Provincie Overijssel

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat Relationeel geweld tegen vrouwen in drie Twentse plattelandsgemeenten



Als het naar buiten komt, is het vaak te laat Relationeel geweld tegen vrouwen in drie Twentse plattelandsgemeenten

Fransien Attema

oktober 2002

U it g e v o e r d in o p d r a c h t v an : Equivalent
Experts in Emancipatie Wierdensestraat 39e
7607 GE Almelo
tel 0546-852025
e-mail: info@equivalent.nl website: www.equivalent..nl

Uitg e v o e rd d o o r: Attema en Van de Wetering onderzoek en advies
Postbus 853
7400 AW Deventer
tel. 0570-617902
e-mail: aenw.deventer@planet.nl

Mo g e lijk g e m aakt d o o r: Provincie Overijssel, Eenheid Zorg en Cultuur

Fo t o vo o r b la d : Christian van der Meij Photography, Hengelo



Inhoudsopgave


1. Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5


2. Landelijke cijfers en achtergronden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9


3. Signalen uit de praktijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 3.1 Introductie van de gemeenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 3.2 Inschatting van geïnterviewden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 3.3 Aard van het geweld dat men signaleert . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 3.4 Hoe komt men met geweldsproblematiek in aanraking? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15


4. Aard en omvang van relationeel geweld in drie plattelandsgemeenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 4.1 Dossieronderzoek politie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 4.1.1 Cijfermatige gegevens van de politie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 4.1.2 Beschrijving van het geweld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 4.2 Inventarisatie onder huisartsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 4.3 Inventarisatie onder maatschappelijk werkers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 4.4 Overige registraties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23


5. Spelen in de plattelandsgemeenten specifieke achtergrondfactoren? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 5.1 Achtergrondfactoren in het voorkomen van relationeel geweld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 5.2 Plattelandscultuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29


6. Elementen in een aanpak van relationeel geweld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 6.1. Zo vroeg mogelijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 6.2. Informatie-uitwisseling en samenwerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 6.3. Hulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36


7. Samenvatting en conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39
Bijlage. De drie Twentse gemeenten en hun sociale infrastructuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 De drie Twentse gemeenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Sociale infrastructuur binnen de drie gemeenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44 Voorzieningen buiten de drie gemeenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Netwerken en samenwerkingsverbanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46

Geraadpleegde bronnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47

Equivalent, Experts in Emancipatie



Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




---


1. Inleiding


Ac h te rg r on d van he t o n de rzo e k

In drie Twentse plattelandsgemeenten wordt een project uitgevoerd, om te komen tot een aanpak van relationeel geweld tegen vrouwen. De nadruk ligt op voorlichting, signalering en het afstemmen van hulpverlening op elkaar. Het project wordt uitgevoerd door Equivalent, Experts in Emancipatie, in samenwerking met Vrouwenopvang Overijssel. Het project is gestart in 2001 in de gemeenten Haaksber- gen, Hof van Twente en Losser. In Haaksbergen en in Losser zijn voor het project overlegorganen opgericht; in Hof van Twente is aansluiting gezocht bij een netwerk dat al bestond in de voormalige gemeente Goor. De drie gemeenten onderschrijven het Masterplan huiselijk geweld in Twente.

De overlegorganen zijn breed samengesteld. Er vindt expertise-uitwisseling plaats en er wordt aandacht besteed aan ontwikkelingsaspecten van het project. Er zijn algemene voorlichtingsbijeenkomsten gehou- den en trainingen voor specifieke beroepsgroepen, gericht op het leren herkennen van signalen. In totaal worden hiermee in de drie gemeenten ruim 450 mensen bereikt. Overal zijn dat in ieder geval politiemen- sen en maatschappelijk werkers. Daarnaast gaat het om bijvoorbeeld huisartsen, predikanten, medewer- kers in de kinderopvang, het welzijnswerk of consultatiebureaus. Ook bij vrouwenorganisaties vindt voorlichting plaats. Vrijwilligers van de Telefonische Hulpdienst en van Buro Slachtofferhulp worden getraind om vervolgens zelf weer aan anderen voorlichting te kunnen geven.

De aandacht voor de problematiek van relationeel geweld tegen vrouwen neemt toe. Zowel in landelijk onderzoek, als met betrekking tot theorievorming, is tot nu toe echter weinig aandacht besteed aan relationeel geweld tegen vrouwen in plattelandsgemeenten. In de beginfase van het project bleek dat er behoefte is aan meer inzicht in de aard en omvang van relationeel geweld. De aanpak van het geweld wordt immers mede beïnvloed door de aard en omvang daarvan.

Vanuit deze achtergrond is aan bureau Attema en Van de Wetering in Deventer opdracht verstrekt onderzoek uit te voeren naar de verschijningsvormen van relationeel geweld in de drie Twentse gemeen- ten. Het gaat om een kwalitatief onderzoek, waarbij meningen en ervaringen van professionals zijn verzameld en zijn gecompleteerd met objectieve registratiegegevens.

Zowel het hiervoor genoemde project, als het onderzoek, zijn gefinancierd door de provincie Overijssel, in het kader van het emancipatiebeleid. In dit rapport wordt verslag gedaan van de uitkomsten van het onderzoek.

We rkw ijze o n de rzo e k

Het onderzoek heeft zich gericht op de volgende hoofdvraag: wat zijn de verschijningsvormen van relationeel geweld tegen vrouwen in een drietal Overijsselse plattelandsgemeenten en hoe vaak komt dit (naar schatting) voor? Daarnaast is het onderzoek gericht op specifieke kenmerken van het leven in een plattelandsgemeente in relatie tot geweld tegen vrouwen en op het verzamelen van ideeën voor hulpverlening.

Begonnen is met de uitvoering van een bronnenstudie, ter oriëntatie op relationeel geweld en op de drie gemeenten. Over de bronnenstudie is afzonderlijk gerapporteerd. In de bronnenstudie zijn (cijfermatige) gegevens te vinden over de drie gemeenten. Ambtenaren die huiselijk geweld in hun beleid hebben, stelden relevante (beleids)stukken beschikbaar. De bronnenstudie moet worden gezien als achtergrondma- teriaal.

Equivalent, Experts in Emancipatie



6

In het onderzoek zijn interviews gehouden met ca. 40 professionals, van diverse instanties waar men in het werk in aanraking (kan) komen met relationeel geweld. Meestal was dit een persoonlijk interview; enkele keren een telefonisch interview. In de drie gemeenten is gesproken met acht medewerkers van de politie, zes maatschappelijk werkers, drie huisartsen, vier welzijnswerkers en drie pastoors of predikanten (hier verder `geestelijk verzorger' genoemd). Daarnaast is gesproken met medewerkers van (agrarische) telefonische hulpdiensten, mediators van de GLTO, Mediant (voorheen Riagg), Slachtofferhulp en Vrouwenopvang. In de interviews zijn uiteraard nooit namen genoemd van slachtoffers of plegers. Om te voorkomen dat uitspraken te herleiden zijn tot namen van geïnterviewden, en daarmee toch naar individu- ele situaties, worden in deze rapportage geen namen genoemd van geïnterviewde professionals.

In de interviews is gevraagd welke vormen van relationeel geweld men in de eigen praktijk tegenkomt en wat daarin opvalt. Ook is telkens uitvoerig gesproken over de plattelandscultuur in deze gemeenten en is de vraag voorgelegd hoe het geweld doorbroken kan worden. Geen van de geïnterviewden bleek een concrete schatting te kunnen maken van de omvang van het geweld. Nergens worden goede en betrouw- bare registraties bijgehouden. Daarom zijn in het kader van dit onderzoek enkele gerichte inventarisaties uitgevoerd. Daarvoor is als eerste een systematiek ontwikkeld voor dossieronderzoek bij de politie. Aan de hand daarvan zijn door een medewerker van de politie alle relevante dossiers uit de drie gemeenten voor de eerste drie maanden van 2002 doorgenomen. Daarnaast is een systematiek ontwikkeld, aan de hand waarvan maatschappelijk werkers hun case-load van 2001 hebben geanalyseerd. Ook is een inventa- risatie gehouden onder huisartsen.

Ten slotte zijn enkele interviews gehouden met vrouwen die relationeel geweld hebben meegemaakt. Het contact met deze vrouwen is gelegd via vertrouwenspersonen. Als een vrouw instemde met een interview werd haar naam doorgegeven aan de onderzoeker. Slechts weinig vrouwen waren bereid (of in staat) mee te werken aan een interview. Zij vertellen zowel over lichamelijk geweld, als over geestelijk geweld en seksueel geweld. We gaan in de rapportage niet op details in. De gevoelens en ervaringen van deze vrouwen zijn op diverse plaatsen in de rapportage verteld. Uiteraard anoniem en niet te herleiden naar personen. Ze illustreren de signalen van de hulpverleners.

C Ik voelde me alsof ik met de neus op de grond lag, met een zware deken over me heen. C Hij greep zich lichamelijk en geestelijk aan me vast. C Als ik maar veilig thuis opgeborgen was, dan was het voor hem goed. C Ik kreeg hartkloppingen, zodra hij in de buurt was. C Ik voelde me helemaal leeg en moe. C Ik voelde me niet veilig in mijn eigen huis.

Le e s w ijze r

Het volgende hoofdstuk begint met enkele uitkomsten van landelijke onderzoek. Het gaat om cijfermatige gegevens en om een schets van ontwikkelingen in de aanpak van relationeel geweld.

Hoofdstuk 3 geeft eerst een korte introductie van de drie Twentse gemeenten. Daarna vertellen geïnter- viewden wat zij in hun praktijk meemaken. Hoe vaak signaleren zij relationeel geweld? Om welk type geweld gaat het en hoe komt men ermee in aanraking?

Na de schattingen die de geïnterviewden geven, volgen in hoofdstuk 4 de uitkomsten van het inventarise- rend onderzoek dat is gehouden bij politie, huisartsen en maatschappelijk werkers.

Aan geïnterviewden is gevraagd of zij bepaalde achtergrondfactoren zien in het relationeel geweld. Komt dit in het ene type gezin vaker voor dan in het andere? En maakt het uit of je op het platteland woont of

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




---

in de stad? De reacties op deze vragen komen aan de orde in hoofdstuk 5. En tenslotte geeft hoofdstuk 6 voorstellen van de geïnterviewden voor een aanpak in de toekomst.

Een samenvatting van de uitkomsten en conclusies is te vinden in hoofdstuk 7.

In de bijlage zijn enkele demografische kerncijfers opgenomen over de drie Twentse gemeenten. Hier is ook een schets te vinden de sociale infrastructuur in de regio, voor zover relevant voor het onderwerp.

No o t v an d e on d e rzo e ke r

Relationeel geweld tegen vrouwen is een gecompliceerd onderwerp om te onderzoeken. Verschillende geïnterviewden vonden het in eerste instantie een lastig onderwerp om vragen over voorgelegd te krijgen, ook al ging het om hun werk. Tegelijkertijd wordt -in het algemeen- wel eens wat lacherig gereageerd. Vrouwen plegen toch ook geweld tegen mannen?! Diverse geïnterviewden gaven aan dat ze het liever hebben over huiselijk geweld in de brede zin, dan uitsluitend over relationeel geweld tegen vrouwen. Uit landelijk onderzoek blijkt echter dat geweld binnen partnerrelaties vooral geweld is van mannen tegen vrouwen. De registraties in ons eigen onderzoek bevestigen dit. Vanuit deze achtergrond is dit onderzoek dan ook beperkt tot de -toch al complexe- problematiek van relationeel geweld tegen vrouwen.

In een onderzoek moeten altijd keuzes worden gemaakt om te komen tot een onderzoeksaanpak, ook al in verband met de beperkte hoeveelheid tijd die beschikbaar is. In dit onderzoek is gesproken met ca. 40 personen uit diverse disciplines. Dit hadden ook andere disciplines kunnen zijn. Denk aan EHBO-posten, consultatiebureaus, peuterspeelzaalleidsters, fysiotherapeuten, plattelandsverenigingen. Van deze laatste zijn enkele benaderd, zonder direct resultaat, omdat men de problematiek niet herkende en geen voor- beelden kon geven. Het onderzoek heeft zich primair gericht op aard en omvang van de problematiek. Dit is ook de reden dat geen interviews zijn gehouden met medewerkers vanuit justitie; zij behandelen gevallen van relationeel geweld nadat deze door de politie zijn behandeld.

Aan de geïnterviewden is gevraagd naar ideeën voor een aanpak van relationeel geweld. Daarbij gaat het in het kader van dit onderzoek vooral om de organisatie van structuren en niet om een gespecialiseerde therapeutische methodiek of een juridische aanpak.

Soms na enige schroom, hebben alle geïnterviewde professionals met veel openheid en betrokkenheid aan het onderzoek meegewerkt. De onderzoeker heeft zeer veel informatie ontvangen en voorbeelden gekregen, van vaak schrijnende situaties. Daarbij zijn nooit namen van personen genoemd. We willen hier onze oprechte dank uitspreken aan de geïnterviewden, voor hun openhartige medewerking. Verschillende keren kreeg de onderzoeker van de professionals het advies mee, vooral te zorgen voor openbaarheid van de onderzoeksgegevens, zodat de problematiek van relationeel geweld bekend wordt.

Oorspronkelijk was de bedoeling meer vrouwen te interviewen, die zelf te maken hebben gehad met relationeel geweld. Er waren maar weinig vrouwen die dit wilden of konden doen. Een bijzonder woord van dank gaat dan ook uit naar de vrouwen die de moed hadden ten behoeve van onderzoek te praten over een zware periode uit hun leven. Zij vertelden dit vooral te doen, vanuit de hoop dat het anderen zou helpen. In het onderzoek is de noodzaak daarvan duidelijk gebleken.

Equivalent, Experts in Emancipatie




8

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




9

2. Landelijke cijfers en achtergronden
Dit hoofdstuk geeft een introductie van de problematiek van relationeel geweld. Dit geweld kan worden gezien in de bredere context van huiselijk geweld. Begonnen wordt met een definitie van beide begrippen. Daarna volgen enkele relevante landelijke onderzoeksgegevens en achtergrondfactoren die in de literatuur worden gesignaleerd. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een korte schets van ontwikkelingen in het aanpakken van relationeel geweld.

De fin itie s

Geweld tegen een vrouw wordt omschreven als: eenzijdig uitgeoefend lichamelijk, psychisch en/of seksueel getint geweld, of fysieke dwang tegen vrouwen door haar (ex-)partner, ten gevolge waarvan zij tegen haar wil emotionele en/of fysieke pijn of letsel ervaart.

Het gaat dus om geestelijk, lichamelijk en/of seksueel geweld door de partner of ex-partner. In de bredere definitie van huiselijk geweld gaat het niet alleen om geweld tegen de partner, maar ook om geweld tegen kinderen, of tegen ouders. Huiselijk wil niet zeggen dat het geweld in huis is gepleegd, maar dat het gaat om een persoon uit de huiselijke kring. Daaronder vallen de (ex-) partner, gezinsleden, familieleden, huisvrienden.

Lan d e lijk o n de rzo e k

In 1989 verscheen een onderzoeksrapport van Römkens, waaruit bleek dat één op de vijf vrouwen wel eens te maken heeft (gehad) met geweld door de partner; bij één op de negen vrouwen was dit herhaald en ernstig lichamelijk geweld. De reacties waren geschokt en vol ongeloof. In opdracht van het Ministerie van Justitie is in 1997 een landelijk onderzoek gehouden, gericht op de aard en de omvang van huiselijk geweld in de brede definitie. Het gaat hier om lichamelijk, seksueel of geestelijk geweld in de huiselijke kring. Opnieuw waren de uitkomsten schokkend. Hierna worden enkele daarvan genoemd.

Hu is e lijk g e w e ld ko m t v aa k vo o r

Landelijk blijkt 45% van de bevolking ooit slachtoffer te zijn geworden van niet-incidenteel geweld, in de huiselijke kring. Het is dus vaker dan eens voorgekomen. Voor 30% van de bevolking heeft dit geweld volgens henzelf gevolgen gehad. Denk aan eetproblemen, angstgevoelens, echtscheiding, problemen met intimiteit. Veelal kwamen deze voorvallen wekelijks tot dagelijks voor. Bij 21% van de Nederlanders duurde het geweld langer dan vijf jaar. Vaak gaat het om een combinatie van verschillende vormen van geweld.

Bij lichamelijk geweld gaat het om bijvoorbeeld slaan, zo hard vastgehouden worden dat het pijn doet, geduwd of geschopt worden. Bij geestelijk geweld gaat het bijvoorbeeld om dreiging dat de relatie verbroken wordt, geregeld bespot of gekleineerd worden, of voortdurend in de gaten worden gehouden. Bij seksueel geweld gaat het bijvoorbeeld om vervelende obscene gebaren, dreiging tot seksuele benade- ring, gedwongen seksuele handelingen.

