep met verhoogd risico. Te denken valt hierbij aan perso-
nen die zich bezighouden met relatief zichtbare activiteiten, zoals bijvoor-
beeld prostitutie of illegaal gokken, maar die bij problemen niet gemak-
kelijk een beroep kunnen doen op de politie voor bescherming.
* In de derde plaats is sprake van een categorie verdachten die eveneens
betrokken is geweest bij gewapende overvallen, maar die deze incidenteel
gepleegd hebben. Bij deze personen is vaak sprake van onderliggende
schuldproblematiek, eventueel in combinatie met andere risicofactoren.
* Tot slot vormen relatieproblemen een belangrijke aanleiding. Het gaat
hierbij enerzijds om personen die niet eerder in aanraking zijn geweest
met politie of justitie terzake geweldscriminaliteit, maar waarbij wel
sprake is van risicofactoren (bijvoorbeeld alcoholverslaving, of het ont-
breken van een zinvolle dagbesteding). Anderzijds betreft het verdachten
die zich eerder schuldig hebben gemaakt aan huiselijk geweld, maar
waarbij geen sprake is van meerdere risicofactoren, althans voor zover ze
in het onderhavige onderzoek konden worden achterhaald.
Laag risico
Tot slot is er de groep met een (relatief) laag risico. Deze is gedefinieerd als
verdachten die niet eerder zijn aangehouden terzake geweldsdelicten of
overtredingen van de Wet Wapens en Munitie, terwijl tevens sprake was van
minder dan twee (bekende) risicofactoren. Deze groep kan omvat 22 procent
van het totaal en kan als volgt nader worden getypeerd.
* Allereerst is ook hier relatieproblematiek aan de orde als trigger voor een
vuurwapendelict. In deze gevallen betreft het personen die specifiek door
dergelijke problemen overgaan tot het gebruik van een vuurwapen, maar
waarbij geen sprake is van specifieke risicofactoren. Het vuurwapen is al
in huis, maar om een andere reden, bijvoorbeeld vanwege een algemeen
onveiligheidsgevoel. Het kan ook gaan om een vuurwapen dat in legaal
bezit is.
* Een tweede subcategorie wordt gevormd door jongeren die worden aan-
gehouden terwijl zij op straat aan het spelen zijn met een imitatiewapen of
82
balletjespistool. Het betreft hierbij doorgaans jongens van 14 17 jaar,
die dergelijke pistolen in vakantielanden hebben gekocht.
* Tot slot kunnen binnen deze categorie de 'verzamelaars' worden onder-
scheiden. Het gaat hierbij om personen die soms aanzienlijke hoeveel-
heden vuurwapens weten te verkrijgen. Over het algemeen betreft het
relatief gemakkelijk verkrijgbare imitatiewapens of gas-/alarmwapens.
Op basis van deze kwantitatieve en kwalitatieve typering van risicogroepen is een nadere segmentering mogelijk van de belangrijkste groepen van verdachten. Schematisch kunnen deze uitkomsten als volgt worden samengevat:
Drugswereld Hoog risico - Dealers harddrugs die in direct
(40%) contact met afnemers staan
- Georganiseerde criminele
groeperingen (smokkel en
productie harddrugs)
Verhoogd risico - Producenten van softdrugs/
hennepkwekers en handelaars in
softdrugs (coffeeshops)
Laag risico Nvt.
Wereld van overvallers Hoog risico Regelmatige overvallers (drugs-
(40%) verslaving of criminele levensstijl)
Verhoogd risico Ad
hoc overvallers in relatie tot schuld-
problematiek of andere problemen
Laag risico Nvt.
Jonge Antilliaanse mannen Hoog risico - Activiteiten in relatie tot drugs
(13%) en prostitutie
- Eercultuur
Verhoogd risico Nvt
Laag risico Nvt
Relatieproblematiek Hoog risico Relatieproblemen in combinatie met
(15%) andere risicofactoren (bijv.
verslaving aan drugs en alcohol in
combinatie met geweldsanteceden-
ten)
Verhoogd risico Relatieproblemen waarbij ofwel
geen sprake is van risicofactoren,
ofwel geen sprake is van gewelds-
antecedenten
Laag risico Relatieproblemen waarbij geen
sprake is van risicofactoren of
geweldsantecedenten
83
In de bovenstaande tabel is weergegeven welk aandeel de verschillende 'werel-
den' hebben in relatie tot vuurwapencriminaliteit. Wanneer de verdachtengroep
wordt beschouwd blijkt dat 40 procent in verband staat met de drugswereld.
Eveneens 40 procent is aangehouden terzake een overval of straatroof, waarvan
ongeveer een kwart tevens actief is in de drugswereld (als verslaafde). Jonge
Antilliaanse mannen maken 13 procent uit van het totaal, maar zijn voor een
belangrijk deel eveneens actief in de drugswereld. Relatieproblematiek, tot slot
speelt in 15 procent van de gevallen een rol als aanleiding tot een vuur-
wapendelict (of is de aanleiding voor één van de partners om de politie in te
lichten over het feit dat er een vuurwapen in huis is).
Rekening houdend met overlap kan worden geconstateerd dat deze vier hoofd-
categorieën van verdachten gezamenlijk ongeveer 80 procent van de vuur-
wapengerelateerde delicten (bezit en gebruik) voor hun rekening nemen, zo kan
uit de onderzoeksresultaten worden afgeleid.
In de volgende hoofdstukken worden deze risicoprofielen nader ingekleurd aan
de hand van achtergrondgegevens en de beschrijving van exemplarische voor-
beelden uit het casusmateriaal.
5.5 Samenvatting hoofdstuk 5
De belangrijkste bevindingen van het hoofdstuk 'Achtergronden van gebruikers
en bezitters van een handvuurwapen' zijn:
* De aangehouden verdachten van een vuurwapendelict zijn in 95 procent
van de gevallen man. Deze oververtegenwoordiging is vergelijkbaar met
die van verdachten van uitgaansgeweld (95%), maar ligt hoger dan bij
straatgeweld in het algemeen (89%).
* De leeftijd van verdachten van vuurwapendelicten ligt in de meeste
gevallen tussen de 20 en 30 jaar. 61 procent is ouder dan 24 jaar. In ver-
gelijking met andere vormen van geweld valt op dat de gemiddelde leeftijd
van vuurwapenverdachten hoger is.
* Wanneer de afkomst van de verdachten wordt beschouwd blijkt dat met
name personen van Antilliaanse afkomst (18 maal zo vaak als het aandeel
in de bevolking) en bewoners van woonwagenkampen (15 maal zo vaak)
84
zijn oververtegenwoordigd als verdachte van een vuurwapengerelateerd
delict.
* Van de aangehouden verdachten heeft 23 procent criminaliteit als belang-
rijkste inkomstenbron. 8 procent heeft uitkering nog werk. 17 procent is
arbeidsongeschikt of ontvangt een uitkering. Slechts 27 procent van de
verdachten werkt of gaat naar school. De aard van de dagbesteding wijkt
sterk af van die van de gemiddelde Nederlandse burger.
* 21 procent van de aangehouden verdachten is volgens eigen verklaring
verslaafd aan (of regelmatig gebruiker van) drugs. 27 procent van de aan-
gehouden verdachten is verslaafd aan alcohol of gokken, of heeft een
andere verslaving.
* 13 procent van de aangehouden verdachten heeft geen vaste woon- of
verblijfplaats. Het merendeel verblijft bij familieleden of verandert regel-
matig van verblijfplaats. Het daadwerkelijk aantal zwervenden is beperkt.
* Van de aangehouden verdachten heeft 45 procent reeds eerder contact
gehad met de politie terzake een geweldsdelict. 20 procent is reeds eerder
aangehouden terzake overtredingen van de Wet Wapens en Munitie waar-
bij een vuurwapen in het spel was (incl. gas-/alarm- en imitatiewapens)
* Op grond van een combinatie van risicofactoren en antecedenten valt 37
procent van de verdachten in de categorie hoog risico (antecedenten
geweld of WWM, meer dan 2 risicofactoren). Het gaat hierbij om
personen die actief zijn in de harddrugswereld (dealers en producenten/
smokkelaars), jonge recent in Nederland geïmmigreerde mannen van
Antilliaanse afkomst, regelmatige overvallers, alsmede relatieproblemen
waarbij personen betrokken zijn met geweldsantecedenten en meerdere
risicofactoren.
* 41 procent van de verdachten is gecategoriseerd als 'verhoogd risico' en
22 procent van de verdachten heeft op grond van antecedenten en
risicofactoren een 'laag risico'.
Op basis van deze kenmerken kan worden geconcludeerd dat de achtergrond
van personen die zijn aangehouden terzake een vuurwapendelict problema-
tischer is dan gemiddeld. In combinatie het beeld van de antecedenten kan
85
worden geconcludeerd dat verdachten van een vuurwapendelict reeds een
zekere criminele carrière achter de rug hebben. Met name bij personen die in
een 'hoog risico' groep vallen is de kans groot dat zij beschikken over een
vuurwapen en op het gebruik van een vuurwapen.
86
6
Vuurwapens in de drugswereld
6.1 Inleiding
Vuurwapens spelen in de drugswereld een belangrijke rol, zo bleek uit hoofd-
stuk 5. Van de totale verdachtengroep waarop de profielschetsen zijn gebaseerd
blijkt 40 procent zich op één of meer manieren bezig te houden met drugs-
delicten, zoals drugshandel, drugssmokkel, drugsgebruik of drugsproductie. In
dit hoofdstuk volgt een meer gedetailleerde beschrijving van de verschillende
daderprofielen die binnen de 'drugswereld' onderscheiden kunnen worden, in
relatie tot vuurwapenbezit en -gebruik. Het gaat om een verdeling in:
* verslaafden aan harddrugs;
* dealers in harddrugs;
* producenten en smokkelaars van (hard-)drugs;
* kwekers van hennep en coffeeshopeigenaars.
Daarnaast is de mogelijke relatie onderzocht tussen het gebruik van drugs en
het gebruik van een vuurwapen. Een dergelijke, directe relatie tussen drugs-
gebruik en het moment van vuurwapengebruik komt in de bestudeerde cases
nauwelijks naar voren. Slechts 2 procent van de aangehouden verdachten
terzake vuurwapengebruik geeft aan dat het onder invloed zijn van drugs of
alcohol een aanleiding vormde voor het incident. Indirect vormt drugsgebruik
echter wel een belangrijk risico voor vuurwapenbezit en gebruik.
87
De behoefte aan een vuurwapen en het risico dat dit daadwerkelijk wordt
gebruikt, verschilt voor elk van de voornoemde profielgroepen. In het vervolg
van dit hoofdstuk wordt aan de hand van voorbeelden uit het aanbod van
onderzochte cases wordt de rol die vuurwapens spelen in de verschillende
subgroepen nader geïllustreerd.
6.2 Vuurwapenbezit bij drugsverslaafden
Drugsverslaafden vormen om verschillende redenen een risicogroep, waar het
gaat om vuurwapenbezit. In de eerste plaats zijn verslaafden genoodzaakt hun
behoefte aan drugs op de één of andere wijze te financieren. Bij gebrek aan
voldoende legale middelen kunnen criminele activiteiten daarbij nodig zijn. Dat
wil nog niet zeggen dat zij daarvoor hun toevlucht tot geweldscriminaliteit
nemen, bijvoorbeeld door overvallen of straatroven te plegen. Voor een deel is
dat echter wel het geval en in die situaties kan een vuurwapen als hulpmiddel
worden gebruikt.
In de tweede plaats is bij drugsverslaafden vaak sprake van een levensstijl die
risico's met zich meebrengt. In de praktijk hebben vrijwel alle harddrugs-
verslaafden op enig moment vijanden gemaakt. Het bezit van een vuurwapen
vormt een hulpmiddel om de eigen veiligheid beter te garanderen. Op beide
situaties wordt in het vervolg van deze paragraaf nader ingegaan.
Een vuurwapen als hulpmiddel voor de financiering van drugsgebruik Ongeveer een kwart van de met een vuurwapen aangehouden verdachten met een drugsverslaving, is aangehouden terzake een overval of straatroof. Het gaat om 5 procent van de totale groep verdachten van een vuurwapendelict (hard- drugsverslaafden en niet-verslaafden gezamenlijk).
De meeste drugsverslaafden die zijn aangehouden met een vuurwapen beschik-
ken niet over een inkomen uit werk. Veelal ontvangen zij een bijstands- of
arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit betekent dat over het algemeen aanvul-
lende financieringsbronnen noodzakelijk zijn om de verslaving te kunnen
bekostigen. Het grootste deel (75 procent) van de verslaafden die met een
vuurwapen zijn aangehouden doet dit echter op andere wijze dan door middel
van vuurwapengerelateerde criminaliteit, bijvoorbeeld door middel van diefstal,
inbraak, of prostitutie.
88
Verslaafde verdachten maken zowel gebruik van scherpschietende vuurwapens
als van gas-, alarm of imitatiewapens. Bij de door drugsverslaafden gepleegde
overvallen en straatroven is in de helft van de gevallen een gas-/alarm- of
imitatiewapen gebruikt. Ofschoon verslaafden over het algemeen contacten
hebben in het criminele circuit die mogelijk ook een vuurwapen kunnen leveren
zal het ook van de veronderstelde betrouwbaarheid van de betrokkene afhangen
of hij gemakkelijk aan een scherpschietend vuurwapen kan komen. Het is ook
mogelijk dat verslaafden de kosten van een scherpschietend vuurwapen liever
uitsparen ten faveure van een vuurwapen dat voor be- of afdreiging geschikt is.
Voor de betrokkene brengt de keuze om gebruik te maken van een niet-scherp-
schietend vuurwapen ook risico's met zich mee, zoals het volgende voorbeeld
illustreert.
Casus
In het oosten van Nederland probeert een aan drugs verslaafde verdachte een postagent-
schap te beroven met behulp van een alarmwapen. De aanwezige klanten zien echter dat
het geen scherpschietend wapen betreft en nemen hem vervolgens met vieren te pakken64.
De verdachte is een aan heroïne verslaafde man met een scala van eerdere politiecontacten,
waaronder moord en andere overvallen. Daarnaast zijn in de politieregistratie diverse
vermeldingen terug te vinden vanwege het veroorzaken van overlast. In totaal heeft hij op
dat moment reeds 12 jaar in de gevangenis gezeten. Op het moment van de aanhouding
was hij net vrijgekomen uit detentie. Hij was overigens ook alweer zonder vaste woon- of
verblijfplaats omdat hij akkoord was gegaan met de installatie van een hennepplantage in
zijn woning, in ruil voor een hoeveelheid heroïne. De verdachte verklaart dat de overval
niet zozeer voortkwam uit de behoefte aan geld, maar als noodkreet was bedoeld.
Ook in verschillende andere zaken komt naar voren dat wanhoop een belang- rijke rol speelt bij drugsverslaafde overvallers. In één van die voorbeelden had de verdachte zelfs al een poging tot zelfdoding achter de rug.
Het vuurwapen als garantie voor de veiligheid van de drugsgebruiker Verslaafden aan harddrugs die niet door middel van overvallen of roof voorzien in de financiële middelen voor hun verslaving kunnen niettemin behoefte hebben aan een vuurwapen ten behoeve van hun eigen veiligheidsgevoel. Uit de verzamelde informatie komt voortdurend het beeld naar voren van een wereld waarin de betrokkenen grote risico's lopen. In de eerste plaats omdat zij vaak in miserabele omstandigheden wonen, bijvoorbeeld in een (kraak-)pand waar meerdere verslaafden verblijven of zwervend zijn. In de tweede plaats bestaat
64 In de desbetreffende politieregio (Twente) wordt verhoudingsgewijs het hoogste aantal gas- en alarmwapens aangetroffen die vrij kunnen worden gekocht in Duitsland. Dit aantal is bijvoorbeeld vergelijkbaar met de regio Amsterdam-Amstelland.
89
altijd de kans door medeverslaafden beroofd te worden van drugs of andere
waardevolle spullen. Ten derde komt het regelmatig voor dat verslaafden hun
dealers hebben opgelicht of schulden hebben gemaakt bij drugsleveranciers of
malafide geldschieters. Uit de verklaringen van drugsgebruikende verdachten
die in het bezit van een vuurwapen worden aangehouden, komt herhaaldelijk
naar voren dat het wapen dient voor de eigen veiligheid, omdat zij vijanden
hebben gemaakt.
De vuurwapens worden meestal door de politie aangetroffen wanneer de
verdachte wordt aangehouden terzake een ander delict, zoals een diefstal of
verdacht rondhangen. Bij controle door de politie wordt het vuurwapen aan-
getroffen. In één voorbeeld werd iemand aangetroffen terwijl hij lag te slapen
in een portiek. In zijn tas had hij een imitatiewapen.
Casus
In deze zaak is de paranoia tussen twee drugsverslaafden die in hetzelfde pand wonen
volledig geëscaleerd en heeft de één de ander neergeschoten en dodelijk verwond. Het
slachtoffer logeerde tijdelijk bij de verdachte. Deze vermoedde dat spullen uit zijn huis
verdwenen en sprak de eerstgenoemde daarop aan. Deze bedreigde hem daarop met een
mes. De volgende dag volgde een tweede gesprek. Voor de veiligheid had de verdachte
een vuurwapen bij zich gestoken. Het slachtoffer trekt ook bij deze bespreking een mes
waarop de verdachte hem neerschiet. Hij wordt aangehouden nadat duidelijk is geworden
dat het lijk in de tuin van de woning is begraven. De verdachte is 29 jaar, van autochtone
afkomst en zwaar verslaafd aan heroïne. Hij is werkzaam geweest als glazenwasser, maar
heeft op dat moment werk, noch uitkering. Vijf jaar eerder is hij gescheiden van zijn
vrouw, waaraan hij een schuld van enkele tienduizenden guldens heeft overgehouden.
Daarnaast staat hij bij andere schuldeisers voor nogmaals tienduizend gulden in het krijt.
Hij is al meer dan tienmaal eerder in aanraking gekomen met de politie, onder andere
wegens diefstal van goederen van familieleden. Nadat hij in vrijheid is gesteld vanwege het
schietincident wordt hij opnieuw opgepakt terzake een beroving.
6.3 Dealers van harddrugs die in direct contact staan met afnemers
Drugsgebruik brengt ook een criminele 'infrastructuur' met zich mee waarin
drugs worden geïmporteerd, geproduceerd en verhandeld. Dit alles speelt zich
uiteraard af in het illegale circuit. Drie elementen kunnen daarbij worden
onderscheiden, namelijk vuurwapenbezit en -gebruik bij
* dealers die in direct contact staan met de afnemers;
* criminele groeperingen die zich op georganiseerde wijze bezighouden met
de productie en smokkel van harddrugs (of van softdrugs, maar dan op
zeer grote schaal);
* personen die zich bezighouden met hennepkwekerij en de (gedoogde)
handel in softdrugs in coffeeshops.
90
In deze paragraaf volgt allereerst een nadere beschouwing van de positie van de
dealers of kleinhandelaars die in direct contact staan met de afnemers van de
drugs. In de paragrafen hierna volgt een beschrijving van de andere profiel-
groepen.
De positie van dealers van harddrugs is kwetsbaar. Zij kunnen in de eerste
plaats te maken krijgen met lastige klanten of met andere criminelen die ze van
hun financiële opbrengsten of drugsvoorraad proberen te beroven (in vak-
termen: rippen). Een vuurwapen vormt voor dealers een hulpmiddel ter garan-
tie van de veiligheid. Daarnaast is het ook mogelijk dat de dealers te maken
krijgen met wanbetalers of concurrenten. In die gevallen kan een vuurwapen
een hulpmiddel vormen om anderen te bedreigen. Tot slot wordt in veel zaken
waarin een vuurwapen is aangetroffen bij een verdachte, zonder dat direct
sprake is van vuurwapengebruik, gewag gemaakt van bedreigingen die de
aanleiding vormden om het vuurwapen aan te schaffen.
Incidenten waarbij vuurwapens worden gebruikt om een handelaar in drugs
diens voorraad afhandig te maken komen relatief weinig voor in de registratie
van de politie. De reden is waarschijnlijk dat het slachtoffer hiervan doorgaans
geen aangifte doet. Dergelijke informatie komt derhalve alleen naar voren
wanneer het slachtoffer dusdanig letsel heeft opgelopen dat een incident niet
meer te ontkennen valt, hoewel het dan nog de vraag is of hij bereid is over de
aanleiding verklaringen af te leggen. Het volgende voorbeeld kwam naar voren
in de context van een drugsonderzoek.
Casus
In een regio in het zuiden van Nederland heeft zich een schietincident afgespeeld waarbij
een drugshandelaar in zijn eigen woning in zijn been is geschoten. Er zou een conflict zijn
ontstaan over de levering van een pakket cocaïne aan deze handelaar, dat echter slechts
suiker bevatte. Een pakket suiker wordt kort nadat het voorval zich zou hebben afgespeeld,
met bloedsporen en al, aangetroffen door de politie. Van het schietincident wordt echter
nooit aangifte gedaan. Ook valt achteraf niet meer te achterhalen of het slachtoffer zich in
het ziekenhuis heeft laten behandelen voor de schotwond. Het gevonden pakket met suiker
kan pas in perspectief worden geplaatst wanneer meer dan een jaar later een voormalig
'zakenpartner' van het slachtoffer wordt aangehouden terzake drugssmokkel. Deze legt
over het bewuste voorval een verklaring af. De gebeurtenis zou voor het slachtoffer reden
zijn geweest om in kringen van de Russische georganiseerde criminaliteit, die tot zijn
afnemers behoorden, te informeren of zij zorg konden dragen voor de liquidatie van de
degenen die hem hadden neergeschoten. Of dat ook daadwerkelijk zijn beslag heeft
gekregen is niet nader onderwerp geweest van het opsporingsonderzoek van de politie.
91
In het bovenstaande voorbeeld is de betrokkene in de gelegenheid degene die
ondeugdelijke drugs heeft geleverd ook 'terug te pakken'. Hij kon daarvoor een
beroep doen op zijn connecties met georganiseerde criminele groeperingen
(waarbij overigens niet duidelijk is of een en ander ook is gebeurd). In de
meeste gevallen beschikken de kleinere dealers niet over dergelijke mogelijk-
heden en komen zij zelf in de problemen omdat ze niet in staat zijn om aan hun
verplichtingen ten opzichte van de groothandelaars te voldoen.
6.4 Georganiseerde criminele groeperingen in de drugswereld
De behoefte aan vuurwapens bij criminele groeperingen die in de drugswereld
actief zijn, is enigszins vergelijkbaar met die van kleinere dealers. Vuurwapens
spelen een rol als middel ter afschrikking en ook ter garantie van de veiligheid.
Voor de grootschaliger opererende criminele groeperingen zijn de (financiële)
risico's echter navenant groter wanneer concurrenten bijvoorbeeld weigeren
hun schulden te voldoen of wanneer er sprake is van oplichting of het
achterover drukken van partijen drugs. Ook de kans dat anderen die actief zijn
in het criminele circuit de betrokkenen geld of goed proberen afhandig te
maken neemt toe wanneer zij het gevoel krijgen dat er bij bepaalde
groeperingen 'veel te halen valt'. De inschatting die wordt gemaakt van de
weerbaarheid van de desbetreffende persoon of groepering speelt een
belangrijke rol in de afwegingen van degene die zich bezighoudt met de
ripdeals. Degenen die de indruk wekken zich niet met geweld te zullen
verdedigen lopen risico. Een van de geïnterviewden gaf bijvoorbeeld aan zich
vooral te willen gaan richten op het beroven van XTC-producenten: 'ze zijn vet
en verdienen veel te gemakkelijk veel te veel geld. Ik ga gewoon naar ze thuis.
Vrouw pistool op het hoofd. En ze hebben altijd geld in huis hè'. De mogelijke
slachtoffers beschouwen het bezit van een vuurwapen uit oogpunt van zelf-
bescherming als noodzakelijk.
Het risico van oplichting of in gebreke blijven van schuldenaren
De georganiseerde criminaliteit in Nederland kenmerkt zich in hoge mate door
een netwerkstructuur. Er is weinig sprake van hiërarchisch geleide maffia-ach-
tige bendes. Binnen dit netwerk is sprake van een groot aantal los-vaste samen-
werkingsverbanden. Kleemans e.a. (1998) constateren op basis van een onder-
zoek naar de georganiseerde criminaliteit in Nederland dan ook dat sprake is
van een 'ongereguleerde wereld waarin niet kan worden teruggevallen op
formele mechanismen, die in de legale wereld het wantrouwen tussen verschil-
92
lende partijen kunnen beteugelen'. Met name in de drugswereld is sprake van
partijen goederen met een hoge financiële waarde. Het verkrijgen van garanties
dat er betaald gaat worden en voorkomen dat de partij wordt geript of dat
criminele samenwerkingspartners niet overgaan tot diefstal of oplichting is geen
sinecure65. Criminele groeperingen die actief zijn in de drugshandel (hetzelfde
geldt overigens met betrekking tot andere vormen van georganiseerde crimina-
liteit) lopen dan ook voortdurend het risico dat samenwerkingspartners elkaar
proberen op te lichten of hun schulden niet voldoen66. Vuurwapens moeten in
de eerste plaats in deze context worden geplaatst: wanneer de hieruit voort-
vloeiende ruzies niet bevredigend kunnen worden opgelost ligt het gebruik van
een vuurwapen op de loer. Het volgende geval vormt daarvan een voorbeeld.
Casus
In deze zaak hebben twee verdachten, gewapend met een pistool en een hagelgeweer met
afgezaagde loop, een bezoek gebracht aan de woning van een 'zakenpartner' die een partij
pillen (speed) achterover had gedrukt. Daarbij worden schoten afgevuurd in het bankstel
en het plafond. De benadeelde en een vriend waren degenen die deze bedreiging uitvoer-
den. De vriend was in de eerste plaats gevraagd vanwege zijn bereidheid tot het gebruik
van geweld. Hij is ook degene die de schoten met het geweer afvuurt. Op dat moment
heeft deze verdachte een bijstandsuitkering en is zelf gebruiker van drugs, ofschoon naar
eigen zeggen niet verslaafd. Hij kan het geld goed gebruiken vanwege een nog open-
staande schuld. Deze verdachte kwam eerder in aanraking met politie en justitie terzake
mishandelingen en rijden onder invloed, maar niet in verband met vuurwapendelicten. Het
geweer had hij geleend van iemand dat op dat moment in detentie zat. Die verklaart dat hij
het geweer had gekregen van een oom. 'In mijn jeugd had ik bij hem dit jachtgeweer wel
eens zien liggen bij de rommel in de schuur. Toen was ik al een beetje gecharmeerd van
het wapen'. Hij had het wapen zelf veranderd door er de loop af te zagen. Het wapen had
daarna lange tijd bij hem aan de muur gehangen, zo verklaart de betrokkene.
Het feit dat het een conflict tussen drugshandelaars betreft wil echter nog niet per definitie zeggen dat de aanleiding tot het schietincident ook direct gerela- teerd is aan een conflict over drugs. Conflicten tussen drugshandelaars die de aanschaf van een vuurwapen tot gevolg hebben of zelfs eindigen in een schiet- incident met letsel, blijken regelmatig een complexe achtergrond hebben, zo komt uit de onderzoeksresultaten naar voren. In een dorp in Brabant deed zich recentelijk bijvoorbeeld een schietpartij voor, waarin het slachtoffer in zijn auto werd neergeschoten en dodelijk getroffen. De aanleiding tot dit incident zou echter zowel kunnen liggen in de relatiesfeer (het slachtoffer zou een relatie zijn
65 Kleemans E., E. van den Berg, H. van der Bunt, m.m.v. M. Brouwers, R. Kouwenberg en G. Paulides, Georganiseerde criminaliteit in Nederland, rapportage op basis van de WODC- monitor, Den Haag, Ministerie van Justitie, WODC, 1998, pp 34-35. 66 Zie bijvoorbeeld Den Boer en Spapens red. (2002) en Ter Port (2001).
93
begonnen met de vrouw van een gedetineerde drugscrimineel) als in de drugs-
wereld (het slachtoffer zou een partij XTC-pillen achterover hebben gedrukt).
Ook het volgende voorbeeld betreft een zaak waarin de feitelijke aanleiding tot
het schietincident niet geheel helder is geworden.
Casus
Twee uit Frankrijk afkomstige drugssmokkelaars hebben in deze zaak een overval gepleegd
op een drugshandelaar in Nederland, die daarbij gewond raakt. De beide Fransen verblijven
regelmatig in Nederland en combineren een handel in auto's met handel in drugs. Hun
werkwijze is dat zij per trein naar Nederland komen, hier een auto aankopen alsmede een
hoeveelheid hash en deze goederen in Frankrijk weer van de hand doen. Het voordeel is dat
de politie in zowel Nederland als Frankrijk weinig aandacht heeft voor een auto met een
Nederlands kenteken die richting het zuiden rijdt. Beide aangehouden verdachten maken
deze rit al sinds 1993, gemiddeld één keer per maand. Een contactpersoon in Nederland
vraagt op een bepaald moment of ze een 'klusje' voor hem op kunnen knappen. Aangezien
dit in de vorm van een overval kan plaatsvinden zit er voor de verdachten het voordeel aan
dat zij de opbrengst daarvan in hun zak kunnen steken. Het voordeel voor de opdrachtgever
is dat de verdachten pal daarop enige tijd naar Frankrijk zullen verdwijnen. Helaas mislukt
deze opzet omdat de overval uitloopt op een schietincident waarbij beide verdachten worden
aangehouden. De aanleiding tot de overval blijft in nevelen gehuld. De aangehouden
verdachten houden uiteraard hun mond dicht over de opdrachtgever en diens motieven en
laten hooguit los dat de aanleiding in de 'relatiesfeer' zou liggen.
Andersoortige spanningen die in het criminele circuit tot bewapening kunnen
leiden is de dreiging van roof van drugs of andere goederen. Een voorbeeld
hiervan is de volgende zaak, waarbij de hoofdverdachte zich bezighield met
drugszaken en vrouwenhandel.
Casus
In deze zaak gaat het om een complex van criminele activiteiten waarbij verschillende
leden van dezelfde familie betrokken zijn. De vader des huizes wordt ervan verdacht zich
bezig te houden met de handel in drugs en vrouwen. Daarnaast is hij onder meer
aangehouden wegens stropen, maar dat betreft waarschijnlijk slechts een hobby. Zijn
vrouw trad op als uitbaatster van een club waar de geronselde dames werkzaam waren.
Ook een van zijn zoons werkte daar mee als hulpje. Het echtpaar trok al eerder de
aandacht van concurrerende criminelen, hetgeen leidde tot een overval waarbij gedreigd
werd met automatische vuurwapens. Voor de betrokkenen was dit de aanleiding hun villa
te voorzien van uitgebreide beveiligingsmaatregelen, zoals camera's en een op afstand
bediend toegangshek. De echtgenote probeert tevens een verlof te krijgen voor een vuur-
wapen en lid te worden van een schietvereniging. Dit mislukt echter omdat ze reeds
halverwege de jaren negentig is geregistreerd voor controle op vuurwapenbezit, in relatie
tot een inbraak waarbij twee, inmiddels uitgewezen, Joegoslaven betrokken zijn geweest.
De mutatie vermeldt dat 'mevrouw is medegedeeld weinig kans te hebben dat het verlof
wordt toegekend'. Enkele jaren later volgt de onvermijdelijke melding dat in de woning
illegale vuurwapens aanwezig zouden zijn. Die worden echter bij huiszoeking niet aan-
getroffen. De hoofdverdachte wordt in 1999 aangehouden terzake synthetische drugs. Een
aantal maanden later vindt de politie bij een ander familielid een machinepistool. De
aangehouden verdachte verklaart dat het wapen niet van hem is. Zeer waarschijnlijk klopt
94
dat en heeft hij het slechts in bewaring voor de hoofdverdachte die inmiddels in detentie
zit, een praktijk die overigens zeer gangbaar is onder criminelen. Degene die het vuur-
wapen bewaart krijgt daarvoor overigens een passende financiële vergoeding.
Bezit en gebruik van machinepistolen
Zwaardere vuurwapens zoals machinepistolen worden vrijwel alleen aangetrof-
fen binnen de wereld van de georganiseerde criminaliteit en bij 'professionele'
overvallers. Machinepistolen worden bijvoorbeeld niet aangetroffen bij jonge
verdachten, voor zover uit de onderzochte casussen naar voren komt67. Binnen
criminele groeperingen lijken machinepistolen niet het persoonlijke bezit te zijn
van één van de leden, maar veeleer achter de hand te worden gehouden om te
worden gebruikt wanneer daartoe de noodzaak ontstaat. Wanneer dat het geval
wordt geacht leent men de machinepistolen uit om een klus te klaren of stelt
men ze ter beschikking aan een voor de gelegenheid ingehuurde schutter (voor
zover die niet over eigen spullen beschikt). Een aangehouden verdachte, met
een achtergrond om die uitspraak plausibel te maken, sprak bijvoorbeeld zeer
nadrukkelijk over het feit dat 'in zijn groep' vier machinepistolen voorhanden
waren, die bij gelegenheid werden gebruikt om concurrenten af te schrikken.
