Ministerie van Justitie
7 november 2002
Met ingang van 1 januari 2003 worden de uitkeringen voor
levensonderhoud automatisch verhoogd. Minister J.P.H. Donner van
Justitie heeft het percentage daarvoor vastgesteld op 3,9. De
beschikking met toelichting wordt vandaag gepubliceerd in de
Nederlandse Staatscourant van 7 november 2002 (Stct. 215).
De verhoging is van rechtswege
Het indexeringspercentage wordt jaarlijks berekend aan de hand van de
ontwikkeling van de indexcijfers van de CAO-lonen in de periode
september-september. Bij de samenstelling van dit indexcijfer wordt
behalve met de ontwikkeling van de salarissen in het bedrijfsleven,
ook rekening gehouden met de ontwikkeling van de salarissen bij de
overheid en met de ontwikkeling van de salarissen in andere sectoren.
Het percentage van 3,9 geldt automatisch voor alle alimentaties, of ze
nu door de rechter zijn vastgesteld of door partijen zelf zijn
afgesproken. De verhoging van de alimentatie wordt berekend over het
uitkeringsbedrag zoals het op 31 december 2002 vaststond, was
vastgesteld of was gewijzigd.
In dat bedrag zijn dan ook begrepen de indexeringen die in vorige
jaren, vanaf 1 januari 1974, hebben plaatsgevonden.
Uitzonderingen op de regel
In één geval geldt de wettelijke indexering in het geheel niet.
Als namelijk vóór 1 januari 1973 de hoogte van de bedragen in de
rechterlijke uitspraak of in de overeenkomst mede afhankelijk is
gesteld van de ontwikkeling van het peil van het inkomen, de lonen of
de prijzen, worden deze bedragen niet van rechtswege verhoogd met de
vastgestelde percentages.
Voor deze alimentatiebedragen blijft dan van kracht wat de rechter
heeft bepaald of wat partijen zijn overeengekomen.
Uitsluiting van de indexering
Bij alimentaties die zijn vastgesteld na 1 januari 1973 kan men
afwijken van de algemene indexeringsregeling.
Enkele voorbeelden:
Er kunnen redenen zijn om niet mee te doen aan de aanpassing van
rechtswege van de alimentatie. Men houdt dan liever vaste bedragen
aan;
* Als de alimentatieplichtige bijvoorbeeld moet leven van een vast
inkomen dat niet meegaat met het loon- en prijspeil, kan
automatische stijging van de alimentatie voor hem bezwaarlijk
zijn. Men kan ook bij overeenkomst de indexering van rechtswege
uitsluiten. Ook kan elk van de partijen de rechter vragen de
indexering uit te sluiten;
* Men kan de wettelijke indexering ook voor een bepaalde tijd
uitsluiten, bijvoorbeeld voor een jaar. Als de alimentatie
bijvoorbeeld aan het eind van het jaar werd vastgesteld en de
alimentatieplichtige niet op korte termijn op inkomensverhoging
kan rekenen;
* Men geeft de voorkeur aan een andere vorm van automatische
aanpassing van de alimentatie, bijvoorbeeld door die te koppelen
aan wijzigingen in het salaris van de alimentatieplichtige, of aan
een prijsindexcijfer.
In artikel 402a Boek 1 BW is uitdrukkelijk vastgelegd dat de rechter
die de wettelijke indexering uitsluit daarbij tevens kan bepalen dat
de alimentatie op een andere wijze dan door de wettelijke indexering
zal worden aangepast. De rechter kan hiertoe overgaan op verzoek van
de onderhoudsplichtige of de onderhoudsgerechtigde, maar ook
'ambtshalve', d.w.z. zonder dat er een verzoek ligt.
Zo kan de rechter de wijziging van de alimentatie bijvoorbeeld
koppelen aan de ontwikkelingen van het inkomen van de
alimentatieplichtige, dus een zogenaamde 'aanpassing op maat'
bewerkstelligen. Het is echter ook mogelijk dat de
alimentatieplichtige en de alimentatiegerechtigde een overeenkomst
sluiten waarbij zij de wettelijke indexering uitsluiten.
In plaats daarvan kunnen zij dan zo'n speciaal aanpassingscriterium
opnemen. De gang naar de rechter is dan niet nodig.
Als de rechter een 'aanpassing op maat' geeft, kan hij op verzoek ook
een regeling vaststellen over de tijdstippen waarop de
onderhoudsplichtige aan de onderhouds-gerechtigde gegevens dient te
verschaffen ten behoeve van de aanpassing.
Zo'n regeling kan eventueel ook later nog aan de rechter worden
gevraagd. Ook kan een door de rechter vastgestelde
'informatie-regeling' op verzoek alsnog door de rechter worden
gewijzigd.
Mocht uitsluiting van de wettelijke indexering, bijvoorbeeld na
verloop van tijd, onbillijk zijn, dan kan men de rechter verzoeken de
uitsluiting ongedaan te maken. Daarna is de algemene regel van
toepassing.
Als men de verhoging onbillijk vindt
Zoals gezegd vindt de verhoging van 3,9% van rechtswege plaats. Een
rechterlijke uitspraak of een overeenkomst tussen partijen is daarvoor
niet nodig.
Als men de verhoging onbillijk vindt, zijn er twee mogelijkheden:
1. partijen treffen zelf een andere regeling. Het staat hun vrij om overeen te komen dat niet de totale verhoging, maar een deel daarvan of helemaal geen verhoging betaald hoeft te worden;
2. is dat niet mogelijk, dan kan men aan de rechter vragen een andere
regeling te treffen. Daarbij is de hulp van een advocaat
onontbeerlijk. De rechter zal, voordat hij een beslissing neemt, ook
de andere partij horen.
Maakt men van beide mogelijkheden geen gebruik, dan wordt dus de
alimentatie per 1 januari 2003 verhoogd met 3,9%.
Percentages vanaf de invoering van de indexering
Al naar gelang het jaar van vaststelling (1973, 1972, 1971, 1970 of
eerder), bedroeg het percentage van de op 1 januari 1974 ingegane
verhoging: resp. 12, 23, 40 en 54%.
Percentage per
01-01-1975 16 %
01-01-1976 13 %
01-01-1977 7 %
01-01-1978 8 %
01-01-1979 6 %
01-01-1980 6 %
01-01-1981 4 %
01-01-1982 3 %
01-04-1983 6,4%
01-01-1984 geen percentage vastgesteld
01-01-1985 0,5%
01-01-1986 1,1%
01-01-1987 1,3%
01-01-1988 0,5%
01-01-1989 1 %
01-01-1990 1,6%
01-01-1991 3,2%
01-01-1992 3,7%
01-01-1993 4,2%
01-01-1994 2,5%
01-01-1995 1,3%
01-01-1996 1,1%
01-01-1997 1,7%
01-01-1998 2,3%
01-01-1999 3,3%
01-01-2000 2,5%
01-01-2001 3,3%