De daders van huiselijk geweld zijn voor het grootste deel mannen (80%). Alleen bij geestelijk geweld worden vrouwen vaak genoemd; het gaat dan vooral om de moeder in het gezin. In het onderzoek wordt duidelijk dat ook mannen slachtoffer zijn; bij hen gaat het vooral om geweld door ouders en overige familie. Vrouwen zijn (daarnaast) slachtoffer van geweld in de partnerrelatie. Vrouwen zijn, vaker dan mannen, slachtoffer van geweld met een zeer hoge intensiteit. Dat wil zeggen dat het geweld wekelijks of dagelijks voorkomt, waarbij meestal sprake is van lichamelijk letsel.

Equivalent, Experts in Emancipatie




10

Berekend is dat relationeel geweld tegen vrouwen de samenleving op jaarbasis naar schatting ruim 150 miljoen euro per jaar kost. Het gaat om kosten voor politie, justitie, medische zorg, psycho-sociale zorg, opvang en sociale zekerheid.

Hulp insc hake len

In het landelijk onderzoek (1997) blijkt dat de helft van de slachtoffers actie onderneemt tegen de dader, bijvoorbeeld door het met hem te bespreken, of door contact te vermijden. Verzet blijkt vooral effect te hebben bij geweld met een lage intensiteit en veel minder bij geweld met een hoge intensiteit.

Tweederde van de slachtoffers geeft aan er met iemand anders over te hebben gesproken. Vaak zijn dat mensen binnen de familie, of vrienden. Slechts weinig slachtoffers bespreken het geweld met een arts of hulpverlener (13%). Als het gaat om geweld met een (zeer) hoge intensiteit, is dat 23%. Ook slechts een klein deel meldt het geweld bij de politie (12%); de helft van hen (dus 6% van alle slachtoffers) onderte- kent een procesverbaal (oftewel: doet aangifte).

Ac h te rg r on d fac to re n

In het landelijk onderzoek wordt geconcludeerd dat slachtofferschap van huiselijk geweld in grote steden vaker voorkomt dan in plattelandsgemeenten. Het gaat om 52% versus 43% dat ooit slachtoffer is geweest. Bij dit percentage moet echter de kanttekening worden gemaakt dat de grens `stad-platteland' hier is gelegd bij steden met meer of minder dan 100.000 inwoners. Ook in de laatste categorie vallen echter nog veel steden en daarom kan hier niet worden gesproken van platteland (zie voor het begrip platteland ook paragraaf 3.1).

In het landelijk onderzoek komt verder naar voren dat mensen in lagere inkomensgroepen vaker slachtof- fer zijn van huiselijk geweld dan in hoge inkomensgroepen. Onder religieuze respondenten blijken minder slachtoffers te zijn dan onder niet-religieuze respondenten (36% slachtofferschap versus 55%). Men heeft geen onderscheid gemaakt naar het type geweld, de aard van de relatie, of het geslacht van het slachtoffer.

Vanuit de literatuur komen de volgende factoren naar voren, die relevant zijn als het gaat om relationeel geweld tegen vrouwen:

C Hoe eerder wordt ingegrepen, hoe groter de kans is dat geweld kan stoppen. Verzet door het slachtoffer kan leiden tot vermindering of einde van het geweld, met name in het beginstadium van een geweldssituatie. C Het beëindigen van de relatie is, noch voor het slachtoffer, noch voor de dader het doel; het gaat er om dat het geweld stopt. C Bij voortdurend geweld is het beëindigen van de relatie vaak de enige mogelijkheid om het geweld te stoppen; soms kan het geweld stoppen met behoud van de relatie. C (financiële) afhankelijkheid speelt een belangrijke rol in de beslissing van een vrouw om bij haar partner te blijven. Het hebben van betaald werk is dan ook van groot belang, omdat het economi- sche onafhankelijkheid oplevert. C Het hebben van (betaald) werk biedt mogelijkheden tot sociale contacten en mogelijkheden om geweld eerder te signaleren of te bespreken. C Uit schaamte, en om het geweld naar buiten te verbergen gaat de vrouw zich isoleren; de dader kan haar ook dwingen het contact met de buitenwereld te verbreken. C Met name als er gevaar dreigt voor de kinderen doet een vrouw vaker een beroep op hulp. Vaak gaat men naar hulpverlening toe met een indirecte hulpvraag. C Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders, hebben vaak klachten als depressie, zich terugtrekken, concentratiestoornissen, baldadigheid, angst of boosheid.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




11
C Slachtoffers van geweld, met name jeugdige slachtoffers, hebben een grote kans opnieuw slachtoffer te worden. Bovendien is voor iemand die op jonge leeftijd slachtoffer is geweest van huiselijk geweld, de drempel lager om zelf geweld te gaan gebruiken.

On tw ikke ling e n in d e aanp ak

Relationeel geweld speelt zich af in de privé-sfeer. Daarmee wordt het door velen gezien als een privé- probleem, waarin je niet ingrijpt. Gezien de omvang van de problematiek wordt landelijk de overtuiging steeds sterker dat ingrijpen wel nodig is. Met name het Ministerie van Justitie besteedt recent veel aan- dacht aan het thema relationeel geweld. Er staan verschillende wetswijzigingen op stapel. Zo moet het mogelijk worden door crisisinterventie de dader/verdachte uit huis te plaatsen, in plaats het slachtoffer. Daarnaast wil justitie zwaardere straffen invoeren en het begrip `partner' verruimen, waardoor ook ongehuwd samenwonenden en homo-paren beter beschermd kunnen worden.

Er zijn verschillende modellen ontwikkeld om (eerder) in te grijpen. In diverse grote steden wordt veel aandacht besteed aan daderhulpverlening, ook als geen aangifte is gedaan. Er zijn advies- en meldpunten huiselijk geweld, voor zowel slachtoffers, daders, omstanders als professionals. Voor de politie worden protocollen opgesteld, hoe te handelen in geval van relationeel geweld.

Er wordt overgegaan tot `ambtshalve vervolging'. Dat wil zeggen dat -ook als een aangifte wordt ingetrokken- een zaak toch aan justitie wordt overgedragen. In Amsterdam is het niet meer mogelijk een aangifte in te trekken. Dit doet men vanuit de achtergrond dat het gebruik van lichamelijk geweld bij wet verboden is, en daarmee een misdrijf, waardoor het intrekken van een aangifte juridisch gezien niet mogelijk is. Vervolging van geestelijk geweld is juridisch gezien veel lastiger. Ook in de drie Twentse gemeenten in ons onderzoek is steeds meer aandacht voor ambtshalve vervolging.

In praktijk blijkt het uitwisselen van gegevens problematisch te zijn, vanwege de privacywetgeving. In veel gevallen is eerst toestemming nodig van de cliënt, voordat gegevens mogen worden doorgegeven aan anderen. Wanneer de veiligheid van een cliënt in het gevaar komt, kan de zwijgplicht van een hulpverlener doorbroken worden om een `hoger belang' te dienen. Voor het verstrekken van politiegegevens zijn de mogelijkheden formeel zeer beperkt. Op basis van convenanten is ook bij de politie meer informatie- uitwisseling mogelijk.

In de literatuur komt naar voren dat huiselijk geweld in Nederland eerder wordt gezien als een hulpverle- ningsprobleem dan als een veiligheidsprobleem. De nadruk ligt daarmee eerder op opvang en nazorg, dan op preventie en signalering en handhaving. Met de aanpakken die op verschillende plaatsen in het land worden ontwikkeld, is nu sprake van een verschuiving, waarbij ook vanuit veiligheid meer aandacht komt voor relationeel geweld. Daarbij wordt veel aandacht besteed aan handhaving; onder andere in het project in de Twentse plattelandsgemeenten is met name aandacht voor voorlichting.

De landelijke overheid kent aan gemeenten een regierol toe bij de aanpak van huiselijk geweld, in het kader van het integraal veiligheidsbeleid. Van gemeenten wordt verwacht dat zij samenwerking tussen instellingen initiëren en faciliteren. Zo kan het aanbod op het terrein van veiligheid en zorg worden gestroomlijnd en op elkaar worden afgestemd, waardoor een totale ketenaanpak ontstaat.

In diverse gemeenten zijn samenwerkingsverbanden gestart. In veel gevallen gaat het om projecten in grote steden. Voor plattelandsgemeenten is een project in Noordoost Friesland een voorbeeld van een `good practice'. Een breed scala aan instellingen werkt hier samen. Politie, justitie, maatschappelijk werk, vrouwenopvang, reclassering en ambulant forensisch werk. De samenwerking vindt plaats op basis van een convenant, waarbij afspraken zijn gemaakt in verband met privacy. Meldingen bij de politie worden in het samenwerkingsverband besproken en daarna ook gevolgd. Er is veel aandacht voor daderhulpverle-

Equivalent, Experts in Emancipatie




12

ning. Wanneer een dader afhaakt uit de hulpverlening, wordt de politie hiervan op de hoogte gesteld en de (ex-)partner ook. Actueel behandelt men in een gemeente met een vergelijkbare omvang als Haaksbergen circa 10 tot 12 gevallen van relationeel geweld. Een aantal op jaarbasis is (nog) niet te geven.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




13

3. Signalen uit de praktijk
Dit hoofdstuk begint met een korte introductie van de drie Twentse gemeenten. Daarna staan signalen uit interviews met professionals centraal. Aan mensen die via hun werk in aanraking komen met relatio- neel geweld is gevraagd op welke wijze en in welke mate dat het geval is. Zowel de manier waarop men er mee in aanraking komt, als de aantallen die men signaleert, verschillen sterk. Dit heeft uiteraard ook te maken met de functie die men heeft. Sommigen hebben als hulpverlener dagelijks contact met mishandel- de vrouwen. Anderen komen er via hun werk mee in aanraking, als ze er oog voor hebben.

3.1 Introductie van de gemeenten

De gemeente Losser telt 22.660 inwoners. De grootste kernen zijn Losser en Overdinkel. De Lutte, Beuning- en en Glane hebben vooral inwoners in het buitengebied. De gemeente Haaksbergen telt 24.210 inwoners, met name in de plaats Haaksbergen zelf. Daarnaast zijn er de kernen Buurse en St Isidorushoeve, met vooral bewoners in het buitengebied. Gemeente Hof van Twente is na een fusie van vijf kleine gemeenten ontstaan en telt nu 35.135 inwoners. Voorheen waren het de gemeenten Ambt Delden, Delden, Diepen- heim, Goor en Markelo. Met name Ambt Delden en Markelo hebben veel inwoners buiten de kern.

In de CBS-indeling naar de mate van stedelijkheid vallen de gemeenten in de categorieën weinig tot niet- stedelijk. Toch zal iemand die in de plaats Haaksbergen woont, of in Goor, uitsluitend het buitengebied met de boerderijen zien als platteland. Omdat het onderzoek zich richt op de drie gemeenten in hun totaliteit, wordt in deze rapportage niet gesproken van `het platteland', maar van `plattelandsgemeenten'.

In de bijlage zijn demografische kerncijfers opgenomen over de drie gemeenten. Het meest opvallend daarin is dat in de drie gemeenten weinig echtscheidingen voorkomen en dat er minder eenoudergezinnen zijn dan landelijk gezien. De inkomens zijn in de meeste gemeenten modaal, alleen in Losser en de voormalige gemeente Ambt Delden zijn de inkomens gemiddeld genomen lager. De arbeidsparticipatie van vrouwen is lager dan landelijk gezien. Er zijn in het hele gebied bijna 1.700 agrarische bedrijven; dit aantal is in een periode van drie jaar met 10% gedaald. De drie gemeenten tellen weinig niet-westerse allochtonen.

In elke gemeente is een afdeling van de politie. Er is maatschappelijk werk, er zijn huisartsen en kerken. Losser en Haaksbergen hebben een brede welzijnsinstelling. Andere vormen van hulp zijn te vinden buiten de gemeenten, in plaatsen als Hengelo, Enschede, of Almelo. Denk aan Mediant (voorheen Riagg), Slachtofferhulp, Telefonische Hulpdienst, Hulpdiensten voor agrariërs, Meldpunt Vrouwenopvang, Steunpunten Vrouwenopvang, Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Vanuit vrijwel alle hiervoor genoemde geledingen zijn mensen geïnterviewd. In elke gemeente zijn netwerkstructuren aanwezig, meestal gericht op jeugd en jongeren.

In de bijlage wordt ingegaan op de werkwijze van de genoemde instellingen en op de netwerkstructuren.

3.2 Inschatting van geïnterviewden

Wat opvalt is dat niemand een betrouwbare schatting kan geven van het aantal situaties van relationeel geweld dat men kent. Daar waar geregistreerd wordt, gebeurt dat (nog) niet op het onderwerp huiselijk geweld, c.q. relationeel geweld. Bij Buro Slachtofferhulp is men begonnen met het registreren van huiselijk geweld. Degenen die de formulieren invullen zijn hier nog niet aan gewend, waardoor nog geen betrouw- baar beeld bestaat. Bij de politie wordt een nieuw registratiesysteem ingevoerd, waarin een afzonderlijke code huiselijk geweld is opgenomen. Hierin worden echter alleen situaties geregistreerd waarvan aangifte is gedaan. Dat gebeurt slechts in een zeer klein aantal gevallen. Bij maatschappelijk werk wordt geregis-

Equivalent, Experts in Emancipatie




14

treerd op het type probleem dat mensen zelf aangeven; als pas later blijkt dat sprake is van mishandeling, komt het in de registratie niet voor. Gesprekken bij de Telefonische Hulpdienst zijn anoniem; er kan dus niet worden aangegeven uit welke plaats een telefoontje afkomstig is.

Toch worden door de professionals de volgende inschattingen gegeven: C een politiemedewerker in Haaksbergen geeft aan dat men wekelijks met geweld tegen vrouwen te maken heeft; in Hof van Twente noemt men 180 meldingen per jaar van buren- en relatieproblemen; dat kan gaan om een vorm van echtelijke ruzie, maar ook om algemene overlast in de buurt. Elke keer dat men naar een gezin gaat wordt hierin meegeteld; C bij slachtofferhulp Hengelo heeft men wekelijks te maken met vrouwenmishandeling; daarnaast komt men `nogal wat' situaties tegen van oudermishandeling; dit gaat niet uitsluitend om de drie gemeenten in het onderzoek; C een maatschappelijk werker schat dat het gaat om zo'n 30% van de cliënten; een ander dat het gaat om zo'n 20%; een hulpverlener van Mediant (psychosociale behandeling) schat dat het gaat om de helft van de eigen cliënten; C waar de ene huisarts nog nooit problemen heeft gesignaleerd van lichamelijk geweld, kent de ander heel veel situaties; C een huisarts signaleert `soms' verkrachting binnen het huwelijk; dit wordt volgens deze arts door de betrokkenen echter niet zo genoemd; C een geestelijk verzorger komt ongeveer eens per maand een situatie tegen van fysiek geweld tegen vrouwen;
C bij de Telefonische Hulpdienst heeft men vaak te maken met problemen in verband met geestelijk geweld, met mensen die bang zijn dat er `iets mis zal gaan', of zich binnen hun relatie bedreigd voelen.

3.3 Aard van het geweld dat men signaleert

Hoewel de meeste geïnterviewden bij vrouwenmishandeling vooral denken aan lichamelijk geweld, signaleren zij vaker situaties van geestelijk geweld. Hierbij worden ook mannelijke slachtoffers gezien. Geestelijk geweld vindt men echter veel ongrijpbaarder. Men vindt dit ook heel subjectief: wanneer is dit geweld en wanneer niet?

Slechts weinig geïnterviewden kennen voorbeelden van seksueel geweld binnen de partnerrelatie. Bij het Algemeen Maatschappelijk Werk, Mediant en enkele huisartsen komt men problemen rond seksueel geweld tegen. Iemand kent een situatie waarin een man zijn vrouw dwingt tot seksueel contact, onder de dreiging dat hij anders de kinderen zal benaderen. Vaak gaat het bij seksueel geweld om ervaringen uit het verleden. "In de huidige relatie geen zin hebben om te vrijen, maar er wel aan toegeven; dat ziet men niet als geweld."

De schattingen van de totale omvang van relationeel geweld lopen zeer sterk uiteen; terwijl de één met ongeloof reageert op het gegeven uit landelijk onderzoek dat 45% van de bevolking te maken heeft (gehad) met huiselijk geweld, moet de ander "er niet aan denken iedereen over de vloer te krijgen die wel eens een klap heeft gehad."

3.4 Hoe komt men met geweldsproblematiek in aanraking?

Slechts enkele geïnterviewden ontvangen in een vroeg stadium signalen van geweldsproblematiek. Voor de meeste geïnterviewden geldt dat zij worden ingeschakeld omdat een situatie geëscaleerd is, of dat zij achteraf informatie ontvangen van wat er is gebeurd.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




15
De geïnterviewden geven aan dat er al veel gebeurd is, voordat een vrouw zelf met haar probleem naar buiten komt. "Het gaat nooit om de eerste klap." "Ze praat zijn gedrag zeker drie of vier keer goed." Ook zijn er situaties waarin het geweld geaccepteerd wordt. "Het hoort er gewoon bij, want anders luistert ze niet."

De beroepskrachten signaleren bij vrouwen een grote schaamte om met het probleem naar buiten te komen. Men komt vaak tegen dat vrouwen bang zijn dat hun probleem algemeen bekend wordt, als zij naar een hulpverlener toegaan.