Een ander voorbeeld is een geval waarin een persoon de opdracht krijgt vier
personen te liquideren en daarvoor een CZ-Skorpion machinepistool ter
beschikking krijgt. Gelukkig voor de beoogde slachtoffers zijn de schutters-
kunsten van de verdachte matig en weet hij slechts één van hen te verwonden,
alvorens te worden aangehouden.
Opvallend is dat machinepistolen relatief weinig worden gebruikt om mee te
dreigen, tenzij zij voor een overval worden gebruikt. Wanneer sprake is van
conflicten in het criminele circuit worden automatische wapens vrijwel altijd
aangetroffen in relatie tot een schietincident.
67 Een uitzondering daarop wordt gevormd door gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van een
machinepistool dat niet geschikt is om mee te schieten of van een imitatie machinepistool. Een
voorbeeld hiervan is een voorval waarin vier Marokkaanse verdachten zijn aangehouden van
omstreeks 16 jaar. Eén van hen had een UZI in bezit, waarmee echter niet kon worden
geschoten. Ze waren van plan daarmee een overval te plegen, maar hadden nog niet besloten wat
het doelwit zou gaan worden.
95
Casus
Een Turkse groepering die zich bezighoudt met de handel in harddrugs heeft met een
machinepistool geschoten op leden van een andere groepering. Die probeerde het territo-
rium van de eerste groep over te nemen nadat één van de leidende figuren was
aangehouden door de politie en veroordeeld tot een gevangenisstraf. 'Er moest aan iemand
duidelijk gemaakt worden dat zij op moesten houden'. De aangehouden verdachte maakt
deel uit van deze groep en werd reeds diverse malen aangehouden terzake vuurwapenbezit.
6.5 Hennepkwekers en coffeeshopeigenaars
Hennepkwekers
De productie van softdrugs is in Nederland weliswaar illegaal, maar niettemin
wijd verbreid. Volgens schattingen zouden in Nederland ongeveer 100.000
hennepkwekers actief zijn. De jaaropbrengst van de hennepkwekerij zou zo'n
250 ton bedragen68. Het aantal kwekerijen dat voor deze opbrengst in bedrijf is
valt niet te schatten, maar jaarlijks worden door de Nederlandse politie vele
tientallen invallen gedaan in woningen of loodsen waarin een hennepkwekerij
wordt aangetroffen. De opbrengst van een kwekerij van 10 vierkante meter zou
binnen 6 tot 12 weken een opbrengst genereren van ongeveer 10.000 per
oogst69.
In zekere zin is het kweken van softdrugs lange tijd beschouwd als een
hobbymatige activiteit van individuele thuisgebruikers, die voornamelijk voor
eigen gebruik kweken en eventuele overproductie afzetten bij één van de lokale
coffeeshops. De strafmaat correspondeert hiermee. Doorgaans worden slechts
beperkte taakstraffen opgelegd. De naheffing door het energiebedrijf is door-
gaans het meest ingrijpend. Ontneming van het verworven inkomen is vaak al
aanzienlijk ingewikkelder. In veel gevallen kan slechts één oogst worden
bewezen. Het beeld van goedwillende 'amateurs' kan echter steeds minder
overeind gehouden worden, gezien de professionaliteit waarmee aangetroffen
kwekerijen zijn ingericht, soms volledig automatisch functionerend, en het feit
dat in sommige wijken bijna huis-voor-huis kwekerijen worden onderhouden.
Bovenkerk was de eerste die een regelrecht verband legde tussen georga-
niseerde criminaliteit en effectieve grootschaligheid waarmee in Nederland de
kwekerij van hennep plaatsvindt. Hij beschrijft een volledige infrastructuur
waarin georganiseerde criminele groeperingen zorgen voor het leveren van
68 Bovenkerk: 2001, p. 223.
69 Steun- en Informatiepunt Drugs en Veiligheid, Verslag symposium (on)mogelijkheden experi-
menten achterdeur, 13 januari 2000.
96
stekjes, adviseren over de te hanteren werkwijze en de productie vervolgens
weer afnemen70. De productie wordt veelal verzorgd door de onderklasse in de
steden, die zelf soms weinig interesse hebben in het gebruik van hennep-
producten.
Niet alleen drugshandelaars die in het bezit van een vuurwapen worden aan-
getroffen, geven aan dit wapen noodzakelijk te achten in verband met bedrei-
gingen, rip-offs of andere conflicten met of door bekenden of onbekenden in
het criminele circuit. Deze risico's doen zich ook voor bij degenen die zich
bezighouden met de productie van softdrugs in hennepkwekerijen. De onder-
zoeksgegevens laten dan ook zien dat 16 procent van de met een vuurwapen
aangehouden verdachten die actief zijn in de drugswereld bezig waren met het
kweken van hennep. In veel gevallen zijn zij zelf geen gebruiker. Het hierna
beschreven voorbeeld van 'de hennepkweker die zelf liever bier dronk', vormt
daarvan een illustratie.
Casus
De verdachte, een man van middelbare leeftijd, werd aangehouden terwijl hij met een
vuurwapen zat te spelen en een schot afvuurde. Dit gebeurde in een parkje waar de betrok-
kene regelmatig met zijn vrienden bijeenkomt om 'een biertje' te drinken. Hij drinkt
volgens eigen verklaring gemiddeld vijf liter bier per dag. Naar aanleiding van het bezit
van het vuurwapen verricht de politie een huiszoeking in zijn woning, waarbij een hennep-
kwekerij wordt aangetroffen. Het wapen was aangeschaft ter verdediging van zichzelf en
zijn gezin omdat hij 'door zijn verleden nogal wat vijanden had gemaakt'. Hij had het
wapen bij zich omdat hij het volgens zijn eigen verklaring wilde verkopen. De verdachte
heeft in de desbetreffende gemeente vooral een reputatie als dronkaard die agressief wordt
als hij teveel op heeft. De hennepkwekerij vormt enkel en alleen een inkomstenbron.
Het feit dat personen die zich bezighouden met andere criminele activiteiten
overgaan tot het kweken van hennep vergroot het risico dat zij gemakkelijk aan
een vuurwapen kunnen komen. Een voorbeeld is een geval waarin enkele
louche autohandelaars tot de conclusie kwamen dat een kwekerij lucratiever
was dan de autohandel.
70 Bovenkerk: 2001, pp. 228 232.
97
Casus
De verdachte had besloten een kwekerijtje op te zetten met zijn overbuurman. De stekjes
werden gekocht bij iemand die altijd in de buurt van een coffeeshop rondhangt. Deze
persoon, afkomstig van het woonwagenkamp, zou tevens de afzet van de productie verzor-
gen. Het pistool heeft de verdachte naar eigen zeggen gekocht voor de veiligheid. Het
werd hem 'ongevraagd' aangeboden door iemand die langskwam terwijl hij op het parkeer-
terrein aan zijn auto stond te sleutelen.
Vuurwapens spelen in de hennepkwekerij enerzijds een rol vanwege de risico's
dat anderen de oogst rippen. Het beeld dat hennepkwekers uit veiligheids-
overwegingen een vuurwapen aanschaffen komt breed uit het onderzoek naar
voren. In laatste voorbeeld dat werd beschreven betrof het een scherpschietend
vuurwapen. Bij de meeste bezitters van hennepkwekerijen worden echter gas-,
alarm- of imitatiewapens aangetroffen. Dit hangt samen met het feit dat het
kweken van hennep vooral een bezigheid is van bewoners van achterstands-
wijken. Zij vertoeven echter niet zodanig in het criminele circuit dat zij
gemakkelijk aan scherpschietende vuurwapens kunnen komen. Daarnaast doet
zich echter ook met regelmaat de situatie voor dat degenen die zich bezig-
houden met de hennepteelt die activiteit 'erbij doen', naast andere criminele
activiteiten. Voorbeelden zijn XTC-smokkel of productie, of de handel in
harddrugs. Het vuurwapenbezit hangt dan waarschijnlijk vooral samen met die
andere bezigheden.
Uit het casusmateriaal komt naar voren dat sommige kwekers van hennep ook
na een inval door de politie, opnieuw overgaan tot het opzetten van een
kwekerij die dan bij een volgende zoeking wordt aangetroffen. Met name in die
zaken die betrekking hebben op woonwagenkampen worden naast hennep-
kwekerijen vaak ook vuurwapens aangetroffen. Opmerkelijk is dat niet alleen
de kwekerij wordt voortgezet maar dat ook de vuurwapens gemakkelijk ver-
vangen lijken te kunnen worden. De volgende casus is hiervan een voorbeeld.
98
Casus
In 1998 wordt bij een woonwagenkamp een inval gedaan, waarbij zes kwekerijen worden
aangetroffen. Daarnaast vindt de politie een hagelgeweer en vier scherpschietende pisto-
len. De aangehouden verdachten geven zonder al te veel problemen toe dat de aangetroffen
kwekerijen hen toebehoren. Over de vuurwapens worden echter geen verklaringen
afgelegd, of de verdachte stelt dat ze niet van hem of haar zijn. De verklaringen geven
vrijwel zonder uitzondering blijk van een grote sociale ellende. Nagenoeg geen van de
betrokkenen heeft werk. Allen maken gewag van schulden en hebben criminele antece-
denten, doorgaans betreffende vermogensdelicten. Problemen met alcoholgebruik en zowel
fysieke als psychische gezondheidsproblemen zijn legio in de verklaringen van de
aangehouden verdachten. Minder dan een jaar later wordt in hetzelfde woonwagenkamp
opnieuw een inval gedaan. Alle geruimde weedplantages zijn inmiddels weer in vol
bedrijf. Ditmaal worden een kogelgeweer en vijf pistolen aangetroffen. Ook in de 'zelf-
bescherming' lijkt derhalve in korte tijd opnieuw te zijn voorzien.
De dubbele positie van de coffeeshopeigenaar
De eigenaars van coffeeshops nemen in de drugshandel een dubbelzinnige
positie in. Enerzijds zijn de locaties waar de handel plaatsvindt voor iedereen
zichtbaar en herkenbaar, anderzijds is deze handel formeel illegaal en wordt zij
slechts gedoogd. De productie en levering van drugs aan coffeeshops speelt
zich volledig in het illegale circuit af. Deze semi-legale sfeer maakt coffeeshop-
houders kwetsbaar. Zij verrichten hun werkzaamheden in openheid, maar
kunnen tegelijkertijd niet gemakkelijk naar de politie stappen wanneer zij
slachtoffer worden van bijvoorbeeld roof of oplichting.
Coffeeshops zijn relatief vaak het doelwit van een overval. Dit is wellicht
verklaarbaar door het semi-illegale karakter. Er kan echter ook sprake zijn van
overvallen die primair tot doel hebben een concurrent uit de markt te drukken
en niet zozeer de roof van geld of goederen op zichzelf. Een voorbeeld van het
laatste is de onderstaande zaak.
Casus
In het oosten van Nederland is een coffeeshop overvallen, waarbij zowel de voorraad
softdrugs als de bezittingen van de aanwezige klanten (geld, sieraden) het doelwit waren.
Drie verdachten worden aangehouden, allen Molukkers, die ook betrokken zijn geweest bij
vergelijkbare voorvallen. De eerste heeft reeds meerdere overtredingen van de Wet
Wapens en Munitie op zijn conto staan en geweldsdelicten, alsmede een overval op een
bank. Hij is werkzaam als magazijnbediende en woont samen met zijn vriendin die
zwanger is. Hij is op dat moment enige kostwinner omdat zijn vriendin recentelijk ont-
slagen is. De tweede verdachte heeft antecedenten op het vlak van vernieling, openbare
geweldpleging en een steekpartij. Hij is gescheiden en heeft een kind. De betrokkene is
werkzaam bij een financieel adviesbureau. Hij heeft schulden die hij op dat moment
afbetaalt. De derde verdachte heeft eerder contacten gehad met politie en justitie terzake
diefstallen. De achtergronden van deze verdachte zijn niet beschreven in het proces-
verbaal. Eén van de verdachten bekent onmiddellijk het beramen van de overval en
---
verklaart tevens over de andere overvallen die zij eerder hebben gepleegd. Een tweede
verdachte geeft daarop eveneens openheid van zaken. Slechts één van hen blijft alles
ontkennen en laat tevens weten wraak te zullen nemen voor de volledige verklaring door de
beide anderen. Ondanks die volledigheid, blijven de achtergronden van de zaak verder
vaag. Waarom de betrokkenen juist een coffeeshop als doelwit hebben uitgekozen en niet
een geldinstelling blijft duister. Slechts één van de aangehouden verdachten had schulden,
maar niet van onoverkomelijke omvang (het betrof een bedrag van enkele duizenden
Euro's). Geen van hen gaf aan verslaafd te zijn aan drugs, alcohol of gokken. Voorts
waren alledrie de verdachten gewapend met een scherpschietend pistool of een revolver,
hetgeen in zekere zin reeds opmerkelijk is. Een en ander leidt tot de vraag of roof wellicht
niet het enige doel van de overval was.
Een zeker effect van dergelijke acties is onmiskenbaar. De spanning die derge-
lijke voorvallen met zich meebrengt kan ondraaglijk worden voor de betrokkene
met als mogelijk gevolg dat hij zijn handel opdoekt. Een ander voorbeeld
hiervan is het volgende, waarbij een coffeeshopeigenaar zijn vrouw met een
vuurwapen heeft bedreigd. Stress als gevolg van een eerdere overval, gekop-
peld aan zwaar middelengebruik, zorgde voor vuurwapenbezit én -gebruik.
Casus
De verdachte, eigenaar van een coffeeshop, bedreigde zijn vrouw met een vuurwapen
nadat hij samen met een ander drie kratten bier had leeggedronken, vijf à zesmaal cocaïne
had gesnoven en daarnaast nog hash had gerookt. Dit alles in combinatie met maag- en
slaaptabletten. Hij was enkele maanden daarvoor slachtoffer geworden van een overval.
Het vuurwapen had hij gekocht naar aanleiding van die gebeurtenis, om zichzelf te
beschermen. Ook het gebruik van uiteenlopende middelen werden door de verdachte mede
een gevolg genoemd van de spanningen die het gevolg waren van deze gebeurtenis.
6.6 Samenvatting hoofdstuk 6
De belangrijkste bevindingen van het hoofdstuk 'Vuurwapens in de drugs-
wereld' zijn:
* Voor verslaafden aan harddrugs geldt dat zij in de eerste plaats behoefte
kunnen hebben aan een vuurwapen ten behoeve van de garantie van de
eigen veiligheid. Dit houdt verband met mogelijke schulden bij dealers
en/of het maken van 'vijanden' bij het verkrijgen van drugs. In de tweede
plaats voorziet een klein deel van de verslaafden aan harddrugs in finan-
ciële middelen door het plegen van overvallen. Het risico dat door deze
groep een vuurwapen wordt gebruikt is bij deze groep groot. Verslaafden
aan harddrugs maken vaak gebruik van gas-/alarm- of imitatiewapens.
100
* Dealers in harddrugs die in direct contact staan met afnemers hebben in
de eerste plaats behoefte aan een vuurwapen als beveiliging tegen agres-
sieve klanten of beroving van voorraad of opbrengst. Door hun relatieve
zichtbaarheid zijn zij voor dat laatste relatief kwetsbaar. Ook ruzies met
concurrerende dealers kunnen aan de orde zijn. Deze categorie gebruikt
zowel gas-/alarmwapens, imitatiewapens als scherpschietende vuurwa-
pens.
* Producenten en smokkelaars van (hard-)drugs, die werken als onder-
deel van min of meer georganiseerde criminele groeperingen, hebben met
name behoefte aan vuurwapens ter afschrikking, danwel om hun positie
ten opzichte van concurrenten te handhaven. Zij zijn vooral kwetsbaar
voor oplichting en wanbetaling door samenwerkingspartners. Vuurwapen-
bezit betreft scherpschietende vuurwapens. Ook zwaardere wapens als
machinepistolen spelen hier een rol. De verdachten in deze categorie
kunnen via hun criminele netwerk vuurwapens van elk type verkrijgen.
* Kwekers van hennep lopen met name risico dat zij beroofd worden van
oogst of de financiële opbrengsten van de teelt. Hennepkwekers verkeren
in veel gevallen niet in de positie dat zij gemakkelijk een scherpschietend
vuurwapen kunnen verkrijgen. Bij deze categorie verdachten worden vaak
imitatiewapens of gas-/alarmwapens aangetroffen.
* Coffeeshopeigenaars lopen met name risico op beroving of intimidatie
door concurrenten. Ook hier vloeit de behoefte aan vuurwapens vooral
voort uit beveiligingsoverwegingen. Wanneer vuurwapens worden aan-
getroffen betreft het doorgaans scherpschietende vuurwapens.
101
102
7
De wereld van overvallers
7.1 Inleiding
Overval en straatroof zijn vormen van criminaliteit waarbij het bezit van een
(vuur-) wapen voor de verdachte een belangrijk, zo niet essentieel hulpmiddel is
om het slachtoffer te bewegen geld of goed te overhandigen. Het gebruik van
'een op een vuurwapen gelijkend object' speelt dan ook een belangrijke rol bij
deze vorm van criminaliteit, naast het gebruik van steekwapens. Op basis van
de informatie die uit de profielschetsen van verdachten en interviews met
gedetineerden naar voren komt, kunnen verschillende dadercategorieën worden
onderscheiden, uitgaande van de wijze waarop de verdachten gebruik maken
van het vuurwapen. Er zijn daarbij twee hoofdcategorieën, die als volgt zijn
benoemd:
* Verdachten die eenmalig een overval hebben gepleegd.
* Verdachten die regelmatig overvallen plegen.
In beide gevallen kan onderscheid worden gemaakt tussen verdachten die
zonder al te veel voorbereiding te werk gaan en degenen die planmatig of zelfs
professioneel de roof voorbereiden. In de navolgende paragrafen worden deze
dadercategorieën op basis van het verzameld casusmateriaal nader uitgewerkt.
103
7.2 Eenmalige overvallen
Eenmalige overvallen met weinig voorbereiding
Uit documentatie over overvalcriminaliteit komt naar voren dat verdachten die
op enig moment overgaan tot het plegen van een overval of straatroof veelal
jong zijn. Zij zijn enerzijds op zoek naar 'snel geld' en anderzijds wordt ook de
'kick' belangrijk gevonden71. Deze kenmerken komen ook terug in de zaken die
in het onderhavige onderzoek zijn beschouwd, waarbij dus specifiek is gekeken
naar gevallen waarbij een vuurwapen is gebruikt. Hoewel hier wordt gesteld dat
het gaat om eenmalige overvallers, blijkt in de praktijk dat het veeleer verdach-
ten betreft die na de eerste poging direct zijn gepakt. Wanneer de overvallen of
straatroven wel succesvol zijn is de kans op herhaling groot, zeker als men het
idee krijgt dat het 'gemakkelijk gaat'.
Verdachten van gewapende overvallen waartoe min of meer ad hoc werd
besloten, opereren vrijwel altijd in groepjes van tenminste twee verdachten,
maar drie of vier is eveneens gangbaar. Een eerste opvallende constatering is
dat meestal slechts één van de verdachten in de groep over een vuurwapen
beschikt. Een tweede observatie is dat jonge verdachten doorgaans een imitatie-
wapen hanteren. Belangrijk is dat het vuurwapen 'er al is'. Het wordt niet
specifiek voor de overval aangeschaft, maar vervult eerder de rol van kataly-
sator van de wens om gemakkelijk aan geld te komen. Het volgende voorbeeld
is exemplarisch voor dit type verdachten.
Casus
Drie jongens van autochtone afkomst, in de leeftijd van 16 en 17 jaar, kennen elkaar van
school. Eén van hen woont met een ondertoezichtstelling van de Raad voor de Kinder-
bescherming in een project begeleid kamerbewonen. Hij heeft een aantal diefstallen en
geweldsdelicten op zijn naam staan, waaronder de diefstal een groot geldbedrag van één
van zijn ouders. Hij is al eerder uit huis geplaatst vanwege ernstige opvoedingsmoeilijk-
heden. De tweede betrokkene komt op het moment van aanhouding 45 maal voor in de
politieregistratie, vooral terzake vermogensdelicten. De derde overvaller, de bezitter van
het vuurwapen (een defect Walther CP88 gasdrukpistool), heeft echter geen antecedenten.
Hij heeft het vuurwapen gekocht voor 75 gulden, in de eerste plaats om zichzelf te
beschermen. Ook de gedachte om er een overval mee te plegen was echter al eens bij hem
opgekomen. Na een feestje kunnen de drie niet slapen en gaan daarom 's nachts naar een
bos om bier te drinken, tot de volgende ochtend. Ze willen dan wat te blowen gaan kopen,
maar hebben geen geld. Ze herinneren zich dan het feit dat één van de drie een vuurwapen
in bezit heeft. Ze besluiten daarmee een voorbijganger te overvallen. Het wapen wordt
thuis opgehaald en in een parkje wachten ze een geschikte voorbijganger af. Verschillende
personen worden als ongeschikt beoordeeld omdat ze te oud zijn, of omdat het een vrouw
71 Gruter P. Je bent jong en je wilt wat, Regiopolitie Haaglanden, 2001, via http://www.minjust.nl/b_organ/npc/overvalc/
104
betreft of omdat ze eruit zien alsof ze zich niet zullen laten intimideren. Uiteindelijk
worden een jongen en een meisje die lopen te wandelen als doelwit uitgekozen. Helaas
blijken deze geen geld op zak te hebben. Ze maken de jongen dan maar zijn shirt afhandig,
dat ze denken wel te kunnen verkopen omdat het een voetbalshirt van een bekende club
betreft. Voor deze overval worden de betrokkenen niet aangehouden. Enkele dagen later
gaat het alsnog mis, wanneer ze een nieuwe poging willen doen en door de politie worden
aangetroffen met bivakmutsen. Eén van de drie legt daarbij een volledige verklaring af aan
de politie.
Eenmalige overvallen vanwege schuld of andere problemen
Het plegen van een overval kan in de tweede plaats planmatig worden voor-
bereid, maar uitgevoerd door (relatieve) beginners. Dit type overvallen komt
minder vaak voor. Een overeenkomstige factor is met name het feit dat deze
categorie verdachten gedreven lijkt te worden door een situatie die zij zelf als
min of meer uitzichtloos beschouwen. Met name schulden spelen in dit verband
een belangrijke rol. De overval wordt door de verdachten gezien als 'exit-
strategie', de te verwachten financiële opbrengsten zullen de oplossing voor alle
problemen vormen. Soms zelfs letterlijk doordat zij het startpunt vormen voor
een nieuw leven in het buitenland, zo laat één van de hierna beschreven voor-
beelden zien.
Hoewel de verdachten planmatig te werk gaan ontberen zij doorgaans de
ervaring die benodigd is om een overval ook volgens het vooraf bepaalde draai-
boek af te handelen, danwel te improviseren op het moment dat de gebeurtenis-
sen anders lopen dan vooraf was voorzien. Degenen die gepakt worden zijn dan
ook vooral slachtoffers van de eerste wet van Murphy, oftewel: 'anything that
can go wrong, will go wrong'. De voorbereiding is niet altijd even sterk en de
samenwerkingsverbanden zijn doorgaans meer gebaseerd op loyaliteit dan dat
sprake is van een rationeel uitgedachte combinatie van krachten. Er kan onder-
scheid gemaakt worden tussen de gevallen waarin degenen die de overval heb-
ben beraamd ook de revenuen kunnen opstrijken en de overvallen die in
opdracht van schuldeisers worden uitgevoerd. In beide gevallen zijn relatieve
'amateurs' de feitelijke uitvoerders van de overval.
105
Casus
Deze casus speelt zich af in 1999 en betreft twee verdachten van autochtone afkomst van
37 en 39 jaar oud. Zij hebben het plan opgevat om een overval op een supermarkt te
plegen met het doel om genoeg geld buit te maken om een horecagelegenheid in Thailand
te kunnen beginnen. Volgens sommige getuigen hadden de verdachten zich hiertoe reeds
verplicht door de desbetreffende horecagelegenheid al te kopen alvorens de opbrengsten uit
de beoogde criminele activiteiten beschikbaar waren. De tickets voor Bangkok waren in elk
geval reeds afgehaald. Om die te kunnen betalen hadden ze het meubilair in hun woning
verkocht. De voorbereidingshandelingen voor de overval bestaan uit de aankoop van een
gas-/alarmpistool in een vuurwapenwinkel in Duitsland, net over de grens. Vanwege geld-
gebrek wordt het goedkoopste model aangeschaft voor DM 179,-, alsmede een hoeveelheid
knal- en gaspatronen. De overvallers in spé vuren een gaspatroon af in hun eigen woning,
om te proberen of het wapen werkt. Voorts schaffen zij zich bij de HEMA bivakmutsen en
handschoenen aan en huren zij een auto. Het eerste beoogde doelwit is een benzinestation
waarmee één van de twee bekend is, waar de beveiliging beperkt is. Dit benzinestation
blijkt echter reeds gesloten. Ze besluiten daarop een tweede station te proberen maar
vinden dit te goed beveiligd door middel van camera's en een glazen afscheiding voor de
pompbediende. Ze besluiten daarop de volgende dag een supermarkt te gaan overvallen.
Het doelwit is een supermarkt in een plaatsje op de Nederlands-Duitse grens. Het plan is
om na de overval via Duitsland zo snel mogelijk te vertrekken naar Thailand. De overval
mislukt echter omdat men bij de winkel, op zaterdag, reeds tien minuten voor sluitingstijd
niemand meer binnen wil laten. Het personeel krijgt argwaan door het gedrag van de
verdachten en licht de politie in. Tijdens een controle komen het vuurwapen en de andere
attributen te voorschijn. Beide verdachten zijn eerder in aanraking geweest met de politie,
onder meer voor inbraken, brandstichting en het handelen in drugs. Zij zijn beiden onder
behandeling geweest in het Pieter Baan Centrum, waar ze elkaar ook hebben ontmoet. De
eerste verdachte heeft in de laatste jaren een veelheid aan baantjes gehad, onder meer in de
prostitutiewereld, de horeca en in de transportsector. Het is onduidelijk wat de activiteiten
van de tweede verdachte zijn geweest sinds zijn vrijlating.
Deze casus vormt een voorbeeld van een overval die min of meer uit wanhoop is geboren. De beide betrokkenen zijn verplichtingen aangegaan in Thailand waaraan zij met de beschikbare financiële middelen niet kunnen voldoen. Daarom besluiten zij tot het plegen van de overval. Die wordt weliswaar voor- bereid, maar nauwelijks gepland. De betrokkenen hebben vooral haast om zo snel mogelijk aan geld te komen. In dit eerste voorbeeld zijn degenen die de overval beramen uiteindelijk ook degenen die haar uitvoeren. Alle voorberei- dingshandelingen, inclusief de aankoop van het vuurwapen verrichten zijn zelf. Uit het casusmateriaal komen echter ook diverse voorbeelden naar voren van gevallen waarin de voorbereiding en de uitvoering van de overval gescheiden van elkaar verlopen. Een groep van professionals verricht de voorbereidings- handelingen, maar laat de uitvoering over aan relatieve amateurs, die bijvoor- beeld vanwege schulden onder grote druk staan. Het voordeel is uiteraard dat
106
de organisatoren weinig risico lopen, terwijl zij wel een groot deel van de
opbrengst kunnen opstrijken. Het nadeel is dat de uitvoerders kunnen falen72.
Uit het onderzoek zijn diverse voorbeelden naar voren gekomen van verdachten
die vanuit Amsterdam (naar eigen zeggen in opdracht van een niet nader
genoemde schuldeiser) relatief goed voorbereidde overvallen hebben gepleegd,
met name in het oosten van het land. De volgende casus is daarvan een voor-
beeld.
Casus
Deze casus betreft een overval op een juwelier in het oosten des lands, gepleegd in 1999
door twee verdachten uit Amsterdam. Het gaat om twee jongens van Surinaamse afkomst,
van 23 en 25 jaar. Zij zijn neven van elkaar. De eerste betrokkene is in Nederland geboren.
Hij heeft zijn schoolopleiding niet afgemaakt en heeft een uitkering bij de sociale dienst. Hij
woont samen met een vriendin een heeft ook een kind. In Amsterdam komt hij regelmatig
voor in de registratie van de politie, onder andere in verband met geweldpleging.
De tweede betrokkene is geboren in Suriname en woont sinds zijn dertiende in Nederland.
Ook hij heeft geen noemenswaardige opleiding genoten en heeft een uitkering van de sociale
dienst. Hij is verslaafd geweest aan heroïne en cocaïne en heeft forse schulden. Op het
moment van de overval gebruikt hij voor ongeveer 300 tot 400 gulden per maand softdrugs,
volgens zijn eigen verklaring. Hij wordt slechts tweemaal vermeld in de politieregistratie in
Amsterdam, maar daarbij is één overval, gepleegd in 1996.
De tweede betrokkene wordt volgens zijn verklaring bedreigd door schuldeisers in Amster-
dam, onder wie een Koerd. De schuldeisers stellen hem op zeker moment voor zijn schulden
te vereffenen door een overval te plegen. Hij is daarvan niet afkerig, maar wil daarbij de
hulp van zijn neef. Die stemt met tegenzin toe om mee te doen, maar dan vooral om zijn
neef te helpen, zo verklaart hij. De voorbereidingshandelingen voor de overval zijn volgens
de verklaring van de verdachten verricht door de groep van de Koerdische opdrachtgever,
waarvan zij overigens niet de naam willen noemen. Zij verklaren van hem gedetailleerde
instructies te hebben ontvangen over de situatie ter plaatse. Ook ontvangen zij andere spullen
zoals een bromscooter, vluchtauto, mokerhamer (om vitrines mee stuk te slaan), shawls en
integraalhelmen (in verband met de herkenbaarheid) en last but not least, een pistool. In
hoeverre deze verklaringen steekhoudend zijn is overigens de vraag. Het is evengoed
mogelijk dat de beide betrokkenen zelf de spullen hebben aangeschaft of gehuurd. De
voorbereiding van de overval verloopt tamelijk merkwaardig. De beide betrokkenen rijden
met hun vluchtauto, waarin ze de bromscooter hebben gezet naar een stad in de buurt en
laten de auto daar staan. Vervolgens rijden ze met de scooter naar de stad waar zij de
overval willen plegen. Tijdens de overval gaat van alles mis. Een aanwezige pleegt verzet,
waarop één van de overvallers een schot afvuurt en deze persoon verwondt. Daarop slaan ze
met de bromscooter op de vlucht. Het vuurwapen en de buit die ze hebben gemaakt laten ze
onderweg verdwijnen. De politie weet de beide betrokkenen vrij snel te vinden, rijdend door
de polder. Na nog een korte achtervolging door een weiland volgt aanhouding.
72 Voorts dient in aanmerking te worden genomen dat de door de verdachten afgelegde verkla-
ringen ook een zorgvuldig voorbereid verhaal kunnen bevatten, om de eigen rol af te zwakken
en een lichtere straf te krijgen in geval van aanhouding. Tussen de onderzochte zaken zijn
diverse parallellen te vinden. Het gaat vrijwel zonder uitzondering om overvallen op relatief
goed beveiligde objecten (juweliers) die worden gepleegd door uit de regio Amsterdam-Amstel-
land afkomstige verdachten, bij voorkeur in Oost-Nederland, met name in de Gelderse politie-
regio's.
107
7.3 Verdachten die regelmatig overvallen plegen
Regelmatig gepleegde overvallen, zonder veel voorbereiding
Degenen die regelmatig overvallen plegen, zonder dat daaraan veel voorberei-
ding vooraf gaat zijn qua achtergrond enigszins vergelijkbaar met de groep die
voor de eerste maal overgaat tot het plegen van een overval of straatroof. In het
volgende voorbeeld gaat het om drie verdachten die reeds een wat zwaarder
crimineel verleden hebben. Uit het casusmateriaal komen echter ook voorbeel-
den naar voren van verdachten die in relatief korte tijd meerdere overvallen of
straatroven plegen, met name omdat ze na enkele gelukte delicten de indruk
krijgen dat één en ander zonder al te veel risico's 'snel geld' oplevert.
Casus
Het gaat in deze zaak om drie verdachten, waarvan twee 17-jarigen en één 22-jarige. Het
betreft twee jongens van Marokkaanse afkomst en één autochtone Nederlander. De eerste
betrokkene heeft reeds diverse antecedenten vanwege inbraak en eerdere overvallen. Hij is
door zijn ouders het huis uitgezet vanwege gebruik van cocaïne en softdrugs en verkeert in
het jeugdzorgcircuit. In de opvang heeft hij de tweede betrokkene ontmoet en is met hem
bevriend geraakt. De 22-jarige is ook een kennis van hem, uit de stad waar beiden in de
opvang verblijven. De gebeurtenissen nemen een aanvang wanneer de beide 17-jarigen
elkaar ('toevallig') ontmoeten op het station in Utrecht. Op dat moment wordt de vraag aan
de eerste betrokkene gesteld of hij zin heeft om geld te verdienen. Hij verklaart tegenover
de politie dat hij stoer wilde doen en besloot mee te doen. Het vuurwapen kwam volgens
zijn verklaring 'ineens' te voorschijn. Hij wist niet dat de eigenaar (de 22-jarige) erover
beschikte73.