Als sprake is van geweldsproblemen, is de vrouw degene die niet alleen uit de woning vertrekt, maar vaak ook uit het dorp. Dat kan zijn omdat er geen woning beschikbaar is in het dorp. Er zijn echter ook situaties bekend waarin het eerder de vrouw is die uit de dorpsgemeenschap "verstoten" wordt dan de man. De omgeving heeft dan meer begrip voor de man die alleen achterblijft, dan voor de vrouw die vertrekt.

C In de buurt hadden ze veel begrip voor hem. Een man die alleen achterblijft, dat is toch maar niets. C Mijn omgeving heeft me gesteund. Maar eerst was er wel de reactie: "Je hebt een man, kinderen, een mooi eigen huis." Het beeld naar buiten toe was heel mooi. We leken alles zo goed voor elkaar te hebben.

In veel gevallen ziet men situaties waarbij het een periode goed gaat en dan weer slecht. Dan ziet men een vrouw toch telkens teruggaan naar haar man. Met name bij de politie vindt men dit erg frustrerend. "Je hebt er dan heel veel tijd ingestoken en weet gewoon dat het na verloop van tijd weer fout gaat." Er wordt zelden aangifte gedaan. Politiemensen vertellen dat dat vaak te maken heeft met (economische) afhank- elijkheid en met angst voor de man.

Een van de weinige instellingen waar geweld tegen vrouwen in een vroeg stadium naar voren komt, is de Telefonische Hulpdienst. Mensen kunnen hier anoniem naar toe bellen om hun zorg te bespreken. De ervaring bij de THD is dat hun cliënten het prettig vinden dat ze verschillende keren kunnen bellen, zonder dat ze verantwoording hoeven af te leggen over stappen die ze hebben gezet. Bij de THD is men alert op signalen die duiden op geweld. Men bespreekt met de cliënt wat de mogelijkheden zijn om geweld te voorkomen en hoe te handelen.

Ook bij het welzijnswerk kan men signalen krijgen van geweldsproblematiek. Zo werd ergens een thema- bijeenkomst gehouden (voor allochtone vrouwen) over de werkzaamheden van Vrouwenopvang Overijs- sel. Door het type vragen van de vrouwen vermoedde men dat zij niet alleen geïnteresseerd waren, maar dat er thuis ook problemen waren. In een evaluatie die later werd gehouden, bleek deze bijeenkomst zeer hoog te worden gewaardeerd ten opzichte van andere thema's.

Vaak komt het voor dat vrouwen over een ander probleem vertellen en dat pas later blijkt dat het om relationeel geweld gaat. Dit wordt gemeld door maatschappelijk werkers, huisartsen en politie. Gewelds- problemen komen ook vaak pas achteraf aan het licht. Er worden verschillende voorbeelden genoemd. Vrouwen die zich bij het welzijnswerk melden voor activiteiten of voor vrijwilligerswerk, omdat zij `een nieuwe start' willen maken. Vrouwen die pas vertellen over hun `zware leven' nadat de man is overleden. Of een vrouw die haar huisarts pas inlicht nadat zij haar relatie heeft beëindigd.

Equivalent, Experts in Emancipatie




16

C Ik heb er met niemand over gesproken. Ik dacht dat het allemaal aan mij lag. C Ik heb er wel over verteld, maar pas later. C Ik vertel er liever niet te veel over; het maakt de kinderen zo kwetsbaar voor pesterij, als iedereen er van af weet. C Ik ben opgegroeid in een groot gezin en moest altijd aanpakken. Ik dacht, ik red dit wel, ik kan het wel aan.

De professionals zien verschillende trends, als aanleiding voor een vrouw om wel hulp te vragen: C als niet alleen de vrouw geslagen wordt, maar ook de kinderen; dan is voor haar een grens bereikt; C wanneer kinderen zelfstandig gaan wonen, is dat voor de vrouw vaak het moment om haar grens te stellen;
C als het geweld zodanig escaleert en zij zich zo onveilig voelt, dat de politie wordt ingeschakeld.

C Ik durfde de kinderen niet alleen met hem te laten zijn. Hij dreigde weg te gaan en de kinderen mee te nemen. C Op een bepaald moment ging hij te ver. Toen knapte er iets en was voor mij duidelijk dat ik moest gaan. Ook om de kinderen te beschermen. C De kinderen zijn nog steeds bang om `s nachts alleen naar de wc te gaan. C Ik sliep op de bank en dan kwam mijn zoontje op de grond bij me slapen, zodat pappa mij niet lastig zou vallen, zo dacht hij. C Toen hij weer een keer dreigde met zelfmoord en de kinderen daar ook bij aanwezig wilde laten zijn, heb ik de politie gebeld.

Duurt het lang voordat erover gesproken wordt, als vrouwen een keer beginnen te praten, dan ervaren ze dat vaak als een enorme opluchting. En vinden het heerlijk dat eindelijk iemand echt naar haar luistert en doorvraagt. Vaak hebben ze wel geprobeerd signalen af te geven. Geïnterviewden geven diverse voorbeel- den van uitspraken waarop men alert moet zijn. "Ik moet op tijd het eten op tafel hebben, want anders..." Of vrouwen die praten over bang zijn. Of aangeven dat ze de kinderen niet bij hem achter durven te laten. Of dat ze strak wordt gehouden. Of dat ze het zwaar heeft.

Signalen worden door de omgeving zelden opgepakt. "Zij zegt dat nu wel, maar..." "Ach misschien was het maar één keer..." "Hij is toch heel aardig, het zal gewoon wel een keer uit de hand zijn gelopen..." Ook wordt het daderschap door de omgeving vaak vergoelijkt, in de zin van "ach, overal is wel eens wat". Een politiemedewerker betrapt zichzelf er op situaties niet te volgen en toch snel te denken dat het probleem verholpen is. "Ze komt niet meer, dus het zal wel opgehouden zijn."

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




17

4. Aard en omvang van relationeel geweld in drie plattelandsgemeenten
In het kader van het onderzoek zijn op de volgende manieren cijfermatige gegevens verzameld: C er is een dossieronderzoek gehouden door de politie; de systematiek hiervoor is door de onderzoe- ker ontwikkeld, de data zijn door de politie -anoniem- ingevoerd en vervolgens door de onderzoeker geanalyseerd;
C onder huisartsen is een inventarisatie gehouden van het aantal situaties van relationeel geweld dat zij kennen;
C maatschappelijk werkers hebben, aan de hand van een door de onderzoeker opgesteld registratiefor- mulier, hun case-load van 2001 nagegaan. Ten slotte zijn (landelijke) registratiegegevens van Vrouwenopvang en van Korrelatie opgenomen.

4.1 Dossieronderzoek politie

Evenmin als elders in het land worden bij de politie Twente betrouwbare registraties bijgehouden met betrekking tot relationeel geweld of huiselijk geweld in het algemeen. Daar waar wel wordt geregistreerd, gaat het om gevallen waarin aangifte is gedaan. Dat is slechts een klein deel van de meldingen. Voor een melding mag men in het registratiesysteem slechts één incidentcode invullen, met als gevolg dat relationeel geweld onder verschillende codes wordt geregistreerd en dossieronderzoek nodig is om inzicht te krijgen in aantallen. Dit is voor de eerste drie maanden van 2002 door de politie Twente gedaan, voor de gemeenten Haaksbergen, Hof van Twente en Losser, aan de hand van een door de onderzoeker ontwikkeld stramien. Een medewerker van de politie heeft de gevraagde gegevens -uiteraard anoniem- in het stramien ing- evoerd. Het ging zowel om slachtoffergegevens als om dadergegevens. Bovendien is een korte omschrij- ving van de situatie gegeven. Veelal gaat het om objectief geregistreerde gegevens. In een aantal gevallen moest de politiemedewerker gegevens interpreteren, bijvoorbeeld als het ging om de intensiteit van het geweld.

Het dossieronderzoek was gericht op alle vormen van huiselijk geweld, dus lichamelijk geweld, geestelijk geweld en/of seksueel geweld, tegen partner, kinderen of ouders. Dit onderzoeksrapport gaat alleen in op relationeel geweld.

4.1.1 Cijfermatige gegevens van de politie

Aant al situ atie s

In het eerste kwartaal zijn voor Haaksbergen, Hof van Twente en Losser in totaal 49 situaties geregis- treerd van relationeel geweld, met als slachtoffer een inwoner van een van de drie gemeenten. Dit zijn 46 vrouwelijke slachtoffers (94%) en 3 mannelijke. Het gaat om unieke situaties: als in deze periode verschillende keren een melding was voor hetzelfde gezin, telt deze als één situatie en dus maar één keer mee. Als alleen wordt gekeken naar geweld tegen een vrouwelijke partner, dan gaat het om 17 gevallen in Haaksbergen, 15 in Hof van Twente en 14 in Losser, die in het eerste kwartaal bij de politie gemeld zijn. In 18% van deze gevallen was niet alleen sprake van geweld tegen de partner, maar ook van geweld tegen een of meer kinderen.

Vanuit de registratie over het eerste kwartaal is een schatting gemaakt van het aantal situaties van relatio- neel geweld tegen vrouwen, op jaarbasis. Daarbij wordt een minimumvariant en een maximumvariant gegeven. De minimumvariant gaat uit van het aantal situaties dat werkelijk is geregistreerd in het eerste kwartaal. Het aantal op jaarbasis kan nooit kleiner zijn dan dit aantal. In de maximumvariant is dit vertaald naar een jaar, met de vermenigvuldigingsfactor vier. Naar alle waarschijnlijkheid wordt dit maximum niet bereikt, omdat het aantal meldingen per maand fluctueert en het dus mogelijk is dat er in het eerste

Equivalent, Experts in Emancipatie




18

kwartaal meer meldingen waren dan in andere kwartalen. Een reële schatting zit tussen het absolute minimum en het maximum in.

In de schatting zijn de geregistreerde aantallen vermenigvuldigd met een factor 8, uitgaand van het landelijk bekende gegeven dat 12% van de slachtoffers bij de politie gemeld is. Dit aantal is vervolgens gerelateerd aan het aantal vrouwen vanaf 18 jaar. Dit biedt verhoudingsgetallen voor relationeel geweld, op jaarbasis.

In de minimumvariant heeft op jaarbasis 1,16% van de vrouwen vanaf 18 jaar in de drie Twentse platte- landsgemeenten te maken met relationeel geweld. In de maximumvariant is dit 4,62%. In de tabel is de rekenformule navolgbaar weergegeven.

Geschat aantal gevallen op jaarbasis op grond van meldingen bij de politie


1e kwartaal 4 kwartalen vermenigvuldigd met geschat percentage vrouwen 2002 in een jaar 8, onder de aanname vanaf 18 jaar, dat te maken werkelijk dat 12% bij de po litie heeft m et relation eel gew eld aantal beken d is

minimum op maximum op minimaal maximaal minimaal maximaal jaarbasis jaarbasis

Haaksbergen 17 68 136 544 1,46 % 5,82 % Hof van Twente 15 60 120 480 0,87 % 3,48 % Losser 14 56 112 448 1,28 % 5,13 % totaal gemiddeld 46 184 368 1472 1,16 % 4,62 %

Bij deze aantallen moeten worden benadrukt dat het gaat om een berekening waarbij van een aantal aannames gebruik wordt gemaakt. Dit percentage is niet vergelijkbaar met de eerder genoemde landelijke cijfers, omdat het hier gaat om een aantal op jaarbasis, terwijl het in landelijk onderzoek gaat om vrouwen die in hun leven ooit dit relationeel geweld hebben meegemaakt. Wanneer het gevonden percentage op jaarbasis zou worden vertaald naar `ooit in het leven', wordt dit percentage veel hoger. Een rekenformule hiervoor te kiezen zou echter niet betrouwbaar zijn.

Wat opvalt is dat de percentages in Haaksbergen en in Losser hoger zijn dan in Hof van Twente. Dat wil niet per definitie zeggen dat relationeel geweld in Hof van Twente minder voorkomt dan in de beide andere gemeenten. Het is echter minder vaak bij de politie bekend. Dit kan te maken hebben met een verschil in werkwijze bij de politie in de mate waarin men eigen initiatief neemt in het bezoeken van mensen. In Haaksbergen en in Losser is het beleid hier, ten tijde van het dossieronderzoek, sterker op gericht dan in Hof van Twente.

Er blijken enkele concentraties te zijn, als wordt gekeken naar de woonplaats binnen de gemeenten. In de gemeente Haaksbergen spelen vrijwel alle geregistreerde situaties in deze plaats zelf. In de gemeente Hof van Twente spelen veel situaties in Goor. In de gemeente Losser zijn relatief veel meldingen in Overdinkel. In hoofdstuk 5 komen achtergrondfactoren aan de orde, die kunnen verklaren waarom in de `buitengebieden' nauwelijks situaties bij de politie terecht komen.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




19
Aard van he t g e w e ld

Het relationeel geweld tegen vrouwen betreft vaak een combinatie van verschillende vormen van geweld. Bijna altijd is sprake van geestelijk geweld (91%); 41% betreft (ook) lichamelijk geweld; 10% betreft (ook) seksueel geweld. Voor de volledigheid zij vermeld dat de geregistreerde situaties van geweld tegen een mannelijke partner in alle gevallen geestelijk geweld betreft.

Bij geestelijk geweld gaat het vaak om bedreiging, vernieling en/of stalking. Waar sprake is van lichamelijk geweld, gaat het in een kwart van de gevallen om ernstig geweld. Tweederde van alle geweldssituaties tegen de vrouwelijke partner wordt structureel genoemd. Slechts enkele keren zijn bij de politie gevallen geregistreerd die incidenteel zijn voorgekomen.

Dade r-slach toffe r

Uit de analyse van politiegegevens blijkt dat tweederde van de daders/verdachten van geweld tegen de partner tussen 18 en 40 jaar is. Van de meeste daders/verdachten is de etnische herkomst bekend. Eenderde van hen is van allochtone afkomst. Als wordt bedacht dat in elk van de gemeenten minder dan 15% van de bevolking allochtoon is (inclusief westerse nationaliteit), zijn er relatief meer situaties van relationeel geweld bekend in allochtone gezinnen dan in autochtone gezinnen.

Van de slachtoffers is een kwart van allochtone herkomst. Bijna tweederde is tussen de 18 en 40 jaar.

Niet altijd is geregistreerd of er kinderen zijn in het gezin. In minimaal de helft van de situaties van relationeel geweld is dat wel het geval. Ook is niet altijd bij de politie bekend of kinderen getuige zijn van geweld tussen hun ouders. In minimaal 44% van alle gevallen van relationeel geweld tegen de vrouw is dat zeker het geval. In iets minder dan de helft van deze situaties zijn kinderen zelf ook slachtoffer.

In de eerste drie maanden van 2002 is in de drie gemeenten in totaal zeven keer aangifte gedaan van relationeel geweld tegen de vrouw. Dat is voor deze periode 15% van alle meldingen die bij de politie zijn behandeld. Hoewel het aantal klein is, valt toch op dat het hier het vaakst gaat om situaties waarin niet alleen geweld tegen de vrouw werd gebruikt, maar ook tegen kinderen.

4.1.2 Beschrijving van het geweld

Vanuit de dossiers is een korte omschrijving gegeven van de situatie zoals de politie die aantrof in de gezinnen. Hier volgt een impressie van deze omschrijvingen, zoals samengevat en verwoord door de medewerker van de politie die de registratie verzorgde.

De situaties van geweld tegen vrouwen zijn zeer divers van aard. Er zijn gevallen van mishandeling pur sang, zonder verdere toelichting. Maar ook: C Een man is agressief naar zijn zwangere partner; de vrouw verlaat het huis, om later toch weer terug te komen, in een huis waar alle huisraad is vernield. C Een vrouw wil na jarenlang stelselmatig treiteren en lichamelijk geweld, waarbij ze medische verzor- ging nodig had, scheiden van haar partner. Haar advocaat adviseert haar aangifte te doen; bewijslast is moeilijk te verkrijgen; ze doet geen aangifte. C Een zeer agressieve man slaat zijn vrouw en dwingt zijn kind partij te kiezen voor hem. De vrouw twijfelt of ze aangifte zal doen. C Een man en zijn moeder bedreigen een vrouw en haar zus met de dood; de vrouw is gevlucht naar een opvanghuis. C Een zwangere minderjarige asielzoeker (AMA) wordt mishandeld door haar vriend, maar zij wil toch niet bij hem weg.

Equivalent, Experts in Emancipatie




20

C Een man grijpt zijn ex-vriendin bij de keel en stalkt haar door voortdurend sms-jes te sturen. C Een man mishandelt zijn invalide vrouw; kinderen zijn getuige; de school meldt dat het slecht gaat met de kinderen. C Een vrouw is ernstig mishandeld door haar ex-partner. Dit is in het verleden vaker gebeurd; zij heeft vaker aangifte gedaan, maar het geweld stopt niet.