Ze rijden met de auto van de 22-jarige naar een stad in de buurt, waar één van hen uit
afkomstig is. Ze overwegen eerst een supermarkt in die stad te overvallen en hangen ook
enige tijd in de buurt rond, maar dat durven ze uiteindelijk niet. Ze kiezen in plaats
daarvan voor een shoarmazaak in een andere gemeente, die eigendom is van een neef van
één van de overvallers. Hij heeft er zelf nog gewerkt en ook één van de beide andere
verdachten kwam er vier tot vijfmaal per week over de vloer. Ondanks de twee
bivakmutsen, die ze bij een benzinestation hebben aangeschaft en het feit dat het familielid
niet deelneemt aan de overval, herkent de eigenaar toch de andere betrokkene. Hij geeft
echter wel geld mee. De overvallers weten vervolgens niet wat ze daarmee zullen doen. Ze
rijden eerst naar het casino, maar dat is nog dicht. Vervolgens overwegen ze naar
Antwerpen te rijden, maar zien ook daar van af. Omdat de jongen die in het
opvangcentrum verblijft zich weer dient te melden, houden ze het dan maar op een
hamburger bij MacDonalds, verdelen het geld en nemen afscheid van elkaar. De politie
kan het drietal korte tijd later aanhouden, nadat de eigenaar van de shoarmazaak, die even
twijfelde of hij aangifte zou doen of zelf actie zou ondernemen, toch maar besluit tot het
eerste.
73 Aangezien het wapen niet wordt teruggevonden is het niet duidelijk geworden of het om een
scherpschietend, gas-/alarm- of imitatiewapen ging.
108
Planmatig uitgevoerde overvallen, gepleegd door 'professionals'
Een tweede vorm van overvalcriminaliteit is die welke planmatig wordt uitge-
voerd door personen die als 'professionals' kunnen worden gekwalificeerd. Dit
professionalisme verwijst daarbij niet altijd naar de kennis en kunde van de
betrokkene, maar kan simpelweg ook te maken hebben met het feit dat derge-
lijke delicten reeds meerdere malen zijn gepleegd, waarbij waardevolle ervaring
is opgedaan. Een voorbeeld hiervan zijn overvallen die gepleegd worden door
drugsverslaafden, om aan geld voor de benodigde drogerende middelen te
komen. Deze zaken werden in het vorige hoofdstuk beschreven. Er zijn echter
ook voorbeelden waarin welhaast sprake is van een vorm van georganiseerde
criminaliteit.
Gevallen van overvallen die worden gepleegd in het drugsmilieu om de concur-
rentie af te schrikken zijn enkele malen naar voren gekomen in het onderhavige
onderzoek. Bronnen bij de politie bevestigen deze praktijken, bijvoorbeeld in de
coffeeshopbranche. In hoofdstuk 6 zijn diverse voorbeelden beschreven van
gevallen waarin een overval op een concurrent mede tot doel heeft klanten weg
te jagen, of van gewelddadige pogingen tot het 'rippen' van de verdiensten of
voorraden van een drugsdealer door 'collega's' uit het milieu.
Een ander specifiek voorbeeld dat uit het onderzoek naar voren komt betreft het
plegen van overvallen op eigenaars van Chinese restaurants. Tijdens het onder-
zoek werd gestuit op meerdere gevallen, gepleegd in uiteenlopende delen van
Nederland, die een aantal opvallende overeenkomsten vertoonden. Deze over-
vallen worden gepleegd door groepen van drie à vier overvallers, waarvan som-
migen (twee à drie) personen afkomstig zijn uit Maleisië (waar zich een grote
Chinese bevolkingsgroep bevindt). Deze 'Maleisische' Chinezen zijn op het
moment dat zij betrokken raken telkens slechts enkele dagen of hooguit een
week in Nederland. Wel beschikken zij op dat moment reeds over scherpschie-
tende vuurwapens die hier zijn gekocht. Daarbij worden de gebruikelijke
verklaringen voor het bezit gegeven (onveiligheid in Nederland, gekocht bij een
onbekende in de haven van Rotterdam, in café in Amsterdam, bij grote neger in
de Bijlmer die in de buurt van een voetbalstadion woont, et cetera). De
restauranthouders zijn opmerkelijk terughoudend bij het doen van aangifte. In
één geval vond de overval op vrijdag plaats, maar deed de benadeelde pas in de
loop van de navolgende week aangifte, omdat 'hij het te druk had gehad'.
Nadere informatieverzameling bij de politie wijst uit dat het waarschijnlijk gaat
om georganiseerde afpersingspraktijken.
109
Deze categorie overvallers kan ook gebruikmaken van zwaardere vuurwapens,
zoals machinepistolen. Voor zover uit de registratie naar voren komt gaat het
daarbij meestal om tevoren geplande overvallen, op relatief goed beveiligde
objecten, vaak in een andere gemeente dan waar de daders vandaan komen.
Casus
Twee mannen van Noord Afrikaanse afkomst pleegden een tevoren voorbereide overval op
een juwelier. Zij maakten daarbij gebruik van een Ingram machinepistool dat voor 1.900
was gekocht. Zij kozen ook nadrukkelijk een stad uit in een ander deel van het land en
waren van plan met de buit een tijdje naar het buitenland te verdwijnen. Dit mislukte
echter omdat ze rijdend in de auto konden worden aangehouden door de politie.
Een ander voorbeeld betreft een overvaller die zeer georganiseerd te werk ging.
Casus
De verdachte is een persoon die een relatief normaal leven leidt met een gezin en werk
heeft. Hij heeft enige tijd een eigen bedrijf gehad maar dat is failliet gegaan. Deze
verdachte pleegt alleen overvallen op objecten waar tenminste een opbrengst van 45.000
te halen valt en doet dit één à tweemaal per jaar. Deze overvallen worden gepleegd met
enkele medestanders. De overvallen worden zorgvuldig gepland. Alle hulpmiddelen
worden gezien als afschrijving. De gebruikte vuurwapens, gebruikte auto's, gedragen
kleding et cetera worden door de betrokkenen vernietigd of verbrand na afloop van het
voorval, want 'met die DNA-technieken van tegenwoordig moet je zeker weten dat de
politie niets vindt'.
7.4 Samenvatting hoofdstuk 7
De belangrijkste bevindingen van het hoofdstuk 'De wereld van overvallen'
zijn:
* In de tweede plaats kunnen overvallers worden onderscheiden die een-
malig en ad hoc overvallen plegen. In de eerste plaats betreft het hierbij
relatief jeugdige daders. Meestal fungeert het feit dat één van de personen
die betrokken zijn over een vuurwapen beschikt, als trigger om dit wapen
te gebruiken voor een overval of straatroof. Doorgaans betreft het daarbij
een imitatiewapen.
* Een andere categorie daders gaat meer planmatig te werk, maar pleegt de
overval in de eerste plaats om financiële problemen op te lossen. Soms
gebeurt dit om een schuldeiser tevreden te stellen, soms uit eigen initia-
110
tief. Ook hier wordt het vuurwapen specifiek ten behoeve van de overval
aangeschaft.
* Verdachten die regelmatig overvallen plegen kunnen worden onder-
scheiden in personen die weinig voorbereidingshandelingen verrichten en
planmatig werkende overvallers. De eerste categorie is doorgaans relatief
jong. Overvallen worden in groepsverband gepleegd, waarbij de ervaring
van de betrokkenen kan wisselen. Er wordt gebruik gemaakt van zowel
scherpschietende vuurwapens als gas-/alarm- of imitatiewapens.
* Degenen die planmatig werken beschikken vrijwel altijd over scherp-
schietende vuurwapens. Deze worden kort van tevoren specifiek ten
behoeve van de overval aangeschaft. Het gaat om scherpschietende vuur-
wapens, waarbij ook zware wapens (machinepistolen) kunnen worden
gebruikt.
---
112
8
Jonge, recent geïmmigreerde,
Antilliaanse mannen
8.1 Inleiding
De recent in Nederland geëmigreerde jonge Antilliaanse mannen, veelal afkom-
stig uit Curaçao, worden door de politie steeds meer beschouwd als een zeer
ernstige risicogroep in relatie tot criminaliteit. Niet alleen zijn deze jongens
oververtegenwoordigd in de criminaliteitsstatistieken, maar ook maakt men zich
zorgen over de aard van de delicten die zij plegen. Van Tilburg en Grapendaal
laten op basis van het HKS zien dat Antillianen naar voren komen als de groep
die van alle allochtone categorieën in Nederland naar verhouding verreweg het
meeste criminaliteit pleegt. Antillianen springen er in vergelijking met hun
leeftijdgenoten uit andere etnische groepen het meest uit bij geweldsdelicten, al
dan niet in combinatie met vermogenscriminaliteit74.
De omvang van het aantal in Nederland woonachtige Antillianen is opgelopen
van 18.000 in 1970 tot 117.000 eind 2000. Dat aantal is ongeveer even groot
als het huidige inwonertal van Curaçao. Antillianen concentreren zich in de
gemeenten Rotterdam, Amsterdam, Den Haag, Dordrecht, Groningen, Den
Helder en Nijmegen. De helft van de totale bevolkingsgroep is woonachtig in
deze zeven steden. Ook in andere gemeenten zijn echter concentraties van
74 San van M.: 2002, p. 87, Mijn vader is ook geen engeltje, in: Justitiële Verkenningen, nr 1,
2002, pp. 79 89. Verwijzingen naar Tilburg W. van en M. Grapendaal, Allochtone verdachten
in 1998 op basis van het HKS, Dienst NRI, Rapport Landelijke Politiediensten 2000,
Zoetermeer en Korf D.J. en G.W. Bookelman e.a., Diversiteit in criminaliteit; allochtone
arrestanten in de Amsterdamse politiestatistiek, Tijdschrift voor Criminologie, 43e jrg. nr 3,
2001, pp 230 259.
113
Antillianen woonachtig, zoals bijvoorbeeld in Eindhoven of Roermond. De
precieze omvang van de groep van recent geïmmigreerde jonge mannen binnen
de totale Antilliaanse bevolkingsgroep is niet bekend. Naar schatting betreft het
enkele tienduizenden personen, wanneer de door het Centraal Bureau voor de
Statistiek gemeten instroom in Nederland in de laatste vijf jaar in ogenschouw
wordt genomen75. Volgens informatie van de regiopolitie Flevoland gaat het om
tussen de 8.000 en 10.000 personen die sinds 1998 jaarlijks naar Nederland
komen76.
Antillianen zijn niet alleen oververtegenwoordigd als het gaat om gewelds-
delicten, maar ook specifiek bij vuurwapencriminaliteit. Volgens Amsterdams
onderzoek is de Antilliaanse betrokkenheid bij vuurwapengebruik toegenomen
van 6,2 procent in 1997 naar 10,2 procent in 199877. De totale Antilliaanse
bevolkingsgroep omvat slechts iets meer dan 1 procent van de Amsterdamse
inwoners. Daarbij moet bovendien worden onderkend dat de groep van recent
geëmigreerde, laagopgeleide mannen uit Curaçao slechts een fractie uitmaakt
van de totale Antilliaanse bevolkingsgroep in de hoofdstad.
Aan de (gewelds-)criminaliteit die wordt gepleegd door Antilliaanse verdachten met de hiervoor beschreven kenmerken is zowel in de (wetenschappelijke) literatuur als de media veel aandacht besteed. Van San rapporteerde in een veel geciteerd proefschrift over de relatie tussen Antilliaanse cultuurkenmerken en de gewelddadigheid van de criminaliteit die door deze groep wordt gepleegd78. In een recente studie naar de achtergrond van liquidaties in het criminele circuit wordt het beeld van een gewelddadige cultuur eveneens geschetst79. In de Antilliaanse cultuur wordt het als normaal beschouwd dat mannen een wapen op zak hebben en dit ook gebruiken wanneer er ruzie ontstaat. Uit interviews met Curaçaose jongens blijkt bijvoorbeeld dat zij zelden spijt betuigen over de daden. De verdachten zijn trots op hun daden80. Specifiek als het gaat om deze bevolkingsgroep kan derhalve wel een verband worden verwacht met gewelds- criminaliteit, waarbij dit geweld als gevolg van het wapenbezit ook ernstiger van karakter zal zijn. Daarbij moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met het feit dat dit verband waarschijnlijk vooral te maken met het feit dat een bepaalde categorie personen uit deze etnische groep (laag opgeleide, relatief
75 Informatie via http://www.cbs.nl.
76 Westerink M., Antillianen in Almere, Algemeen Politieblad,nr. 14, 13 juli 2002, pp. 4-5.
77 Loof Y. e.a.: 2000, p.
78 San van M.:1998.
79 Ter Port, M, Geliquideerd, Meulenhoff, Amsterdam, 2001.
80 Van San: 1998.
114
jonge mannen) zijn status dient te bekrachtigen door middel van het gebruik van
geweld wanneer zij menen dat hun 'eer' wordt aangetast81. Er is geen sprake
van een afwijkende houding ten opzichte van geweld die voor de Antilliaanse
bevolkingsgroep als geheel zou gelden. Voorts moet hier onderscheid worden
gemaakt tussen de recent geïmmigreerde groep Antillianen, die veelal vanuit
een problematische achtergrond naar Nederland zijn gekomen en de groep die
over de jaren heen naar Nederland is verhuisd, veelal goed opgeleid is en geen
afwijkend beeld vertoont als het gaat om delinquent of probleemgedrag. Boven-
kerk trekt een parallel met het Amerikaanse fenomeen van jeugdbendes, dat in
de door de Antillianen gepleegde criminaliteit voor het eerst een Nederlandse
pendant zou hebben gekregen82.
Ook uit de resultaten van het onderhavige onderzoek komt naar voren dat
jonge, recent geïmmigreerde Antilliaanse mannen een hoog risico vertonen op
het bezit en gebruik van vuurwapens. Daarbij kunnen drie zaken worden onder-
scheiden.
* Allereerst is sprake van een sterke relatie van het vuurwapenbezit en -ge-
bruik met activiteiten van Antillianen in de drugshandel en prostitutie.
* In de tweede plaats is sprake van situaties waarin snel wordt overgegaan
tot (vuurwapen-)geweld waarbij ofwel een relatie kan worden veronder-
steld met gebrekkige mechanismen voor conflictbeheersing, ofwel met
'eercultuur'. De persistentie van conflicten is opmerkelijk.
* Een derde opvallend kenmerk is de mobiliteit van de verdachten
Op deze drie aspecten wordt nader ingegaan.
8.2 Relaties met andere criminele activiteiten
Vuurwapencriminaliteit waarbij jonge Antilliaanse mannen betrokken zijn is
voor een belangrijk deel in verband te brengen met het feit dat de verdachten
actief zijn in de drugshandel en prostitutie, of zelf gebruiker zijn van drugs. Zij
hebben dus evengoed als andere verdachten in de drugswereld behoefte aan
bescherming van hun eigen veiligheid. De jonge Antilliaanse mannen zijn voor-
al actief in de lagere regionen van de drugs- en prostitutiewereld, in casu het
dealen op straat of het uitvoeren van pooierswerk.
81 Ibid.
82 Bovenkerk F.: 2001.
115
Ruzies over achterblijvende betalingen, leveringen van slechte kwaliteit drugs,
rip-offs en eventueel daaropvolgende wraakoefeningen, of problemen over
prostituees die van pooier wisselen, geven ook in Antilliaanse kringen aanlei-
ding tot gewelddadige actie. Gekrenkte eer en gebrek aan respèt speelt een rol
wanneer (vuurwapen-)geweld aan de orde is, maar waarschijnlijk eerder als
katalyserende dan als verklarende factor. Meestal missen de betrokkenen de
sociale vaardigheden om een conflict op een andere manier te beëindigen dan
door middel van geweld.
Bij de verdachten van Antilliaanse is afkomst is vaak een combinatie van
problematiek en crimineel gedrag aan de orde. De betrokkenen maken zich
bijvoorbeeld afwisselend schuldig aan drugscriminaliteit, vrouwenmishandeling,
zijn actief in de prostitutie en zijn vaak ook zelf gebruiker van drugs. De vol-
gende casus vormt van deze meervoudige problematiek een exemplarisch
voorbeeld.
Casus
Deze casus betreft een complex van opeenvolgende voorvallen in een stad in Zuid-
Nederland waarbij de hoofdverdachte van Antilliaanse afkomst is. In juli 1999 wordt hij de
eerste keer aangetroffen met een vuurwapen. de aanleiding is de aanhouding van twee uit
Duitsland afkomstige Turken aan de Duits-Nederlandse grens met een hoeveelheid cocaïne.
Zij verklaren die te hebben gekocht bij de hoofdverdachte. Daaropvolgend wordt huiszoe-
king gedaan waarbij een pistool van het merk Makarov wordt aangetroffen, overigens
zonder patronen. De verdachte woont op dat moment samen met een vriendin en haar twee
kinderen van 11 en 8 jaar, beide uit een eerdere relatie. Er zijn veel problemen in de
relatie vanwege het cocaïnegebruik van de hoofdverdachte. Deze verklaart geen werk en
geen uitkering te hebben. Zijn partner heeft echter wel een uitkering. De inkomsten van de
hoofdverdachte komen volgens zijn verklaring voor een deel uit de opbrengsten die drie
prostituees zouden opleveren die voor hem in een stad in het noorden van het land
werkzaam zouden zijn. Hoe hij erin slaagt te garanderen dat ook zonder zijn fysieke
aanwezigheid (hij verblijft zelf immers in Zuid-Nederland) de opbrengsten (deels) bij hem
terechtkomen blijft een onbeantwoorde vraag. De hoofdverdachte verklaart het pistool al
drie jaar in bezit te hebben. 'Ik had dit pistool ter verdediging. Als je in een bepaald
wereldje zit, met die meisjes en zo, dan moet je dit hebben' Hij had het wapen al eens
afgeschoten met oud en nieuw om te zien of het werkte. Zijn vriendin was op de hoogte
van het vuurwapen en bleek de patronen te hebben weggegooid om te voorkomen dat er
ongelukken zouden gebeuren. In juni 2000 volgt een nieuw vuurwapendelict naar aan-
leiding van een ruzie met een collega-dealer die in dezelfde straat woont. De hoofd-
verdachte dreigt deze 'af te knallen als hij zijn klanten blijft pikken' en dreigt daarbij met
een op een vuurwapen lijkend object. Dit wapen wordt echter bij deze gelegenheid niet
aangetroffen. Wel vindt de politie bij een latere gelegenheid twee imitatiewapens in het
huis van de hoofdverdachte. Voor deze bedreiging wordt hij veroordeeld tot enkele
maanden celstraf. Na zijn vrijlating is hij onmiddellijk weer begonnen met het gebruik van
grote hoeveelheden cocaïne. Uiteindelijk betreft het vier gram per dag. Hij wordt daarvan
hoe langer hoe meer paranoïde, zo komt uit verklaringen naar voren. In september 2000
volgt de voorlopig laatste overtreding van de Wet Wapens en Munitie. De hoofdverdachte
bedreigt daarbij de broer van zijn vriendin, met twee vuurwapens. Over en weer is al
langer sprake van bedreigingen, naar aanleiding van de relationele problemen waarbij de
116
hoofdverdachte zijn vriendin mishandelt. Haar broer is zelf eveneens drugsdealer en zou de
elfjarige stiefzoon van de hoofdverdachte als koerier hebben gebruikt in de tijd dat de
hoofdverdachte zelf in detentie zat. Dit vormde de aanleiding tot de bedreiging met de
vuurwapens. Deze had hij voor de gelegenheid geleend van een vriend. De politie treft de
wapens aan bij een huiszoeking in de schooltas van één van zijn stiefzoontjes. De
verdachte had de vuurwapens daarin verborgen. Tijdens de zoeking worden ook nog twee
imitatiewapens gevonden. Eén daarvan had zijn stiefzoon op de kermis gewonnen.
Een kenmerk van schietincidenten waarbij Antilliaanse verdachten betrokken
zijn is dat ook personen die nog maar net in Nederland zijn gearriveerd zeer
snel in zware criminaliteit betrokken kunnen raken. Daarbij moet echter
rekening worden gehouden met het feit dat de desbetreffende verdachten in
Nederland niet in verband zijn gebracht met criminele activiteiten. Het gaat
echter regelmatig om verdachten die op de Antillen al een criminele carrière
hebben opgebouwd en vaak zelfs al een gevangenisstraf achter de rug hebben.
Het is voorts niet altijd duidelijk of de betrokkenen niet al eerder, nog op de
Antillen, met elkaar te maken hebben gehad. Een voorbeeld van een dergelijke
zaak speelt zich af in een stad in het zuiden van het land, medio 2000.
Casus
Het slachtoffer is pas vier dagen in Nederland en hier naartoe gekomen omdat zijn vriendin
moet bevallen. Tijdens een bezoek aan een bar krijgt hij om onduidelijke redenen ruzie met
twee jongens, waarop allen uit de gelegenheid verwijderd worden. De vechtersbazen zetten
de ruzie buiten voort. Degene die als slachtoffer wordt aangemerkt probeert nogmaals
verhaal te halen bij de andere jongens als deze in hun auto zijn gestapt met de bedoeling
weg te rijden. De latere schutter roept uit met rust gelaten te willen worden ('Kita Bo
Kadena83') en zet een en ander kracht bij door in de lucht te schieten met zijn pistool (of
een gericht schot af te vuren, de verklaringen van verdachten of getuigen zijn daarover niet
helder). Hij kan even later worden aangehouden, waarbij het wapen wordt aangetroffen.
De schutter verklaart tegenover de politie dat zijn tegenstrever zich reeds in de bar zeer
agressief tegenover hem gedroeg, waarvoor hij geen reden kon of wilde geven. Degene die
de schoten afvuurde is afkomstig uit een stad in het westen van het land en is reeds
meerdere malen met politie in aanraking geweest, onder meer naar aanleiding van een
overval waarbij gebruik werd gemaakt van een alarmwapen en voor vechtpartijen. Voor de
overval is hij reeds tot 20 maanden veroordeeld geweest. Hij woont in bij zijn vader, heeft
geen diploma, werk of uitkering. Hij gebruikt weed en cocaïne in combinatie, maar is niet
verslaafd. De auto was geleend. Over de aanleiding om het vuurwapen te bezitten, alsmede
op de vraag hoe vaak en waarom hij in de stad komt waar het voorval zich afspeelde wil de
verdachte geen verklaringen afleggen. Het 'slachtoffer', die kennelijk besloten heeft in
Nederland te blijven, komt korte tijd later weer in aanraking met de politie naar aanleiding
van een ontvoering. Dit delict vloeit voort uit het feit dat een familielid is vermoord. Deze
is neergeschoten in zijn woning. De verdachte en enkele vrienden verdenken een mede-
bewoner van het pand ervan de dader behulpzaam te zijn geweest door de deur voor hem te
openen. Zij willen ook graag weten of hij de moordenaar mogelijkerwijs heeft herkend.
83 Letterlijk: 'Doe de ketting af', een uitspraak die wil zeggen 'geef me de ruimte' oftewel laat me
met rust.
117
Deze persoon wordt gedwongen in een auto te stappen. Nadat de betrokkene indringend is
ondervraagd en mishandeld zijn de verdachten er voorshands van overtuigd dat hij geen
verdere details kan verschaffen. In een ander deel van Nederland gooien ze hem tenslotte
uit de auto. De politie kan de verdachten van deze zaak later aanhouden.
8.3 Gewelddadigheid en culturele aspecten
In een studie van Van San naar de achtergrond van het delinquente gedrag van
Curaçaose jongens in Nederland wordt een verband gelegd tussen geweld-
dadigheid en de eercultuur die in de kringen van de betrokkenen gangbaar is.
Het aspect 'eer' vinden we enerzijds ook in de onderzochte casussen terug,
vaak in de vorm van een belediging in het openbaar die men niet kan laten
passeren. Vuurwapencriminaliteit waarbij jonge Antilliaanse mannen betrokken
zijn heeft tevens als specifiek kenmerk dat de betrokkene bij voorkeur wordt
neergeschoten van korte afstand, in het bijzijn van getuigen. In veel gevallen
gaat degene die het delict pleegt prat op zijn daad.
Het is echter risicovol om teveel de nadruk te leggen op culturele aspecten. Zoals reeds werd beschreven maken jonge Antilliaanse mannen die betrokken zijn geweest bij vuurwapengeweld ten eerste in vrijwel alle gevallen ook deel uit van andere risicogroepen in relatie tot vuurwapenbezit en -gebruik. In de tweede plaats komen uit het onderzoek ook diverse voorbeelden naar voren waarin verdachten niet van dichtbij maar vanuit rijdende auto's op elkaar schieten. Ook zijn er voorbeelden waarin een slachtoffer weliswaar in een situatie waarin veel mensen aanwezig zijn (op een Antilliaans feest) werd neergeschoten, maar dat gebeurde dan wel op heimelijke wijze met behulp van een verborgen vuurwapen. Volgens sommige vuurwapendeskundigen van de politie heeft het feit dat op korte afstand wordt geschoten ook te maken met het feit dat de verdachten meestal geen geoefende schutters zijn. Voorts maken zij vaak gebruik van klein kaliber handvuurwapens of verborgen vuurwapens. Met name de tot scherpe 6.35mm vuurwapens omgebouwde Tanfoglio alarmpistolen zijn in Antilliaanse kringen zeer populair. Dergelijke wapens zijn gemakkelijk te verbergen in kleding of op het lichaam, maar zijn minder accuraat op een afstand van meer dan tien meter. Daardoor zijn de verdachten welhaast gedwongen om op korte afstand op hun slachtoffers te schieten, wanneer zij die daadwerkelijk willen verwonden. Ten derde wordt de groep van jonge Antil- liaanse verdachten gekenmerkt door het feit dat zij zeer laag opgeleid zijn, de Nederlandse taal niet of nauwelijks spreken en nauwelijks over een netwerk in
118
Nederland beschikken waar zij op kunnen terugvallen. Een groot aantal van hen
is zonder vaste woon- of verblijfplaats en woont (vaak tijdelijk) in bij familie-
leden. Wanneer er onderlinge problemen ontstaan kan men niet terugvallen op
een gerespecteerd bemiddelaar uit de eigen gemeenschap en is men afhankelijk
van de eigen sociale vaardigheden, die meestal niet overhouden.
Tot slot dient de rol van de vrouwen aandacht te krijgen. Uit het onderhavige
onderzoek komt met regelmaat naar voren dat Antilliaanse vrouwen een
belangrijke ondersteunende rol spelen als het gaat om het criminele gedrag van
hun mannelijke partners. Om te beginnen dragen of verbergen zij vuurwapens
ten behoeve van hun vrienden. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het uitgaanscircuit
omdat de kans dat vrouwen (zorgvuldig) worden gefouilleerd kennelijk aanzien-
lijk kleiner is. Ten tweede komen zij in verschillende zaken naar voren als
prostituees die hun (Antilliaanse) pooiers tegen elkaar uitspelen en aanzetten tot
gewelddadig gedrag. Tot slot zijn zij ook betrokken bij zelfstandige criminele
activiteiten, zoals de smokkel van drugs of sieraden naar Nederland. Wederom
kan worden geconstateerd dat het uitermate risicovol is criminele activiteiten
direct in verband te brengen met culturele afkomst. Het is opnieuw waarschijn-
lijker dat het beschreven gedrag weinig met cultuur heeft uit te staan, maar dat
het in de allereerste plaats te maken heeft met de aard van de criminele
activiteiten waarin de betrokkenen participeren.
Casus
Twee mannen zijn al langere tijd met elkaar in conflict. In april 2000 komt dit conflict
voor het eerst tot uitbarsting in een café in de stad waar beiden op dat moment verblijven.
Verdachte A. zit in het café met een aantal kennissen als de hem bekende verdachte B.
binnenkomt met in zijn gezelschap een meisje. Beiden zijn pooiers en dit meisje heeft
getippeld voor de eerstgenoemde. Uit het gedrag van B. en van het meisje wordt hem
duidelijk dat zij is gewisseld van pooier. Dit leidt tot een verbale ruzie en beledigingen
over en weer, waarvan de aanwezige kennissen getuige zijn. 'Dit kan niet passeren', aldus
A. in zijn verklaring aan de politie. Hij loopt naar buiten, op zoek naar iets wat als wapen
kan dienen, sloopt een standaard van een geparkeerde fiets af en mishandelt daarmee zijn
tegenstrever (of doet althans een serieuze poging). B., die in dit geval het slachtoffer is,
doet aangifte bij de politie en neemt de wijk naar een stad aan de andere kant van het land,
waar hij enige tijd bij zijn moeder gaat wonen. In juli is B. op bezoek in de plaats waar het
eerdere incident zich heeft voorgedaan, om A. op te zoeken om verhaal te halen. Hij is
inmiddels in het bezit van een vuurwapen. Dit zou hij volgens opeenvolgende verklaringen
danwel van een kennis hebben gekregen, danwel uit de nalatenschap van een overleden
oom hebben ontvangen, danwel hebben gekocht via een tussenpersoon in Haarlem voor
900 gulden. De laatste verklaring lijkt het meest plausibel, hoewel de prijs van aanschaf
aan de lage kant is. Hij heeft het wapen gekocht omdat hij zich ernstig bedreigd voelt door
A. De ruzie over de prostituee heeft zich voortgezet, en B. zou onder meer voortdurend
SMS-berichten van haar ontvangen waaruit blijkt dat ze niet gelukkig zou zijn bij haar
nieuwe pooier. Voldoende reden om zijn belager eens op te zoeken. Rijdend door de stad
met een kennis ontdekken ze de bewuste persoon, die eveneens in de auto rijdt. Een
119
achtervolging is het gevolg, waarbij enkele schoten op A. worden afgevuurd, overigens
zonder dat iets wordt geraakt. 'Ik wilde hem niet doodschieten, ik wilde alleen dat hij
respect voor mij kreeg zodat hij niet op mij zou schieten', verklaart B. tegenover de
politie. De achtervolging eindigt op een rotonde, waar beide voertuigen botsen. A. slaat op
de vlucht, B. raakt bij die gelegenheid gewond en is niet in staat hem te achtervolgen.
Hierna neemt B. opnieuw de wijk naar de stad waarin zijn moeder woont. Uit de
registratie van de desbetreffende regio blijkt dat hij later nogmaals aangifte heeft gedaan
van bedreiging. Er volgen in 2001 echter geen nieuwe schietincidenten meer, althans voor
zover de informatie van de politie strekt.
8.4 Persistentie van conflicten
De voorgaande casus laat tevens een ander kenmerkend element zien van het
onderlinge geweld tussen jonge Antilliaanse mannen, de persistentie van
conflicten waarvoor kennelijk geen niet-gewelddadige oplossing kan worden
gevonden.
Casus
In april 1999 doet zich in een stad in het westen van het land een geval voor waarin,
eveneens naar aanleiding van eerdere problemen, een auto met vier inzittenden onder vuur
wordt genomen met een pistool. Eén inzittende overlijdt aan de gevolgen daarvan, de
andere drie personen raken gewond. Vier verdachten worden aangehouden. Saillant is dat
zowel één van de verdachten als het overleden slachtoffer zeer waarschijnlijk familie-
banden heeft met verdachten, respectievelijk het slachtoffer in de hiervoor beschreven
casus.
Ook de volgende casus vormt een voorbeeld van een geval waarin een ruzie
blijft slepen omdat geen van de partijen er klaarblijkelijk toe in staat of bereid is
de problemen op een niet gewelddadige wijze uit te praten.
Casus
Naar aanleiding van een partij voetbal in een sporthal is een ruzie ontstaan. Twee mannen
hebben daarbij onenigheid gekregen, waarbij over en weer beledigingen zijn geuit en
klappen zijn uitgedeeld. Deze ruzie culmineert enige tijd later in een bedreiging met een
vuurwapen bij de flat waar één van hen woonachtig is. Zijn tegenstrever wacht hem op bij
de deur van het flatgebouw, als die thuiskomt van zijn werk, naar eigen verklaring om hem
duidelijk te maken dat het afgelopen moet zijn met het geruzie. 'Ik wilde hem niet
neerschieten, als ik dat van plan was geweest had ik meteen geschoten'. De ander blijkt
echter niet erg onder de indruk van het vuurwapen en probeert dit af te pakken. In de
worsteling die ontstaat gaat 'per ongeluk' een schot af. Bij degene die in eerste instantie
werd bedreigd treft de inmiddels gearriveerde politie het vuurwapen aan.
120
8.5 Samenvatting hoofdstuk 8
Jonge, veelal recent in Nederland geïmmigreerde mannen van Antilliaanse
afkomst lopen een hoog risico betrokken te raken bij vuurwapenincidenten.
Daarbij zijn twee hoofdoorzaken aan te wijzen.
* In de eerste plaats zijn de jonge Antilliaanse mannen die werden aange-
houden als verdachte van een vuurwapengerelateerd delict, in hoge mate
betrokken bij andere vormen van criminaliteit, met name betreffende
drugs en prostitutie. Zij vervullen daarin doorgaans de rol van dealer die
direct in contact staat met afnemers, danwel een rol als pooier. Deze acti-
viteiten werden in hoofdstuk 6 reeds in verband gebracht met een grote
behoefte aan een vuurwapen ten behoeve van de eigen veiligheid.
* De risico's op vuurwapengebruik worden vergroot door enerzijds de 'eer-
cultuur' die bij de betrokkenen een rol speelt. Beledigingen of vernede-
ringen in het openbaar kunnen niet anders dan met geweld worden beant-
woord. Anderzijds lijkt ook het gebrek aan niet-gewelddadige methoden
voor conflictoplossing een belangrijke rol te spelen. Dit komt onder meer
tot uitdrukking in de persistentie van conflicten, met wraak over en weer.