In de registratie komt regelmatig naar voren dat een man niet kan accepteren dat de vrouw echtscheiding wil, of geen relatie met hem wil (of voordien al sprake was van geweld, is niet altijd duidelijk). C Een vrouw beëindigt de relatie, waarna de man dreigt met suïcide en geweld tegen haar. C Een man accepteert de scheiding niet en dringt steeds het huis binnen van zijn ex-partner. C Een man vernielt een ruit van de woning van zijn ex-partner. Zij is gewond geraakt, maar ontkent zijn schuld. C Een man mishandelt zijn vrouw; zij wil scheiden, maar dat mag niet van de familie; ook de familie bedreigt haar nu; zij is met haar kind gevlucht naar de Vrouwenopvang. C Een vrouw gaat scheiden en vraagt bescherming, omdat ze doodsbang is voor haar man. C Een jongen wil een relatie, maar het meisje niet; hij stalkt haar op een ernstige manier; ze heeft geen rust meer; hij wordt voorgeleid aan justitie.

Diverse keren is sprake van geweld, waarbij psychiatrische problemen een rol spelen. C Een psychiatrische vrouw is gevaarlijk voor haar man en kinderen. C Man met psychose; vrouw en kinderen mogen het huis niet uit; hij wordt uiteindelijk opgenomen; vrouw en kinderen zijn heel bang. C Een man terroriseert zijn gezin en familie; hij is psychiatrisch; schoonzus doet aangifte; er is (nog) geen gedwongen opname. C Een doorgedraaide man zet `s-nachts zijn vrouw en kinderen in pyjama op straat en weigert de politie binnen te laten.

Ook alcoholgebruik speelt een rol: C man is alcoholverslaafd; hij verdrinkt alle geld en bedreigt zijn ex-partner; C man heeft een opname in verband met zijn alcoholverslaving afgezegd; hij bedreigt zijn `aanstaande ex' en dreigt het huis in brand te steken; C `stomdronken' man bedreigt zijn vrouw; C dronken man mishandelt partner; de kinderen zijn getuige; zij verlaat met de kinderen de woning; C dronken vrouw dringt huis ex-partner binnen en vernielt huisraad.

Soms is het geweld tweezijdig: een man pest en volgt zijn ex-partner; de vrouw slaat en trapt hem. Ook zijn er voorbeelden van geweldssituaties, waarbij behalve de vrouw, ook de kinderen expliciet betrokken zijn.
C Een man mishandelt zijn vrouw en kinderen al jaren; de vrouw is meerdere keren medisch behan- deld; maatschappelijk werk begeleidt het gezin al lange tijd, maar het geweld stopt niet. C Een Turkse vrouw is doodsbang voor ontvoering van haar kinderen door haar ex-man; hij wil de kinderen meenemen naar Turkije en krijgt steun van zijn ouders en van de imam. C Een vrouw gaat steeds korte, gewelddadige, relaties aan; de kinderen zijn nu bij de grootouders ondergebracht. C Een zoon grijpt in omdat vader moeder mishandelt; nu wordt ook hij mishandeld.

4.2 Inventarisatie onder huisartsen

Veel professionals veronderstellen dat een vrouw die te maken heeft met relationeel geweld haar huisarts in vertrouwen zal nemen en dat dus veel situaties van relationeel geweld bekend zijn bij huisartsen. Om van zoveel mogelijk huisartsen gegevens te verkrijgen, zijn in het kader van het onderzoek alle 30 huisart-

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




21
senpraktijken in de drie gemeenten benaderd met een beknopt inventarisatieformulier. Gevraagd is van hoeveel patiënten in hun praktijk men weet dat zij slachtoffer zijn, of geweest zijn, van geweld door de (ex-)partner. Ook is gevraagd bij hoeveel patiënten men vermoedt dat dit het geval is (geweest). Hierbij is onderscheid gemaakt in lichamelijk geweld, geestelijk geweld en seksueel geweld. Gevraagd is een inschat- ting te geven van de ernst van het geweld.

Van 11 huisartsen is een formulier ontvangen; ondanks een herinneringsbrief is de respons dus beperkt gebleven tot ongeveer eenderde van de huisartsen.

De meest opvallende conclusie uit de inventarisatie is dat het aantal patiënten waarvan men weet of vermoedt dat sprake is van geweld zeer sterk varieert. Waar de ene huisarts met een praktijk van ruim 3.000 patiënten van meer dan 50 mensen weet dat er sprake is van relationeel geweld, kent een ander met een bijna even grote praktijk in dezelfde plaats geen enkel geval, noch van lichamelijk, noch van geestelijk geweld.

Slechts 7 van de 11 huisartsen die meewerkten kennen daadwerkelijk gevallen van geweld. Dit betreft zowel vrouwelijke, als mannelijke huisartsen. Hun schattingen lopen uiteen van ongeveer een half procent van de vrouwelijke patiënten, tot 3%. In totaal kennen deze 7 huisartsen 16 slachtoffers van ernstig lichamelijk geweld, 29 van ernstig geestelijk geweld en 25 van ernstig seksueel geweld. Het aantal gevallen van geweld dat bij mannen daadwerkelijk wordt gezien, ligt veel lager; huisartsen vermoeden slechts enkele gevallen van geweld tegen mannen. Er zijn wel vrouwelijke patiënten waarvan men vermoedt dat zij te maken hebben met relationeel geweld. In totaal wordt 26 keer vermoed dat sprake is van licht lichamelijk geweld en 4 keer dat het gaat om ernstig lichamelijk geweld; bij 9 vrouwen wordt ernstig seksueel geweld vermoed, maar weet men dat niet zeker.

Gezien de lage respons en de sterk uiteen lopende schattingen, is het niet verantwoord op basis van de cijfers een vertaalslag te maken naar het hele gebied.

Uit toelichtingen die de huisartsen geven komt naar voren dat zij het signaleren van geweld moeilijk vinden. Mensen geven dit uit eigen beweging zelden als probleem aan. Vervolgens moet een huisarts er èn oog voor hebben, èn het kunnen signaleren, "op basis van niet-concrete aanwijzingen". Aangegeven wordt dat mensen zich er voor schamen, er niet over praten en bij vragen van de kant van de huisarts smoesjes verzinnen. Wanneer een huisarts een vermoeden bespreekbaar wil maken, kost het veel tijd om vertrouwen te winnen. Bekend is dat huisartsen weinig tijd hebben. Tegelijkertijd geeft een aantal huisart- sen aan dat zij specifieke kennis missen, omdat ze weten dat het voor moet komen, maar het niet zien. In een mondelinge toelichting vertelt een huisarts, die veel gevallen kent, dat nog nooit iemand haar in vertrouwen heeft genomen rondom actueel geweld, maar dat vrouwen er uitsluitend achteraf over praten.

4.3 Inventarisatie onder maatschappelijk werkers

In totaal hebben 10 maatschappelijk werkers uit de drie gemeenten hun case-load van het gehele jaar 2001 doorgenomen op cliëntsituaties die te maken hadden met geweld. Zij hebben een registratieformulier ingevuld voor die situaties waarin dit het geval was. Ook hier is onderscheid gemaakt in lichamelijk, geestelijk en seksueel geweld. Daarnaast zijn -anoniem- enkele persoonlijke achtergrondgegevens gegeven en is nagegaan hoe lang het geleden is dat geweld werd gebruikt, of het geweld gestopt is en of de relatie met de partner nog bestaat.

De 10 maatschappelijk werkers registreren voor het jaar 2001 in totaal 75 cliëntsituaties, waarin sprake is (geweest) van relationeel geweld tegen een vrouw. In elk van de drie gemeenten zijn dat ongeveer even- veel situaties. Men had in 2001 zes mannelijke cliënten bij wie sprake is van relationeel geweld. Meestal heeft de maatschappelijk werker alleen contact met het (vrouwelijk) slachtoffer. In ongeveer 10% van de

Equivalent, Experts in Emancipatie




22

cliëntsituaties is ook de partner bij de gesprekken betrokken. In een geval gaat het om een relatie tussen twee vrouwen. Als de partner bij de gesprekken betrokken wordt, gaat het meestal om geestelijk geweld.

De leeftijden van de vrouwen variëren van 18 jaar tot 70 jaar; 20% is jonger dan 30 jaar; 30% is tussen de 30 en 40 jaar; een kwart tussen de 40 en 50 jaar en ook een kwart is 51 jaar of ouder. In bijna 80% van de gezinnen zijn kinderen; in totaal zijn bij deze cliëntsituaties 120 kinderen betrokken. Er is niet gevraagd naar hun leeftijden.

Bij de helft van de geregistreerde cliënten is sprake (geweest) van lichamelijk geweld; tweederde van die gevallen wordt licht geweld genoemd en eenderde ernstig lichamelijk geweld (dat gaat om 16% van alle geregistreerde cliëntsituaties). Naast de gevallen waarin daadwerkelijk sprake is van lichamelijk geweld, signaleert men bij 20% van deze situaties een dreiging van lichamelijk geweld.

In 85% van de cliëntsituaties gaat het om geestelijk geweld. Er zijn 6 gevallen bekend van vernieling van huisraad en 12 gevallen van bedreiging. Meestal is het geestelijk geweld niet verder benoemd. In bijna 20% van de geregistreerde cliëntsituaties is (was) sprake van seksueel geweld; bij bijna 10% werd daar mee gedreigd.

Voor de helft van al deze cliëntsituaties wordt de inschatting gemaakt dat het gaat om geweld met een structureel karakter. Dit is vaker het geval als het gaat om ernstig lichamelijk geweld of om seksueel geweld (dan heeft tweederde van het geweld een structureel karakter).

In 45% van de geregistreerde cliëntsituaties vond de geweldssituatie minder dan een jaar geleden plaats; 30% speelde zich ongeveer een jaar geleden af, terwijl ruim een kwart langer geleden is (waarvan enkele situaties zich langer dan 5 jaar geleden afspeelden).

In 80% van de gevallen is het geweld beëindigd. Vaak ging dit gepaard met het beëindigen van de relatie: tweederde van de relaties bestaat niet meer. Met name als het ging om geweld met een structureel karakter is dit het geval; ruim driekwart van deze relaties bestaat niet meer. Waar het gaat om incidenteel geweld, bestaat bijna de helft van de relaties nog wel.

Er zijn zes situaties geregistreerd van geweld dat nog voortduurt in een relatie die nog bestaat. Soms is dit van structurele aard. Daarnaast zijn er vijf gevallen bekend, waarin de relatie is beëindigd, maar het geweld toch niet is gestopt.

In totaal is 19% van de vrouwen van buitenlandse afkomst; dit is vaker het geval in Haaksbergen (21%) en in Hof van Twente (23%), dan in Losser (12%). Ongeveer eenderde van deze allochtone vrouwen heeft een westerse achtergrond als Duitsland; eenderde heeft een Turkse achtergrond en eenderde komt uit een land als Irak of Joegoslavië. Enkele gevallen spelen in een AZC. Hoewel het aantal allochtone vrouwen in de registratie klein is, valt op dat bij hen vaak sprake is van lichamelijk geweld (dit geldt voor tweederde van de allochtone vrouwen in deze registratie). Bij hen is het geweld zelden incidenteel van aard.

Het registratieformulier is ingevuld door 10 maatschappelijk werkers; in de drie gemeenten zijn meer maatschappelijk werkers. Dat betekent dat er ook meer cliënten zijn waarbij sprake is van geweldsproble- matiek; het gevonden aantal is daarom niet vertaald niet naar een percentage van de bevolking. Zes maatschappelijk werkers hebben opgegeven wat hun case-load was in 2001; het blijkt dat voor bijna 20% van de vrouwelijke cliënten sprake is van problemen rondom relationeel geweld (N.B. ruim tweederde van hun cliënten bestaat uit vrouwen).

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




23
De maatschappelijk werkers geven in hun opmerkingen bij de registratie aan dat zij wel enige algemene kennis hebben van het omgaan met geweldsproblematiek, maar specifieke kennis missen. Men heeft behoefte aan iemand die gespecialiseerd is in deze hulp en toch dichtbij is, zodat de drempel om van de hulp gebruik te maken laag is. Ook missen ze mogelijkheden voor daderhulpverlening. Iemand geeft aan dat het uitvoeren van de registratie alleen al haar er weer van bewust heeft gemaakt hoe vaak deze problematiek voorkomt. Verschillende maatschappelijk werkers vonden het interessant hun eigen registratie te analyseren.

C Ik ben door de huisarts verwezen naar maatschappelijk werk. Dat is goed. Ben door beide prima behandeld. C Ik wilde naar de huisarts gaan, maar mijn moeder suste alles en vond dat ik hem moest vergeven. C Het feit dat de politie kwam, daar was hij wel van onder de indruk. Het slaan stopte toen ook, maar ging heel sluipend over in geestelijk geweld. Ik kon hele- maal niks goed doen en deugde nergens voor. C Misschien had de politie nog eens langs kunnen komen. C Hij drong ook in het nieuwe huis binnen. Toen heb ik uiteindelijk de politie er bij gehaald. C De wijkagent was de eerste die echt duidelijk zei dat dit zo niet kon. Via hem ben ik pas gaan beseffen dat mijn partner echt gewelddadig was. C Het maatschappelijk werk was goed, maar erg zakelijk; er had wel wat meer aandacht mogen zijn voor de emotionele kant.

4.4 Overige registraties

Vr o u w e n o p v a n g

Vrouwenopvang Overijssel is een voorziening voor maatschappelijke opvang en is aangesloten bij de Federatie Opvang. Hier vinden landelijke registraties plaats. In het jaar 2000 waren er in Nederland 86 voorzieningen voor Vrouwenopvang (Blijf van m'n lijf, Vrouwenopvang, FIOM en begeleid wonen) met een capaciteit van 2.249 opvangplaatsen. Er werden 17.632 vrouwen aangemeld voor een voorziening, met daarnaast ongeveer evenveel kinderen; 30% van hen verbleef daadwerkelijk in een van de voorzie- ningen. Het aantal aanmeldingen bedraagt daarmee op jaarbasis bijna 3 op elke 1.000 vrouwen.

In 2001 waren er in de provincie Overijssel 359 opnames in de Vrouwenopvang. In de eerste 9 maanden van 2002 waren dat 390. Beide aantallen zijn exclusief het begeleid wonen dat Vrouwenopvang ook verzorgt. De duur van een opname varieert zeer sterk, van 1 dag tot 10 maanden. Het Meldpunt van de Vrouwenopvang en de Steunpunten (zie voor een omschrijving van het aanbod de bijlage) worden op jaarbasis tussen de 2.000 en 2.500 keer gebeld voor informatie, telefonische hulp, aanmelding of consulta- tie.

Een vrouw die wordt opgenomen in de Vrouwenopvang hoeft niet in haar eigen regio te worden ge- plaatst. Vrouwen die worden opgenomen bij Vrouwenopvang Overijssel kunnen dus uit een andere provincie afkomstig zijn. Bij zeer bedreigende situaties plaatst men vrouwen bewust elders. In het landelijk registratiesysteem is het -vanwege het privacyreglement- niet mogelijk een uitsplitsing te maken naar woongemeenten van de betreffende vrouwen. Het is dus niet bekend om hoeveel vrouwen uit de drie Twentse gemeenten het gaat. In de registraties van het Meldpunt Vrouwenopvang Overijssel komen slechts vier personen uit deze drie gemeenten voor. In geen van deze gevallen is overgegaan tot een intake voor een opvanghuis. Het registratiesysteem wordt wat dit betreft "nog niet betrouwbaar" genoemd. Dat betekent dat er mogelijk vaker is gebeld vanuit Haaksbergen, Losser of Hof van Twente.

Equivalent, Experts in Emancipatie




24

Ko rre latie

Per jaar bellen circa 3.000 mensen naar Korrelatie, in verband met problemen rond huiselijk geweld. Dat is zo'n 5% van het totaal aantal telefoontjes. Zo'n 80% daarvan is vrouw, tweederde van hen belt over zichzelf. Of het hierbij om (seksueel) geweld gaat waarbij de partner de dader is, is niet uit de registratie te halen. Net als bij de THD is contact met Korrelatie anoniem. Men weet dus niet waar mensen vandaan komen.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




25

5. Spelen in de plattelandsgemeenten specifieke achtergrondfactoren?
In de interviews is gevraagd of men bepaalde achtergronden ziet in het voorkomen van geweld in relaties. Gaat het om een bepaald type relatie? Komt men in bepaalde bevolkingsgroepen vaker geweld in gezin- nen tegen? Is er bijvoorbeeld verschil tussen hogere en lagere milieus? Of ziet men andere situaties in boerengezinnen? Ook is gevraagd of de plattelandscultuur van invloed is.

De reacties van de geïnterviewden zijn gebaseerd op hun eigen praktijk; vaak wordt daarbij de kantteke- ning gemaakt dat het een inschatting is die zij niet kunnen staven met cijfers. In de tekst hierna worden alleen verbanden vermeld die men in praktijk werkelijk ziet; het gevoelsmatig herkennen van een verband ("ik kan me voorstellen dat het uitmaakt of je wel of geen werk hebt") valt daar niet onder.

5.1 Achtergrondfactoren in het voorkomen van relationeel geweld

Co m m un ic atie

Het begrip communicatie komt naar voren als een sleutelwoord. "Als mensen niet met elkaar kunnen praten is de kans groter dat andere middelen worden gebruikt." Soms is dat heel letterlijk het geval. Er zijn voorbeelden bekend van mannen die lang alleenstaand zijn geweest en dan trouwen met een buiten- landse vrouw, die geen Nederlands spreekt. "Dan komt het voor dat geweld een communicatiemiddel is."

De ervaring van veel hulpverleners is dat het gaat om ongelijkwaardige relaties. "Waar geslagen wordt is sprake van een fundamenteel gebrek aan respect." Hulpverleners merken dat vrouwen vaak het idee hebben dat ze zelf schuldig zijn, dat ze zijn tekortgeschoten, of dat ze het geweld zelf hebben uitgelokt. De vrouwen hebben veelal een negatief zelfbeeld.

Een van de wijkagenten hoort regelmatig dat wordt gezegd dat "zij het er naar gemaakt heeft". Of dat het gebruik van geweld normaal is. Als een wijkagent dan zegt dat het gebruik van geweld niet normaal is, kan hij of zij van de pleger de reactie krijgen: "Dat maakt mij niet uit." Of: "Waar bemoei je je mee."

C De wijkagent is met hem gaan praten. Hij ontkende dat er iets aan de hand was. En hij ziet ons nieuwe huis ook nog als zijn huis C Vrouwen worden in de regio als minderwaardig gezien. En ze laten zich ook onderdrukken. C Hij wist dat ik bang was als hij dreigde. C Alles moest precies op zijn manier. Ik mocht niks. C Hij trok altijd alle aandacht naar zich toe en iedereen had medelijden met hem.

Al c o h o l g e b r u ik

In de interviews wordt vaak genoemd dat er sprake is van overmatig alcoholgebruik. Als een vrouw klaagt over het alcoholgebruik van haar man, is men extra alert op het mogelijk voorkomen van geweld. Vaak ziet men dat het gaat om alcoholgebruik in combinatie met problemen op het werk, financiële problemen, of relatieproblemen. "Men slaat niet vanwege drank, maar pakt uit onmacht de fles en gaat later uit onmacht slaan." "Drank is een katalysator." "Drank verlaagt de drempel om wel of niet te slaan."

C Als hij de hele boel kort en klein sloeg, was dat vaak onder invloed van alcohol. De volgende morgen wist hij er dan niets meer van. Allo c h to n e n

Equivalent, Experts in Emancipatie




26

Men ontdekt een stijgende lijn in het aantal gevallen van relationeel geweld bij allochtonen. Dit geldt met name binnen de kernen Haaksbergen en Goor. Dat betekent niet dat het nu in allochtone gezinnen vaker voorkomt dan in het verleden, maar eerder dat allochtone vrouwen zich beginnen te realiseren dat geweld niet normaal is. Men heeft de indruk dat het voor allochtonen bijzonder moeilijk is om met dit probleem naar buiten te komen. "Hier speelt schaamte heel sterk." Als een allochtone vrouw wil scheiden kan dat betekenen dat ze haar verblijfsvergunning kwijt raakt en dat ook het contact met haar eigen familie verbroken wordt. Ook speelt de angst de kinderen kwijt te raken, omdat de man, of zijn familie, de kinderen opeist.

Bij de politie in Haaksbergen is men ervan overtuigd dat er onder allochtonen veel meer sprake is van relationeel geweld dan bij de politie bekend is. In Goor spelen de meest recente gevallen die bij de politie bekend zijn allemaal onder allochtonen, aldus een van de geïnterviewden. Iemand vertelt naar aanleiding van het werken met allochtone vrouwen dat er bij hen thuis vaak veel problemen zijn: "De man is de baas, daarna de oudste zoon en pas onderaan de ladder heeft de vrouw iets te zeggen. Ze mag thuis geen eigen mening hebben." Sommige allochtone vrouwen vertellen aan deze geïnterviewde dat ze klappen krijgen, als ze thuis iets zeggen. Ook anderen signaleren dat allochtone vrouwen het huis niet uit mogen, of geen geld tot hun beschikking mogen hebben. Ze mogen bijvoorbeeld niet naar taalles of naar ontmoe- tingsactiviteiten. Dergelijke onderdrukking wordt door de vrouw en haar omgeving niet gezien als mishandeling, zo geeft men aan.

Elders wordt als `nieuwe trend' gesignaleerd dat er sprake is van relationeel geweld in multiculturele situaties, waarbij een Nederlandse vrouw getrouwd is met een allochtone man. Dit wordt vooral toege- schreven aan cultuurverschillen. Het hangt sterk van personen af hoe hiermee wordt omgegaan. Een Nederlandse die trouwde met een man die was opgegroeid in Marokko, werd door hem geslagen. Haar partner vond dit heel normaal, hier was hij mee opgegroeid. Zij greep echter direct in, om er vervolgens over te praten. Het is niet weer voorgekomen.

Ag rarisc he m ilie us

Op veel boerderijen leeft men nog vrij traditioneel. Het komt vaak voor dat ouders op de boerderij blijven wonen, op het moment dat een zoon de boerderij overneemt. Maatschappelijk werkers, geestelijk verzor- gers, huisartsen en agrarische hulpverleners signaleren veel problemen in deze meergeneratiegezinnen. Agrarische hulpverleners kennen geen (recente) voorbeelden van lichamelijk geweld tussen partners, maar wel van geestelijk geweld.

Genoemd worden spanningen als gevolg van generatieconflicten, financiële problemen, conflicten met betrekking tot de bedrijfsvoering, zowel wat betreft de boerderij als het huishouden. Dergelijke spanning- en kunnen ook gepaard gaan met (lichamelijk) geweld. Men kan niet zeggen of dit vaker gebeurt dan elders; een maatschappelijk werker meldt echter dat àls er cliënten van boerderijen bij het maatschappelijk werk komen, er vaak sprake is van geweld. Overigens gaat het daarbij niet alleen om relationeel geweld, maar ook om lichamelijk geweld tussen vader en zoon (en omgekeerd) en om geestelijk geweld moeder- schoondochter. "Een boerenzoon trouwt met een vrouw die niet uit de agrarische sector komt; haar schoonouders zijn het niet eens met haar leefstijl. Wij zijn dat anders gewend. Dit zet zowel de relatie ouder- kind als de relatie tussen de partners onder druk."

Als een boerin een echtscheiding wil, kan zij onder grote druk worden gezet, om te voorkomen dat het bedrijf beëindigd moet worden. "Voor de buitenwereld moet alles goed zijn, wordt een mooi beeld neergezet van een goede relatie. Als zij weg wil, wordt ze onder druk gezet; als ze lijkt te slagen in haar poging weg te gaan, gaat het steeds verder en kan het gaan om bedreiging of chantage." Er zijn verschil- lende voorbeelden bekend van huwelijken die onder deze financiële druk stand moeten houden. Of een scheiding die pas plaatsvindt na het overlijden van beide ouders. "Er waren problemen tussen ouders en

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




27
schoondochter. Zij was 25 jaar met haar man getrouwd; binnen twee maanden na het overlijden van de ouders zijn ze gescheiden."

Bij de agrarische lijn van de THD (THD-A) komen vooral veel vragen binnen m.b.t. landelijke wet- en regelgeving. Vragen in de persoonlijke sfeer gaan vooral over bedrijfsovername, omgaan met (schoon)ouders, financiële problemen en relatieproblemen. Bij de THD-A komen geen problemen binnen rondom relationeel geweld of huiselijk geweld in bredere zin. De medewerkers signaleren dit ook niet zelf als probleem, naar aanleiding van andere problemen. "Het is mogelijk dat, als dit voorkomt, niet de agrarische lijn wordt gebeld, maar de algemene lijn."

De politie komt zeer weinig in het buitengebied. Ook komen er zelden signalen naar buiten van ruzies die uit de hand lopen; de afstand tussen de boerderijen is groot. Buren hoeven niets te merken van ruzies. Enkele politiemensen kennen voorbeelden van geweldsproblematiek op boerderijen, maar weten dat via anderen en zijn er niet beroepsmatig bij betrokken.

Van diverse kanten wordt aangegeven dat met name in boerengezinnen te lang wordt gewacht om hulp in te roepen bij problemen op de boerderij of in het gezin. Het is een groepering die gewend is problemen zelf op te lossen. Uit onderzoek van Alterra rondom de MKZ-crisis komt naar voren dat boeren en boerinnen niet op eigen initiatief hulp inschakelen. Als men dan uiteindelijk wel een beroep doet op externe hulp is het vaak te laat om iets te kunnen doen. Enkele citaten uit dit onderzoek geven de
-wisselende- houding aan tegenover professionele hulp. C Als je al niet ziek bent, dan word je het wel van een maatschappelijk werker. We hebben dat meegemaakt toen ons eerste kind stierf. Wij zijn nuchtere mensen en staan met beide voeten op de grond. C Boeren hier zullen niet open zijn naar maatschappelijk werkers. Je krijgt er niets uit als je hier niet vandaan komt. C Dat er geen maatschappelijk werk aanwezig was op het moment van de ruiming, stoort mij enorm. Vooral voor de kinderen was dat goed geweest. C Een boer moet echt goed ziek zijn, voordat hij naar de dokter gaat. Voordat een boer geestelijke hulp zoekt, is er dus al een heleboel aan de hand.

Een geestelijk verzorger vertelt het liefst onaangekondigd op bezoek te gaan en achterom te lopen. "Dan zitten we aan de keukentafel aan de koffie. En dan kom je veel beter tot een gesprek. Als ik wel bel, dan zitten mensen keurig in het pak in de zondagse kamer."

Ge l o o f s o v e r tu i g i n g

De meeste geïnterviewden hebben geen idee of er sprake is van verschillen tussen de diverse geloofsgroe- peringen. Met de constatering dat veel geweld voorkomt onder allochtonen, leggen geïnterviewden wel een dwarsverband naar de islam. Men weet dan echter niet of het te maken heeft met de islam of met de cultuur.

Wat betreft de invloed van een geloofsovertuiging zijn er verder geen signalen dat in de ene groepering meer of minder geweld voorkomt dan in de andere. Wel kan geloof van invloed zijn op de manier waarop met problemen wordt omgegaan. Binnen het christelijk geloof kan het geweld langer door gaan. Immers: "Wat God bindt, zal de mens niet scheiden". Ook komt naar voren dat het jammer is dat er binnen het christelijk geloof zo weinig gesproken wordt over seksualiteit. "Dat heeft tot gevolg dat, als er iets mis gaat, men er ook niet over kan praten, of het probleem ontkent." En tenslotte wordt gesignaleerd dat problemen soms binnen de kerk worden opgelost. Dat kan leiden tot een constructieve oplossing, maar kan ook betekenen dat een serieus probleem "onder de hoed blijft".

C Hij gebruikte het geloof als drukmiddel. Zei: "We zijn getrouwd voor God; dat is de hoogste macht die er is, en dat ga jij verbreken!"

Equivalent, Experts in Emancipatie




28

So c iaal-e c o n o m is c h m ilie u

De geïnterviewden komen vaker in aanraking met geweldsproblematiek in lagere sociaal-economische milieus, dan in de hogere milieus. De politie komt vaker in `arbeiderswijken'. Aangegeven wordt dat men, doordat men hier vaker komt, ook meer contact heeft met de mensen en gemakkelijker even langs kan gaan voor een praatje of zelfs even koffie gaan drinken. In de `betere wijken' komt men veel moeilijker binnen. Bij de Vrouwenopvang wordt gesignaleerd dat er steeds meer mensen in de opvang komen die financiële problemen hebben; vaak gaat het om flinke schulden. Bij het maatschappelijk werk zijn enkele situaties bekend uit hogere milieus, waar sprake is van relationeel geweld.

Uit landelijk onderzoek blijkt dat geweld vaker voorkomt in lagere sociaal-economische milieus. Dat wil niet zeggen dat het in de hogere milieus niet voorkomt. De geïnterviewden zijn er van overtuigd dat het ook hier voorkomt. "Op zich heeft de sociaal-economische status geen invloed op het wel of niet voorkomen van geweld, maar wel op de manier waarop het in de openbaarheid komt." "In de hogere milieus is men eerder geneigd de vuile was binnen te houden en zelf de problemen op te lossen." "Wan- neer je partner een vooraanstaande positie heeft in het dorp, is het ook extra lastig om over problemen te vertellen."

Soc iale e rfe lijkhe id

Vanuit verschillende invalshoeken ziet men dat geweld van generatie op generatie doorgaat. Bij de Vrouwenopvang ziet men nu kinderen van vrouwen die 15 jaar geleden in de opvang zaten. Politiemensen horen van oudere collega's dat zij vroeger te maken hadden met dezelfde problematiek bij ouders van mensen die nu bij de politie komen. Men ziet dat zoons het gedrag van hun vader overnemen, bijvoor- beeld door net als hij te rijden onder invloed en bedreigingen te uiten. Er is een situatie bekend waarin pas in een verzorgingshuis aan het licht komt dat een man zijn vrouw mishandelt; zijn zoon slaat zijn vrouw en kinderen.

B e taald w e rk h e b be n

Vrouwen die eigen betaald werk hebben, zijn minder afhankelijk van het inkomen van hun partner. De kans dat de relatie gelijkwaardig is, is groter. Hulpverleners zien in hun praktijk dat vrouwen die geen betaald werk hebben, veel meer beslissingen overlaten aan hun man. Werk geeft een gevoel van eigen- waarde en bovendien ook contact met anderen. Er zijn enkele situaties bekend waarin een man zijn vrouw niet meer toestaat om te werken, juist ook vanwege de contacten met de buitenwereld.

Uit de cijfermatige gegevens kwam naar voren dat in de drie gemeenten de arbeidsparticipatie van vrouwen lager is dan landelijk gezien. Een indicatie is ook dat er geen wachtlijsten zijn voor de kinderop- vang. Dit heeft overigens niet alleen te maken met het minder vaak betaald werk hebben, maar ook met het informele oppas-circuit van familie en bekenden. In de interviews is gevraagd hoe in de lokale samenleving wordt gedacht over het wel of niet hebben van betaald werk door vrouwen. De reacties zijn zeer verschillend. De een geeft aan dat het in deze gemeenten heel normaal is dat vrouwen eigen werk hebben; anderen merken persoonlijk dat het niet zo is; zij krijgen in hun eigen omgeving veel vragen als: "Hoe red je dat allemaal?" en: "Wie zorgt er voor je kind?" Een geestelijk verzorger vertelt dat, als er in een gezin problemen zijn, snel wordt gedacht dat dit te maken heeft met de tijd die een vrouw in haar werk investeert. Het patroon is volgens velen toch vooral dat een vrouw niet werkt of parttime werkt, op het moment dat er kinderen zijn.

Slachtoffers van relationeel geweld zijn vaak financieel afhankelijk van de man. Binnen de Vrouwenop- vang valt op dat slechts een zeer klein deel van de vrouwen die in de opvang zitten eigen werk heeft.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




29
C Toen de oudste geboren werd ben ik gestopt met werken. Heb er nooit spijt van gehad, want ik koos voor de kinderen. C Ik had geen geld. Kreeg geen uitkering, omdat we een eigen huis hadden. Mijn ex werkte ook niet bepaald mee. Stelde alimentatie betalen telkens uit. Als ik terug zou komen, zou hij me vergeven en zou alles weer normaal zijn. Ik heb geld geleend van mijn ouders en bij de bank. C Ik heb geld geleend van mijn broer. C Ik heb bewust geen alimentatie gevraagd voor mijzelf; ik wist dat ik dan af- hankelijk zou blijven.

5.2 Plattelandscultuur

Praktisc he ste un

In plattelandsgebieden kennen mensen elkaar. Dit geldt natuurlijk vooral voor het buitengebied en de kleine dorpen, maar toch ook voor de grotere plaatsen binnen de gemeenten. Elkaar kennen leidt tot veel sociale contacten. Mensen doen ook veel voor elkaar. In de buitengebieden is het naoberschap nog heel sterk aanwezig. Daarbinnen hebben de naobers duidelijk afgebakende functies. Van het oppassen op het huis in tijden van afwezigheid, tot het organiseren van een jubileum, of het waken bij een overledene. Men viert samen feest en men rouwt samen. In geval van moeilijkheden geeft men elkaar heel praktische steun.

N ie t g e w e n d o v e r e m o t ie s t e p r at e n

Elkaar helpen met sociaal-emotionele problemen komt veel minder voor. Uit de interviews met professio- nals komt heel sterk het beeld naar voren dat mensen in de regio geen praatcultuur hebben. Een geestelijk verzorger merkt dat bijvoorbeeld bij het regelen van een begrafenis of crematie. "Er wordt dan gesproken over hoe goed iemand was, maar niet over de emoties die een overlijden met zich meebrengen." Ook wordt als voorbeeld gegeven dat een vrouw van haar man niet mag huilen, terwijl ze net te horen heeft gekregen dat ze niet lang meer te leven heeft. En van een man, die zich zenuwachtig afvraagt waarom dominee toch op bezoek komt, en opgelucht is dat als hij hoort dat dat is omdat hij net 65 is geworden. "Als er in de kerk iets gebeurt dat iemand niet bevalt, komt deze persoon er niet meer. Er wordt niet verteld waarom. Als dan rechtstreeks wordt gevraagd naar de reden, komt er geen reactie. En als iemand dan na verloop van tijd wel weer in de kerk komt, wordt hij/zij niet verwelkomd, maar wordt gevraagd: Zit je wel goed, hier?"