De betrokkenen zijn over het algemeen kort in Nederland, laag opgeleid
en hebben weinig banden met Nederland. Zij beschikken vaak niet over
een vaste woon- of verblijfplaats, maar verblijven bij vrienden of familie-
leden. Dit leidt onder meer tot een hoge mobiliteit.
* Tot slot kan worden geconcludeerd dat jonge Antilliaanse mannen in hoge
mate in staat zijn om scherpschietende vuurwapens te verkrijgen. Bij deze
groep worden relatief weinig gas-/alarm- of imitatiewapens aangetroffen.
Ook personen die nog maar zeer kort in Nederland zijn gearriveerd weten
snel de weg te vinden naar personen die scherpschietende vuurwapens
kunnen leveren.
121
122
9
Vuurwapengebruik bij relatieproblemen
9.1 Inleiding
Relatieproblemen kunnen niet worden beschouwd als een (min of meer) aparte
wereld in relatie tot vuurwapenbezit, zoals die in de voorgaande hoofdstukken zijn
geschetst. Relatieproblematiek, waarbij geweld aan de orde is, vormt daarvoor
een te algemeen probleem. Hoewel de vraag naar de exacte omvang van het
probleem van huiselijk geweld in Nederland moeilijk te beantwoorden valt zijn er
aanwijzingen dat het waarschijnlijk de meest voorkomende vorm van geweld
betreft84. Römkens vond eind jaren tachtig in een survey-onderzoek onder 1.000
respondenten, dat 11 procent van hen aangaf op dat moment (weleens) slachtoffer
te zijn van huiselijk geweld. In een bevolkingsonderzoek onder ruim 2.000
respondenten werd in 1997 vastgesteld dat 45 procent van alle Nederlanders
aangaf op enig moment in het leven slachtoffer te zijn geweest van huiselijk
geweld85.
Geweld in relaties wordt gekenmerkt door het vaak langdurige en ernstige
karakter. Voorts is het een misvatting dat relationeel geweld alleen zou voor-
komen onder bepaalde bevolkingsgroepen, of in specifieke (achterstands-
)buurten. Relationeel geweld komt in alle lagen van de bevolking voor. Ook de
kans dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een vuurwapen beperkt zich niet tot
specifieke werelden. In de emotionele omstandigheden die gepaard gaan met
84 Spapens A.C., C.E. Hoogeveen en C.A.M. Pardoel, De reactie van de politie op huiselijk geweld: stand van zaken, IVA Tilburg/WODC, Tilburg/Den Haag, 2001. 85 Dijk T. van, S. Flight, E. Oppenhuis en B. Duesmann, Huiselijk Geweld, Stafbureau Infor- matie, Voorlichting en Publiciteit, Ministerie van Justitie, Den Haag, 1997.
123
relationele problemen vormt elk bezitter van een vuurwapen, ook verlofhouders
die legaal over vuurwapens beschikken, een risico.
In dit hoofdstuk worden de uiteenlopende omstandigheden waarin bij relationeel
geweld gebruik kan zijn gemaakt van een vuurwapen geïllustreerd aan de hand
van een aantal cases, geordend naar het risico van escalatie van de proble-
matiek.
9.2 Relatieproblemen in combinatie met activiteiten in andere crimi-
nele werelden
Een hoog risico op het gebruik van een vuurwapen bij relatieproblemen kan
worden aangetroffen bij personen die reeds actief zijn met andere criminele
activiteiten, bijvoorbeeld in de drugswereld.
Vrouwen die aangifte doen van relationeel geweld maken met regelmaat
melding van het feit dat hun (ex-)partner over een vuurwapen beschikt of
gedreigd heeft een vuurwapen aan te zullen schaffen en te gebruiken. Aan deze
voorvallen kon in het onderhavige onderzoek slechts in beperkte mate aandacht
worden besteed, aangezien in die situaties de aanwezigheid van een vuurwapen
immers niet hard kon worden aangetoond. De verklaringen die door de
betrokken vrouwen worden afgelegd zijn niettemin zorgwekkend. Op basis van
een beperkte analyse van de antecedenten van de (ex-)partners die in het
onderhavige onderzoek is uitgevoerd kan vrijwel zonder uitzondering worden
vermoed dat in de afgelegde verklaringen niet wordt overdreven. In veel
gevallen heeft degene tegen wie aangifte wordt gedaan antecedenten in relatie
tot de Wet Wapens en Munitie of voor zware geweldsdelicten, vaak in combi-
natie met gebruik van alcohol of drugs. Uit de onderzochte voorvallen komt
regelmatig naar voren dat de politie op grond van de verklaringen van het
vrouwelijke slachtoffer van huiselijk geweld een zoeking uitvoert die een vuur-
wapen oplevert.
De volgende casussen zijn voorbeelden van gevallen waarin het relationele
geweld zich afspeelt in een context van andere criminele activiteiten.
124
Casus
De zaak betreft een verdachte waarbij sprake is van een complex van problemen. Hij wordt
in 2000 aangehouden vanwege het bezit van een pistool. Dit wapen wordt aangetroffen
naar aanleiding van een huiszoeking met betrekking tot een hennepkwekerij, die de
verdachte begonnen is vanwege schulden. De verdachte heeft op dat moment werk noch
uitkering, maar leeft van het inkomen van zijn vrouw. Het vuurwapen heeft hij zich
volgens eigen verklaring aangeschaft vanwege bedreigingen door een crimineel. De
verdachte heeft vele antecedenten vanwege geweldsdelicten, niet alleen binnenshuis, maar
ook buitenshuis. Politiemensen worden door hun collega's gewaarschuwd dat hij ook
tegenover hen gewelddadig kan zijn. Tenminste één relatie is beëindigd vanwege mishan-
delingen, waarvan het slachtoffer ook aangifte heeft gedaan. Ook in zijn nieuwe relatie
maakt hij zich regelmatig schuldig aan mishandeling, zo komt uit de politieregistratie naar
voren. Dit culmineert uiteindelijk in de moord op zijn echtgenote, die hij medio 2001
pleegt.
Ook (vermeend) overspel door de vrouwelijke partner kan een krachtige trigger
vormen met geweld tot gevolg. Zowel de partner als de man die er direct bij
betrokken is kan daarbij het slachtoffer worden. Ook in deze situaties geldt
echter dat dergelijke extreme reacties met name voorkomen in werelden waarin
op de één of andere manier binding is met het criminele milieu. Een voorbeeld
van een dergelijk geval is een moord gepleegd door een man op de (vermeende)
minnaar van zijn vriendin.
Casus
De zaak begint met een feestje in het criminele milieu waarbij onder andere stevig cocaïne
wordt gesnoven. Degene die verdacht wordt van de moord is daarbij aanwezig, evenals een
vriend van hem. Zowel de verdachte, zijn vriendin als de vriend kennen elkaar uit een
TBS-kliniek waar zij enige tijd verbleven in het midden van de jaren negentig. De
verdachte is op enig moment uit de kliniek ontsnapt, waarvoor hij later nog 13 maanden in
detentie heeft gezeten. Hij is in 1999 zelf neergeschoten in een coffeeshop en was
sindsdien volgens de verklaringen van getuigen 'niet meer zichzelf', onder meer door het
gebruik van cocaïne. Hij werd volgens verklaringen ook 'ziekelijk jaloers'. Aan het eind
van de avond gaat de verdachte naar huis en treft slapende bij zijn vriendin een jongen aan.
Argumenten dat deze alleen bij zijn vriendin gelogeerd zou hebben accepteert hij niet. Hij
neemt het slachtoffer mee naar het buitengebied en schiet hem neer. Vervolgens belt hij
zijn vriend die onmiddellijk naar hem toegaat en probeert sporen te laten verdwijnen, maar
vervolgens aangehouden wordt met het gebruikte vuurwapen op zak. Er rest hem weinig
anders dan een verklaring af te leggen.
Tot slot is het risico op het gebruik van een vuurwapen bij relatieproblemen
groter in die gevallen waarin sprake is van een combinatie met andere risico-
factoren, zoals het gebruik van alcohol en drugs, in het onderstaande voorbeeld
gecombineerd met eerdere activiteiten rondom de productie van softdrugs. Ook
het feit dat in de volgende casus een geweer wordt gebruikt is illustratief voor
125
relationeel geweld. Geweren spelen bij relationeel geweld vaker een rol,
enerzijds omdat doorgaans gebruik wordt gemaakt van een vuurwapen dat reeds
voorhanden is (het wordt meestal niet specifiek voor de gelegenheid gekocht),
anderzijds speelt de noodzaak om het vuurwapen niet zichtbaar te dragen
minder een rol wanneer het geweld zich binnenshuis afspeelt.
Casus
Een man slaat in huis alles kort en klein en mishandelt daarbij ook zijn vrouw en kinderen.
Even later loopt hij op het dak met een geweer in zijn handen. De aanleiding tot de
geweldsuitbarsting is dat de man geld steelt van het bedrijf dat eigendom is van zijn vrouw,
waarmee hij een maand daarvoor is getrouwd. Het gezin telt vier kinderen, waarvan drie
uit een eerdere relatie van de vrouw. De verdachte is aan cocaïne verslaafd en gebruikt het
geld om die gewoonte te bekostigen. Wanneer zijn vrouw hem daarop aanspreekt slaan de
stoppen door. Na de mishandeling en bedreiging met het geweer stapt hij in zijn auto en
rijdt weg. De gealarmeerde politie weet hem te achterhalen, klem te rijden en aan te
houden, echter niet voordat hij zijn vrouw nog enkele malen telefonisch heeft bedreigd.
De verdachte is reeds meerdere malen in aanraking geweest met de politie en justitie,
onder meer vanwege een aangetroffen hennepkwekerij. Daarvoor is hij veroordeeld tot 240
uur dienstverlening. Hij had zelf geen baan maar werkt mee in de zaak van zijn vrouw en
helpt in de huishouding. De verdachte gebruikt cocaïne vanwege de drukke werkzaam-
heden, 'om wakker te blijven'. Zelf heeft hij een schuld van 100.000 gulden vanwege een
mislukking met een eigen bedrijf. Het geweer, een .22cal. kogelgeweer, heeft hij volgens
zijn verklaring ooit gekocht om als souvenir op te hangen aan de muur. Hij beschikte niet
over munitie voor het vuurwapen.
9.3 Relatieproblemen in combinatie met andere risicofactoren
In relatieproblematiek kan ook sprake zijn van een combinatie met andere
risicofactoren. Kenmerkend voor deze gevallen is dat bij de verdachte vaak wel
sprake is van risicofactoren (alcoholverslaving, gebrek aan zinvolle dagbeste-
ding), maar dat zij niet eerder terzake gewelddadig gedrag met de politie in
aanraking hoeven te zijn geweest. Omgekeerd is het ook mogelijk dat de
verdachte wel eerder is aangehouden voor een geweldsdelict, maar dat er geen
sprake is van andere risicofactoren. Een voorbeeld van het eerste is een ruzie
tussen een vrouw en een man van middelbare leeftijd op een camping.
Casus
Een man en vrouw hebben korte tijd een relatie met elkaar gehad, maar de vrouw heeft die
uitgemaakt en is vervolgens met de auto weggereden. De volgende dag komt zij terug om
haar hond op te halen. Volgens de verklaring van de verdachte heeft hij die zonder verdere
problemen meegegeven. Het slachtoffer verklaart echter dat zij met een vuurwapen is
bedreigd. Vast staat dat zij in beschonken toestand bij de caravan van de verdachte
arriveerde en bij het wegrijden niet verder kwam dan de eerste hinderlijk in de weg staande
boom (al dan niet in het bezit van de betreffende hond, het proces-verbaal is daarover niet
duidelijk). Tegenover de politie verklaarde zij dat haar ex-vriend een vuurwapen in de
126
caravan had, welke de verbalisanten vervolgens vorderen bij de betrokkene, die het over-
handigt. De verdachte man is vaker in aanraking geweest met politie en justitie. In de
zomermaanden woont hij permanent op de camping. Hij heeft geen werk, maar een uit-
kering van de sociale dienst. Het wapen heeft hij volgens zijn verklaring nooit gebruikt,
maar oorspronkelijk gekocht om zichzelf van het leven te beroven omdat hij een aantal
jaren geleden depressief was. Zij ex-vriendin zou alleen hebben geweten dat hij het wapen
had en hem op die manier 'een oor proberen aan te naaien'.
Bij relatieproblematiek waarbij vuurwapens worden gebruikt is, evenals bij
sommige vormen van overvallen, van belang dat het wapen reeds voorhanden
is. Ook een vuurwapen dat al jarenlang in bezit is en nooit daadwerkelijk is
gebruikt, kan onder omstandigheden van relationeel geweld te voorschijn
komen. Bijvoorbeeld mishandeling van kinderen of incest kan de aanleiding
vormen tot een gewelddadige reactie waarbij het beschikbare vuurwapen wordt
gebruikt. Het volgende voorbeeld is daarvoor illustratief.
Casus
Bij dit incident brengt een vrouw haar ex-man om het leven. Het voorval speelt zich af op
een klein woonwagenkamp. Door de jaren heen komen in de politieregistratie voortdurend
meldingen terug over 'stevige' relationele ruzies en andere problemen op het desbetref-
fende woonwagenkamp. Het lijkt er op grond van de opeenvolgende mutaties niet op dat de
politie of hulpverleners daarop in de loop der tijd enig vat hebben gekregen. De verdachte
en haar ex-man zijn weliswaar uit elkaar, maar wonen nog op hetzelfde kampje. De
aanleiding tot het incident is dat één van de dochters van de verdachte die middag vertelt
over het feit dat haar vader haar langdurig misbruikt heeft in haar jeugd. De vrouw pakt
daarop een pistool dat zij om zichzelf te kunnen beschermen notabene van haar ex-man had
gekregen. Het wapen had jarenlang, doorgeladen en schietklaar, in een keukenkastje
gelegen. Ze wil haar ex-man om uitleg vragen en verklaart het vuurwapen te hebben
gepakt om zich eventueel te kunnen verdedigen, omdat ze weet dat haar ex 'behoorlijk
agressief kan zijn'. Wanneer ze haar ex-man bij het zwembad aantreft schiet ze hem
vrijwel onmiddellijk neer. 'Hij had zelf verteld dat als er ooit iets was ik alleen maar aan
de trekker hoefde te trekken', zo verklaart de verdachte. De man lijkt in eerste instantie
niet ernstig gewond te zijn, maar komt later niettemin te overlijden.
Mishandeling binnen een relatie van vrouwen of kinderen heeft niet alleen
impact op de slachtoffers zelf. Het kan ook voor familieleden de aanleiding
vormen om degene die verantwoordelijk is voor dit gedrag een lesje te leren.
Het spelen voor eigen rechter wordt in de praktijk vooral aangetroffen in
werelden waar men minder geneigd is een beroep te doen op de politie wanneer
er problemen zijn, maar deze zelf op te lossen.
127
Casus
De casus heeft betrekking op een schietincident met dodelijke afloop dat zich afspeelde
naar aanleiding van een conflict in zigeunerkringen. Hierbij werd een man om het leven
gebracht die was 'weggelopen' met een vrouw, maar zich niet hield aan de traditie met
haar te zullen trouwen. Daarbij mishandelde hij de vrouw en een kind uit een eerdere
relatie. De familieleden vermoedden tevens incest. Toen hij ook nog besloot zijn relatie in
de steek te laten en terug te keren naar zijn vrouw die hij eerder in de steek had gelaten
(het ging om een niet-zigeuner) en zich agressief opstelde richting de overige familieleden,
besloten die tot maatregelen. Een vuurwapen werd volgens hun verklaring speciaal voor de
gelegenheid aangekocht, waarop het schietincident volgde. De verdachte geeft zich vervol-
gens zelf aan bij de politie en legt een volledige verklaring af over de gebeurtenissen.
9.4 Relatieproblemen in combinatie met een beperkt risicoprofiel
Kenmerkend voor geweld tussen (ex-)partners waarbij een vuurwapen wordt
gebruikt of genoemd is de uiteenlopende achtergrond van de zaken. Zoals reeds
vermeld beperkt relationeel geweld zich niet tot specifieke lagen van de bevol-
king. In voorvallen waarin huiselijk geweld aan de orde is treffen we bijvoor-
beeld ook verlofhouders aan, die hun (ex-partner) met hun (tot op dat moment
legale) vuurwapen hebben bedreigd of beschoten. Overigens komt het ook voor
dat verlofhouders in die situaties uit voorzorg hun vuurwapens in bewaring
geven bij de politie, om te voorkomen dat zij ze mogelijk oneigenlijk zullen
gebruiken in een emotionele situatie. Dat risico is overigens ook niet ondenk-
beeldig in situaties waarin iemand een illegaal vuurwapen in bezit heeft, maar
dit nooit eerder heeft gebruikt. Hieronder een voorbeeld van een geval waarin
relatieproblemen leiden tot een vuurwapenincident, waarbij geen sprake is van
specifieke risicofactoren.
Casus
Een man loopt schietend met een pistool door een park. De gealarmeerde politie-
medewerkers blijven uitermate kalm, ondanks het feit dat de betrokkene zijn vuurwapen
niet wil afgeven en ook in het bijzijn van de politie nog enkele schoten afvuurt. Hij mag
zich gelukkig prijzen dat de betrokken politiemensen hun vuurwapens niet gebruiken.
Uiteindelijk geeft hij na veel vijven en zessen en discussie het vuurwapen af. Het gaat
volgens het proces-verbaal om een man die 'de weg kwijt is' na relatieproblemen met zijn
vrouw. De man woont al 30 jaar in Nederland en is nooit eerder in aanraking geweest met
de politie of justitie. Het vuurwapen heeft hij volgens zijn eigen verklaring reeds 12 jaar in
bezit en ooit gekocht in Hongarije
128
9.5 Samenvatting hoofdstuk 9
* Relatieproblemen vormen een belangrijke 'trigger' voor het gebruik van
een vuurwapen. Kenmerkend is dat het vuurwapen vaak om een andere
reden reeds aanwezig is. Het komt naar verhouding minder vaak voor dat
specifiek naar aanleiding van relatieproblemen een vuurwapen wordt
aangeschaft.
* Het risico dat een vuurwapen daadwerkelijk gebruikt wordt wanneer
sprake is van relatieproblematiek is het grootst wanneer bij de betrokke-
nen sprake is van betrokkenheid bij criminele activiteiten. Bij deze
categorie van verdachten is de kans ook groot dat het beschikbare vuur-
wapen op enig moment ook in een ander kader dan de relatieproblemen
zou zijn gebruikt.
* In de tweede plaats kan sprake zijn van het gebruik van het vuurwapen in
relatieproblemen door personen waarbij niet direct sprake hoeft te zijn van
andere criminele activiteiten, maar wel van andere risicofactoren. Met
name alcoholproblemen of een gebrek aan zinvolle dagbesteding spelen
daarbij een rol. Ook zijn de risico's groter in werelden waar men minder
geneigd is een beroep te doen op de politie (of hulpverlening) in geval van
problemen.
* Tot slot kan een categorie van verdachten met laag risico worden onder-
scheiden. Deze groep kenmerkt zich door het feit dat het vuurwapen
weliswaar om de één of andere reden aanwezig is in huis (bijvoorbeeld
legaal bezit), maar dat de kans op (illegaal) gebruik wanneer zich de
relatieproblemen niet hadden voorgedaan, beperkt kan worden geacht.
129
130
10
De omvang van het illegale
vuurwapenbezit in Nederland
10.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omvang van het illegale vuurwapenbezit
in Nederland. Het bezit van een illegaal vuurwapen is in technische termen een
'slachtofferloos' delict. Louter het bezit van een vuurwapen levert geen straf-
baar feit op waarvan een ander individu slachtoffer wordt, in psychische of
fysieke zin. De kans dat iemand hiervan melding maakt bij de politie is dan ook
navenant klein. Alleen de 'verdachte' zelf kan derhalve feitelijk inzicht bieden
in de vraag of hij een handvuurwapen bezit, maar die zal daartoe meestal niet
bereid zijn. Dit betekent ook dat men nooit de illusie kan koesteren dat dit
probleem aan de hand van onderzoeksgegevens definitief kan worden over-
wonnen. Langs verschillende wegen kunnen echter wel schattingen worden
gemaakt van de omvang van het illegale vuurwapenbezit. Een tweetal methoden
is daarvoor reeds in eerder Nederlands onderzoek gehanteerd. Ook in het
onderhavige onderzoek is langs een tweetal invalshoeken gepoogd een schatting
te maken van het illegale vuurwapenbezit. Eén daarvan is helaas gestrand op
een gebrek aan voldoende betrouwbare gegevens.
In het vervolg van dit hoofdstuk wordt beschreven hoe op welke wijze deze
schattingen van het illegale vuurwapenbezit zijn opgezet en tot welke resultaten
deze hebben geleid. Het betreft achtereenvolgens methodieken die zijn geba-
seerd op:
* de uitkomsten van de Internationale Slachtofferenquête (ISE).
131
* de uitkomsten van een schattingsmodel dat is gebaseerd op de methodiek
van 'vangst-hervangst'.
* het aantal inbeslag genomen handvuurwapens in Nederland.
* de omvang van de 'werelden' waarbinnen vuurwapens worden aangetrof-
fen en gebruikt.
10.2 Bevindingen uit eerder onderzoek
Omvangschattingen van het bezit van illegale vuurwapens in Nederland zijn in
de afgelopen jaren om te beginnen gemaakt aan de hand van enquêtegegevens.
In de internationale slachtofferenquête (International Crime Survey, ICS) is een
vraag opgenomen of iemand in het huishouden over een vuurwapen beschikt.
Dit onderzoek is in 1989 en 1996 gehouden in diverse landen, waarbij ook in
Nederland 2.000 huishoudens zijn bevraagd door middel van een telefonisch
interview. Nagevraagd is of in het huishouden een vuurwapen aanwezig is,
waarbij in de vraagstelling is aangegeven dat het een handvuurwapen dient te
betreffen (handgun, rifle of shotgun) en niet een luchtbuks (air gun)86.
Uit dit onderzoek komt naar voren dat in 1989 2 procent van de bevraagde
Nederlandse huishoudens een vuurwapen zegt te bezitten. Dit kan zowel een
legaal als een illegaal vuurwapen betreffen, omdat dit onderscheid in de
vraagstelling niet wordt gemaakt. Het vuurwapenbezit in Nederland is daarmee
het laagst van alle onderzochte landen87. In 1996 is het onderzoek herhaald,
waarbij de uitkomst is dat het vuurwapenbezit in Nederland 2,4 procent
bedraagt88. Van der Heijden en van Gils (2001) berekenen op basis van deze
percentages dat er in Nederland 146.065 huishoudens met minstens één legaal
of illegaal vuurwapen zouden moeten zijn. Op grond van schattingen van het
aantal legale sportschutters (70.000) zou dit betekenen dat omstreeks 75.000
vuurwapens daarvan daadwerkelijk illegaal zijn.
Deze schatting vormt een grove indicatie van het illegale vuurwapenbezit.
Zowel inhoudelijke als methodologische bezwaren kunnen hiertegen naar voren
worden gebracht. Het belangrijkste probleem is dat door de wijze van vraag-
86 Dijk J.M. van, P. Mayhew en M Killias, Experiences of Crime across the world, Key findings
of the 1989 International Crime Survey, Kluwer Law and Taxation Publishers, Deventer, p.
169.
87 Naast Nederland zijn dit Duitsland (op dat moment alleen West-Duitsland, Zwitserland, België,
Frankrijk, Spanje, Noorwegen, Finland, de Verenigde Staten, Canada, Australië en de verschil-
lende landen van het Verenigd Koninkrijk (England & Wales, Scotland, Northern Ireland), Dijk
J.M e.a.: 1989, p. 94.
88 Percentage vermeld door Van der Heijden P.G.M. en G. van Gils, Omvangsschattingen van
vuurwapenbezit, Tijdschrift voor Criminologie, 2000/2, pp. 154 164, p. 156.
132
stelling het niet duidelijk is of door de geïnterviewden ook een goed onder-
scheid wordt gemaakt tussen gas-, alarm- en scherpschietende vuurwapens. Er
kan van overschatting sprake zijn wanneer de beide eerstgenoemde categorieën
van vuurwapens worden meegeteld. Onderschatting van het werkelijke aantal
vuurwapens is evengoed mogelijk. Zo is het maar de vraag of de geënquêteer-
den een eerlijk antwoord hebben gegeven op de gestelde vraag, zeker wanneer
het een illegaal vuurwapen betreft. Het belangrijkste bezwaar is echter dat door
middel van de toegepaste methodiek (telefonische enquête) bepaalde bevol-
kingsgroepen slecht worden bereikt, niet in de laatste plaats die in de werelden
welke uit dit rapport naar voren komen als die waar primair sprake is van het
bezit van illegale handvuurwapens. Met enige voorzichtigheid kan worden
geconcludeerd dat een schatting op de bovenstaande wijze een indicatie geeft
van het illegale vuurwapenbezit bij de gemiddelde bevolking en om die reden
een ondergrens vormt van het feitelijke bezit. Anderzijds worden in deze
schatting wel vuurwapens meegerekend die mogelijk al jarenlang ergens op
zolder liggen, maar niet crimineel worden gebruikt.
Een tweede schattingsmethodiek is gebaseerd op een statistische methodiek van
'vangst en hervangst'. Deze methodiek is ontwikkeld in de biologie om de
omvang van een populatie van dieren te schatten. In Nederland is deze methode
toegepast door Van der Heijden en Van Gils (2001) om een schatting te maken
van een aantal slachtofferloze delicten, waaronder het bezit van vuurwapens.
Op basis van feitelijke waarnemingen, in dit geval aanhoudingen van verdach-
ten die in het bezit zijn van een vuurwapen, wordt berekend hoe groot de kans
is dat er sprake is van andere vuurwapenbezitters die niet zijn aangehouden. Op
grond van gegevens uit het HKS, betreffende artikel 26.1 van de Wet Wapens
en Munitie, over een periode van 1990 1993 wordt een schatting van het
illegale vuurwapenbezit gemaakt door deze auteurs. Dit levert een schatting op
van minimaal 80.000 vuurwapenbezitters voor de tijdsperiode van 1991 1993,
met uitzondering van de regio Rotterdam-Rijnmond.
De methodiek van vangst en hervangst heeft als belangrijk voordeel dat vuur-
wapens die niet feitelijk worden gebruikt niet in de schatting worden
meegenomen. Weliswaar is er altijd een kans dat een vuurwapen dat uit de
Tweede Wereldoorlog is overgebleven en al vijftig jaar op zolder ligt op enig
moment crimineel wordt gebruikt, maar in relatie tot criminaliteit en veiligheid
vormen deze wapens slechts een zeer klein risico. Er kleeft echter ook een
aantal nadelen aan de methodiek. De belangrijkste is dat alle aanhoudingen op
basis van artikel 26.1 van de Wet Wapens en Munitie worden meegenomen.
Hieronder vallen zowel categorie II als categorie III vuurwapens, dus niet
133
alleen scherpschietende vuurwapens maar ook gas- en alarmwapens. Imitatie-
wapens worden in theorie wel uitgesloten (deze vallen in categorie I). Echter bij
veel vuurwapenincidenten die in de politieregistratie zijn opgenomen is het niet
duidelijk of het om een scherpschietend, gas-/alarm- of imitatiewapen ging,
omdat het wapen niet feitelijk is aangetroffen. Op die basis kan geen adequate
schifting worden gemaakt naar type vuurwapen. Het bezit van scherpschietende
vuurwapens wordt door middel van deze methodiek derhalve sterk overschat. In
de tweede plaats maakt ook deze schatting geen onderscheid naar de achter-
grondkenmerken van de aangehouden verdachten. Er wordt derhalve niet ver-
disconteerd dat in bepaalde subculturen of binnen specifieke bevolkingsgroepen
het vuurwapenbezit aanzienlijk groter is dan gemiddeld89.
10.3 Schattingen op basis van inbeslagnamegegevens
De derde invalshoek voor schattingen van het illegale vuurwapenbezit die kan worden gehanteerd is het aantal inbeslag genomen vuurwapens. De gegevens die verzameld zijn in het onderhavige onderzoek bieden daarvoor een goede basis, omdat zeer veel aandacht besteed is aan het verkrijgen van zo compleet en betrouwbaar mogelijke gegevens. Daarnaast is aanvullende informatie verkregen over de wijze waarop vuurwapenbezitters en -gebruikers omgaan met het vuurwapen, waardoor nadere verfijningen kunnen worden aangebracht.
De basis voor schattingen op grond van inbeslagnames is de zogenaamde '10 procentsregel', oftewel de aanname dat van elk vuurwapen dat voorhanden is in het illegale circuit op enig moment ongeveer tien procent weer door de politie in beslag wordt genomen. Door de Nederlandse politie is in de jaren tachtig in de eerste plaats onderzoek gedaan naar diefstallen van vuurwapens bij legale wapenhandelaren. In die gevallen waren de aantallen ontvreemde wapen bekend, alsmede merk, type en serienummer. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat zo'n tien procent weer opdook na in beslag genomen te zijn door de politie. De regiopolitie Rotterdam-Rijnmond voerde dezelfde exercitie in de tweede plaats uit op een partij vuurwapens die tijdens opsporingsonderzoek was aangetroffen, waarbij eveneens bekend was hoeveel vuurwapens reeds illegaal waren doorverkocht. Het betreft daarbij de zaak Condor, welke door Spapens en Bruinsma (2002) in meer detail is beschreven. Ook uit dit onderzoek kwam naar voren dat de inbeslagnameratio zo'n tien procent betrof. Tot slot komt uit
89 Overigens zijn de samenstellers van deze methodiek zich hiervan bewust.
134
beschikbare literatuur naar voren dat de politie in onder andere Duitsland
dezelfde aanname hanteert90.
Hoewel het voorgaande nog niet wil zeggen dat de schattingsmethodiek hiermee
voldoende is gevalideerd, kan wel worden gesteld dat zij enigermate berust op
informatie die uit feitelijke onderzoeken van de politie naar voren komt. Nadeel
is uiteraard het beperkte aantal gevallen waarin bij de politie de volledige
omvang van een partij illegale vuurwapens bekend is. Ook kunnen problemen
als gebrekkige registratie of onvoldoende inzicht in vuurwapens uit de des-
betreffende partijen die mogelijkerwijs in het buitenland in beslag zijn geno-
men, roet in het eten gooien. Daartegenover staat dat aan de hand van andere
gegevens die in het onderhavige onderzoek zijn verkregen de 10-procentsregel
op enkele punten nader kan worden verfijnd.
Een eerste verfijning is dat rekening gehouden kan worden met het aantal
vuurwapens dat als onderdeel van grotere partijen in beslag is genomen tijdens
opsporingsonderzoek. Uit het uitgevoerde onderzoek is om te beginnen geble-
ken dat in Nederland in de periode 1998 tot en met 2000 in totaal 7.170
scherpschietende vuurwapens in beslag zijn genomen door de politie. Ongeveer
500 vuurwapens zijn in die periode in grotere partijen in beslag genomen
tijdens opsporingsonderzoek. Daarbij is de werkelijke omvang van de partij
verhandelde vuurwapens bekend en is de 'tienprocentsregel' derhalve niet van
toepassing.
Een tweede verfijning is dat rekening gehouden kan worden met vuurwapens
die vrijwillig worden ingeleverd. Op basis van de informatie uit het onderzoek
worden geschat dat ongeveer een vijfde deel van de door de politie geregi-
streerde vuurwapens vrijwillig is ingeleverd. Tenminste de helft daarvan is niet
crimineel gebruikt, maar overgebleven uit de Tweede Wereldoorlog of uit
nalatenschap, in bewaring gegeven, et cetera (zie hoofdstuk 4). Ook bij deze
vuurwapens gaat de tienprocentsregel waarschijnlijk niet op.
Deze twee verfijningen in aanmerking nemend en rekening houdend met het feit
dat de registratie van in beslag genomen vuurwapens onvolkomenheden kent
(zie hoofdstuk 4) kan worden geschat dat tussen 1998 en 2000 ongeveer 60.000
75.000 vuurwapens in Nederland zijn verhandeld in het criminele circuit.
Gemiddeld gaat het derhalve om een aantal van ruim 20.000 25.000 per jaar.
De ondergrens wordt bepaald door het feitelijke aantal geregistreerde in beslag
genomen vuurwapens. De bovengrens wordt bepaald door een schatting op
90 Sagramoso D., The proliferation of Illegal Small Arms and Light Weapons in and around the European Union, Centre for Defence Studies, Kings College, University of London, July 2001.
135
basis van de regio's die beschikken over een registratie die als uitstekend is
gekwalificeerd.
Als derde stap dient te worden bepaald wat de omloopsnelheid van vuurwapens
in het criminele circuit is. Uit de onderzoeksgegevens blijkt dat het grootste
deel van de vuurwapens die voor crimineel gebruik zijn aangewend (88
procent), binnen vijf jaar na aanschaf is gebruikt ten behoeve van een crimineel
feit. Op basis hiervan kan worden aangenomen dat de kans dat een vuurwapen
daadwerkelijk wordt gebruikt na een periode van vijf jaar sterk afneemt. Op
grond hiervan wordt aangenomen dat de bulk van de vuurwapens in het illegale
bezit, waarbij een reële kans bestaat dat ze zullen worden gebruikt, de optelsom
betreft van de handvuurwapens die in de laatste vijf jaar Nederland zijn binnen-
gebracht, minus het aantal vuurwapens dat door de politie in beslag is
genomen. Op basis van deze aanname kan worden geschat dat het aantal
illegale vuurwapens in Nederland op dit moment tussen de 85.000 en 125.000
exemplaren bedraagt.