Verschillende geïnterviewden komen uit het westen van het land en signaleren grote verschillen in het openlijk bespreken van allerlei onderwerpen. Er worden gezegdes aangehaald: "Wat moet ik zeggen, ik zeg maar niks." "Spreken is zilver, zwijgen is goud."

C Problemen zijn hier minder bespreekbaar, het wordt allemaal erg bedekt gehou- den. C Bij ons thuis werd nooit gesproken over problemen. Terwijl ze er wel waren. C We kunnen het als familie goed met elkaar vinden, maar we praten niet over wezenlijke onderwerpen. Geb re k aan an o nim ite it

In deze plattelandsgemeenten weten mensen snel heel veel van elkaar. "Je kunt niks doen, zonder dat een ander dat weet." Zelf naar het maatschappelijk werk toegaan is heel moeilijk; de angst is groot dat direct het hele dorp weet dat je daar was en dat betekent dat er iets aan de hand is met je. Een geestelijk verzor-

Equivalent, Experts in Emancipatie




30

ger vertelt niet gauw drie dagen achter elkaar naar een gemeentelid toe te zullen gaan om een situatie te bespreken. "Dan weet echt iedereen dat er iets aan de hand is."

Het is in het algemeen moeilijk om anoniem iets aan iemand te vertellen. "Als je tijdens een cursus iemand in vertrouwen neemt, is de kans groot dat je die persoon in het dorp weer tegenkomt." En wanneer men een buurvrouw in vertrouwen neemt, is de kans groot dat ook anderen op de hoogte worden gesteld. Een vrouw zal dan ook niet zo gauw iemand iets vertellen over persoonlijke problemen, vanuit de angst dat het verhaal bij haar man terecht komt.

C Ik sprak er over met een buurvrouw. En een paar vriendinnen. Maar ze gingen er mee aan de haal. Hadden allemaal goedbedoelde, maar tegenstrijdige advie- zen, of gingen rare dingen zeggen tegen mijn partner. Waarom kunnen mensen niet alleen maar luisteren?

Ruim te

Waar enerzijds sprake is van een gebrek aan anonimiteit, is er anderzijds zeer veel privacy, in ieder geval in het buitengebied. Men heeft ruimte, er is veel afstand tussen de woningen; dat brengt met zich mee dat de omgeving niet hoort wat er bij de buren gebeurt. In gebieden waar huizen dicht op elkaar staan, zal vanuit de buurt eerder een melding worden gedaan bij de politie. Meldingen worden gedaan vanuit bezorgdheid over de situatie, of vanwege overlast die men ervaart. Door de ruimte die er is in het buitengebied, wordt geweld minder snel opgemerkt en kan het langer doorgaan.

N ie t re c h t s tr e e ks b e n o e m e n

Verschillende geïnterviewden geven aan dat er onderling veel gesproken wordt over problemen in het algemeen, maar dat het probleem niet als zodanig benoemd wordt. "Er wordt gezegd dat het niet goed gaat, maar niet wat er aan de hand is." "Je moet heel goed luisteren naar wat mensen indirect zeggen." Hier wordt als voorbeeld gegeven dat een man de geestelijk verzorger bij zich riep en vertelde dat hij "slim" ziek geweest was (NB: erg ziek). "Ja, eigenlijk wel slim ziek. Heul slim." De verzorger vult aan: "Zo slim, dat je dacht, ik haal het niet?" Pas toen kwam het hoge woord er uit dat de man doodsangsten had uitgestaan.

Er is een complexe situatie bekend, waarin een vrouw door een man geïsoleerd wordt en haar mishandelt. "Ze zit altijd onder de blauwe plekken en komt met vage klachten in het ziekenhuis. De omgeving wordt niet toegelaten in dit gezin. Iedereen weet ervan en niemand kan iets doen. De man reageert agressief op de omgeving. Mensen durven hem haast niet te benaderen." "Ze praten wel over een mishandelde hond, maar niet over een mishandelde vrouw." "Je hebt het hier over je buren, maar niet over jezelf." "Alles wordt hier doorverteld."

Problemen worden in bedekte termen benoemd. Situaties worden besproken -beschaamd- maar men zal mensen er niet rechtstreeks naar vragen. Als iemand graag een geestelijk verzorger op bezoek wil hebben zal hij daar niet om vragen, maar klagen dat deze nog niet op bezoek is geweest. Een nieuw gevestigde geestelijk verzorger had in de eerste maanden niets te doen, want niemand vroeg aandacht.

Vanuit het welzijnswerk komt naar voren dat het aanbieden van gerichte cursussen of bijeenkomsten over gevoelige onderwerpen weinig zin heeft, omdat er onvoldoende mensen op afkomen. Bijvoorbeeld een cursus rouwverwerking, `Opvoeden zó', of `Omgaan met pubers'. Een van de geïnterviewden vertelt zelf naar een cursus `ik red het niet op mijn werk' te gaan, maar er niet over te peinzen om zoiets binnen de eigen woonplaats te doen.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




31
Sc h a a m t e e n o n t ke n n i n g

Er is veel schaamte om met problemen naar buiten te komen. Wat zal men wel niet denken? Men kent de ander immers als een aardig iemand en als `de zoon van'. Ook wil men een ander niet belasten met de eigen problemen. Op deze manier is het heel moeilijk om met iemand in gesprek te komen. Wanneer de betrokkene eenmaal de keuze heeft gemaakt om wel om hulp te vragen en naar bijvoorbeeld het maat- schappelijk werk of naar een geestelijk verzorger te gaan, dan blijkt praten gemakkelijker te gaan. Sommi- gen merken dat er dan ineens "een waterval gaat stromen".

Met name op boerderijen speelt ook een grote trots. Men helpt anderen, maar zal zelf niet snel om hulp vragen. Er wordt veel te lang gewacht met het benoemen van problematiek. Diverse geïnterviewden geven aan dat zij veel situaties hebben gezien die anders waren gelopen, als er eerder iets gedaan was.

Schaamte speelt ook bij andere problemen een rol. Als iemand depressief is, of overspannen, zal dat ook niet zo worden besproken. Op dezelfde manier worden relatieproblemen niet besproken; pas als er sprake is van echtscheiding wordt dit bekend.

Vaak wordt gedacht dat problemen als drugsgebruik, depressiviteit en ook mishandeling op het platteland
-en zeker in het buitengebied- niet voorkomen. Ook in geval van echtscheiding zal men snel zeggen dat het gaat om westerlingen en niet `om ons soort mensen'. Dit brengt met zich mee dat mensen het gevoel hebben de enige te zijn met dit probleem. Als men weet dat het vaker voorkomt, is het gemakkelijker om erover te praten.

C Als niemand er over praat, weet je het niet van anderen en denk je dat jij de enige bent die dit overkomt.

Equivalent, Experts in Emancipatie




32

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




33

6. Elementen in een aanpak van relationeel geweld
Vanuit de literatuur is bekend dat, hoe eerder iets wordt ondernomen tegen het geweld, hoe groter de kans is dat het kan worden gestopt. De geïnterviewden herkennen dit. "Het begint met een tik en eindigt met een pak op je donder." "De grenzen worden steeds verder gelegd." "Je hoort iedereen zeggen, vertrokken te zijn bij de eerste klap. Wie dat wel tolereert en niet weggaat, wordt steeds eenzamer." In die gevallen die wel bij de hulpverlening terecht komen, is het vaak te laat. Dit kan er zelfs toe leiden dat mensen niet naar het maatschappelijk werk willen "want dan ga je binnen een paar maanden uit elkaar".

Veel geïnterviewden geven aan dat geweld niet uitgebannen zal kunnen worden. De beste mogelijkheden voor een aanpak ziet men niet aan het einde van de geweldsspiraal, maar aan het begin daarvan, door meer openheid te creëren, zodat mensen erover durven praten.

6.1 Zo vroeg mogelijk

M e e r o p e n h e i d d o o r v o o r li c h t in g

Het is van groot belang dat er meer bekendheid wordt gegeven aan geweldsproblematiek in partnerrela- ties. Bekendheid leidt tot meer openheid. En dat betekent dat het gemakkelijker wordt om erover te praten. Men is ervan overtuigd dat als mensen weten dat het vaker voorkomt en dat er hulp mogelijk is, er meer mensen mee naar buiten zullen komen. Daarbij moet niet alleen aandacht worden gegeven aan lichamelijk geweld, maar ook aan geestelijk geweld en aan seksueel geweld. Die openheid kan vooral worden bereikt door voorlichting te geven.

Gedacht is aan voorlichting bij vrouwenorganisaties, agrarische organisaties en kerken. Dit kan in de vorm van een lezing of een videopresentatie. In de preventieve sfeer kan voorlichting worden gegeven op scholen, in het jongerenwerk, of bij jongerenorganisaties. Dat kan ook gaan over de wijze waarop jong- eren met elkaar omgaan, of het anders leren omgaan met boosheid en agressie.

Er worden ook mogelijkheden gezien via lokale kranten en agrarische vaktijdschriften. Dat kan in de vorm van artikelen, maar ook als column over gevallen uit de praktijk van een hulpverlener. Ook kan aandacht worden geschonken aan algemenere problematiek zoals problemen in meergeneratiegezinnen.

C Bij voorlichting loop je het risico dat vrouwen hier denken dat het niet over hen gaat. Maar toch zou het goed zijn. Ook op scholen. Bijvoorbeeld door een asser- tiviteitstraining. C Ik herken het nu heel snel bij anderen.

Vro e g sig nale ring

Als door anderen eerder wordt gesignaleerd dat er sprake is van geweld, en als die anderen ook iets doen met het signaal, dan kan het geweld mogelijk eerder stoppen. Veel geïnterviewden worden echter pas in een laat stadium ingeschakeld. Dit geldt met name voor maatschappelijk werkers, psychologen en politie- mensen. Zij zitten, zoals dat wordt genoemd, "aan het einde van de keten". Een rol in het vroeger signaleren van geweld, wordt gezien voor welzijnswerkers, kerken, huisartsen en scholen. Ook de thuis- zorg en consultatiebureaus zouden een functie kunnen vervullen in het eerder signaleren van problemen in gezinnen. In agrarische milieus waar men vee heeft is een veearts vaak iemand die veel signalen kan opvangen van eventuele problemen in gezinnen. Dan kunnen gesprekken als het ware tijdens werkzaam- heden plaatsvinden

Equivalent, Experts in Emancipatie




34

Tussen signaleren en handelend optreden bestaat voor de geïnterviewden echter een dilemma. Een paar voorbeelden.

Als een vrouw haar kind voor de peuterspeelzaal aanmeldt, omdat ze "helemaal gek wordt en ook wat rust nodig heeft" dan moet men zich afvragen wat er aan de hand is. Wanneer duidelijk wordt dat er inderdaad geweldsproblematiek is, moet de welzijnswerker doorverwijzen, in de hoop dat dit zal lukken.

Predikanten en pastoors zien heel veel. De een wordt gevraagd om eens langs te komen, de ander probeert in een gezin zelf dingen bespreekbaar te maken. Zij zien zichzelf niet als hulpverlener, maar zullen proberen iemand bij het maatschappelijk werk of Mediant (Riagg) te krijgen. Zij kunnen vervolgens echter niet nagaan of dit ook gebeurt.

Op het moment dat een vrouw wel wil praten over haar problemen, zal ze volgens heel veel geïnterview- den de huisarts in vertrouwen nemen. Uit de gesprekken met huisartsen blijkt dat dit niet het geval is. De situaties die de huisartsen kennen, zijn niet spontaan gemeld door de patiënt zelf. Voor huisartsen is het heel moeilijk signalen op te vangen. "Tenzij iemand komt met een enkel die kapot is geslagen..." Als een huisarts vermoedens heeft en dat bespreekt, kost het een patiënt heel veel moeite te vertellen wat er gebeurt. Vervolgens is ze bang dat de huisarts het gaat bespreken, als haar man een keer naar het spreek- uur gaat. En dat zij dan de schuld krijgt. Er zijn situaties bekend waarbij problemen via de huisarts aan het licht kwamen, en patiënten daarna een andere huisarts kozen, omdat ze niet met het probleem geconfron- teerd willen worden. Huisartsen kennen ook situaties van geweld waar ze niets aan kunnen doen, omdat de patiënt dit niet wil. "Een vrouw is kort geleden gescheiden en het gaat heel goed met haar. Van haar was 10 jaar geleden al bekend dat de man haar sloeg. Ze is in al die jaren drie keer op het spreekuur geweest. Er is over gepraat, ze zou stappen ondernemen, maar deed dat niet. Later vertelde ze dat ze niet wist waar ze naar toe moest en bang was dat hij nog bozer zou worden als zij weg zou gaan."

Bij de THD kan men vroeg signaleren, maar de telefoongesprekken zijn anoniem. Zo kan het zijn dat iemand diverse keren belt, zonder iets te ondernemen. Hier blijkt overigens dat mensen het heel prettig vinden ergens over te kunnen praten, zonder dat een paar dagen later wordt gevraagd hoe het nu is en zonder er op aangekeken te worden dat men bij de partner blijft. De THD heeft als uitgangspunt dat het goed is dat er gepraat wordt. Immers, als dat niet gebeurt, zal iemand een volgende situatie van geweld ook gemakkelijker accepteren. Men probeert de vrouw met iemand uit de eigen omgeving of hulpverle- ning te laten praten en probeert haar weerbaarheid en zelfredzaamheid te versterken. De beslissing wat er gebeurt, is aan de vrouw zelf; men zal zeker niet het maatschappelijk werk of de politie naar iemand toesturen. "Als iemand niet om de politie heeft gevraagd en ze komen via een instantie toch, dan laat die persoon het wel uit haar hoofd een volgende keer die instantie weer in te schakelen." "Je kunt een handreiking geven, maar een vrouw moet toch zelf de stap zetten om er iets aan te willen doen."

C Een paar keer heeft iemand me laten merken dat wat er in onze relatie gebeurde niet normaal was. Ik zag het niet meer. Het was er in geslopen. Ik deed daar niet direct iets mee, maar ik heb het wel onthouden. C Ze (de hulpverleners) hadden ook niet meer kunnen doen. Ik moest mijn eigen beslissing nemen.

Wanneer geweldsproblematiek wordt gesignaleerd, kan dus niet altijd iets worden gedaan. Ook al omdat de één geweld anders definieert dan de ander en grenzen anders legt. Desondanks vinden de geïnterview- den het belangrijk dat er wordt gezocht naar mogelijkheden om vroeger te signaleren dat er iets aan de hand is. Alleen al vanwege het feit dat daar waar eerder wordt ingegrepen de kans groter is dat het geweld stopt en een relatie behouden kan blijven. Daarbij wordt ook een rol gezien voor mensen in de omgeving: buren, familie, vrienden. Als zij iemand niet durven aan te spreken, moeten zij een andere weg zoeken. "Bijvoorbeeld contact opnemen met het Meldpunt van de Vrouwenopvang."

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




35
Eé n lo ke t

Voor veel van de geïnterviewde functionarissen is het moeilijk een weg te vinden in het hulpverleningscir- cuit. Er zijn meldpunten en hulpdiensten, instellingen fuseren en veranderen van naam. Men heeft het nog over het Blijf van m'n Lijfhuis en niet over Vrouwenopvang. Het Meldpunt van de Vrouwenopvang is nog slechts bij weinigen bekend. Men vraagt zich af hoe iemand die hulp zoekt de weg moet vinden, als mogelijke doorverwijzers al niet eens weten hoe de hulpverlening in elkaar zit.

Een voorstel is dat er één steunpunt komt voor alle huiselijk geweld; daar zou dan de coördinatie plaats- vinden. Mensen kunnen er zelf naar toegaan, de omgeving kan dat doen, of de politie. Het zou er niet alleen voor relationeel geweld moeten zijn, maar voor alle huiselijk geweld. Het zou 24 uur per dag bereikbaar moeten zijn. Ideaal zou zijn als het in de eigen omgeving is: "Hengelo of Enschede is te ver weg en bovendien krijg je dan zo'n stads iemand aan de telefoon". Vanuit een dergelijk meldpunt kan dan een afspraak worden gemaakt, op een locatie naar keuze.

Anderen hebben voorkeur voor één loket voor alle vragen op sociaal-emotioneel gebied. Dit zou een centraal telefoonnummer kunnen zijn, bijvoorbeeld 113, analoog aan 112. Vanuit dit loket zou dan vervolgens de juiste hulpverlening worden ingeschakeld. Dit zou niet moeten gaan om doorverwijzing, maar eerder om doorverbinden naar het juiste adres. Of er voor zorgen dat iemand wordt teruggebeld. De achterliggende gedachte is dat één loket duidelijkheid biedt en dat cliënten niet zelf hoeven te kiezen waar ze naar toe gaan. Het is immers de vraag of bestaande hulpverlening bekend is bij de bevolking. Boven- dien hoeven vrouwen zich dan niet af te vragen of hun situatie ernstig genoeg is om geweld genoemd te worden.