Aan deze schatting van de omvang van het vuurwapenbezit ontbreken twee
elementen. Ten eerste is een onbekend aantal vuurwapens illegaal voorhanden
dat langer dan vijf jaar niet gebruikt is. Naar dit aantal kan slechts worden
gegist, aangezien inbeslagnamegegevens over een langere tijdsperiode dan
vanaf 1993 niet voorhanden waren. Ten tweede worden vuurwapens die door
criminele gebruikers zelf uit circulatie zijn genomen niet meegerekend. Te
denken valt dan aan vuurwapens die men heeft laten 'verdwijnen' na een
crimineel feit of vuurwapens die defect zijn geraakt. Hoe groot dit aandeel is
valt niet te schatten.
10.4 Schattingen van de 'markt' voor illegale vuurwapens
Bij de voorgaande schattingen is uitgegaan van methoden die primair gebaseerd zijn op self report gegevens, danwel gevallen waarin een overtreding van de Wet Wapens en Munitie heeft plaatsgevonden, danwel de aantallen vuurwapens die in beslag genomen zijn door de politie. Een alternatieve benadering is een vraaggerichte aanpak, met andere woorden: na te gaan waar met name behoefte bestaat aan vuurwapens en vervolgens te schatten hoe groot de omvang van de 'markt' is. Deze methode levert derhalve geen inzicht op in de omvang van het illegale vuurwapenbezit, maar wel in de verspreiding van vuurwapens waarmee opsporingsinstanties en beleidsmakers rekening moeten houden.
136
Zoals in hoofdstuk 5 is beschreven kan een drietal 'werelden' primair worden
aangeduid als hoog risicovol in relatie tot vuurwapenbezit en vuurwapen-
gebruik. Deze werelden nemen omstreeks 80 procent van het aantal vuurwapen-
gerelateerde delicten voor hun rekening, zo blijkt uit de onderzoeksgegevens.
Daarnaast is sprake van (illegaal) vuurwapenbezit in bredere lagen van de
bevolking, waarbij de risico's op daadwerkelijk gebruik van de vuurwapens
aanzienlijk kleiner zijn. Voor opsporingsinstanties en beleidsmakers zijn uiter-
aard vooral de vuurwapens interessant waarvan de kans relatief groot is dat er
daadwerkelijk gebruik van wordt gemaakt. Een schatting van de hoeveelheid
bezitters en gebruikers met een hoog risico kan dan ook aanknopingspunten
bieden. Met dat vertrekpunt is dan ook een poging gedaan om de omvang van
de verschillende werelden in kaart te brengen. Helaas dient op voorhand te
worden vastgesteld dat deze inspanningen niet geleid hebben tot een afgeba-
kende schatting. De profielen van de groepen waar de behoefte aan vuurwapens
het grootst is konden weliswaar tamelijk gedetailleerd worden afgebakend. Het
ontbreekt vooral aan goede cijfers over de omvang van deze groepen
('werelden') en de verschillende segmenten die daarbinnen kunnen worden
onderscheiden. Enerzijds ontbreken registratiegegevens, anderzijds is empirisch
onderzoek onvoldoende voorhanden. In het kader van het onderhavige onder-
zoek zou het veel te ver voeren om behalve schattingen van de omvang van de
illegale vuurwapenmarkt te vervaardigen, ook nog te proberen te bepalen
hoeveel drugsdealers in Nederland actief zijn, hoeveel georganiseerde criminele
groeperingen actief zijn, et cetera91. In het vervolg van deze paragraaf volgt een
beknopte uiteenzetting van de bevindingen die zijn gedaan.
Drugswereld
Vuurwapens worden in bijna de helft van de gevallen aangetroffen bij verdach-
ten die zich bewegen in de wereld van drugs. Dit betreft zowel gebruikers als
handelaars, of personen waarop beide van toepassing is. Een specifieke cate-
gorie die kan worden onderscheiden betreft de eigenaars van coffeeshops.
Volgens informatie uit de Nationale Drugsmonitor bedraagt het geschatte aantal
opiaatverslaafden in Nederland 25.000 29.000 personen. Schattingen omtrent
cocaïnegebruik komen uit op 27.000 recente gebruikers. Het aantal cannabis-
gebruikers wordt geschat op 323.000 personen92. Deze laatste categorie heeft
weinig relevantie voor vuurwapenbezit. Die kan immers met name in verband
91 Het laatstgenoemde punt is overigens niet voor niets al een decennium lang onderwerp van
controverse.
92 Nationale Drugsmonitor Jaarbericht 2000, p. 23. en p. 49.
137
worden gebracht met het gebruik van opiaten. Gebruikers van cocaïne die
werden aangehouden in relatie tot vuurwapenbezit zijn doorgaans tevens actief
in de drugshandel, -productie of smokkel.
Een schatting van het aantal actieve dealers in harddrugs komt uit op ongeveer
3000 - 5000. Deze schatting is gebaseerd op de constatering dat elke dealer van
harddrugs zo'n 10 20 personen bedient, zoals uit Amerikaans onderzoek naar
voren komt93. Dealers in partydrugs (met name XTC) worden hier niet mee-
gerekend.
De handel in softdrugs speelt zich in Nederland grotendeels af in (gedoogde)
coffeeshops94. Een schatting van het aantal verkooppunten bedraagt 840 offi-
cieel gedoogde coffeeshops en daarnaast nog 1.450 illegale verkooppunten van
softdrugs95.Het aantal coffeeshops, inclusief de illegale verkooppunten,
bedraagt derhalve naar schatting 2.300.
De optelsom van het aantal dealers in harddrugs en het aantal coffeeshop-
houders leidt tot een schatting van omstreeks 5000 - 10.000 personen, die actief
zijn in deze branches.
Met de drugsdealers, oftewel degenen die daadwerkelijk in contact staan met de
afnemers, is echter nog niet de hele drugswereld in beeld. Andere personen zijn
betrokken bij de productie van bepaalde typen harddrugs (in Nederland
synthetische drugs) en bij de logistiek van de smokkel van cocaïne en heroïne
naar Nederland. Het aantal personen dat daarbij betrokken is kan slechts bij
benadering worden geschat. Het aantal criminele groeperingen dat zich in
Nederland bezighoudt met de productie en smokkel van drugs is al lange tijd
onderwerp van schattingen en speculaties. Een bevredigende uitkomst heeft
deze discussie helaas (nog) niet opgeleverd.
Een laatste invalshoek is uit te gaan van het aantal veroordelingen voor drugs-
handel. Uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat het
aantal eindbeslissingen in rechtbankstrafzaken per jaar omstreeks 4.850
bedraagt. Het aantal eindbeslissingen voor softdrugshandel loopt eind jaren
93 Tonry M. en J. Wilson eds, Drugs and Crime, The University of Chicago Press, Chicago and
London, 1990. p. 171.
94 Er zijn overigens wel berichten dat ook de illegale straathandel weer de kop opsteekt, als gevolg
van het strengere beleid ten aanzien van coffeeshops dat in veel gemeenten wordt gevoerd. Zie
bijvoorbeeld de Volkskrant, 6 mei 2000, Markt overspoeld met 'baggerwiet'.
95 Ibid.
138
negentig sterk op en bedraagt in 1999 een aantal van 2.570 zaken96. Per jaar
worden omstreeks 7.500 personen veroordeeld voor de handel in hard- en
softdrugs, zo blijkt uit CBS-gegevens. Hoeveel personen niet zijn veroordeeld
is echter niet te achterhalen. Volgens een krantenbericht zou het aantal perso-
nen dat zich in Nederland actief bezighoudt met hennepkwekerij alleen al
100.000 personen bedragen.
De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat een schatting van het aantal
personen dat actief is in de drugswereld, te beginnen bij degenen die in direct
contact met de klant staande dealers en te eindigen met degenen die verant-
woordelijk zijn voor de productie van de drugs of het binnensmokkelen ervan in
Nederland, een studie op zich zou vergen. Op dit moment kan niet meer
worden gezegd dan dat meerdere tienduizenden tot enkele honderdduizenden
Nederlander op enigerlei wijze actief zijn in het drugscircuit. Vast staat echter
dat zij in belangrijke mate de afzetmarkt voor handvuurwapens bepalen.
De wereld van de overvallers
De tweede belangrijke 'wereld' waar vuurwapens in gebruik zijn is die van de
overvallers. Ongeveer veertig procent van de verdachten die in het bezit van
een vuurwapen worden aangetroffen wordt aangehouden in relatie tot een
overval of straatroof. Ongeveer de helft van de gebruikte vuurwapens is scherp-
schietend. Ongeveer een kwart van de overvallers is drugsverslaafd.
Informatie uit het Landelijk Overvallen Registratie Systeem (LORS) wijst uit
dat in de vijf jaar tussen 1996 en 2000 in totaal 6.348 overvallen werden
gepleegd waarbij tenminste één persoon een vuurwapen heeft gebruikt. In 1998
werd onderzoek verricht naar de achtergrond van overvallers waarbij 8.000
personen werden onderzocht die tussen januari 1988 en januari 1998 betrokken
waren bij het plegen van een overval, waarbij al dan niet een vuurwapen werd
gebruikt97. Uit de resultaten van dat onderzoek valt voorts af te leiden dat de
eerste twee jaar bepalend zijn voor de vraag of de overvaller uitgroeit tot een
'professional'. Het delict straatroof wordt in de statistieken van het LORS niet
bijgehouden. Uit het onderhavige onderzoek komt naar voren dat tussen 1998
en 2000 in totaal 3.779 overvallen werden gepleegd waarbij een vuurwapen is
gebruikt.
96 Informatie via http://www.cbs.nl.. Er kan vanuit worden gegaan dat het overgrote deel van deze
strafzaken overtredingen van de Opiumwet betreft die de handel in, productie van of smokkel
van drugs betreft.
97 Klerks P., 8.000 overvallers op een rij, via http://minjust.nl/b_organ/overvalc.
139
Het maken van een schatting van het aantal overvallers en straatrovers dat op
enig moment actief is, is een moeilijk probleem. Met name de wereld van
overvallers is sterk in beweging. Jaarlijks wordt meer dan 80 procent van de
overvallen gepleegd door debutanten, die voor een belangrijk deel geen gebruik
(kunnen) maken van een scherpschietend vuurwapen98. Op basis van een
beperkte analyse van informatie die beschikbaar is over overvallers, uitgevoerd
in het kader van het onderhavige onderzoek blijkt dat ongeveer 50 procent van
alle overvallen gepleegd wordt met een niet scherpschietend vuurwapen99. Voor
straatroof ligt dit percentage nog aanzienlijk hoger. Het aandeel overvallers dat
verslaafd is aan harddrugs bedraagt ongeveer 25 procent, zo kan worden afge-
leid uit de resultaten van het onderhavige onderzoek. Daarnaast blijkt uit cijfers
van de politieregio Rotterdam-Rijnmond dat Antilliaanse jongeren sterk over-
vertegenwoordigd zijn als het gaat om overvalcriminaliteit en straatroof.
Geconcludeerd kan derhalve worden dat er sprake is van nogal wat overlap met
andere categorieën waarin sprake is van een hoog risico.
In vergelijking met de drugswereld is het aantal overvallers dat zich regelmatig schuldig maakt aan berovingen met behulp van vuurwapens waarschijnlijk aanzienlijk kleiner. Daarbij moet echter in aanmerking worden genomen dat sprake is van een aanzienlijk 'dark number'. Degenen die zich bezighouden met het beroven of rippen van collega-criminelen zullen immer niet gemakkelijk worden aangegeven bij de politie. Gezien de angst hiervoor, niet alleen in de drugswereld maar bij praktisch iedereen die zich begeeft in semi-legale of illegale activiteiten, valt te vermoeden dat het hierbij een substantieel probleem betreft. Hoewel het waarschijnlijk gaat om een groep van ten hoogste enkele duizenden 'predators' is de impact die zij uitoefenen op de behoefte aan vuur- wapens bij andere personen die actief zijn in het criminele circuit aanzienlijk.
Jonge recent geïmmigreerde Antilliaanse mannen
Recent in Nederland geïmmigreerde jonge mannen van Antilliaanse afkomst
vormen in termen van vuurwapencriminaliteit een derde belangrijke risico-
groep. De totale Antilliaanse bevolkingsgroep in Nederland omvat 117.000
personen. Slechts een beperkt deel van de totale bevolkingsgroep, namelijk de
hierboven genoemde groep, is betrokken bij vuurwapendelicten. Omtrent de
omvang van de recente immigratie van jonge mannen vanuit de Nederlandse
Antillen in Nederland zijn geen gedetailleerde gegevens voorhanden. Op basis
van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat de totale
98 Ibid.
140
immigratie (mannen en vrouwen) vanuit de Nederlandse Antillen stijgende is
van 7600 personen in 1998, naar 8800 mensen in 1999, naar 10.200 personen
in 2000. Een onbekend deel van deze immigratie betreft jonge mannen die in
Nederland binnen de gesignaleerde risicocategorie vallen.
Een belangrijk probleem bij het schatten van de omvang van deze groep is dat
zij waarschijnlijk grotendeels opgaat in andere risicogroepen. Jonge recent
geïmmigreerde Antilliaanse mannen zijn in hoge mate betrokken bij de meest
risicovolle activiteiten in de drugs- en prostitutiewereld (dealen van harddrugs
en pooierswerk). Daarnaast maken zij zich bovengemiddeld schuldig aan
overvalcriminaliteit en straatroof. Op basis van de gegevens van het Centraal
Bureau voor de Statistiek is het helaas onmogelijk om te bepalen in welke mate
deze probleemgroep in de laatste jaren naar Nederland is gekomen en welk
aantal personen met een vergelijkbare problematiek al langer in Nederland
verblijft. Bij benadering kan worden gesteld dat de totale risicogroep enkele
tienduizenden personen omvat.
Met deze drie groepen kan worden gesteld dat het grootste deel van de gevallen
waarin een vuurwapen wordt aangetroffen, danwel gebruikt wordt gedekt.
Tezamen zijn zij immers betrokken bij 80 procent van de vuurwapengerela-
teerde delicten en dus beleidsmatig het meest van belang. Een 'natte vinger'
schatting van deze markt komt uit op afzetmogelijkheden voor enkele honderd-
duizenden vuurwapens. Hoeveel inwoners van Nederland daarnaast een vuur-
wapen zouden willen bezitten wanneer die mogelijkheid legaal zou worden
geboden is een vraag waarop wij het antwoord schuldig moeten blijven.
10.5 Samenvatting hoofdstuk 10
In dit hoofdstuk is vanuit een aantal invalshoeken de omvang van het illegale
vuurwapenbezit in Nederland geschat. Deze methodieken hebben allen hun
specifieke voor- en nadelen.
Allereerst is nagegaan welke uitkomsten eerder onderzoek naar de omvang van
het illegale vuurwapenbezit in Nederland hebben opgeleverd. Een schatting op
basis van uitkomsten van enquêtegegevens uit de Internationale Slachtoffer-
enquête komt uit op een aantal van omstreeks 75.000 vuurwapens die in illegaal
bezit zijn. Aan de hand van een statistische methode (vangst/hervangst) komen
99 Dit cijfer is gebaseerd op een analyse van registratiegegevens in vier politieregio's.
141
de onderzoekers Van der Heijden en Van Gils tot een schatting van 80.000
vuurwapens. Beide methoden hebben als nadeel dat zij geen (volledig) onder-
scheid maken tussen scherpschietende vuurwapens enerzijds en niet-scherp-
schietende vuurwapens anderzijds. Deze methodieken zouden dus beiden moe-
ten leiden tot een aanzienlijke overschatting van het illegale vuurwapenbezit.
Een derde schattingsmethode is gebaseerd op het aantal inbeslag genomen vuurwapens. Het voordeel van het onderhavige onderzoek is dat enerzijds een zo zorgvuldig mogelijke gegevensverzameling heeft plaatsgevonden met betrek- king tot de inbeslagname. Anderzijds kon ook kwalitatieve informatie worden verzameld om schattingen te kunnen verfijnen, zoals de periode tussen aanschaf en gebruik van het vuurwapen en het aandeel van de vuurwapens dat in grotere partijen werd aangetroffen. Aan de hand van het ervaringsgegeven van de politie dat 10 procent van de illegale vuurwapens op enig moment weer in beslag genomen wordt kan op basis van het feitelijke aantal aangetroffen vuurwapens een inschatting worden gemaakt van de omvang van het illegale vuurwapenbezit. Deze schatting komt uit op 85.000 125.000 scherpschietende vuurwapens. Deze methodiek heeft als belangrijkste nadeel dat de uitstroom van het illegale bezit, oftewel vuurwapens die defect raken of door de gebruikers zelf worden vernietigd of op een andere manier buiten gebruik worden gesteld, niet goed kan worden meegenomen. Deze schatting kan derhalve eerder als een boven- dan als een ondergrens worden beschouwd.
In dit hoofdstuk is tevens een poging gedaan om in kaart te brengen hoe groot de vuurwapenmarkt feitelijk is. Uit het onderzoek zijn enkele saillante profielen naar voren gekomen van 'werelden' waarbinnen de kans op bezit van een vuur- wapen groot is. Helaas blijkt het op basis van beschikbare statistische infor- matie slechts bij benadering mogelijk om het aantal personen binnen deze werelden te schatten. Teveel gegevens ontbreken echter om tot zinvolle schat- tingen van de omvang van de vuurwapenmarkt te kunnen komen.
142
11
Handel in illegale vuurwapens
in Nederland
11.1 Inleiding
In hoofdstuk komt de vraag aan de orde wat de omvang is van de illegale
handel in vuurwapens in Nederland. De vraag hoe de vuurwapens in Nederland
terechtkomen is geen onderdeel van de onderzoeksopdracht. Voor een goed
begrip van de wijze waarop de binnenlandse handel functioneert is het echter
nodig om kort te schetsen hoe vuurwapens naar Nederland worden gesmokkeld.
Daarnaast wordt ingegaan op de wijze waarop de vuurwapens worden verhan-
deld en wie de handelaars zijn.
Bij de beantwoording van deze vragen dient onderscheid te worden gemaakt
tussen drie categorieën vuurwapens, namelijk:
1. Imitatiewapens die geschikt zijn voor be- en afdreiging, bijvoorbeeld
plastic speelgoedwapens, veerdrukwapens (balletjespistolen) en gasdruk-
wapens.
2. Gas- en alarmwapens, eveneens geschikt voor be- en afdreiging, maar
tevens geschikt voor het afschieten van knal- of gaspatronen.
3. Scherpschietende
vuurwapens.
Voorop staat dat in Nederland zelf geen vuurwapens geproduceerd worden die
volgens de Wet Wapens en Munitie als illegaal gelden100. Voorts mogen vuur-
wapens in Nederland niet worden verkocht tenzij men verlofhouder is, met
100 Afgezien van enkele opmerkelijke stukjes huisvlijt (soms scherpschietend) die door de politie in
beslag worden genomen.
143
uitzondering van bepaalde typen alarmwapens. Het gaat hierbij om alarm-
pistolen die geen loop hebben, welke soms worden aangeboden door postorder-
bedrijven of in winkels verkrijgbaar zijn. Ook natuurgetrouwe kopieën van
scherpschietende vuurwapens mochten tot en met 2001 als gasdruk- of alarm-
wapen worden verkocht, zij het in afwijkende kleuren zoals rood of groen.
Deze wapens werden in sommige gevallen door de eigenaar overgespoten met
zwarte of grijze verf, om ze beter voor bedreiging geschikt te maken101.
Inmiddels is de Wet Wapens en Munitie aangepast om ook de verkoop van dit
type vuurwapens aan banden te leggen. Deze wijziging vloeide met name voort
uit het feit dat ook producenten van scherpschietende vuurwapens zijn over-
gegaan tot de verkoop van vuurwapens in afwijkende kleuren102.
11.2 'Import' van vuurwapens in Nederland
Het feit dat Nederland geen eigen vuurwapenproductie kent betekent dat het
overgrote deel van de in Nederland illegaal gebruikte vuurwapens uit het
buitenland afkomstig is. De wijze waarop deze wapens in ons land worden
ingevoerd verschilt echter sterk per type vuurwapen. Imitatiewapens, gas- en
alarmwapens en scherpschietende vuurwapens leggen verschillende trajecten af,
die ook gevolgen hebben voor de wijze waarop deze wapens worden verhan-
deld. In het volgende schema wordt dit geïllustreerd.
101 Overigens komt het in incidentele gevallen ook voor dat bedreiging zijn uitgevoerd met een
vuurwapen in de kleur rood.
102 In sommige andere EU-landen, waaronder Duitsland, gelden deze restricties voor kleur
overigens niet en kunnen dezelfde wapens worden gekocht in kleuren die gebruikelijk zijn voor
scherpschietende vuurwapens.
144
Schema 11.1 Overzicht import en verkoop van vuurwapens, gas-, alarm- en
imitatiewapens.
Georganiseerde smokkel van scherpe
vuurwapens uit een bronland
`Importeur'
Individuele
import
Tussenpersonen Vakantielanden (imitatiewapens)
Diverse landen (scherpe wapens)
Afnemers Duitsland/België (gas- /alarmwapens)
Internet
(gas-/alarmwapens en
imitatiewapens)
Doorverkoop/uitleen
Scherpschietende vuurwapens worden voor het grootste deel op georganiseerde
wijze Nederland binnengesmokkeld, althans voor zover uit de verklaringen van
aangehouden verdachten kan worden opgemaakt. In het vervolg van dit hoofd-
stuk komen we daarop terug. Degenen die verantwoordelijk zijn voor de
smokkel leveren de vuurwapens aan handelaren, die vervolgens rechtstreeks of
via tussenpersonen zorgen voor de afzet aan de eindgebruikers.
Daarnaast wordt een kleiner deel van de scherpe vuurwapens direct vanuit het
buitenland geïmporteerd door de eindgebruikers. Dit betekent over het alge-
meen dat wapens zelf naar Nederland worden gesmokkeld, bijvoorbeeld vanuit
België of Spanje, waar ze zijn gekocht in het criminele circuit of gekregen. Dat
laatste werd bijvoorbeeld genoemd door een verdachte van drugssmokkel: hij
had het wapen van een Spaanse 'zakenrelatie' gekregen als souvenir.
Vuurwapens komen incidenteel ook wel in goederenzendingen ons land
145
binnen103. Een voorbeeld hiervan is een geval waarin een persoon een container
met bezittingen ontving van een in de Verenigde Staten overleden familielid,
waarin zich ook enkele vuurwapens bleken te bevinden. Een ander voorbeeld
betreft een man van Bosnische herkomst, die bij zijn vlucht naar West-Europa
een vuurwapen mee was gegeven door een vriend, 'omdat je immers nooit kunt
weten wat er gebeurt'. Hij had dit wapen altijd in zijn bezit gehouden, maar er
overigens nooit gebruik van hoeven maken. Er was ook geen sprake van
eerdere contacten met de Nederlandse politie. Het wapen werd aangetroffen
toen het per ongeluk uit een meubelstuk viel tijdens een verhuizing.
Gas en alarmwapens en imitatiewapens worden in belangrijke mate door de
'eindgebruikers' zelf aangeschaft in een land waar deze typen wapens vrij
mogen worden verkocht. Imitatiewapens worden voor het grootste deel door de
gebruikers zelf gekocht in vakantielanden zoals Spanje en Turkije of besteld via
het Internet in bijvoorbeeld Groot-Brittannië. Gas-/alarmwapens schaft men met
name aan in Duitsland en België, waar dergelijke wapens vrij mogen worden
verkocht104. Wanneer het begrip 'binnenlandse handel' wordt opgevat als een
netwerk dat de afzet verzorgt van goederen die in partijen in Nederland zijn
ingevoerd, is van een substantiële illegale binnenlandse handel in imitatie-
wapens en gas-/alarmwapens in Nederland geen sprake. Niettemin worden
soms grotere partijen imitatiewapens (30 stuks of meer) aangetroffen. Kermis-
sen zijn daarbij de belangrijkste vindplaatsen. De regiopolitie Brabant Zuid-
Oost nam in 1999 bijvoorbeeld in totaal 76 imitatiewapens in beslag op de
kermis van Eindhoven, op een totaal van 132 geregistreerde imitatiewapens in
dat jaar. Ook in andere regio's worden tijdens controles partijen in beslag
genomen. 'De jeugd heeft het meteen door wanneer ergens goed lijkende
imitatiewapens gewonnen kunnen worden. Ze zijn dan ook in een mum van tijd
weg. Kermisexploitanten nemen bewust het risico vanwege de omzet, omdat ze
weten hoe populair die dingen zijn. Als we ze controleren weten ze zogenaamd
niet dat natuurgetrouwe modellen van vuurwapens in Nederland verboden zijn',
aldus een politiefunctionaris.
Imitatiewapens vertegenwoordigen een lage waarde. Plastic imitatiewapens
kunnen in Spanje bijvoorbeeld vanaf 10 25 worden gekocht. Deze wapens
worden dan ook niet alleen aangetroffen bij personen die betrokken zijn bij
criminele activiteiten, maar bijvoorbeeld ook bij jongeren in de leeftijd van 11
103 Het betreft hier alleen niet georganiseerde smokkel van vuurwapens. Uiteraard maken ook
georganiseerde groeperingen gebruik van deze methode.
104 Zie Spapens A.C. en M.Y. Bruinsma: 2002.
146
tot omstreeks 17 jaar, die ze als aantrekkelijk speelgoed beschouwen. Vooral
nadat men in de zomer is teruggekeerd van vakantie houdt de politie regelmatig
jongeren aan die met zogenaamde balletjespistolen op straat spelen, op
verkeersborden schieten, of ze aan vriendjes laten zien. Ook op scholen worden
dergelijke pistolen regelmatig in beslag genomen, omdat er mee wordt gespeeld
of omdat ze aan medeleerlingen worden getoond. Het komt echter ook voor dat
medeleerlingen met dergelijke wapens worden bedreigd, zij het incidenteel.
Imitatiewapens worden daarnaast regelmatig (onder elkaar), doorverkocht of
weggegeven wanneer het wapen niet meer functioneert105. De 'handel' in dit
type wapens is beperkt. Soms vraagt men vrienden of vriendinnen die naar
Spanje op vakantie gaan om daar een imitatiewapen te kopen en mee te
brengen.
Gas- en alarmwapens zijn in dit verband van een ander kaliber. Om te beginnen
vormen deze wapens een tamelijk natuurgetrouwe benadering van een scherp-
schietend vuurwapen. Ze zijn bijvoorbeeld van metaal gefabriceerd en zijn qua
gewicht vergelijkbaar met een scherpschietend vuurwapen. Voorts bevatten
deze wapens een patroonhouder en lijken de patronen (knal of gas) voor de leek
behoorlijk veel op scherpe patronen. Deze wapens kunnen op dezelfde wijze
worden doorgeladen als een scherpschietend vuurwapen. Door de fabrikanten
worden deze wapens dan ook regelmatig aangeprezen als 'natuurgetrouwe
kopieën'. Soms worden deze wapens gefabriceerd door firma's die zowel
scherpschietende als gas-/alarmwapens maken, vaak ook om economische
redenen106. De prijsstelling van deze wapens is dienovereenkomstig hoger. Het
goedkoopste gas-/alarmwapen kost ongeveer 100. De prijzen kunnen oplopen
tot 300.
Ofschoon het Nederlandse justitiële beleid in sommige gevallen aanzienlijk
liberaler is dan in de overige Europese landen is het omgekeerde het geval als
het om gas- en alarmwapens gaat. In Duitsland en België, alsmede in vele
andere Europese landen, is dit type wapen vrij te koop voor personen van 18
jaar en ouder. De gas- en alarmwapens die in Nederland in beslag worden
105 De meeste pistolen die in deze categorie beslag genomen worden zijn zogenaamde veerdruk-
wapens waarmee kleine plastic balletjes kunnen worden afgeschoten. Het mechanisme is
doorgaans niet van al te beste kwaliteit en raakt vaak al gauw defect.
106 Sinds het einde van de koude oorlog is enerzijds de markt voor handvuurwapens aanzienlijk
kleiner geworden. Anderzijds gaan ook minder wapens verloren omdat er minder 'kleine'
oorlogen worden uitgevochten, waarmee de noodzaak tot vervangingsaankopen kleiner is dan
voorheen. Veel fabrikanten van vuurwapens zijn daarom ook gas-/alarmwapens in hun aanbod
op gaan nemen, die een veel groter commercieel bereik hebben omdat ze in veel landen vrij
mogen worden verkocht.
147
genomen zijn dan ook vrijwel zonder uitzondering legaal gekocht in het
buitenland. In de grensregio's gebeurt dit vrijwel altijd door de gebruiker zelf.
In de regio's die verder van de landsgrens afliggen komt het ook wel voor dat
gas- of alarmwapens door anderen zijn gehaald, in 'opdracht' van de gebrui-
ker107. Gas-/alarmwapens kunnen overigens ook in Spanje op vakantie worden
gekocht door jeugdigen, hoewel zij daarvoor dan een groter bedrag moeten
uittrekken. Niettemin komen uit de politieregistratie gevallen naar voren van
twaalfjarigen die met een alarmwapen van het Spaanse merk Valtro worden
aangetroffen108. Die gevallen kunnen echter worden beschouwd als relatieve
uitzonderingen, omdat ouders over het algemeen een plastic speelgoedpistool
nog wel acceptabel vinden (en vaak niet weten dat dergelijke wapens in
Nederland verboden zijn), maar doorgaans een wapen dat in vrijwel geen enkel
opzicht van echt te onderscheiden is toch te ver vinden gaan.
De wijze waarop gas-, alarm- en imitatiewapens in Nederland worden inge-
voerd valt op basis van de beschikbare informatie accuraat te beantwoorden. De
hamvraag is natuurlijk echter hoe de binnenlandse handel in scherpschietende
vuurwapens in Nederland kan worden getypeerd. Deze vraag kan op verschil-
lende manieren worden benaderd. Allereerst kan worden beschouwd wat de
aangehouden verdachten zelf verklaren over de wijze waarop zij aan het vuur-
wapen zijn gekomen. Daartegenover kunnen de feiten uit opsporingsonderzoek
worden gezet, in combinatie met de ervaring van politiemensen en de infor-
matie uit interviews met gedetineerden.
11.3 Handel in vuurwapens: verklaringen van aangehouden verdach-
ten
Verklaringen van aangehouden verdachten over de herkomst van het vuurwapen
die tijdens politieverhoren worden afgelegd, worden door de politie meestal niet
erg serieus genomen. De gangbare opvatting is dat de aangehouden verdachten
daarover een onzinverhaal vertellen109. Op basis van de informatie die later in
dit hoofdstuk gepresenteerd wordt hebben zij daarin waarschijnlijk niet geheel
107 Men moet zich daarvan overigens geen al te dramatische voorstellingen maken. Meestal wordt
een kennis die toevallig een rijbewijs en auto heeft gevraagd te rijden, bijvoorbeeld omdat
degene die het wapen wil kopen te jong is of zelf niet over een vervoermiddel beschikt.
108 Waarbij de ouders vaak nadrukkelijk schoortvoetend met de aankoop akkoord waren gegaan,
onder voorwaarde dat hun zoon het wapen nooit mee naar buiten zou nemen.
109 Loof, Y: 1999, pp. 11-12.
148
ongelijk Over het algemeen besteden de verbalisanten in het verhoor van een
verdachte die is aangehouden terzake een vuurwapendelict weinig aandacht aan
de herkomst van het vuurwapen. Wanneer een verklaring enigszins in de buurt
komt van iets wat de verbalisant plausibel voorkomt wordt daarmee al snel
genoegen genomen. Het regent dan ook verklaringen waarin het vuurwapen is
gekocht van iemand die volgens de gangbare inzichten heel wel betrokken zou
kunnen zijn bij vuurwapenhandel, zoals een 'Zuid-Europees uitziend persoon,
waarschijnlijk een Joego' of 'een Surinamer die altijd in de Bijlmer rondhangt,
in de buurt van een voetbalstadion'. Kenmerkend voor de verklaringen is dat ze
niet of nauwelijks controleerbare details bevatten.
Het voordeel van een onderzoek in alle Nederlandse politieregio's is echter dat
een totaaloverzicht kan worden verkregen van de gebruikelijke verklaringen die
verdachten afleggen omtrent de wijze waarop zij aan het vuurwapen zijn
gekomen. Daarmee is nog niet gezegd dat deze verklaringen ook in alle opzich-
ten 'waar' zouden zijn. Enerzijds zijn er aspecten waar de verdachte weinig
risico loopt met het vertellen van de waarheid, bijvoorbeeld als het gaat om de
aankoopsprijs of de periode dat hij het vuurwapen al in bezit had. Gegeven het
genoegen waarmee in sommige verklaringen wordt gerept van de wijze waarop
is afgepingeld op de vraagprijs en de aanzienlijke consistentie in de genoemde
aankoopbedragen, mag worden aangenomen dat de prijzen die worden genoemd
aardig waarheidsgetrouw zijn.
Anderzijds zijn er aspecten waar de verdachte waarschijnlijk een weinig plausi-
bele verklaring zal afleggen, bijvoorbeeld op vragen over degene die hem het
wapen heeft geleverd en waar dit is gebeurd. Deze informatie is niettemin
opgenomen in het rapport omdat het niet alleen een goed beeld geeft van de
verhalen die de leveranciers kennelijk meegeven aan de afnemers om te
vertellen aan de politie in geval van aanhouding, maar ook van hetgeen de
verbalisanten kennelijk als een acceptabel verhaal van een verdachte beschou-
wen.
149
Tabel 11.2: Aankoopbedrag vuurwapen volgens verklaring verdachte (N =
204).
Bedrag Percentage
1200 3%
Nvt, gekregen of geleend 10%
Onbekend
22%
Totaal
100%
In de tabel is weergegeven wat de aankoopbedragen zijn van scherpschietende vuurwapens. Het merendeel hiervan heeft betrekking op pistolen of revolvers. De tabel laat zien dat het meest genoemde aankoopbedrag tussen de 250 en 700 euro ligt. Het meest genoemde aankoopbedrag is 682 (oftewel 1.500 gulden). Geweren (kogel- of hagelgeweren) zijn naar verhouding goedkoper op de ille- gale markt. Deze vuurwapens worden over het algemeen verkocht voor bedra- gen rond de 227 euro (500 gulden). De verklaring hiervoor is waarschijnlijk dat deze wapens minder gemakkelijk te verbergen of mee te voeren zijn en vanuit die optiek niet erg geschikt om ergens ongezien mee naartoe te nemen. Deze wapens liggen derhalve zowel niet goed in de markt bij personen die een vuur- wapen voor hun eigen veiligheid nodig hebben en het bij zich willen dragen, als bij degenen die er een overval of straatroof willen plegen. Dergelijke wapens worden dan ook vooral aangetroffen in woningen of auto's. Het meest prijzig zijn machinepistolen, die vanaf 1900 (4200 gulden) worden aangetroffen.
Tabel 11.3: Periode dat het vuurwapen in bezit is volgens verklaring verdachte
(N = 204).
Percentage
5 jaar 6%
Onbekend
52%
Totaal
100%
Het grootste deel van de in beslag genomen vuurwapens waarover de verdach- ten een verklaring afleggen, blijkt binnen een jaar na aankoop door de politie te zijn aangetroffen. Het komt relatief minder voor dat een vuurwapen direct
150
voorafgaand aan de inbeslagname (al dan niet in relatie tot crimineel gebruik
van het wapen) is gekocht. Wel is 15 procent van de vuurwapens in beslag-
genomen binnen drie maanden na aanschaf. Het komt minder vaak voor dat het
wapen al langer dan vijf jaar in bezit is voordat het wordt gebruikt of aan-
getroffen.
De volgende tabellen bieden een overzicht van de gemeente en de lokatie waar
de aangehouden verdachte volgens zijn verklaring het vuurwapen heeft gekocht.
Deze gegevens bieden slechts in beperkte mate inzicht in de werkelijke plaatsen
waar de vuurwapens zijn verkregen, maar laten vooral zien met welke verkla-
ring in de politieverhoren wordt volstaan.
Tabel 11.4 Gemeente waar het wapen is gekocht volgens verklaring verdachte
(N = 204).
Percentage
Amsterdam
15%
Antwerpen
5%
Rotterdam
8%
Utrecht
5%
Den Haag 5%
Andere gemeente in Nederland 25%
Andere gemeente in België 9%
Anders Buitenland 6%
Nvt, gekregen of geleend 10%
Onbekend
12%
Totaal
100%
De tabel laat zien dat de grote steden, met inbegrip van Antwerpen, in 38 procent van de gevallen worden genoemd als de plaats waar het vuurwapen is gekocht. Amsterdam neemt daarbij de belangrijkste positie in. Tot slot kan worden geconstateerd dat 20 procent van de vuurwapens door de gebruiker zelf is aangeschaft in het buitenland. Of aan de gegevens in de tabel vergaande conclusies verbonden kunnen worden is overigens de vraag. Het lijkt er ook op dat steden als Amsterdam of Antwerpen vooral worden genoemd om een 'sociaal wenselijke' verklaring af te leggen aan de politie, oftewel een plaats te noemen die op voorhand niet ongeloofwaardig klinkt. Het noemen van een klein dorp op het platteland zal ongetwijfeld nadere vragen oproepen bij een verbalisant, terwijl een grote stad dat niet doet.
151
Tabel 11.5: Lokatie waar het wapen is gekocht volgens verklaring verdachte
(N= 204).
Percentage
Automarkt, vrije markt of beurs 8%
Op straat 11%
Horecagelegenheid
31%
Feest
1%
Woonwagenkamp
1%
Legaal gekocht wapenhandel 4%
Anders
3%
Nvt. Gekregen of geleend 10%
Onbekend
42%
Totaal
100%
Het merendeel van de vuurwapens is gekocht in een horecagelegenheid, waarbij
ook hier de mogelijkheid dat de verdachten daarover een onbetrouwbare verkla-
ring afleggen niet ondenkbeeldig is. Uit opsporingsonderzoek blijkt dat horeca-
gelegenheden vooral dienstdoen als plaatsen waar over de aanschaf en prijzen
onderhandeld wordt, of waar simpelweg wordt afgesproken om elkaar te ont-
moeten. Daarnaast wordt de verkoop op straat of op een auto- vrije of andere
markt regelmatiger genoemd dan andere mogelijkheden. 4 procent van de aan-
gehouden verdachten zegt het wapen te hebben gekocht bij een legale wapen-
handelaar. Daarbij gaat het echter zonder uitzondering om wapenhandelaars die
in het buitenland gevestigd zijn. Genoemd worden België en Tsjechië. Met
name de lokaties die in de verklaringen worden genoemd kunnen over het
algemeen als relatief onbetrouwbaar worden beschouwd. In de volgende para-
graaf worden hier de feiten tegenover gezet zoals die uit opsporingsonderzoek
naar voren komen.
11.4 Handel in vuurwapens: informatie uit opsporingsonderzoek
Op basis van informatie uit opsporingsonderzoek kan aan één beeld vrijwel direct een eind worden gemaakt, namelijk dat vuurwapens gemakkelijk ver- krijgbaar zouden zijn voor willekeurige personen die er een zouden willen aan- schaffen. Verhalen uit daderverklaringen dat vuurwapens zo maar op straat te koop aangeboden zouden worden, of dat zij na iemand (een zwerver, junk, taxichauffeur, portier, et cetera) te hebben aangesproken zonder poespas in contact werden gebracht met een wapenhandelaar die direct een vuurwapen kon leveren, kunnen gevoeglijk naar het rijk der fabelen worden verwezen.
152
Uit de beschikbare feiten, die worden gesteund door de kennis van praktijk-
deskundigen en de interviews met gedetineerden, blijkt wel dat het voor perso-
nen in bepaalde criminele kringen relatief eenvoudig is om aan vuurwapens te
komen. Dit is echter alleen dan mogelijk wanneer de koper bekend is in het
criminele circuit en door de wapenleverancier wordt vertrouwd. In de meeste
gevallen worden de vuurwapens dan ook gewoon bij de handelaar thuis opge-
haald. Waarom risico lopen in een openbare gelegenheid? Bovendien wil de
afnemer uiteraard wel zeker weten dat de leverancier goede kwaliteit materiaal
levert110. Bepaalde horecagelegenheden zijn wel populair als lokaties aar de
handelaar of zijn tussenpersoon en de koper afspreken om elkaar te ontmoeten.
Ofschoon dit over het algemeen lokaties zijn die een zekere populariteit in het
milieu genieten zijn ze echter ook niet te beschouwen als 'hot-spots' van waar-
uit op grote schaal wordt gehandeld en waar voorraden vuurwapens zouden
liggen opgeslagen.
Bij de illegale handel in scherpschietende vuurwapens kan onderscheid gemaakt
worden in drie 'schillen' tussen de vuurwapenhandelaar en zijn afnemers. Deze
kunnen worden omschreven als de:
* 'Inner circle' van personen die in het criminele circuit actief zijn en bin-
dingen onderhouden met de feitelijke importeur van de vuurwapens.
* 'Outer circle' van personen die in het criminele circuit actief zijn en
bindingen onderhouden met degenen die als tussenpersonen optreden voor
de importeur.
* De 'periferie' van personen die geen directe relaties onderhouden met het
criminele circuit of personen in de 'outer circle'.
In het volgende schema is dit geïllustreerd.
110 Hoewel de regelmatige afnemer soms zoveel vertrouwen heeft in zijn leverancier dat hij er
zonder meer vanuit gaat dat het goed zit, zo blijkt uit interviews met gedetineerden.
153
Schema 11.6: Verkrijgbaarheid van vuurwapens.
`Periferie': geen directe
banden met het
Vuurwapens criminele circuit
moeilijk of niet
verkrijgbaar
`Inner circle'
Criminele circuit
Handelaar `Outer circle' Personen met
vuurwapens criminele bindingen (bekenden)
Eenvoudige
Vuurwapens verkrijgbaarheid
verkrijgbaar via vuurwapens
tussenpersoon
Voor de eerstgenoemde groep, in de 'inner circle' is het verkrijgen van een
vuurwapen een eenvoudige zaak. Zij kunnen direct bij de importeur terecht, die
hen kent en vertrouwt. Vervolgens is er een aantal tussenpersonen die vuur-
wapens verkopen in opdracht van de importeur (en er uiteraard zelf ook een
zekere winst aan overhouden). De afnemers zijn eveneens personen die actief
zijn in het criminele circuit en bekend zijn in het 'milieu'. Voor degenen die
zich in de periferie bevinden is het aanzienlijk moeilijker een vuurwapen te
verkrijgen. Wanneer zij over bindingen beschikken met personen die op hun
beurt de tussenpersonen kennen is de verkrijgbaarheid van een vuurwapen niet
uit te sluiten. Naarmate men echter verder van het criminele milieu verwijderd
raakt is het in de praktijk nagenoeg onmogelijk om een scherpschietend vuur-
wapen te verkrijgen in het illegale circuit en is men aangewezen op de aankoop
van een gas- of alarmwapen, danwel een imitatiepistool. Daarmee is niet
gezegd dat iemand die niet actief is in het criminele circuit geen illegaal scherp-
schietend vuurwapen zou kunnen verkrijgen. Daarvoor zal hij of zij echter wel
meer moeite moeten doen en het vertrouwen moeten winnen van iemand die in
154
staat is contact te leggen met een tussenpersoon. 'Ook jij kunt gemakkelijk aan
een vuurwapen komen, als je maar het goede verhaal vertelt', zo kregen de
onderzoekers als advies mee van personen die het weten kunnen.
Wanneer alle beschikbare informatie met elkaar in verband wordt gebracht kan worden vastgesteld dat de import van vuurwapens met name in handen is van autochtone Nederlanders, Joegoslaven en Turkse groeperingen. Als tussen- personen treden vaak Marokkanen en Surinamers op. Uit informatie van de politie blijkt dat de vuurwapenhandel veelal wordt uitgevoerd door groepen met een lage organisatiegraad. Enerzijds worden grotere partijen (100 - 200 vuur- wapens) in delen naar ons land gesmokkeld om vervolgens te worden afgezet. De verkoop kan plaatsvinden door tussenpersonen die in het hele land gevestigd kunnen zijn. Anderzijds worden kleinere partijen 'op bestelling' geïmporteerd.
In het volgende schema is een voorbeeld weergegeven van de werking van een distributienetwerk, zoals dat in een onderzoek dat is verricht door de regio- politie Amsterdam-Amstelland naar voren is gekomen. Het betreft het onder- zoek Route66, dat in 1999 werd afgerond en betrekking had op vuurwapen- smokkel vanuit Slovenië naar Nederland. In totaal werden bij diverse zoekingen 89 vuurwapens in beslag genomen en 10 verdachten aangehouden.
155
Schema 11.7: Voorbeeld van een distributienetwerk.
Leverancier vuurwapens
Slovenië
`Importeur' vuurwapens
Doorlevering 1 Amsterdam
`kleinhandel'
Bewaarplaatsen vuurwapens
Amsterdam in Amsterdam
Rotterdam Doorlevering 2 `kleinhandel' Directe levering aan criminele groeperingen Weert Groepering Amsterdam min. 10 vuurwapens
Eindgebruikers
Eindgebruikers - inbraak
- autodiefstal
min. 15 personen - geweld (liquidatie)
De vereenvoudigde weergave in het schema laat zien dat de centrale figuur in het netwerk, de 'importeur' vuurwapens verkrijgt vanuit het voormalige Joego- slavië. De importeur opereert vanuit Amsterdam waar de vuurwapens worden afgeleverd en opgeslagen in diverse bewaarplaatsen. De vuurwapenhandelaar levert in de eerste plaats direct wapens aan diverse criminele groeperingen. Deze zijn op zichzelf onderwerp van onderzoek door tenminste zes recherche- teams, in Amsterdam-Amstelland en andere politieregio's. Zij houden zich onder andere bezig met inbraak, autodiefstal en geweldscriminaliteit, waar- onder liquidaties. Deze groeperingen vormen een deel van de 'inner circle' van de vuurwapenhandelaar. In de tweede plaats bestaat die inner circle uit een aantal 'kleinhandelaren'. Twee daarvan zijn in Amsterdam zelf actief, twee anderen in Rotterdam en Weert. De Amsterdamse groepering is in het onder- zoek nader in kaart gebracht en bleek op haar beurt vuurwapens te leveren aan tenminste 15 personen. Deze eindgebruikers kunnen worden beschouwd als onderdeel van de 'outer circle' van de vuurwapenhandelaar.
156
De belangrijkste 'importeurs' bevinden zich op het criminele middenniveau. Zij
kunnen dan niet worden beschouwd als spinnen in het web van grote criminele
organisaties, maar onderhouden daarmee wel banden. Het beschreven voor-
beeld is exemplarisch voor de opzet en werkwijze van importeurs die (relatief)
zelfstandig een kleinschalig smokkel- en distributienetwerkje runnen. Een an-
dere mogelijkheid is dat personen die zich vooral richten op andere criminele
activiteiten (zoals drugshandel), de handel in vuurwapens 'erbij' doen. Dit
gebeurt met name uit overwegingen van status. Buiten de meer gearriveerde
vuurwapenhandelaren zijn ook kleinere importeurs actief, die bijvoorbeeld
partijtjes van 5 à 10 vuurwapens smokkelen en zelf voor de afzet en distributie
zorgen. Zij beschikken wel over contacten in een land waar vuurwapens kunnen
worden verkregen, maar genieten nog niet het vertrouwen van de leveranciers
dat zij in staat zijn grotere hoeveelheden zonder al te veel risico af te zetten. Zij
kunnen overigens wel 'doorgroeien' tot grotere handelaars.
De logistiek van de handel in vuurwapens is relatief eenvoudig. De contacten
met eventuele afnemers worden doorgaans gelegd door tussenpersonen. Zoals
in het voorbeeld Route66 is het ook mogelijk dat de importeur zelf over een
'vriendenkring' beschikt die hij voldoende vertrouwt om er rechtstreeks aan te
leveren. Het werken met tussenpersonen beperkt de risico's voor de importeur.
Tussenpersonen maken gebruik van hun eigen netwerk om vuurwapens af te
zetten. Zij hoeven ook niet in dezelfde stad te wonen als de importeur.
Wanneer de tussenpersoon een potentiële koper gevonden heeft zorgt de
importeur ervoor dat het vuurwapen uit zijn opslagplaats wordt gehaald. De
koper krijgt alleen de tussenpersoon te zien. Deze is er ook voor verantwoor-
delijk dat de klant betaalt.
11.5 De mogelijke rol van de legale Nederlandse wapenhandel
Een punt van aandacht dat in de discussie over illegale vuurwapens met regelmaat de kop opsteekt is de mogelijke betrokkenheid van de legale wapen- handel bij de verkoop van vuurwapens aan het criminele circuit. In deze paragraaf gaan we hierop beknopt in. Deze paragraaf beperkt zich nadrukkelijk tot mogelijke betrokkenheid van legale vuurwapenhandelaren in Nederland (erkenninghouders), bij de verkoop van wapens aan niet-verlofhouders. Aan de mogelijkheid dat legale wapenhandelaren betrokken zijn bij het zogenaamde 'zwartwassen' van vuurwapens om die naar een onbekende bestemming te laten
157
verdwijnen wordt in dit rapport geen aandacht besteed111. Naast de erkenning-
houders dient ook aandacht te worden besteed aan de mogelijkheid dat crimi-
nele elementen lid worden van een schietvereniging of in de gelegenheid
worden gesteld op legale schietbanen te oefenen. Nederland telt volgens
beschikbare gegevens 310 erkenninghouders en ongeveer 80.000 legale vuur-
wapenbezitters112. Deze kunnen ieder voor zich meerdere vuurwapens in bezit
hebben. Van deze erkenninghouders is slechts een veertigtal full-time actief. De
anderen zijn voor hun broodwinning niet afhankelijk van de handel in vuur-
wapens. Hetzelfde werd geconstateerd in onderzoek door de FIOD. Een inven-
tarisatie van de legale Nederlandse wapenhandel levert vooral een beeld op van
kleinschaligheid.
De verwevenheid tussen het legale en illegale circuit kan zich op verschillende
manieren manifesteren, namelijk:
* de directe verkoop van vuurwapens door legale wapenhandelaren aan niet-
verlofhouders;
* diefstal van vuurwapens bij erkenninghouders of verlofhouders;
* verkoop van munitie aan niet-verlofhouders;
* verkoop van toebehoren bij vuurwapens waarvoor geen vergunning nodig
is aan personen die zich bezighouden met criminele activiteiten;
* beschikbaar stellen van faciliteiten aan criminele elementen door schiet-
verenigingen.
De directe verkoop van vuurwapens door erkenninghouders aan het criminele
circuit wordt door alle Nederlandse praktijkdeskundigen als nihil beschouwd.
Erkenninghouders geven aan wel benaderd te worden met die vraag, maar dat
het daarbij niet gaat om personen uit het criminele circuit. De gangbare opvat-
ting is dat criminelen zich niet tot de legale handel hoeven te wenden omdat zij
op andere manieren vrij eenvoudig aan een illegaal vuurwapen kunnen komen.
Diefstal van vuurwapens bij erkenninghouders en verlofhouders komt voor.
Volgens sommige praktijkdeskundigen zou het hierbij zelfs kunnen gaan om
aanzienlijke aantallen vuurwapens. Het zicht daarop ontbreekt omdat er geen
centrale registratie van wordt bijgehouden. Uit het onderhavige onderzoek komt
naar voren dat het om gemiddeld enkele tientallen vuurwapens per jaar gaat.
Daarnaast hebben zich in de afgelopen jaren echter ook enkele grootschalige
111 Een en ander komt wel aan de orde in Spapens A.C. en M.Y. Bruinsma, 2002.
112 Verduin P., Het illegaal maken van vuurwapens en munitie, afstudeerscriptie TU Twente,
januari 1999.
158
inbraken bij erkenninghouders voorgedaan, waarvan vuurwapens naderhand in
het criminele circuit zijn opgedoken.
De verkoop van munitie wordt iets nadrukkelijker door praktijkdeskundigen in
verband gebracht met de legale vuurwapenhandel. Sommigen beschouwen het
als opvallend dat in het criminele circuit met name de munitie schaars lijkt te
zijn die niet tot de gangbare kalibers behoort welke in de sportschutterij worden
gebruikt. Ook wordt het door praktijkdeskundigen van de politie vrij gemak-
kelijk geacht om patronen in het zwarte circuit te laten verdwijnen. Anderzijds
kunnen ook verlofhouders vrij gemakkelijk aanzienlijke hoeveelheden munitie
verkrijgen. Wanneer een klein aantal van hen munitie doorlevert aan het
illegale circuit kan daarmee reeds in een deel van de behoefte worden voorzien.
Tot slot lijkt een deel van de munitie binnen Nederland zelf te worden geprodu-
ceerd. In de regio Haaglanden werd in 1999 bij een huiszoeking bijvoorbeeld
een groot aantal patronen, hulzen en kruit aangetroffen, kennelijk in relatie tot
een illegaal munitiefabriekje.
De verkoop van legale toebehoren bij vuurwapens aan criminelen speelt
volgens geïnterviewden wel een rol van betekenis. Het gaat daarbij bijvoorbeeld
om personen die op zoek zijn naar passende holsters of greepplaten. Voor de
handelaar is het vaak meteen duidelijk dat het om personen uit het illegale
circuit gaat, omdat zij doorgaans weinig kennis van zaken hebben over vuur-
wapens. 'De illegale gebruiker beschouwt een vuurwapen enkel als een stuk
gereedschap om te bereiken wat hij wil. Ze hebben verder geen enkele
fascinatie voor vuurwapens', aldus een geïnterviewde legale wapenhandelaar.
Niet-registratieplichtige voorwerpen zoals bijvoorbeeld holsters worden overi-
gens, zij het enigszins schoorvoetend, gewoon verkocht aan klanten ook al heeft
de handelaar twijfels over het gebruik dat de koper kennelijk wil maken van de
betreffende goederen. Op grond van de vigerende wetgeving kan de verkoop
niet geweigerd worden.
Tot slot is de rol van schietverenigingen een aandachtspunt als het gaat om de
mogelijke verwevenheid tussen het legale en illegale circuit. Hier komt een
enigszins dubbel beeld uit het onderzoek naar voren. Enerzijds wordt door
betrokkenen bij de schietsport gesteld dat de sociale controle binnen vereni-
gingen te groot is om ze aantrekkelijk te maken voor criminele elementen,
aangenomen dat zij staat zijn een bewijs van goed gedrag te overleggen om
überhaupt lid te kunnen worden. Anderzijds kunnen commerciële schietbanen
wel een aantrekkelijke oefenplaats vormen voor illegale vuurwapenbezitters.
Deze bieden wel de anonimiteit waaraan de illegale bezitter behoefte heeft en er
is geen controle op waarmee uiteindelijk wordt geschoten. De politie beschikt
over informatie dat op tenminste één commerciële schietbaan door de eigenaar
159
personen uit het criminele circuit in de gelegenheid werden gesteld om
vuurwapens, waaronder automatische wapens, uit te proberen.
11.6 Omvang van de binnenlandse handel
Bij de schatting van de omvang van de binnenlandse handel in handvuurwapens
dient onderscheid te worden gemaakt tussen scherpschietende vuurwapens, gas-
/alarmwapens en imitatiewapens. De voorafgaande schets maakt inzichtelijk dat
de beide laatstgenoemde categorieën van handvuurwapens door de 'eindgebrui-
kers' over het algemeen direct worden gekocht in de landen waar dergelijke
wapens vrij verkrijgbaar zijn, of via het Internet worden besteld. Wanneer van
georganiseerde handel in imitatiewapens al sprake is, blijft deze beperkt tot
(incidentele) gevallen waarin kermisexploitanten dergelijke wapens als te win-
nen prijs aanbieden. De politie voert daarop echter regelmatig controles uit. Het
blijft uiteraard altijd mogelijk dat anderen dan de eindgebruiker van het vuur-
wapen dit ophalen (bijvoorbeeld in Duitsland) of dat vriendjes die op vakantie
gaan naar bijvoorbeeld Spanje gevraagd wordt een imitatiewapen mee te
brengen. Ook kunnen dergelijke vuurwapens aan elkaar worden doorverkocht.
De handel in handvuurwapens, voor zover die betrekking heeft op Nederland,
blijft dus beperkt tot scherpschietende vuurwapens. Schattingen van de omvang
van de handel hebben dan ook betrekking op deze categorie. 'Handel' moet
daarbij in de eerste plaats worden onderscheiden van vuurwapens die op een
andere wijze in illegaal bezit zijn gekomen. Het is uiteraard ook mogelijk dat
de verdachten de vuurwapens in een ander land hebben gekocht, of dat zij het
wapen hebben gekregen (bijvoorbeeld uit nalatenschap). Naar schatting 10 20
procent van de vuurwapens komt op deze wijze in het bezit van de betrokkenen,
althans voor zover verklaringen van verdachten daaromtrent betrouwbaar
kunnen worden geacht. Een ander deel van de vuurwapens komt daarnaast via
diefstal in het bezit van de betrokkene. Een voorbeeld daarvan zijn vuurwapens
van legale bezitters die bij inbraken worden ontvreemd. Op grond van de
inventarisatie van registratiegegevens van de politie kan (voorzichtig) worden
geschat dat jaarlijks een honderdtal vuurwapens op deze wijze in het criminele
circuit verdwijnt. Incidenteel wordt ook ingebroken bij legale vuurwapen-
handelaars.
De conclusie die hieruit kan worden getrokken is dat de meerderheid van de
handvuurwapens die in Nederland illegaal worden verhandeld, door middel van
160
smokkel naar ons land is gekomen. Uit onderzoek dat is uitgevoerd naar de
werkwijze van criminele groeperingen die zich met de smokkel bezighouden
blijkt bovendien dat zij geen grote voorraden aanleggen. De vuurwapens wor-
den in partijen van 100- 200 stuks aangekocht in een bronland en vervolgens in
partijen naar Nederland gesmokkeld, danwel in kleine hoeveelheden (5 à 10
stuks) naar Nederland gehaald, op een wijze die doet denken aan 'just-in-time'
levering. Deze constateringen zijn gedaan in een onderzoek naar de smokkel
van handvuurwapens vanuit voormalige Oostbloklanden. Aangenomen moet
worden dat de werkwijze van criminele groeperingen die zich bezighouden met
de smokkel van vuurwapens vanuit andere landen vergelijkbaar is113. Om deze
reden biedt een omvangschatting van de smokkel van handvuurwapens naar
Nederland ook een redelijke benadering van de hoeveelheid handvuurwapens
welke jaarlijks wordt verhandeld. Spapens en Bruinsma (2002) constateren aan
de hand van inbeslagnamegegevens en de aard en werkwijze van dadergroepen
dat tussen de 10.000 en 20.000 handvuurwapens per jaar op georganiseerde
wijze naar Nederland gesmokkeld worden114. Deze schatting staat ongeveer
gelijk aan de omvang van georganiseerde handel in handvuurwapens.
Daarnaast wordt een deel van de vuurwapens door de gebruikers zelf in het
buitenland aangekocht en naar Nederland gebracht, of op een andere wijze
verkregen, zoals hiervoor beschreven. Tot slot wordt een deel van de vuur-
wapens in Nederland zelf weer doorverkocht. In hoofdstuk 10 is op basis van
informatie over in beslag genomen vuurwapens geschat dat in totaal 20.000 tot
25.000 vuurwapens per jaar in handen komen van een 'nieuwe eigenaar' in
Nederland. Dit aantal is inclusief vuurwapens die binnen Nederland worden
doorverkocht, weggegeven of uitgeleend.
113 Onderzoek naar de smokkel van handvuurwapens naar Nederland vanuit andere dan voormalige
Oostbloklanden was niet in de opdracht vervat.
114 In de eerste druk van het rapport 'Smokkel van handvuurwapens vanuit voormalige Oostblok-
landen naar Nederland (mei 2002) is deze schatting bepaald op 9.000 18.000 exemplaren per
jaar. Informatie die aanvullend kon worden verkregen heeft ertoe geleid dat deze schatting is
bijgesteld naar 10.000 - 20.000 illegale vuurwapens per jaar. In herdrukken van het desbetref-
fende rapport wordt het nieuwe cijfer vermeld.
161
11.7 Samenvatting hoofdstuk 11
De belangrijkste bevindingen van het hoofdstuk 'Handel in illegale vuurwapens
in Nederland' zijn:
* Scherpschietende vuurwapens worden enerzijds georganiseerd naar Neder-
land gesmokkeld en anderzijds door de gebruikers zelf vanuit het buiten-
land naar Nederland gebracht. Gas- en alarmwapens worden vooral
(legaal) door de gebruikers gekocht in Duitsland en België. Imitatiewapens
worden legaal gekocht in vakantielanden als Spanje en Turkije of besteld
via het Internet.
* De prijs van een scherpschietend vuistvuurwapen (pistool of revolver)
bedraagt gemiddeld 682,- (1.500 gulden). Geweren zijn gemiddeld
goedkoper ( 220). Automatische wapens zijn naar verhouding het meest
prijzig (vanaf 1.900).
* Vuurwapens die door de politie in beslag worden genomen zijn doorgaans
relatief kort in het bezit van de verdachte. 60 procent wordt binnen een
jaar na aanschaf aangetroffen. Slechts 12 procent is langer dan vijf jaar in
het bezit geweest van de verdachte.
* Over de gemeente of de lokatie waar het vuurwapen verkregen is worden
doorgaans geen betrouwbare verklaringen afgelegd. Het meest genoemd
zijn de grote steden (met name Amsterdam). De meest genoemde lokatie
is een horecagelegenheid.
* Uit opsporingsonderzoek dat is uitgevoerd door de politie en uit inter-
views met gedetineerden blijkt dat vuurwapens binnen het criminele cir-
cuit vrijwel alleen worden geleverd aan bekenden. Vertrouwde afnemers
in het criminele circuit ('inner circle') kunnen direct een beroep doen op
'importeurs' van vuurwapens. Anderen die bekend zijn in het criminele
circuit ('outer circle') worden bediend via tussenpersonen of tussenhande-
laren. Voor een persoon buiten het criminele circuit is het moeilijk om via
in Nederland actieve illegale vuurwapenhandelaren een scherpschietend
vuurwapen te verkrijgen.
162
* De levering van de vuurwapens vindt doorgaans plaats bij de handelaar of
de afnemer thuis. Openbare gelegenheden worden in de praktijk gemeden,
of fungeren hooguit als ontmoetingsplaats.
* De legale Nederlandse vuurwapenhandel speelt niet of nauwelijks een rol
met betrekking tot de handel in illegale handvuurwapens. Wel maken
personen in het criminele circuit gebruik van de legale vuurwapenhandel
voor de aankoop van (niet-vergunningplichtige) accessoires, zoals bijvoor-
beeld holsters.
* Voor betrokkenheid van de sportschutterij bij illegale activiteiten, bijvoor-
beeld doordat criminele elementen lid zijn van een schietvereniging, zijn
eveneens geen harde aanwijzingen gevonden. Wel is in tenminste één
geval sprake geweest van een eigenaar van een commerciële schietbaan
die criminele elementen de gelegenheid gaf te 'oefenen' met automatische
wapens. Bij dezelfde schietbaan werden ook andere onregelmatigheden
geconstateerd bij controles.
* De handel in handvuurwapens beperkt zich grotendeels tot scherpschie-
tende vuurwapens. De georganiseerde handel in Nederland betreft vuur-
wapens die door criminele groeperingen hier naartoe zijn gesmokkeld. Per
jaar gaat het om 10.000 20.000 vuurwapens per jaar. Daarnaast worden
vuurwapens door de gebruikers zelf naar ons land gebracht, of onderling
doorverkocht. Het totale aantal illegale vuurwapens dat jaarlijks een
nieuwe eigenaar krijgt wordt geschat op 20.000 25.000 stuks.
* Gas- en alarmwapens en imitatiewapens kunnen in verschillende landen
legaal worden gekocht. Doorgaans kopen de gebruikers deze wapens zelf.
De mate waarin dit gebeurt kan op basis van de beschikbare gegevens niet
worden geschat.
163
164
12
Beantwoording van de onderzoeksvragen
12.1 Inleiding
In het onderzoek zijn twee typen onderzoeksvragen aan de orde gesteld met
betrekking tot vuurwapencriminaliteit. In de eerste plaats is door het ministerie
van justitie gevraagd om schattingen van de omvang van het illegale
vuurwapengebruik, het bezit en de binnenlandse handel in Nederland. Ten
tweede hadden de onderzoeksvragen betrekking op de typering van gebruikers,
bezitters en handelaars in vuurwapens. Dit onderzoeksrapport valt daarmee in
twee delen uiteen: een deel waarin cijfermatige informatie omtrent het gebruik
van, het bezit en de handel in illegale handvuurwapens centraal staat,
betreffende de jaren 1998 2000 en een deel waarin beschrijvingen van de
achtergrond van vuurwapenbezitters, gebruikers, alsmede de werkwijze van
illegale handelaars in vuurwapens centraal staan.
12.2 Schattingen van omvang illegaal vuurwapenbezit, -gebruik en
-handel
Schatting van het illegale vuurwapengebruik
Als basis voor een schatting van het illegale vuurwapengebruik is uitgegaan van
de feitelijke, door de politie geregistreerde schietincidenten. Aangezien op lan-
delijk niveau geen dekkende registratie van schietincidenten voorhanden is over
de jaren 1998 2000, diende te worden teruggegrepen op de basisregistraties
van de 25 regiokorpsen. Alleen de oorspronkelijk geregistreerde gegevens
165
bevatten nadere details over de aard van het schietincident en de aangehouden
verdachten. De Nederlandse politie maakt gebruik van drie verschillende syste-
men: BPS (19 regio's), Xpol (5 regio's) en Genesys (1 regio). Deze informatie-
basis kent een wisselende mate van compleetheid:
* 5 regiokorpsen beschikken over een complete, afzonderlijke registratie
van de schietincidenten in de regio. Deze wordt bijgehouden door mede-
werkers van het Regionale Bureau Wapens en Munitie (of een vergelijk-
bare afdeling)
* 16 van de overblijvende regiokorpsen maken gebruik van het systeem
BPS. Dit systeem is relatief snel te raadplegen. Het belangrijkste probleem
is dat vuurwapenincidenten over vele categorieën verspreid worden
geregistreerd en derhalve niet compleet in kaart gebracht kunnen worden.