C Vrouwenopvang is er toch alleen voor als je geslagen wordt?

6.2 Informatie-uitwisseling en samenwerking

Er is behoefte aan informatie-uitwisseling op uitvoerend niveau. Daarbinnen moeten cases in het alge- meen kunnen worden besproken, maar ook concrete cliëntsituaties. In elk van de gemeenten bestaan al netwerken. Het liefst wil men op deze bestaande netwerkstructuren aansluiten. Een beleidsmedewerker van een gemeente geeft aan dat er binnen deze gemeente meer draagvlak is om de regierol op zich te nemen voor huiselijk geweld in de brede zin, dan voor uitsluitend relationeel geweld.

Als mogelijkheid is genoemd het ontwikkelen van een geautomatiseerd meldsysteem, waar iedereen zijn of haar zorg kan neerleggen over een thuissituatie. De data-invoer zou op een centraal punt moeten plaats- vinden; het kan niet gaan om een openbaar toegankelijk bestand. De melder kan anoniem blijven. Op het moment dat verschillende meldingen binnenkomen over dezelfde situatie, zou een alarmbel luiden, waarna verder onderzoek wordt gedaan. Een melding zou niet alleen door professionals kunnen worden gedaan, maar ook vanuit de persoonlijke omgeving. Per situatie kan dan bekeken worden wat wordt gedaan met het alarm. Het geautomatiseerd bestand kan centraal beheerd worden, maar moet ook door een aantal mensen geraadpleegd kunnen worden. Bijvoorbeeld door de politie en door huisartsen.

Een aantal mensen denkt dat een dergelijk systeem goed kan werken; als een huisarts weet dat iemand is aangemeld, zal deze andere vragen gaan stellen aan een patiënt. Het systeem zou ook de invalshoek kunnen hebben dat het een centraal cliëntenbestand is, en hulpverleners informeert als ook een andere hulpverlener betrokken is bij een gezin. Anderen zien bij dergelijke systemen zeer veel problemen in verband met privacybescherming en rond de autorisatie om van het systeem gebruik te maken.

Equivalent, Experts in Emancipatie




36

De voorkeur lijkt uit te gaan naar informatie-uitwisseling over cliënten. Daarvoor is een convenant of protocol nodig. Daarin zou moeten worden geregeld wie welke instantie kan raadplegen over een cliënt en ook of men andere instanties op eigen initiatief informeert.

In de samenwerking is het zeer belangrijk dat de verwachtingen over en weer duidelijk zijn en ook dat de rollen van de verschillende organisaties duidelijk zijn. Daarvoor is een eenduidig beleid nodig. Een voorbeeld. Bij de politie staat het beëindigden van het geweld centraal; wanneer een aangifte daarbij kan helpen zal men mensen daartoe altijd stimuleren. In andere gevallen vindt men het beter dat hulp van het maatschappelijk werk wordt ingeschakeld. Hulpverleners krijgen van daar uit wel eens de gedachte dat geweld te veel wordt gezien als een hulpverleningsprobleem en te weinig als veiligheidsprobleem. Het is van belang de achtergronden van dergelijke keuzes naar elkaar toe te verduidelijken.

B e ro e p sg e h e im

Samenwerken rond een cliënt en informatie uitwisselen kan in strijd zijn met het beroepsgeheim van hulpverleners. In hoofdstuk 2 bleek al dat in veel gevallen eerst toestemming nodig is van de cliënt, voordat gegevens mogen worden doorgegeven aan anderen. Voor het verstrekken van politiegegevens zijn de mogelijkheden zeer beperkt. Wanneer de veiligheid van een cliënt in het gevaar komt, kan de zwijgplicht van een hulpverlener doorbroken worden om een `hoger belang' te dienen. Op basis van convenanten is ook bij de politie meer informatie-uitwisseling mogelijk.

Bij de politie heeft men verschillende keren meegemaakt dat een slachtoffer zegt: "vraag het maar aan mijn huisarts, die weet er van", maar dat de huisarts zich beroept op het beroepsgeheim en dat het daardoor lastiger is bewijsvoering rond te krijgen. Een huisarts geeft aan in een dergelijk geval alleen mee te werken als de patiënt schriftelijk toestemming geeft. Een ander zou meewerken op het moment dat justitie er om vraagt. In de interviews is voorgesteld dat een huisarts de politie informeert als deze weet dat sprake is van geweld. Huisartsen zelf voelen daar in verband met hun beroepsgeheim niet voor. Zij geven mensen wel het advies contact op te nemen met de politie. Zij geven aan dat het ook andersom kan, nl. dat de politie een huisarts meldt dat ze in een gezin zijn geweest wegens geweld. Van anderen verwachten zij vooral het advies om contact op te nemen met de huisarts.

Een hulpverlener geeft aan niet gebeld te willen worden door andere hulpverleners over een cliënt. Tussen huisartsen en maatschappelijk werkers is wel overleg over gezamenlijke cliënten. Tussen politie en maatschappelijk werkers ook. Zo is er een voorbeeld van een situatie waarin een vrouw werd bedreigd, omdat ze wilde gaan scheiden. Er heeft een gesprek plaatsgevonden tussen beide partners, in aanwezig- heid van maatschappelijk werk en politie. Hier is duidelijk gemaakt dat het ging om een serieuze zaak, en dat de politie zou worden ingeschakeld bij herhaling van de bedreigingen.

6.3 Hulp

Be sc h ikba arh e id va n h ulp

Het is van belang dat bij doorverwijzing hulp ook daadwerkelijk beschikbaar is. De geïnterviewden signaleren daarin weinig tekorten, uitgezonderd als het gaat om plaatsing in een opvanghuis. Daarnaast zou men graag meer gespecialiseerde hulp willen hebben voor relationeel geweld. Uitbreiding van en meer bekendheid geven aan de ambulante hulp van het Steunpunt Vrouwenopvang (zie bijlage) zou hieraan tegemoet kunnen komen.

Als iemand, in een crisissituatie het huis uit moet, is het moeilijk om een plaats te vinden in de opvang, zo is de ervaring van velen. De Vrouwenopvang heeft weinig plaatsen en vaak is het nodig naar veel locaties

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




37
te bellen. Dat het Meldpunt Vrouwenopvang deze taak vervult, is bij lang niet iedereen bekend. Velen hebben nog nooit gehoord van dit Meldpunt.

Als voorbeeld van een problematische opvangsituatie wordt genoemd dat iemand naar `Blijf' in Assen moest. "Ze was lichamelijk niet fit, omdat ze geslagen was; ze was bang voor represailles van haar schoon- familie, en had verder geen contacten. Toch moest ze op eigen gelegenheid in Assen zien te komen."

Als er geen plaats is bij de Vrouwenopvang, moet een andere oplossing worden gezocht. Bijvoorbeeld tijdelijk wonen bij ouders, verdere familie, een vriendin of bij de daklozenopvang. Men vindt dat één instantie de eindverantwoordelijkheid zou moeten hebben voor plaatsing.

Professionals melden dat de bereikbaarheid van maatschappelijk werkers geen probleem is; er worden 06- nummers uitgewisseld. Wie deze nummers niet heeft (zo is de onderzoeker gebleken) kan maatschappelijk werkers moeilijk bereiken. Overigens ziet men als voordeel van plattelandsgemeenten dat lijnen kort zijn, zodat men elkaar goed weet te vinden. Ook kennen hulpverleners elkaar beter dankzij de netwerken die er zijn. Dat maakt het gemakkelijker de juiste personen te benaderen.

Vanuit het welzijnswerk komt het signaal dat doorverwijzen niet altijd goed werkt, omdat het welzijns- werk niet als formele verwijzer wordt gezien. Welzijnswerkers kunnen in een vroeg stadium signaleren dat ergens sprake is van relationeel geweld; ook kan men hier vrouwen motiveren om naar het maatschappe- lijk werk te gaan; wanneer iemand dat dan doet, kan het zijn dat iemand op een wachtlijst wordt geplaatst en het lang duurt voordat hulp beschikbaar is.

C Dat ik tijdens de scheidingsperiode alles alleen moest doen, vond ik wel heel zwaar. Maar ik was ook trots als het lukte! C Ik moest 8 maanden wachten op een woning; ik heb mijn partner niet verteld dat ik weg zou gaan, maar gewacht tot ik die woning had. C Ik stond ingeschreven voor een woning, maar hield het niet meer uit. Ik heb eerst vijf maanden met de kinderen bij mijn broer gewoond.

Ve r tr o u w e n

Als aan de geïnterviewden wordt gevraagd aan welk type hulp zij denken dat een slachtoffer behoefte heeft, komt vooral naar voren dat het van belang is dat er geluisterd wordt en dat zij serieus genomen wordt. Vertrouwen is ook een sleutelwoord.

Verder moet iemand mogelijkheden aanreiken, stevig in de schoenen staan en niet `meehuilen'. Hulpver- leners benadrukken dat het van belang is dat de cliënte zelf beslist wat er gaat gebeuren en ook zelf actie onderneemt. Ook in kleine dingen. Ook al wil een vrouw graag dat de hulpverlener meegaat en het woord voert, het is belangrijk dat ze zelf naar de sociale dienst gaat, of zelf praat met iemand van een woningcor- poratie. "Zo wordt het automatische patroon van afhankelijkheid doorbroken en is ze niet langer de marionet van haar partner." "Ze moet niet afhankelijk worden van een hulpverlener. Vrouwen zijn ook juist trots als ze wel zelf iets voerde elkaar hebben gekregen." "De zelfredzaamheid is ook nodig om uit de slachtoffer rol te komen." Een punt van aandacht is te zorgen dat een vrouw die het huis uit gaat niet eenzaam wordt. "Anders kan het zijn dat ze nog liever teruggaat naar degene die negatieve aandacht aan haar besteedde, dan helemaal geen aandacht te krijgen."

C Het is heerlijk om nu regelmatig bezoek te krijgen. Hij wilde dat nooit. C Je staat wel overal alleen voor. Niemand om eens mee te overleggen.

Equivalent, Experts in Emancipatie




38

De mediators van de GLTO noemen de factor tijd. Zij gaan naar een agrarisch gezin toe en trekken daar bijvoorbeeld een hele middag voor uit. Zij kennen de cultuur van boerengezinnen en kunnen op die manier gemakkelijker contact leggen. Via gesprekken over de bedrijfsvoering hebben zij ook gesprekken over sociaal-emotionele onderwerpen. Ook vanuit de kerken komt naar voren dat het in agrarische milieus goed werkt om er naar toe te gaan en tijd te hebben. Liefst door informeel een rondje mee te lopen op het erf.

D ad e r h u lp v e r le n i n g

Onder daderhulpverlening wordt hier verstaan dat aan daders/verdachten hulp wordt geboden om hun situatie duidelijk te krijgen en deze te kunnen doorbreken. Deze hulpverlening vindt plaats op vrijwillige basis. Verschillende hulpverleners geven aan dat ze niet alleen weinig kennis hebben van daderhulpverle- ning, maar er ook weinig affiniteit mee hebben. Men voelt er weinig voor om daderhulp te bieden wanneer men zelf hulp biedt aan het slachtoffer. Daderhulpverlening heeft in de regio nog weinig bekendheid; er zijn wel enkele mogelijkheden, via Mediant en maatschappelijk werk. Daarnaast is er `De aanpak', voor situaties waarin de vrouw in de opvang is geplaatst. Dit is een vorm van samenwerking, waarbij Vrouwenopvang zich richt op de vrouwelijke partner en Mediant, maatschappelijk werk en Adhesie op de mannelijke. De intentie is dit project in de toekomst ook ambulant aan te bieden.

Veel geïnterviewden vinden het belangrijk dat een dader, onafhankelijk van de vraag of een slachtoffer wel of geen aangifte doet, duidelijk wordt gemaakt dat wat er gebeurt niet mag. Anderen vragen zich af of het helpt als de politie er bij komt. Zal het geweld niet juist erger worden, om te voorkomen dat ze er weer over praat? Een van de wijkagenten vertelt altijd met de dader te gaan praten. De ervaring is dat deze altijd berouw toont. "Voor sommigen geldt oprecht dat ze de politie nooit weer aan de deur willen hebben en stopt het geweld op dat moment ook. Anderen beginnen toch telkens weer te slaan." Hier is de ervaring dat het geweld alleen kan stoppen als de vrouw de relatie beëindigt.

Diverse geïnterviewden refereren aan de ontwikkeling waarbij het mogelijk wordt dat (via een crisisinter- ventie) niet het slachtoffer de deur uitgaat, maar de dader. Men is daar positief over.

Waar men enerzijds aangeeft dat daders moeten worden aangepakt met een lik-op-stukbeleid, is er anderzijds ook een stroming die aangeeft dat dader-slachtoffer-denken te simpel is. In de hulpverlening moet worden gekeken naar de rol van beide partners, dus ook naar het aandeel van de vrouw. "Ook het geweld is een vorm van interactie." "Vaak is de relatie tussen deze partners heel ingewikkeld en spelen er verschillende belangen dwars door elkaar."

Iemand geeft aan dat justitie de dader-verdachte altijd bij zich zou moeten roepen, ook zonder dat aangifte wordt gedaan. Vervolgens kunnen afspraken worden gemaakt; worden deze overtreden, dan volgt een sanctie. "Een dergelijke aanpak wordt ook gebruikt bij jongeren. Als zij voor de tweede keer met de politie in aanraking komen, worden zij voorgeleid." De ervaring is dat dit beter werkt dan een proces verbaal.

C Eindelijk slaap ik nu lekker ontspannen.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




39

7. Samenvatting en conclusies
In opdracht van Equivalent heeft Bureau Attema en Van de Wetering een onderzoek uitgevoerd naar relationeel geweld tegen vrouwen in drie plattelandsgemeenten. Dit onderzoek vindt plaats in het kader van een project dat Equivalent uitvoert met Vrouwenopvang Overijssel, gericht op een aanpak van relationeel geweld in plattelandsgemeenten. Het gaat om Haaksbergen, Hof van Twente en Losser. Zowel het project als het onderzoek zijn mogelijk door financiële middelen van de provincie Overijssel.

O nd e rzo e k

De hoofdvraag van het onderzoek was: wat zijn de verschijningsvormen van relationeel geweld tegen vrouwen in een drietal Overijsselse plattelandsgemeenten en hoe vaak komt dit (naar schatting) voor?

Onder relationeel geweld tegen vrouwen wordt verstaan: eenzijdig geestelijk, lichamelijk of seksueel geweld, uitgeoefend door de (ex-)partner.

De kern van het onderzoek bestaat uit: C interviews met ca. 40 professionals die vanuit hun werk in aanraking (kunnen) komen met relationeel geweld;
C onderzoek bij politie, huisartsen en maatschappelijk werkers. Daarnaast zijn enkele vrouwen geïnterviewd, die te maken hebben gehad met relationeel geweld.

Ge ïn te rv ie w d e n

Gesproken is met maatschappelijk werkers, politiemensen, huisartsen, geestelijk verzorgers, medewerkers van (telefonische) hulpdiensten en welzijnswerkers. Wat opvalt is dat de geïnterviewden veel voorbeelden kunnen noemen van relationeel geweld, maar dat geen van hen een echte inschatting kan geven van de omvang van de problematiek. Geen enkele instelling beschikt over betrouwbare registratiegegevens. Sommige organisaties zijn kort geleden begonnen met het registreren van relationeel geweld, of van huiselijk geweld in de bredere zin.

Bij geweld in een relatie denken de geïnterviewden vooral aan lichamelijk geweld. Slechts in enkele beroepsgroepen signaleert men seksueel geweld. Hoewel de geïnterviewden vaak geestelijk geweld signaleren, vinden zij het onderwerp geestelijk geweld tegelijkertijd erg ongrijpbaar. Er is geen eenduidige definitie van dit type geweld. Lichamelijk geweld is strafbaar en in die zin afgebakend. Juist bij geestelijk geweld vindt men geweldsbeleving subjectief: wat voor de één geweld is, is dat voor de ander niet.

On d e rzo e k on d e r p o litie , hu isa rtse n e n m aats c h ap p e lijk w e rk

Politie
Uit het dossieronderzoek bij de politie blijkt dat zich in het eerste kwartaal van 2002 in elk van de drie gemeenten ca. 15 situaties van relationeel geweld hebben voorgedaan, waarbij de politie betrokken is geweest. Dit waren unieke situaties, oftewel, het ging overal om 15 verschillende gezinnen. Op grond van landelijk onderzoek is aangenomen dat 12% van alle situaties van relationeel geweld bij de politie bekend is. In dat geval komt op jaarbasis in de drie Twentse gemeenten minimaal 1,16% van de vrouwelijke bevolking van 18 jaar en ouder in aanraking met geweld door de (ex-)partner; in de maximumvariant die is berekend is dit 4,62% op jaarbasis.