In deze regio's kon 70 procent van het totale aantal incidenten worden
achterhaald.
* De resterende vijf regiokorpsen hanteren het systeem Xpol. Dit systeem
bleek te ontoegankelijk voor een inhoudelijke inventarisatie van schietinci-
denten. In de betrokken regio's is teruggegrepen op HKS-gegevens. In
principe bieden deze een goed overzicht van het aantal schietincidenten.
Uitzondering hierop is de regio Amsterdam-Amstelland, waar incidenten
waarbij geen verdachte is aangehouden niet in HKS worden vastgelegd.
* De politieregio Flevoland, welke eveneens Xpol hanteert, bleek helaas
niet in staat HKS-gegevens aan te leveren. Op basis van Xpol is in deze
regio alleen een totaaloverzicht gemaakt van het aantal vuurwapen-
incidenten.
* Uit de regio Friesland kon op geen van bovenstaande manieren
betrouwbare informatie worden verkregen.
Op basis van deze informatie kan het aantal schietincidenten met een redelijke
mate van nauwkeurigheid worden geschat. Allereerst is een schatting gemaakt
op basis van de ontbrekende gegevens. Een tweede schattingsmogelijkheid
wordt geboden door de regio's die complete informatie hebben aangeleverd. Op
grond kan het aantal schietincidenten in Nederland in de jaren 1998 2000 als
volgt worden geschat. Het gaat hierbij zowel om incidenten waar gebruik is
gemaakt van een scherpschietend vuurwapen, als om gevallen waarin het een
gas-, alarm- of imitatiewapen betrof.
166
Tabel 12.1: Geschat aantal vuurwapenincidenten in Nederland, 1998 2000.
Vuurwapenincidenten
1998 4.881
1999 5.155
2000 4.617
Op basis van de beschikbare informatie kan worden geschat dat in Nederland in
1998 in totaal 4.881 vuurwapenincidenten plaatsvonden. In 1999 is sprake van
een stijging naar 5.155 incidenten. Dit aantal daalt in het jaar 2000 echter weer,
namelijk naar 4.617 voorvallen.
Schatting van het illegale vuurwapenbezit
De tweede onderzoeksvraag betreft de omvang van het illegale vuurwapenbezit.
Het gaat hier om een slachtofferloos delict. De politie heeft slechts zicht op een
beperkt deel van het illegale vuurwapenbezit. Dit betekent dat schattingen van
de omvang van de problematiek onderhevig zijn aan grote betrouwbaarheids-
marges.
De belangrijkste feitelijke indicator voor illegaal vuurwapenbezit is het aantal in
beslag genomen illegale vuurwapens. Helaas zijn over de jaren 1998 2000
geen landelijke gegevens beschikbaar over het aantal inbeslagnames. Derhalve
diende eerst het aantal in beslag genomen illegale handvuurwapens zo goed
mogelijk in kaart te worden gebracht door middel van eigen onderzoek.
Registratiegegevens van de individuele regiokorpsen zijn opgevraagd en geana-
lyseerd. Ook hier is het beeld dat een klein aantal korpsen (6 in 2000) beschikt
over volledige en betrouwbare informatie. Bij de overige korpsen is sprake van
een wisselende kwaliteit van de registratie van scherpschietende vuurwapens. In
de meeste andere regio's is de kwaliteit van de registratie als redelijk te
beschouwen, maar de volledigheid is daar afhankelijk van de discipline van de
individuele verbalisanten. In sommige regio's is die als matig te kwalificeren.
Al met al kan de vraag hoeveel handvuurwapens in beslag worden genomen
echter met een redelijke mate van betrouwbaarheid worden beantwoord.
De omvang van het illegale vuurwapenbezit is in het onderhavige onderzoek op drie manieren in kaart gebracht. Allereerst zijn uitkomsten van eerder onder- zoek geïnventariseerd. Het gaat daarbij om omvangschattingen op basis van de Internationale Slachtofferenquête, waarin de vraag is gesteld of in een huis- houden een vuurwapen voorhanden is en om de 'vangst/hervangstmethode', een statistische methodiek welke de totale omvang van het bezit schat op basis van het aantal feitelijke waarnemingen van vuurwapenbezit. Deze methodiek is
167
afkomstig uit de biologie, waar zij wordt gehanteerd om de omvang van
populaties van dieren te schatten. In de tweede plaats is op basis van het aantal
inbeslag genomen illegale vuurwapens geschat hoe groot het aantal niet-
aangetroffen vuurwapens is. Deze schatting is gebaseerd op het gegeven dat
gemiddeld 10 procent van alle illegale handvuurwapens op enig moment weer
in beslag genomen wordt door de politie. Ten derde is getracht de omvang van
de totale 'markt' voor illegale handvuurwapens geschat. Dit is gebeurd door de
aangehouden verdachten te typeren in risicocategorieën en de omvang daarvan
(in aantallen personen) zo goed mogelijk na te gaan. Een voorzichtige schatting
is dat de omvang van de potentiële Nederlandse markt voor vuurwapens enkele
honderdduizenden exemplaren bedraagt. Deze schatting is echter voorshands
nog aan zodanig veel onbekenden onderhevig dat geen zinvolle schatting
mogelijk is.
Voor schattingen van vuurwapenbezit geldt dat de betrouwbaarheid niet kan
worden afgemeten aan een feitelijk referentiekader. Wel is vergelijking moge-
lijk van verschillende methoden. Schattingen op basis van de internationale
slachtofferenquête uit 1996 komen uit op een aantal van 75.000 vuurwapens.
Daarbij kan echter geen goed onderscheid worden gemaakt tussen scherpschie-
tende vuurwapens en gas- en alarmwapens. Voorts is het maar de vraag of de
gebruikte methodiek (een telefonisch interview) een betrouwbaar beeld op-
levert. Een tweede methodiek is de zogenaamde vangst-/hervangstschatting.
Het betreft daarbij een statistische methode die uitgaat van waarnemingen van
vuurwapengebruik in HKS. Die schatting komt uit op 80.000 vuurwapens,
gebaseerd op gegevens betreffende de jaren 1991 1993. Helaas is ook in dit
geval geen onderscheid gemaakt tussen scherpschietende vuurwapens en gas- en
alarmwapens.
In het onderhavige onderzoek is uitgegaan van inbeslagnamegegevens van de
politie. Op basis hiervan wordt het aantal illegale handvuurwapens geschat op
85.000 125.000 exemplaren. Deze schatting betreft alleen scherpschietende
vuurwapens en ligt derhalve substantieel (3 - 4 maal) hoger dan schattingen uit
eerder onderzoek. Hoewel de 10-procentsregel wordt onderbouwd door onder-
zoek van de politie, heeft deze schattingsmethodiek als eerste nadeel dat niet
kan worden verdisconteerd hoeveel vuurwapens door de illegale bezitters zelf
uit circulatie worden genomen (omdat men het wapen laat verdwijnen of omdat
het defect is geraakt). Een tweede nadeel is dat het aantal vuurwapens dat wel
in illegaal bezit is, maar jarenlang niet is gebruikt, moeilijk te schatten valt.
168
Schatting van de omvang van de illegale handel in vuurwapens
De derde onderzoeksvraag betreft de omvang van de illegale handel in vuur-
wapens. De hoeveelheid illegale vuurwapens welke jaarlijks verhandeld wordt
kan evenals het feitelijke vuurwapenbezit slechts bij benadering worden
geschat. De informatiebasis hiervoor is opnieuw het aantal vuurwapens dat
jaarlijks in beslag genomen wordt, gecombineerd met gegevens over de werk-
wijze van vuurwapenhandelaars. Schattingen van de omvang van de illegale
handel zijn helaas niet voorhanden uit eerder onderzoek.
In een parallel onderzoek naar de smokkel van illegale handvuurwapens vanuit voormalige Oostbloklanden is geconstateerd dat de handelaars geen grote voor- raden opslaan115. Er is mogelijk wel sprake van kleine handelsvoorraden, omdat de koper doorgaans snel over een vuurwapen wil kunnen beschikken. 'Impor- teurs' voeren partijen vuurwapens in en zetten die vervolgens zo snel mogelijk af via een (klein) netwerk van tussenpersonen of kleinhandelaren. Een andere werkwijze is het smokkelen van kleine hoeveelheden (5 10) vuurwapens wanneer een afnemer is gevonden ('just-in-time'). Aangenomen wordt dat de werkwijze van criminele groeperingen die zich bezighouden met de smokkel van vuurwapens vanuit andere landen een vergelijkbare werkwijze hanteren. Door middel van georganiseerde smokkel komen jaarlijks naar schatting 10.000 20.000 vuurwapens ons land binnen116. Daarnaast wordt een deel van de vuurwapens door de gebruikers zelf naar Nederland gebracht, of worden reeds in Nederland aanwezige vuurwapens doorverkocht. Op basis van gegevens over de inbeslagname van handvuurwapens wordt het aantal illegale vuurwapens dat jaarlijks van eigenaar verwisselt geschat op 20.000 25.000 exemplaren.
Gas-/alarm- en imitatiewapens worden door de eindgebruikers direct gekocht in landen waar deze wapens vrij verkocht mogen worden. Het is niet mogelijk van deze illegale import een zinvolle schatting te maken. Gas- en alarmwapens worden doorgaans aangeschaft in Duitsland en België. Imitatiewapens kunnen worden verkregen in vakantielanden als Spanje en Turkije. De binnenlandse handel blijft beperkt tot de onderlinge doorverkoop van deze wapens.
115 Onderzoek naar de smokkel van handvuurwapens naar Nederland vanuit andere dan
voormalige Oostbloklanden was niet in de opdracht vervat.
116 Spapens A.C. en M.Y. Bruinsma, 2002.
169
12.3 Typering van vuurwapenbezitters, -gebruikers en handelaars
Vuurwapenbezitters en gebruikers
Informatie over vuurwapenbezitters, -gebruikers en handelaars is in de eerste
plaats verzameld door middel van het maken van korte profielschetsen op basis
van afgelegde verklaringen tegenover de politie. In totaal zijn 534 korte schet-
sen vervaardigd, op basis van steekproeven in elk van de 25 politieregio's. Op
grond hiervan is onderscheid gemaakt tussen bezitters en gebruikers van vuur-
wapens naar de aanwezigheid van een aantal specifieke risicofactoren en de
zwaarte van de criminele antecedenten. Op basis hiervan is een indeling
gemaakt in drie risicocategorieën van verdachten in relatie tot mogelijke
recidive: hoog risico, verhoogd risico en laag risico. In de tweede plaats zijn
individuele interviews afgenomen met 22 personen die gedetineerd zitten. Het
gaat om personen die verdacht worden van een vuurwapengerelateerd delict,
danwel actief zijn in één van de werelden waarin het gebruik of bezit van
vuurwapens relatief vaak voorkomt (drugswereld, overvalwereld, et cetera).
Op grond van deze profielschetsen kan een redelijk betrouwbaar antwoord
worden verschaft op de vraag naar de achtergrond van vuurwapenbezitters en
gebruikers. De belangrijkste restricties in dit verband zijn:
* De politie legt in de registratie relatief minder informatie vast over de
achtergrond van verdachten van relatief lichte vuurwapendelicten. Daarbij
kan bijvoorbeeld worden gedacht aan jongens van 14 17 jaar die op
straat spelen met imitatiewapens. Deze groep is derhalve in de profiel-
schetsen ondervertegenwoordigd.
* Er kan alleen informatie worden verzameld met betrekking tot aan-
gehouden verdachten die tevens bereid zijn verklaringen af te leggen over
hun leefsituatie. De mogelijkheid is aanwezig dat de kenmerken van niet-
aangehouden verdachten hiervan afwijken.
* Uitgegaan is van de verklaringen van de aangehouden verdachten. Een
controle op het waarheidsgehalte van deze verklaringen is slechts beperkt
mogelijk. Slechts verklaringen van getuigen of andere betrokkenen bij de
desbetreffende zaak kunnen hiervoor worden gebruikt en soms beschrij-
vingen van eerdere voorvallen waarbij de verdachte is aangehouden.
De achtergrond van vuurwapenbezitters en -gebruikers wijkt sterk af van die van de gemiddelde burger. Met name het percentage verdachten dat een nor- male dagbesteding heeft (werk of school) is beperkt (27 procent). 23 procent heeft criminaliteit als belangrijkste inkomstenbron. Onder de verdachten is
170
sprake van relatief veel verslavingsproblematiek (drugs 21 procent, alcohol of
andere verslaving 27 procent) en andere sociale problemen (13 procent heeft
geen vaste woon- of verblijfplaats). Allochtonen zijn oververtegenwoordigd in
relatie tot vuurwapendelicten. Dit geldt het sterkst voor personen van Antil-
liaanse afkomst (18 maal oververtegenwoordigd ten opzichte van hun aandeel in
de bevolking).
Ook ten opzichte van kenmerken van verdachten van andere typen gewelds-
delicten zijn er verschillen. Verdachten van vuurwapencriminaliteit zijn gemid-
deld vaker man, zijn gemiddeld ouder en minder vaak first-offender. De
verdachten van vuurwapendelicten hebben in termen van antecedenten een
zwaardere achtergrond dan verdachten van bijvoorbeeld straatgeweld in het
algemeen.
De verdachten van vuurwapendelicten kunnen op basis van risicofactoren en
antecedenten ingedeeld worden in drie categorieën: hoog risico (37 procent),
verhoogd risico (41 procent) en laag risico (22 procent).
Verdachten kunnen ook worden getypeerd in termen van de 'werelden' waaruit
zij afkomstig zijn. 80 procent van de verdachten heeft bindingen met de drugs-
wereld, de overvalwereld, is van Antilliaanse afkomst, of heeft te maken met
relatieproblematiek. Aan de hand van deze typering is een nadere uitwerking
gemaakt.
De belangrijkste factor in verband met vuurwapenbezit en -gebruik is betrok-
kenheid bij de drugswereld. Personen waarbij het risico het hoogst is dat zij
worden aangetroffen in het bezit van een vuurwapen zijn dealers in harddrugs
die direct in contact met klanten staan, personen die actief zijn met de georgani-
seerde productie harddrugs en de (grootschalige) smokkel van hard- en soft-
drugs en verslaafden aan harddrugs die in hun behoefte voorzien door middel
van overvallen, vormen in dit verband het grootste risico. Daarnaast is sprake
van een verhoogd risico op vuurwapenbezit en -gebruik bij personen die zich
bezighouden met hennepkwekerij en bij coffeeshophouders. Vuurwapens
vervullen in de drugswereld primair een rol als hulpmiddel om de veiligheid te
garanderen. Ongeveer 40 procent van alle vuurwapendelicten (bezit en gebruik)
is op één of andere wijze gerelateerd aan de drugswereld.
Een tweede categorie personen waarbij een grote kans aanwezig is dat vuur- wapens in bezit zijn of worden aangetroffen zijn personen die actief zijn in de wereld van de overvalcriminaliteit. Ongeveer 40 procent van alle delicten waarbij een vuurwapen in het spel is heeft betrekking op overvallen. Een kwart
171
daarvan wordt gepleegd door drugsverslaafden en vertoont derhalve overlap
met de voorgaande categorie. Onderscheid kan worden gemaakt tussen
overvallers en straatrovers die op regelmatige basis, al dan niet planmatig,
overvallen plegen en personen die ad-hoc of eenmalig een overval plegen,
enerzijds vanwege de kick of het snelle geld, anderzijds bijvoorbeeld om uit
schulden te komen.
Een derde categorie daders waar het risico op bezit en gebruik van vuurwapens
groot is, wordt gevormd door jonge Antilliaanse mannen die recent in Neder-
land zijn geïmmigreerd. Deze categorie personen kenmerkt zich door lage
opleiding, slechte beheersing van de Nederlandse taal en betrokkenheid bij
drugscriminaliteit en prostitutie. Voorts kenmerkt de cultuur van deze groep
zich door een hoge mate van gewelddadigheid.
Tot slot is het gebruik en bezit van vuurwapens sterk gecorreleerd aan
relatieproblematiek.
Vuurwapenhandelaars
De activiteiten van vuurwapenhandelaars beperken zich tot de handel in
scherpschietende vuurwapens. De belangrijkste personen die betrokken zijn bij
de handel zijn degenen die in staat zijn vuurwapens te importeren uit een
bronland. Deze importeurs verhandelen de vuurwapens ofwel direct aan een
personen in het criminele circuit die zij kennen en vertrouwen, ofwel aan een
netwerk(je) van tussenpersonen of kleinhandelaren. De importeurs zijn met
name autochtone Nederlanders, Turken en voormalig Joegoslaven. Als tussen-
personen spelen met name allochtonen een rol. Uit het onderzoek blijkt dat
Surinamers, Marokkanen en personen van Joegoslavische afkomst bij de
kleinhandel betrokken zijn. In het laatste geval gaat het met name om personen
die qua achtergrond vergelijkbaar zijn met andere (kleine) criminelen die in
direct contact staan met afnemers, zoals bijvoorbeeld drugsdealers. De 'impor-
teurs' bevinden zich enerzijds op het criminele middenniveau. Zij kunnen dan
niet worden beschouwd als spinnen in het web van grote criminele organisaties,
maar onderhouden daarmee wel banden. Uit de onderzoeksresultaten kan
worden afgeleid dat zij in die gevallen een relatief zelfstandig een kleinschalig
smokkel- en distributienetwerkje runnen. Een andere mogelijkheid is dat perso-
nen die zich vooral richten op andere criminele activiteiten (zoals drugshandel),
de handel in vuurwapens 'erbij' doen. Dit gebeurt met name uit overwegingen
van status.
172
Summary
Violent crime is one of the key subjects of discussion in the Netherlands. An
important part of this discours concerns the possession and use of firearms. In
the opinion of the general public, the possession and use of firearms among
criminal elements has increased during the recent past and so have the odds of
becoming a victim of a crime involving a firearm. Question is whether these
feelings are based upon a factual increase of the amount of offenses in which a
firearm has been used. Hence the Dutch ministry of justice has commissioned a
research to answer the following questions.:
* On how many occasions were illegal firearms used to commit crimes
during the years 1998 2000?
* How many firearms are illegally possessed in the Netherlands?
* How many firearms are sold on the illegal market annually?
* What are the characteristics of perpetrators who use, possess and trade
illegal firearms?
The information in this report is based on a number of sources. First the
registration of the Dutch police was used to gather information about the
number of confiscated illegal firearms and information about criminal acts in
which firearms were used. Secondly, persons who are convicted in relation to
the possession of illegal firearms were interviewed, and interviews were also
held with officials from the Dutch police, the Dutch customs, Europol, Interpol
as well as from other relevant institutions. Thirdly publications regarding illegal
firearms (possession, use and trading) were analysed.
The use of illegal firearms in criminal acts
The first question to be answered by this research is to what amount firearms
were used to commit criminal acts, during the years 1998 - 2000. General
findings are that, in the Netherlands as a whole, an estimated number of 4.881
173
incidents involving a firearm took place in 1998. In 1999 an estimated number
of 5.155 incidents took place and in 2000 the number of incidents is 4.617. Per
100.000 inhabitants, an average of 30 incidents involving a firearm took place
in the year 2000. The police region Amsterdam-Amstelland registered the
largest number of incidents (72/100.000).
The types of firearms most commonly used to commit criminal acts, are pistols
and revolvers. Firearms are usually used to commit robbery (38% of all
criminal acts registered). In about 80 percent of the cases the use of the firearm
is limited to the threatening of the victim.
Possession of illegal firearms
In order to estimate the amount to which firearms are illegally possessed in the
Netherlands, the seizure of illegal firearms by the Dutch police was used as a
starting point. The number of illegal firearms seized by the Dutch police
gradually increases from 992 in the year 1995 to 2.576 in the year 1999.
However, in the year 2000 the number of seizures decreases to 2.463. An
average of 16 firearms per 100.000 inhabitants were seized in the year 2000.
Most illegal firearms were registered in the police-region Amsterdam-
Amstelland (58) and Rotterdam-Rijnmond (34). However, the quality of the
registration of seizures of illegal firearms by the Dutch police differs
considerably between police-regions. The registration of seized firearms can be
regarded upon as adequate in only 6 out of 25 police-regions. To make a
reliable estimation of the extent of illegal used firearms, the amount seized by
the police was used as index. Based on an analysis by the Dutch police it was
assumed that about 10 percent of all firearms that are illegally possessed have
been confiscated by the police. Based on this assumption, it is estimated that the
total amount of weapons that are held in illegal possession in the Netherlands
ranges from 85.000 to 125.000.
Trading of illegal firearms
Firearms can be distinguished into several types. Apart from actual firearms,
illegal possession also concerns blank-firing weapons (or arms that can fire gas-
cartridges), and non-firing imitations of actual firearms. Both blank-firing
weapons and imitations cannot be used to fire bullets, but they are suitable for
threatening. Possession of these types of firearms is not permitted in the
Netherlands. However, blank-firing weapons can be legally bought in a number
of European countries, for instance Germany and Belgium. Blank-firing
weapons that were seized in the Netherlands were usually bought in the
174
countries mentioned. Imitations of firearms are generally bought during
holidays, mainly in Spain and Turkey. Trading of illegal firearms is thus
restricted to actual firearms. Based upon the number of firearms which are
annually seized by the Dutch police, it is estimated that 20.000 25.000 illegal
firearms are sold. This figure does not include blank-firing weapons and
imitations of firearms.
Characteristics of perpetrators
Perpetrators who are found in possession of an illegal firearm, mostly are male
(95%). The average age is 24 years. Of the persons apprehended, about 20
percent have been arrested before, regarding an offence involving a firearm.
Ethnic minorities are disproportionately engaged in firearms offences. This
considers especially those who were born in the Dutch West-Indies (mainly
Curaçao). Most suspects who have been arrested with regard to firearms
offences were involved in other criminal activities as well. 40 percent of the
suspects were also involved in the production, trafficking or dealing of hard- or
softdrugs. Another 40 percent of the persons apprehended were involved in
predatory crime (e.g. robberies, rip-offs). 15 percent of the firearms offences
are related to domestic problems.
175
176
Geraadpleegde literatuur
Angenent, H. (1997),
Criminaliteit van allochtone jongeren: feiten, oorzaken, achtergronden,
Uitgeverij Intro b.v., Baarn.
Beke, B., H. Ferwerda, P. van der Laan en A. van Wijk (1998),
De dunne draad tussen doorgaan en stoppen: allochtone jongeren en
criminaliteit, Uitgeverij SVP, Utrecht.
Boer den M. en A.C. Spapens red. (2002),
Law enforcement and Judicial Co-operation with Regard to Organised
Crime: A Comparison between European Border Regions, Katholieke
Universiteit Brabant/IVA Tilburg.
Bovenkerk F. (2001),
Misdaadprofielen, Meulenhoff, Amsterdam.
Dijk J.M. van, P. Mayhew en M Killias (1989),
Experiences of Crime across the world, Key findings of the 1989
International Crime Survey, Kluwer Law and Taxation Publishers,
Deventer.
Dijk T. van, S. Flight, E. Oppenhuis en B. Duesmann (1997),
Huiselijk Geweld, Stafbureau Informatie, Voorlichting en Publiciteit,
Ministerie van Justitie, Den Haag, 1997.
Fijnaut C.J.C.F., Bovenkerk F., G.J.N. Bruinsma en H.G. van de Bunt
(1996),
Eindrapport georganiseerde criminaliteit in Nederland, Tweede Kamer,
vergaderjaar 1995 1996, 24072, nr. 16.
Gemert, F. van (1998),
Ieder voor zich, kansen, cultuur en criminaliteit van Marokkaanse
jongens, Het Spinhuis, Amsterdam.
177
Gruter P. (2001),
Je bent jong en je wilt wat, Regiopolitie Haaglanden,
via http://www.minjust.nl/b_organ/npc/overvalc/.
Heijden van der P. en G. van Gils (2000),
Omvangsschattingen van vuurwapenbezit, Tijdschrift voor Criminologie,
2000/2 pp. 154 164.
Huis van P. (2001),
Politie-overval op de overvallers,
via http://www.minjust.nl/b_organ/npc/overvalc/.
Huls F., M.M. Schreuders, M.H. Ter Horst-van Breukelen en F.P. van Tulder
red. (2001),
Criminaliteit en rechtshandhaving 2000, ontwikkelingen en samenhangen,
Centraal Bureau voor de Statistiek en Wetenschappelijk Onderzoek- en
Documentatiecentrum, Den Haag.
Keus R. (2001),
Overvallen: feiten en cijfers, 2001, via http://www.minjust.nl/b_organ/
npc/overvalc/.
Khonraad S. (2000),
Woonwagenbewoners, burgers in de risicomaatschappij, Uitgeverij Jan
van Arkel, Utrecht.
Kleemans E., E. van den Berg, H. van der Bunt, m.m.v. M. Brouwers, R.
Kouwenberg en G. Paulides (1998),
Georganiseerde criminaliteit in Nederland, rapportage op basis van de
WODC-monitor, Den Haag, Ministerie van Justitie, WODC.
Klerks P. (1998),
8.000 overvallers op een rij, via http://minjust.nl/b_organ/overvalc.
Korf D.J. en G.W. Bookelman e.a. (2001),
Diversiteit in criminaliteit; allochtone arrestanten in de Amsterdamse
politiestatistiek, Tijdschrift voor Criminologie, 43e jrg. nr 3, pp 230
259.
Korps Landelijke Politiediensten, Divisie Centrale Recherche Informatie
(1997),
De aard en omvang van vuurwapencriminaliteit in Nederland, periode
1991 1995, Zoetermeer.
Korps Landelijke Politiediensten, Divisie Centrale Recherche Informatie
(1998),
De aard en omvang van vuurwapencriminaliteit in Nederland, periode
1996 1997, Zoetermeer.
178
Loeber R., W. Slot en J.A. Sergeant red.,
Ernstige en gewelddadige jeugddelinquentie, omvang, oorzaken en inter-
venties, Bohn Stafleu van Loghum, Houten/Dieghem.
Loof Y., M. Plantinga, F. Govers en M. Scholtes (1999),
Strategisch onderzoek vuurwapencriminaliteit in de regio Amsterdam-
Amstelland, Bureau Recherche Informatie, Amsterdam.
Ploeg, J.D. van der (1998),
De complexe relatie tussen drank, drugs en geweld, in: E. Rood-Pijpers,
Verharding van Jongerencriminaliteit?, Erasmus Universiteit, Rotterdam.
Poorter de P. en F.J. Hoevers, (2000).
Overvallen in Nederland 2000, Korps Landelijke Politiediensten, dienst
Nationale Recherche. Zoetermeer.
Port, M. ter (2001),
Geliquideerd, Meulenhoff, Amsterdam.
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (december 1998),
Cijfers omtrent geweld, Biopsychologische determinanten van antisociaal
en crimineel gedrag, Den Haag.
Sagramoso D. (2001),
The proliferation of Illegal Small Arms and Light Weapons in and around
the European Union, Centre for Defence Studies, Kings College,
University of London.
San, M. van (1998),
Stelen en steken, Delinquent gedrag van Curaçaose jongens in Nederland,
proefschrift Universiteit van Amsterdam.
San van M. van (2002),
p. 87, Mijn vader is ook geen engeltje, in: Justitiële Verkenningen, nr 1,
pp. 79 89.
Spapens A.C., C.E. Hoogeveen en C.A.M. Pardoel (2001),
De reactie van de politie op huiselijk geweld: stand van zaken, IVA
Tilburg/WODC, Tilburg/Den Haag.
Spapens A.C., C.E. Hoogeveen en C.A.M. Pardoel (2001),
Uitgegaan en ingesloten, Oorzaken van uitgaansgeweld in de politieregio
Brabant Zuid-Oost, IVA Tilburg.
Spapens A.C. en M.Y. Bruinsma (2002),
Smokkel van handvuurwapens vanuit voormalige Oostbloklanden naar
Nederland, IVA Tilburg.
Steun- en Informatiepunt Drugs en Veiligheid (2000),
Verslag symposium (on)mogelijkheden experimenten achterdeur.
179
Terlouw G.J., W.J.M. de Haan en B.M.W.A Beke (2000),
Geweld: gemeld en geteld, een analyse van aard en omvang van geweld
op straat tussen onbekenden, WODC.
Tilburg, W. van en M. Grapendaal (2000),
Allochtone verdachten in 1998 op basis van het HKS, Dienst NRI,
Rapport Landelijke Politiediensten 2000, Zoetermeer.
Tonry M. en J. Wilson eds. (1990),
Drugs and Crime, The University of Chicago Press, Chicago and London.
Verduin P.C. (1999),
Het illegaal maken van vuurwapens en munitie in de vuurwapenbranche.
Afstudeerscriptie, Faculteit der Bestuurskunde, Universiteit Twente.
Westerink M. (13 juli 2002),
Antillianen in Almere, Algemeen Politieblad, nr. 14, pp. 4-5.
180
Bijlagen
181
182
Bijlage 1
ONDERZOEKSVERANTWOORDING
1 Inleiding
In deze bijlage wordt de wijze van uitvoering van het onderzoek beschreven.
De gevolgde werkwijze en de betrouwbaarheid van de verzamelde informatie
komt daarbij aan de orde. Het onderzoek is uitgevoerd van oktober 2001 tot en
met mei 2002. In het project zijn uiteenlopende onderzoeksvragen aan de orde
gesteld, die voortvloeiden uit vragen die vanuit de Tweede Kamer aan de
minister van justitie zijn gesteld. De vragen betroffen zowel het bezit, gebruik
als de handel in handvuurwapens in Nederland. De aard en het niveau van deze
vragen liep sterk uiteen en maakte de inzet van een scala van onderzoeks-
methoden noodzakelijk.
De basisgedachte achter de voorgestelde onderzoeksopzet was om de proble-
matiek van het bezit en het gebruik van handvuurwapens in Nederland zo
volledig mogelijk in kaart te brengen. In Nederland zijn voor de jaren 1998
2000 op landelijk niveau geen gegevens verzameld en gepubliceerd over het
aantal in beslag genomen vuurwapens of over het gebruik van vuurwapens
(aantal incidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt). Een informatiebasis voor
schattingen van het vuurwapenbezit of -gebruik ontbrak derhalve. Dit betekende
dat op regionaal niveau in kaart moest worden gebracht hoeveel vuurwapens in
de genoemde jaren in beslag waren genomen en hoeveel incidenten waarbij
sprake was van een vuurwapen zich hadden voorgedaan. Gedurende bijna vijf
maanden zijn registratiegegevens verzameld in 24 van de 25 politieregio's en
bij de Koninklijke Marechaussee. Slechts in de regio Friesland lukte het uitein-
delijk niet om de gevraagde gegevens boven tafel te krijgen. De reden is dat
deze regio (volgens de ons verstrekte informatie) niet beschikt over de moge-
lijkheid om regionaal op één punt gegevens in te zien betreffende alle zes
districten. In het kader van het onderhavige onderzoek was het praktisch niet
haalbaar om in elk afzonderlijk district informatie te verzamelen.
In het algemeen was de bereidheid tot medewerking van de bij de regiokorpsen voor vuurwapencriminaliteit verantwoordelijke politiemensen uitzonderlijk
183
groot. Onze dank gaat met name uit naar de regiopolitie Brabant Noord, welke
ons de faciliteiten en ruimte heeft geboden om vanaf één plek gegevens te
verzamelen met betrekking tot tien regiokorpsen. De overige politieregio's
hebben op hun beurt de onderzoekers welwillend ontvangen en inzage geboden
in de registratiegegevens en andere relevante informatie.
Ten behoeve van de beantwoording van de uiteenlopende onderzoeksvragen zijn
diverse methoden van informatieverzameling toegepast, elk met hun mitsen en
maren. In het vervolg van deze bijlage wordt per onderzoeksvraag beschreven
welke methodieken van gegevensverzameling zijn toegepast. Voor elk van deze
informatiebronnen geldt dat de onderzoekers door het ministerie van justitie
(Parket Generaal) vooraf zijn geautoriseerd om de benodigde gegevens te
kunnen raadplegen.
2 Verzameling van gegevens over vuurwapengebruik
De eerste vraag van het onderzoek is in welke mate het gebruik van hand-
vuurwapens in de jaren 1998 2000 is toe- of afgenomen. Het aantal vuur-
wapenincidenten wordt in Nederland landelijk niet systematisch bijgehouden.
Ook het aantal regiokorpsen dat hiervan een sluitend overzicht bijhoudt is
beperkt. Dit betekende dat alleen direct raadplegen van de basisregistratie de
mogelijkheid biedt om inzicht te krijgen in vuurwapenincidenten, de betrok-
kenen, de aard van het wapen (wanneer het is aangetroffen) en andere voor het
onderzoek relevante gegevens. In de regio's Brabant-Noord, Zaanstreek-Water-
land, Limburg-Noord (vanaf 1999) en Haaglanden (tot en met 2000) wordt een
separate registratie van vuurwapenincidenten bijgehouden. In deze regio's
konden derhalve voor de genoemde jaren complete gegevens omtrent incidenten
waarbij sprake was van een vuurwapen worden verzameld.
Uit de basispolitieregistratie in de andere politieregio's valt het aantal inci- denten waarbij sprake was van een vuurwapen niet gemakkelijk terug te halen. De belangrijkste reden is dat verbalisanten (behandelende politiemensen) deze incidenten in allerlei categorieën onderbrengen. Een aantal registratiecatego- rieën verwijst direct naar het gebruik van een vuurwapen, zoals bijvoorbeeld 'geweld met letsel met vuurwapen' binnen het systeem BPS, of 'moord- doodslag' binnen het systeem Xpol. Deze categorieën zijn relatief eenvoudig raadpleegbaar. Onze inschatting op voorhand was dat, gezien de relatieve ernst van vuurwapendelicten, deze over het algemeen in de 'juiste' categorieën in de
184
basisregistratie zouden worden vastgelegd, met andere woorden in categorieën
die verwijzen naar het gebruik van een vuurwapen. Helaas bleek al direct dat
dit een foute veronderstelling was.
In de startfase van het onderzoek werd contact gelegd met de politieregio
Brabant Noord. Deze regio beschikt over een Regionaal Bureau Wapens en
Munitie, waar systematisch gegevens over vuurwapenincidenten worden verza-
meld en vastgelegd in een aparte registratie. Deze regio beschikt dan ook als
één van de weinige korpsen over een compleet en betrouwbaar beeld van het
aantal schietincidenten. Een inventarisatie van deze gegevens beroofde de
onderzoekers al snel van de illusie dat vuurwapenincidenten eenduidig in
gemakkelijk traceerbare categorieën in de basisregistratie worden vastgelegd.
Incidenten waarbij sprake was van een vuurwapen kwamen in meer dan vijftig
categorieën voor (56 om precies te zijn). Het RBWM in de regio Brabant
Noord is in staat de feitelijke gebeurtenissen te volgen door dagelijks alle dag-
rapporten te scannen op een aantal vuurwapengerelateerde zoektermen. Een
dergelijke procedure is echter technisch niet mogelijk voor langere tijdsperio-
den dan één dag. Het automatiseringssysteem zou daardoor te zwaar worden
belast. Bovendien dienen de gegevens die middels zo'n zoekslag worden verza-
meld nog nader te worden geschoond, omdat de zoektermen vaak ook alleen
verwijzen naar vermoedens van vuurwapengebruik of -bezit en niet naar feite-
lijke zaken. Voor de onderzoekers was het niet haalbaar om meer dan vijftig
categorieën in de basisregistratie na te lopen op vuurwapenincidenten. Sommige
categorieën bevatten honderden incidenten per jaar of zelfs per maand, waarvan
soms slechts in vijf of tien gevallen per jaar een vuurwapendelict betreft. Er
dienden derhalve keuzes te worden gemaakt ten aanzien van de categorieën die
wel en niet werden geïnventariseerd.
Daarmee zijn de problemen van gegevensverzameling echter nog niet opgelost.
Een complicerende factor is namelijk dat binnen de Nederlandse politie
verschillende systemen worden gehanteerd voor de basisregistratie. Het meest
gangbare systeem is het Bedrijfsprocessensysteem (BPS) dat in 19 van de 25
politieregio's en bij de KMAR in gebruik is. Dit systeem is relatief snel en kent
een 'bladerfunctie' zodat opeenvolgende verklaringen van verdachten of andere
betrokkenen bij een incident tamelijk snel kunnen worden doorgelopen. De
regio Haaglanden hanteert als enige het systeem Genesys. Echter, omdat deze
regio tevens een registratie van vuurwapenincidenten in separate dossiers
bijhield over de jaren 1998 2000, hoefde van dit systeem geen gebruik te
worden gemaakt (in verband met bezuinigingen op capaciteit is aan deze
papieren registratie inmiddels een eind gemaakt).
185
In de jaren 1998 2000 werd door vier van de vijf resterende regio's het
systeem Xpol gebruikt. De regio Rotterdam-Rijnmond hanteerde in die periode
een voorloper hiervan (Multipol), maar is inmiddels ook overgestapt op Xpol.
In tegenstelling tot BPS kent Xpol een 'boomstructuur', in plaats van een
bladerfunctie. Dit betekent dat voor elk inhoudelijk document eerst de hele
'boom' naar beneden dient te worden afgelopen en vervolgens, wanneer blijkt
dat daarin geen relevante informatie staat, voor het volgende document eerst
weer naar 'boven' moet worden teruggekeerd (en dan weer naar beneden afge-
daald et cetera). Dit maakt het nagenoeg onmogelijk om in enig tempo infor-
matie te raadplegen. Het systeem is bovendien traag en loopt regelmatig vast.
Voor Multipol geldt hetzelfde, zij het dat dit systeem niet meer operationeel
gebruikt wordt waardoor het iets sneller functioneert. Keerzijde is dat in de
regio Rotterdam-Rijnmond bij de overstap op Xpol in 2001 veel gegevens uit
Multipol niet zijn 'overgezet' in de raadpleegbare database. Wanneer politie-
mensen op zoek zijn naar antecedenten van bij naam bekende verdachten kan
informatie worden achterhaald. Wanneer op basis van delicttypen wordt
gezocht is dit echter nagenoeg onmogelijk.
Op grond van deze bevindingen is gekozen voor informatieverzameling op drie
manieren:
* complete registratiegegevens zijn verzameld in die regio's waar dat moge-
lijk was op grond van een separate registratie van vuurwapenincidenten
* in regio's die gebruikmaken van BPS is een selectie gemaakt van incident-
categorieën die nader zijn geïnventariseerd. Op basis van een vooraf uitge-
voerde vergelijking in de politieregio Brabant-Noord is geschat dat op
deze wijze 70 procent van de feitelijke vuurwapenincidenten te achter-
halen valt.
* in vier regio's die gebruikmaken van Xpol (of Multipol in de jaren 1998 -
2000) is afgezien van raadpleging, maar gebruik gemaakt van gegevens uit
HKS. Op basis van een zoekstring zijn alle vuurwapengerelateerde inci-
denten achterhaald. Deze zijn vervolgens door ons ingevoerd in de com-
puter. HKS heeft echter als nadeel dat slechts informatie over het type
delict en de verdachte beschikbaar is. Details over het type wapen en
andere informatie kan daaruit niet worden afgeleid.
In de regio Flevoland is nadat bleek dat andere methoden (zoekstrings in HKS) niet haalbaar waren, alsnog gebruik gemaakt van Xpol. Vanwege de beper- kingen van dat systeem is alleen het aantal vuurwapenincidenten in kaart
186
gebracht. De gekozen categorieën zijn vergelijkbaar met die van de BPS-
regio's.
De regio Friesland bleek niet in staat de door ons gevraagde informatie aan te
leveren vanwege het feit dat alleen districtsgewijs gegevens opvraagbaar zijn uit
het registratiesysteem.
In totaal zijn derhalve gegevens beschikbaar met betrekking tot 24 van de 25
regiokorpsen en de KMAR.
De volgende 'vuurwapencategorieën' zijn in het onderzoek meegenomen,
uitgaande van BPS:
241: overval, met en zonder wapen (totaal)
303: geweld zonder letsel met vuurwapen (totaal)
313: geweld met letsel met vuurwapen (totaal)
323: geweld dodelijk met vuurwapen (totaal)
342: bedreiging (steekproef van 3 maanden per jaar)
In Xpol (regio Flevoland) zijn meegenomen de categorieën overval, straatroof,
diefstal met geweld, moord, doodslag (incl. pogingen) en bedreiging
(steekproef van 3 maanden per jaar).
Als restrictie voor dit onderdeel geldt dat sprake dient te zijn geweest van
feitelijk gebruik van het vuurwapen. Gevallen waarin het vuurwapen bij iemand
thuis is aangetroffen of waarin het vuurwapen niet daadwerkelijk is gezien door
de betrokkene zijn uitgesloten. Per geval is vastgelegd:
* het registratienummer BPS/Genesys (HKS registratiegegevens zijn niet
vastgelegd);
* datum incident;
* delictomschrijving;
* wapen aangetroffen;
* wapentype (pistool, revolver, imitatiewapen, geweer, et cetera);
* verdachte bekend bij de politie;
* verklaringen verdachte beschikbaar (met het oog op vervaardigen van
profielschetsen);
* registratiecategorie BPS/Genesys;
* wijze van gebruik wapen (dreigen, schieten);
* eventuele bijzonderheden van de zaak (met het oog op vervaardigen van
profielschetsen);
187
3 Verzameling van gegevens over inbeslagnames
Wanneer een vuurwapen in beslag wordt genomen registreert de politie dit in
principe in het basisregistratiesysteem dat in de desbetreffende regio wordt
gehanteerd. De onderzoeker die in een later stadium dergelijke registratie-
gegevens probeert terug te halen stuit op drie problemen. Ten eerste kunnen de
benodigde gegevens om wat voor reden dan ook nooit zijn ingevoerd. Niet alle
afdelingen maken gebruik van de basisregistratie om aangetroffen vuurwapens
in te voeren. Met name vuurwapens die worden aangetroffen tijdens (groot-
schaliger) rechercheonderzoek lopen kans nooit in de basisregistratie terecht te
komen. Ten tweede is het mogelijk dat de informatie wel is vastgelegd, maar
zodanig dat deze later niet of nauwelijks meer is terug te halen. Het aantreffen
van een vuurwapen kan in diverse categorieën in de basisregistratie worden
vastgelegd die rechtstreeks verwijzen naar het gebruik van een vuurwapen. Ook
is het mogelijk het vuurwapen als 'aangetroffen goed' te registeren. In theorie
vormt dit een vrij eenvoudige methode die het mogelijk maakt dat vuurwapens
in relatie tot allerlei mogelijke delicten eenvoudig kunnen worden getraceerd.
Helaas vergt het in het automatiseringssysteem enige extra handelingen om een
vuurwapen als aangetroffen goed vast te leggen, waardoor het met regelmaat
wordt 'vergeten'. Ten derde is het mogelijk dat informatie weliswaar toeganke-
lijk is, maar desalniettemin onbruikbaar vanwege bij de invoer gemaakte fou-
ten. Illegale vuurwapens worden door de smokkelaars of producenten met
regelmaat voorzien van valse merkopschriften. Dit gebeurt zowel om het wapen
aantrekkelijker te maken voor eventuele kopers, als om de feitelijke herkomst te
verdoezelen. Wanneer het in beslag genomen vuurwapen wordt geregistreerd
door een politiemedewerker die geen vuurwapenexpert is, blijkt dat deze over
het algemeen niet in staat is dergelijke merkvervalsingen te herkennen. De
werkelijke aard en herkomst van het inbeslag genomen vuurwapen wordt dan
verkeerd vastgelegd. Dergelijke invoerfouten kunnen achteraf niet of nauwelijks
worden gecorrigeerd. Alleen een expert die het wapen feitelijk in handen heeft
gehad (een foto of beschrijving is onvoldoende) is in staat om de werkelijke
herkomst te determineren.
Het vervaardigen van een gestandaardiseerde lijst van in beslag genomen
vuurwapens naar aard en type vergt een grote hoeveelheid werk. De lijsten van
aangetroffen goederen zijn een waar ratjetoe. Elke verbalisant kan zijn of haar
eigen omschrijving invoeren van het soort 'goed' dat wordt aangetroffen. Wat
voor de één een imitatiewapen is, is volgens de ander een pistool en in de ogen
van een derde een vuurwapen. Allerlei categorieën van goederen die dienen
derhalve afzonderlijk te worden nagelopen. Soms is aan de hand van het
188
ingevoerde merk en andere details duidelijk om wat voor type wapen het gaat.
Soms valt daarover slechts uitsluitsel te verkrijgen door de oorspronkelijke
mutatie erbij te nemen en na te lezen of het om een scherpschietend vuurwapen,
een gas-/alarmwapen of een imitatiewapen handelde. Met name het merk
Walther levert veel extra zoekwerk op, aangezien het hierbij om alle drie
genoemde categorieën kan gaan. Een inbeslag genomen vuurwapen dat als
Glock is geregistreerd kan zowel een imitatie- als scherpschietend wapen
betreffen. In het laatste geval is het echter ook mogelijk dat het in werkelijkheid
gaat om een HS2000 met valse merkopschriften.
Om tot een zo goed mogelijke lijst van in beslag genomen vuurwapens te
komen zijn de volgende handelingen verricht:
* in politieregio's waarin een dekkende registratie wordt bijgehouden is uit-
gegaan van de lijst die door de verantwoordelijke afdelingen konden wor-
den geleverd. Dit betreft de regio's Rotterdam-Rijnmond, Brabant-Noord,
Limburg-Noord (excl. 1998), Zuid-Holland-Zuid (excl. 1998, 1999),
Haaglanden (excl. 2000) en Zaanstreek-Waterland.
* In de regio Amsterdam-Amstelland is uitgegaan van een overzicht dat
door één van de medewerkers is bijgehouden voor de jaren 1998 1999.
Voor het jaar 2000 is gebruik gemaakt van het overzicht van de vuur-
wapens dat is aangeboden voor een drugfiretest. Daarnaast is in de regio
Amsterdam-Amstelland nagegaan hoeveel vuurwapens door de recherche
in beslag werden genomen in het kader van opsporingsonderzoek.
* In de regio's zonder RBWM of een vergelijkbare afdeling is gebruik
gemaakt van uitdraaien van de lijsten van aangetroffen goederen. Deze
zijn per regio opgevraagd. Vervolgens is gecategoriseerd om welke vuur-
wapens het ging. Bij twijfelgevallen (niet duidelijk of het om een scherp-
schietend vuurwapen ging, om een gas-/alarmwapen of imitatiewapen) is
de oorspronkelijke mutatie geraadpleegd om na te gaan welk type vuur-
wapen het betrof. Op basis hiervan was het helaas niet mogelijk om
onderscheid te maken tussen vrijwillig ingeleverde (illegale) vuurwapens
en wapens die gebruikt zijn voor een crimineel feit of die aangetroffen
werden bij een huiszoeking of controle.
* De hoeveelheid vuurwapens die door ons op deze wijze werd geregi-
streerd is ter verificatie voorgelegd aan de contactpersonen in de politie-
regio's. Hieruit zijn nog enkele aanvullingen voortgevloeid die zijn
verwerkt in de resultaten.
189
4 Verzameling van achtergrondinformatie over verdachten
Achtergrondinformatie over aangehouden verdachten in relatie tot vuurwapen-
criminaliteit is verzameld door steekproefsgewijs in afzonderlijke politieregio's
zaken te inventariseren waarin ten eerste een verdachte kon worden aange-
houden en ten tweede gegevens waren vastgelegd over de achtergrond van de
verdachte. Daarnaast zijn de antecedenten van de desbetreffende verdachte
ingezien. Wanneer de aangehouden verdachte niet uit de politieregio afkomstig
was waarin hij of zij werd aangehouden is zo mogelijk informatie nagezocht in
de regio van herkomst. Gemiddeld zijn per regio 20 25 uitgebreidere
gevalsbeschrijvingen gemaakt, oftewel omstreeks 10 procent van het aantal
aangehouden verdachten over de jaren 1998 - 2000. Het criterium dat een
verdachte moet zijn aangehouden en dat de gevalsbeschrijving voldoende details
moet bevatten beperkt uiteraard de keuze. Per verdachte werden de aard van
het delict, risicofactoren en antecedenten in kaart gebracht. De verzameling van
de benodigde gegevens vergde een intensieve inspanning. Bij elk delict, zeker
bij ernstige voorvallen, is sprake van meerdere, soms tientallen afzonderlijke
documenten. Het betreft verklaringen van getuigen, slachtoffers en verdachten
alsmede rapportages van bevindingen door verbalisanten en allerlei formele
gebeurtenissen (PV van aanhouding, van ontslag, et cetera). Vrijwel nooit is
sprake van één samenvattend, afsluitend document waarin de feiten beknopt
zijn weergegeven. De aanwezigheid van een vuurwapen blijkt soms pas in de
loop van de verklaringen die worden afgelegd. Wanneer meerdere verdachten
zijn aangehouden blijkt soms pas na meerdere verhoren wie de feitelijke
verdachte is geweest. Dit betekende dat per geval vele pagina's tekst moesten
worden doorgenomen om te kunnen komen tot de benodigde beknopte
gevalsbeschrijvingen.
Ten behoeve van een meer diepgaande analyse van de achtergrond van
verdachten van vuurwapencriminaliteit zijn daarnaast interviews afgenomen bij
22 gedetineerden. Deze gesprekken dienden ter aanvulling van de profiel-
schetsen die op basis van de registratiegegevens zijn gemaakt. Deze interviews
zijn afgenomen in een penitentiaire inrichting in Nederland. Op voorhand is
zoveel mogelijk geselecteerd op het criterium dat de betrokkene verdacht
diende te zijn van een vuurwapengerelateerd delict. Tijdens de eerste interview-
dag bleek echter dat enkele verdachten, die weliswaar niet 'zaten' voor het
hanteren van een vuurwapen, er vaak wel in het bezit van waren (geweest) en
evenzeer bereid en in staat waren inzicht te geven in de wijze van verhandeling.
Soms bleken zij zelfs aanzienlijk meer open, juist omdat het vuurwapenbezit
190
geen rol speelde in hun zaak. Eén van de verdachten verklaarde zelfs betrokken
te zijn geweest bij grootschalige transitohandel van vuurwapens, terwijl hij
daarvan niet beschuldigd werd. Om deze reden is bij latere interviewronden het
criterium 'vuurwapen' minder strikt gehanteerd.
De interviewronde in de penitentiaire inrichting is zorgvuldig voorbereid.
Vooraf zijn afspraken gemaakt met directie en de penitentiaire inrichtings-
werkers. De te benaderen interviewpartners zijn vooraf geselecteerd en
gevraagd om toestemming te verlenen tot een gesprek. Daarbij is een kleine
attentie (telefoonkaart) gegeven aan de geïnterviewden. De gesprekken waren
over het algemeen uitgebreid en namen één tot anderhalf uur in beslag. Op de
laatste interviewdag bleken enkele te interviewen personen verhinderd door
ziekte of om andere redenen, waardoor het beoogde aantal van 25 gesprekken
niet kon worden gerealiseerd. Vanwege de grote tijdsdruk die op het onderzoek
rustte is besloten te volstaan met het gerealiseerde aantal interviews.
Tot slot is in vier politieregio's, naast de uitgebreidere profielschetsen, de
achtergrond van incidenten voor een volledig jaar in beeld gebracht door
middel van zeer korte schetsen van voorvallen. Dit is gedaan in de regio's
Zaanstreek-Waterland, Twente, Utrecht en Brabant Zuid-Oost, telkens voor het
jaar 2000. Als basis is de aangetroffen goederenlijst gehanteerd. Per aange-
troffen vuurwapen (scherpschietend, gas-/alarm- of imitatiewapen) is vervol-
gens de desbetreffende mutatie geraadpleegd. Dit leverde een lijst op van 890
gevallen, waarop uitspraken zijn gebaseerd omtrent de omstandigheden waarin
de vuurwapens in beslag genomen werden.
5 Verzameling van gegevens over de binnenlandse handel
Informatie over de binnenlandse handel in handvuurwapens is verkregen door middel van uiteenlopende bronnen. Om te beginnen is ook hier de politie- registratie geraadpleegd. Het aantal zaken waarin sprake was van vuurwapen- handel is echter zeer beperkt gebleken. Het betreft daarbij alleen de 'klein- handelaren' of tussenpersonen. In de tweede plaats is informatie gebundeld die betrekking had op de wijze waarop een aangehouden verdachte aan het vuur- wapen verklaarde te zijn gekomen. Dit leverde gegevens op over 204 verdach- ten die werden aangehouden in het bezit van een scherpschietend vuurwapen en die een verklaring wilden afleggen (of waarvan die verklaring ook is vast- gelegd) over de wijze waarop het vuurwapen werd verkregen, op welke plaats, hoeveel er voor was betaald et cetera. Ofschoon de betrouwbaarheid van deze
191
gegevens in meer of mindere mate in twijfel kan worden getrokken, biedt dit
niettemin een systematisch overzicht van het soort 'verklaringen' dat verdachten
over het algemeen afleggen als het gaat om het bezit van het vuurwapen.
In de derde plaats is gebruik gemaakt van informatie uit opsporingsonderzoek.
In het kader van het onderzoek naar smokkel van handvuurwapens vanuit voor-
malige Oostbloklanden konden diverse grotere opsporingsonderzoeken worden
geïnventariseerd. Daarbij werd ook inzicht verkregen in de wijze van distributie
en verdere verhandeling van de vuurwapens.
Tot slot is door middel van interviews met praktijkdeskundigen van de politie
en van andere instanties informatie omtrent de aard en omvang van de handel
(alsmede het bezit) verzameld die bij deze functionarissen voorhanden is, of
zijn inzichten geverifieerd. In dit kader is ook gesproken met de legale vuur-
wapenhandel in Nederland.
192
Bijlage 2
LIJST VAN INFORMANTEN
Met de volgende personen zijn in het kader van het onderzoek (telefonische)
interviews afgenomen of gesprekken gevoerd met betrekking tot vuurwapen-
gerelateerde criminaliteit en/of vuurwapenhandel.
FIOD/ECD
A. Denkers, hoofd Afdeling Analyse en Research
T. Konings, hoofd Afdeling Opsporingsinformatie
Centrale Dienst In en Uitvoer
W.R. Dikkens, beleidsmedewerker CDIU
Europol
P. Suikerland, coördinator Dutch Desk Europol
Interpol
L. Kersbergen, medewerker Directie Recherche, Bureau Sirene
KLPD/NRI
J. de Bruin, H. Ham en R. Kuijper, medewerkers Landelijk Bureau Wapens en
Munitie
Binnenlandse Veiligheidsdienst
Mevr. Havinga, afdeling Interne en Externe Communicatie (contactpersoon
namens BVD, vragen zijn intern uitgezet)
Ministerie van Justitie
M. Stupar, beleidsmedewerker Directie Bestuurszaken
Ministerie van Buitenlandse Zaken
S. Smit, beleidsmedewerker Afdeling DVB / WW
Koninklijke Marechaussee
H. Troost, hoofd recherchetechniek, Centrale Justitiële Dienst KMAR (Utrecht)
193
Regiopolitiekorpsen
Regiopolitie Groningen, W. de Haan, Z.G.C.
Regiopolitie Friesland, J. Jissink, dienst recherche
Regiopolitie Drenthe, M. van Zanten, divisie recherche
Regiopolitie IJsselland, H. Schoonderbeek, regionale recherche RBWM
Regiopolitie Twente, A.A. van Dijk, District Twente Zuid, DRUWA
Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, J. Bogard, Divisie Operationale
Ondersteuning (JIC)
Regiopolitie Gelderland Midden, E.F.J. Elbers, RBWM.
Regiopolitie Gelderland-Zuid, J.J.G. Teunissen, Regionale Infodesk
Regiopolitie Utrecht, G. Bikker, RWBM/Divisie Recherche
Regiopolitie Noord-Holland-Noord, M. Kool, Infodesk, afdeling misdaad-
analyse
Regiopolitie Zaanstreek-Waterland, P. Tjeertes, RBWM
Regiopolitie Kennemerland, P.G.J. Kloes, Regionaal Coördinator Vuurwapens
Regiopolitie Amsterdam-Amstelland
P.J.M. Gademan, Regionaal project coördinator Vuurwapens
H. Bindt, Infodesk
H. Rijfkogel, Infodesk
Regiopolitie Gooi- en Vechtstreek, A. van de Land, RBWM
Regiopolitie Haaglanden
A.W.F. van de Wart, Projectleider Vuurwapencriminaliteit
S. Schaap, Bureau Recherche Expertise
R. Ensing, Bureau Wapens en Terreur
Regiopolitie Hollands-Midden, H. Groen, Coördinator Wapen en Munitie
194
Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, G. de Vlieg, RBWM
Regiopolitie Zuid-Holland-Zuid, L. Bal, Regionale Recherche Dienst
Regiopolitie Zeeland, R. Snoep, Bureau Misdaadanalyse
Regiopolitie Midden en West Brabant, M. Blommerde, recherche coördinator
Regiopolitie Brabant Noord
B. Muilwijk, Dienst Centrale recherche, RBWM
Y. Libregts, Dienst Centrale recherche, RBWM
E. Diebels, Hoofd Districtsrecherche, District Boxtel
Regiopolitie Brabant Zuid-Oost, F. Hasselman
Regiopolitie Limburg-Noord, L.P. van der Hoff, Regionale Recherche, RBWM
Regiopolitie Limburg-Zuid, H. van de Wetering, Coördinator RBWM
Regiopolitie Flevoland, D. Drogt, Chef Regionale Recherchedienst
195
196
Bijlage 3
INBESLAGNAMEGEGEVENS PER REGIO
In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de wijze waarop in de
verschillende regio's gegevens over in beslag genomen vuurwapens worden
geregistreerd. Hiertoe is een korte vragenlijst verstuurd naar de contact-
personen met betrekking tot vuurwapens in de verschillende regio's. Uit 19 van
de 25 politieregio's werd een reactie ontvangen. De ontbrekende regio's zijn
Drenthe, IJsselland, Twente, Noord- en Oost-Gelderland, Gooi- en Vechtstreek
en Hollands Midden.
De registratie van aangetroffen vuurwapens vindt in 11 van de 19 regio's plaats
door de verbalisant die het vuurwapen heeft aangetroffen, ongeacht diens
expertise met betrekking tot vuurwapens. In 7 regio's gebeurt dit door een
expert van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie, danwel door een politie-
functionaris die een opleiding terzake vuurwapen heeft gekregen. In één regio
is bij de respondent onbekend op welke wijze aangetroffen vuurwapens worden
geregistreerd. Slechts in twee regio's wordt hetgeen de verbalisant (zonder
specifieke expertise) invoert in de registratie gecontroleerd door politiefunctio-
narissen die wel over de benodigde expertise beschikken.
Op dit moment beschikken 11 politieregio's over een Regionaal Bureau Wapens
en Munitie en is een dergelijk bureau in één regio in oprichting. In zeven
regio's is geen RBWM. In 8 regio's wordt door de contactpersoon een toename
gesignaleerd als het gaat om de aandacht voor vuurwapencriminaliteit. In 9
regio's is geen sprake van verschil in aandacht. In 2 regio's valt geen duidelijke
beleidslijn te onderkennen.
Het Vuurwapendatasysteem VDS is operationeel geworden per 1-1-2001. Vanaf
dat moment is het systeem ook in 14 van de 19 regio's die de toegestuurde
vragenlijst hebben geretourneerd operationeel. Daarvan hadden 8 regio's het
VDS reeds in 2000 operationeel. Bij één regio is de invoer beperkt tot alleen
scherpschietende vuurwapens. Voorts heeft in twee andere regio's de invoering
enige maanden tot meer dan een jaar vertraging opgelopen. De resterende drie
regio's zijn echter niet van plan het systeem in te voeren. Het betreft de regio's
197
Noord-Holland Noord, Haaglanden en Flevoland. De regio Haaglanden
beschikte overigens in de jaren 1998 - 2000 over een volledige registratie van
zowel het aantal in beslag genomen vuurwapens als de aard en het aantal
vuurwapenincidenten, maar deze registratie is per 2001 gestaakt.
Het aantal aangetroffen scherpe vuurwapens wordt compleet geregistreerd in 7
regio's. In de regio Zuid-Holland-Zuid is sprake van volledige registratie in het
jaar 2000. De overige regio's geven aan dat de registratie van scherpschietende
vuurwapens niet compleet is.
Imitatiewapens zijn door 5 regio's volledig in de registratie ingevoerd in de
jaren 1998 - 2000. Daarnaast is in één regio sprake van volledige invoer met
ingang van het jaar 2000 (Zuid-Holland Zuid). In de regio Limburg-Noord is
de invoer volledig in 1998 en 1999, maar is de registratie vanaf 2000 niet meer
volledig.
Op dit moment houden 8 regiokorpsen een overzicht bij van het aantal vuur-
wapenincidenten dat zich voordoet in de regio. Daarnaast voeren 3 regio's
selectief incidenten in VDS in. In één geval gaat het alleen om incidenten
waarbij het vuurwapen (of ander technisch bewijsmateriaal) is aangetroffen. In
een andere regio worden alleen ernstige voorvallen in VDS verwerkt. In 7
regio's worden vuurwapenincidenten niet centraal geregistreerd.
In het volgende schema is weergegeven welke aantallen vuurwapens van verschillende typen door de regiopolitiekorpsen zijn geregistreerd.
198
260 387 89 50 114 305 433 111 141 311 297 585 155 95 175
Totaal 1231 1403 1387 4921 Totaal 1275 1635 1901 6112 Totaal 1331 1554 1781 5798 199
5 3 7 0 3 0 3 5
Kmar 134 Kmar Kmar 111
hz 1 1 0 0 8 72 hz 9 7 8 2 4 1 3 hz 5 4 0 2 8 Z 51 15 7 10 14 46 99 Z 24 21 16 83 80 108 Z 32 12 22 49 84 198 139
eel 2 4 9 0 0 eel 6 4 0 2 eel 1 0 Z 25 32 72 Z 14 33 62 Z 11 15 23 45 96 a 4 3 3 3 a 2 0 a 5 1 aw 25 28 32 98 aw 36 14 3 10 34 30 126 aw 41 15 1 15 40 48 165 Z Z Z
tre 5 2 2 tre 6 1 1 tre 7 2 0 U 51 21 76 108 265 U 56 18 79 141 302 U 62 28 67 150 316
en 8 1 1 en 5 5 1 0 en 4 0 0 w 23 11 24 w 19 53 w 35 15 45 T 100 168 T 127 210 T 123 222 6 3 dam 68 32 11 800 dam 83 41 13 925 dam 76 61 24 19 925 R 270 176 237 R 240 226 319 R 232 235 278 4 5 2 0 3 1 0 3 7 3 1 ohn 16 31 28 86 ohn 20 12 28 44 ohn 15 16 34 79 N N 108 N 1 7 4 6 0 4 1 rmw 52 46 108 117 335 rmw 53 12 31 13 195 310 rmw 66 10 51 88 94 314 B B B
imz 58 12 50 4 1 57 imz 59 20 64 0 1 imz 43 19 79 2 0 L 105 287 L 170 104 418 L 134 144 421
imn 34 11 11 4 0 97 35 imn 32 9 27 0 0 74 21 imn 29 7 26 2 3 14 L 192 L 163 L 171 252 34 8 6 0 0 Kenn 131 Kenn Kenn ss 5 6 0 1 0 0 15 38 20 44 ss 18 38 4 5 6 1 0 0 4 42 44 37 75 ss 17 19 3 5 2 0 0 0 18 35 20 51 65 105 Ij Ij 107 173 Ij m m m 20 6 0 0 7 0 0 35 51 10 0 0 2 0 36 71 20 10 0 5 0 30 71 Hol 106 53 Hol 119 Hol 136 20 14 19 18 24 Haag 104 307 Haag 112 101 165 Haag 105 104
10 0 4 5 1 49 70 34 94 36 5 22 4 7 1 9 54 49 29 81 9 30 61 1 1 3 1 56 69
000. Gron Gron 171 431 Gron 197 377
m 2 6 37 5 16 49 151 3 57 11
t/98 z Gove z Gove z Gove
45 3 2 28 2 2 2 0 52 11 58 23 5 0 0 2 1 4 2 3
190 36 11 42 8 67 17 46 16 205 28 22 33 25 66 18 68 28 206 111
19 Gel Gel Gel
n n n
26 10 22 1 3 53 62 21 30 1 3 83 22 20 0 0 34 61
Gel 177 Gel 262 408 Gel 138
regio, m 0 2 0
49 42 m 47 5 8 9 16 0 1 48 48 m 23 11 1 8 20 3 1 38 47
Gel Gel 165 Gel 143
---
r politie levo 25 22 10 11 68 126 levo 10 75 levo 16
4 7 8 0 0 1 0 6 2 2 0 0 1 0 8 31 0 0 0 0
Frie F 18 34 15 40 11 105 Frie F 19 22 33 17 40 24 101 Frie F 10 12 14 27 24 16 56 110
ens, pe ren ren 0 0 0 0 0 7 1 8 ren 1 0 3 1 0 4 8 17
D 3 0 0 0 0 0 3 6 D D
1 0 0 0 6 0
uurwap rzo 36 10 11 36 58 rzo 27 10 13 38 rzo 34 11 14 34 63
B 152 B 132 220 B 162
an v rno 35 16 31 2 0 60 97 rno 72 15 27 2 6 59 89 rno 35 9 20 33 3 44 B 241 B 270 B 104 248 e v s s s m 0 m 41 15 52 97 18 2 m 45 10 35 47 80 0 A 227 45 12 33 12 114 80 409 A 254 311 479 A 208 175 600
nd m nd m nd m slagnam ver nep. m ar ver nep. m ar ver nep. m ar ool eer al aal ool eer al aal ool eer al aal evol ew achi ehei nbeke as/ itatie evol ew achi ehei nbeke as/ itatie evol ew achi ehei nbeke as/ itatie Inbe 1998 Pist R G M G O G Im Tot 1999 Pist R G M G O G Im Tot 2000 Pist R G M G O G Im Tot
200