Bijna altijd is sprake van geestelijk geweld (91%); 41% betreft (ook) lichamelijk geweld en 10% (ook) seksueel geweld. In 44% van de situaties van relationeel geweld is bekend dat kinderen getuige zijn van het

Equivalent, Experts in Emancipatie




40

geweld. Wanneer aangifte wordt gedaan, gaat het opvallend vaak om situaties waarin niet alleen geweld plaatsvindt tegen de vrouw, maar ook tegen kinderen.

Huisartsen
Uit het onderzoek onder huisartsen blijkt dat er grote verschillen zijn in de mate waarin huisartsen geweldsproblematiek constateren of vermoeden. Waar de ene huisarts met een praktijk van ruim 3.000 patiënten van meer dan 50 mensen weet dat er sprake is van relationeel geweld, kent een ander met een bijna even grote praktijk in dezelfde plaats geen enkel geval, noch van lichamelijk, noch van geestelijk geweld. Vrouwen nemen hun huisarts zelden in vertrouwen als het gaat om relationeel geweld. Huisartsen vinden het moeilijk signalen te herkennen. Vaak worden problemen pas achteraf duidelijk.

Maatschappelijk werkers Tien maatschappelijk werkers uit de drie gemeenten hebben voor hun case-load van 2001 een registratie- formulier ingevuld met betrekking tot problemen van cliënten rond geweld in de relatie. In totaal rappor- teren zij 75 situaties, gespreid over de gemeenten. Dit is gemiddeld bijna 20% van hun vrouwelijke cliënten. Bijna de helft van de gevallen betreft lichamelijk geweld; 85% betreft geestelijk geweld en 20% seksueel geweld. Ook hier gaat het dus vaak om combinaties van verschillende vormen van geweld. Meestal is het geweld beëindigd (80%); als het gaat om structureel geweld gaat dit in driekwart van de gevallen gepaard met het beëindigen van de relatie.

Vaa k p as ac h te raf b e ke n d

Slechts weinig geïnterviewden signaleren geweld op het moment dat dit aan de orde is. Voorbeelden van organisaties waar dit wel gebeurt zijn welzijnswerk, kerken en telefonische hulpdiensten. De politie komt in beeld als het geweld is geëscaleerd. Hoewel veel geïnterviewden denken dat de huisarts als eerste in vertrouwen wordt genomen, is dat niet zo. Ook bij maatschappelijk werk en andere hulpverleners gaat het om hulp achteraf. Het gaat zelden om een directe hulpvraag met betrekking tot het geweld. Meestal is sprake van een ander probleem en komt na verloop van tijd, wanneer een vertrouwensrelatie is ontstaan, de geweldsproblematiek aan de orde.

Ac h te rg r on d fac to re n d ie m e n s ig n ale e rt

De geïnterviewden zien in hun praktijk een aantal achtergrondfactoren als het gaat om relationeel geweld. C Geïnterviewden komen vaker in aanraking met geweld in sociaal-economisch zwakkere milieus; er zijn veel minder situaties bekend uit hogere milieus. Ook in landelijk onderzoek komt dit naar voren. C Men ziet in de praktijk dat sprake is van sociale erfelijkheid, waarbij kinderen het gedrag van hun ouders overnemen. Vader sloeg; de zoon doet dat later ook. C Hoewel er geen eenduidig verband kan worden gelegd, valt in de hulpverlening op, dat vrouwen die te maken hebben met relationeel geweld, geen eigen werk hebben en (financieel) afhankelijk zijn van hun partner.
C Bij politie en maatschappelijk werk zijn weinig gevallen bekend uit agrarische milieus. Agrarische hulpverleners kennen geen voorbeelden van lichamelijk geweld. Van verschillende kanten komt naar voren dat met name in meergeneratiegezinnen vaak sprake is van problemen in de sfeer van geeste- lijk geweld.
C Recent worden steeds meer situaties bekend van relationeel geweld in allochtone gezinnen. Dit is vaak (ook) lichamelijk geweld. C Relationeel geweld wordt gekoppeld aan gebrek aan communicatie. C Vaak is sprake van overmatig alcoholgebruik, gecombineerd met problemen op het werk of thuis. C Men kan niet zeggen of in bepaalde geloofsgroeperingen vaker geweld voorkomt, maar wel dat in kerkelijke groeperingen anders -nog bedekter- met de geweldsproblematiek wordt omgegaan.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




41
Platte land sc ultuu r

In een plattelandsgemeente kent men elkaar. Dat levert veel sociale contacten op, en onderlinge hulp en steun. Gesignaleerd wordt dat deze steun en hulp vooral van praktische aard is en veel minder van sociaal- emotionele aard. In de regio is men niet gewend om te praten over emoties, of over persoonlijke proble- men. Als er problemen zijn, worden deze niet rechtstreeks benoemd. Bij sociale problemen speelt een sterke schaamte om dit openbaar te maken. Ook relatieproblemen, depressiviteit, overspannen zijn, drugsgebruik in het gezin, of incest zijn voorbeelden van problemen waarover men niet praat, en die bovendien ontkend worden. Bij ons komt dat niet voor.

De keerzijde van de vele sociale contacten die men heeft in plattelandsgemeenten is dat er veel sociale controle is en weinig anonimiteit. Iedereen weet alles van elkaar. Mensen willen niet in de wachtkamer van het maatschappelijk werk gezien worden, anders vraagt iedereen zich af wat er aan de hand is. Als de politie is geweest, weet iedereen dat. Hetzelfde geldt voor de pastoor of de dominee.

Een element dat specifiek geldt voor het wonen op een boerderij, maar ook voor mensen die in een vrijstaande woning wonen, is dat er veel ruimte is. Als er ruzie is of geschreeuwd wordt, horen buren dat niet. Er zal in zo'n geval minder snel een melding bij de politie binnenkomen.

Algem ene co nclusie

Dit onderzoek was gericht op verschijningsvormen van relationeel geweld tegen vrouwen in drie Twentse plattelandsgemeenten en het geven van een schatting van de mate waarin dit voorkomt. Het blijkt dat zowel de politie, als maatschappelijk werkers, diverse huisartsen, hulpverleners, welzijnswerkers en geestelijk verzorgers regelmatig geconfronteerd worden met situaties van relationeel geweld. Het aantal voorbeelden dat zij kennen wisselt sterk. Naar schatting gaat het om circa 2,5% van de vrouwen vanaf 18 jaar, op jaarbasis.

In landelijk onderzoek wordt geconstateerd dat relationeel geweld niet zo snel met anderen wordt besproken; in de drie Twentse gemeenten speelt dat zeer sterk. Het geweld kan heel lang doorgaan, zonder dat iemand er iets van merkt. Als het wel wordt opgemerkt, is de kans klein dat er rechtstreeks over wordt gesproken. Als iemand er zelf mee naar buiten komt, gaat het stoppen van het geweld vaak gepaard met het beëindigen van de relatie. Dat heeft te maken met het stadium waarin hulpverlening wordt ingeschakeld. Als het naar buiten komt, is het vaak te laat.

De to eko m st

Uit het onderzoek komt naar voren dat preventie, vroegsignalering en samenwerking de kern vormen voor een aanpak in de toekomst.

Preventie en vroegsignalering In de preventieve sfeer is vooral van belang dat meer bekendheid wordt gegeven aan de problematiek. Voorlichting kan helpen het taboe te doorbreken en eerder grenzen te stellen. Als bekend is dat relationeel geweld vaker voorkomt en dat hulp mogelijk is, zullen mensen er gemakkelijker over praten.

Er is een systematiek nodig om in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren dat er sprake is van relationeel geweld. Dit signaleren kan vanuit veel geledingen plaatsvinden. Medewerkers van kerken, welzijnswerk, consultatiebureaus, sociale dienst, woningcorporaties of thuiszorg hebben veel contacten met mensen, soms ook bij hen thuis. Als zij getraind zijn om met mensen over geweldsproblematiek te praten, zonder iemand er persoonlijk op aan te spreken, kan in een eerder stadium iets worden gedaan.

Equivalent, Experts in Emancipatie




42

Op zichzelf is er in de drie gemeenten voldoende aanbod aan hulpverlening. Wel mist men een gespeciali- seerd aanbod in de eigen omgeving, dat toch met voldoende privacywaarborgen bereikbaar is. Daarnaast is aandacht nodig voor daderhulpverlening. Opvallend is dat het aanbod van Vrouwenopvang Overijssel (Meldpunt en Steunpunten) nauwelijks bekend is. In de aanpak moet worden gestimuleerd dat van de bestaande mogelijkheden gebruik wordt gemaakt. Afspraken moeten kunnen plaatsvinden op een plaats en een tijdstip die voor de betreffende vrouw het best zijn.

Samenwerking
In gevallen die bekend zijn, is samenwerking tussen instanties van belang. Daarbij moet informatie- uitwisseling plaatsvinden over cliënten. Betrokken partijen moeten duidelijke afspraken maken. Niet alleen over protocollen en privacyreglementen, maar ook over de rol van de verschillende instellingen. Wanneer is iets een zaak van politie en wanneer van het maatschappelijk werk? Is relationeel geweld een hulpverle- ningsprobleem, een veiligheidsprobleem, of een combinatie daarvan? Wanneer is het goed de dader te vervolgen en wanneer is hulpverlening beter?

Dergelijke keuzes hebben te maken met visie-ontwikkeling. De landelijke overheid kent daarin een regierol toe aan gemeenten en plaatst dit in het kader van het Integraal Veiligheidsbeleid. Hoewel alle drie gemeenten die in dit onderzoek zijn betrokken een dergelijke rol willen vervullen, doet de ene gemeente dit in het kader van het veiligheidsbeleid en de andere in het kader van beleid voor volksgezondheid. Nagegaan zal moeten worden op welke wijze de zorgketen en de veiligheidsketen geïntegreerd kunnen worden.

Het is van belang een cliëntvolgsysteem te ontwikkelen, zodat duidelijk is wat er, bijvoorbeeld na een melding bij de politie, gebeurt. Het is de moeite waard om samenwerkingsvormen die elders zijn ontwik- keld als voorbeeld te nemen. Zo is in het noorden van het land een samenwerkingsverband bekend, waar men een samenwerkingsprotocol heeft, veel aandacht besteedt aan daderhulpverlening en cliëntsituaties volgt. In de Twentse plattelandsgemeenten wil men samenwerking het liefst laten aansluiten op bestaande samenwerkingsverbanden. Ook is er voorkeur voor een aanpak van huiselijk geweld in de brede zin, met relationeel geweld als onderdeel daarvan.

Om aan de samenwerking vorm te geven kan gedacht worden aan een breed samengesteld netwerk, aansluitend op de bestaande netwerken. Hierin worden dan ook gevallen van relationeel geweld ingebracht. Uit het brede netwerk kunnen vervolgens gericht case-groepen worden ingesteld voor situaties van relationeel geweld.

Af s lu i te n d

Gebleken is dat de geïnterviewden het project van Equivalent en Vrouwenopvang waarderen. Zij zien het uitvoeren van inventariserend onderzoek, zoals het onderhavige, een goede mogelijkheid om de proble- matiek niet alleen in beeld te krijgen, maar ook onder de aandacht te brengen. Er is behoefte aan het opzetten van goede registratiesystemen, zodat ontwikkelingen in de toekomst kunnen worden gevolgd.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




43
Bijlage. De drie Twentse gemeenten en hun sociale infrastructuur

Deze bijlage geeft eerst een aantal demografische kerncijfers met betrekking tot de drie Twentse gemeen- ten. Daarna volgt een schets van de relevante sociale infrastructuur. Er wordt onderscheid gemaakt in voorzieningen die in de gemeenten zelf beschikbaar zijn en voorzieningen elders, in de meer stedelijke omgeving. Vanuit vrijwel al deze geledingen zijn mensen geïnterviewd. Het hoofdstuk sluit af met een schets van de netwerkstructuren die er in de drie gemeenten zijn.

De drie Twentse gemeenten

Losser telt 22.660 inwoners, Haaksbergen 24.210 en Hof van Twente 35.135.

In de CBS-indeling in vijf categorieën van stedelijkheid komt de gemeente Haaksbergen terecht in categorie 4, weinig stedelijk. Binnen Haaksbergen als kern, valt een aantal gebieden in de categorie matig stedelijk (categorie 3); het hele buitengebied, inclusief de dorpen, valt in de categorie niet stedelijk (catego- rie 5). De kern Losser is ingedeeld in weinig stedelijk, het gehele gebied buiten de kern is niet stedelijk. Voor Hof van Twente is nog geen totale score beschikbaar. De voormalige gemeenten Goor en Stad Delden vallen in de categorie weinig stedelijk (categorie 4), de voormalige gemeenten Ambt Delden, Diepenheim en Markelo in de categorie niet stedelijk (categorie 5).

Enkele kerncijfers over de drie gemeenten:

C In elk van de drie gemeenten is de helft van de bevolking gehuwd; dat is meer dan het landelijk aandeel van 44%; Hengelo en Enschede zitten ongeveer op het landelijk gemiddelde; in steden als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag is ca. 30% van de vrouwen gehuwd. C Het aantal vrouwen dat gescheiden is, is lager dan landelijk gezien: in de drie gemeenten is dit ongeveer 3,5%, landelijk 6,2%; in Hengelo is dit 6% en in Enschede 6,8%; in steden als Amsterdam en Rotterdam is ca. 11% van de vrouwen gescheiden. C In elk van de drie gemeenten vormt ruim de helft van de gezinnen een gezin van twee partners en thuiswonende kinderen. Overal is ongeveer een op de tien gezinnen met thuiswonende kinderen een eenoudergezin. Het aandeel eenoudergezinnen is veel lager dan het landelijk aandeel van 17,4%. In Hengelo is dit 15,4% en in Enschede 19,1%. C In vergelijking met andere Nederlandse gemeenten zijn de inkomens in de voormalige gemeente Stad Delden gunstig (rangnummer 118 van destijds ca. 620 gemeenten); Markelo, Haaksbergen Goor en Diepenheim zitten in de middenmoot (rangnummers tussen 255 en 311), terwijl Losser en Ambt Delden laag scoren met de rangnummers 461 en 529). C De arbeidsparticipatie van vrouwen varieert in de diverse gemeenten tussen 42% en 49%; landelijk is dit 53% (het gaat om minimaal 12 uur per week werk); in de drie gemeenten is de omvang van de mannelijke beroepsbevolking bijna twee keer zo groot als van de vrouwelijke beroepsbevolking; ook in Hengelo en Enschede is dat het geval; in steden als Utrecht of Amsterdam is de mannelijke beroepsbevolking slechts iets groter dan de vrouwelijke. C Haaksbergen telt ca. 423 agrarische bedrijven, Losser 345 en Hof van Twente 891. Overal is er op ca. tweederde van deze bedrijven een meewerkend gezinslid. In elke gemeente is in 2000 het aantal agrarische bedrijven ten opzichte van 1997 gedaald met ca. 10% C Haaksbergen telt 12% allochtonen, Losser 15% en Hof van Twente 8%. In Haaksbergen en Losser zijn dit veel mensen uit Duitsland. Gaat het alleen om mensen met een niet-westerse achtergrond, dan is dat in Haaksbergen 4,1% in Losser 1,6% en in Hof van Twente 2,8%. Dit is een veel kleiner aandeel dan het landelijk gemiddelde van 8,9%. In Hengelo is dit 9,2% en in Enschede 12,1%. In steden als Rotterdam en Amsterdam is ca. 30% van de bevolking van niet-westerse herkomst.

Equivalent, Experts in Emancipatie




44

C het totaal aantal misdrijven is in de drie Twentse gemeenten met ca. 4 per 100 inwoners veel lager dan het aantal van 13 per 100 inwoners in grotere steden. Van deze misdrijven is in de drie gemeen- ten rond de 6% een geweldsmisdrijf. Ook in de grotere steden is dit 6% van alle delicten.

De drie Twentse gemeenten hebben nog geen vastgesteld Integraal Veiligheidsbeleid. De gemeenten onderschrijven het belang van een aanpak voor huiselijk geweld. Zij hebben, evenals de gemeenten Almelo, Hengelo en Enschede, een convenant huiselijk geweld ondertekend, waarbij zij verklaren te streven naar één integrale aanpak van huiselijk geweld. Zij onderschrijven het Masterplan huiselijk geweld Twente. Hierin wordt o.a. aangegeven dat het de bedoeling is meer aandacht te geven aan ambtshalve vervolging en aan daderhulpverlening. Ook wil men komen tot samenwerkingsovereenkomsten voor hulpverlenende instanties. Het project geweld tegen vrouwen op het platteland is formeel geen onderdeel van dit platform; er vindt wel goede informatie-uitwisseling plaats.

Sociale infrastructuur binnen de drie gemeenten

Po litie
Alle drie gemeenten vallen onder de regiopolitie Twente, die het hoofdbureau heeft in Enschede. Haaks- bergen, Losser en Hof van Twente vormen elk een eigen afdeling. Men werkt met wijkagenten. Als er een melding is van acuut relationeel geweld, wordt hierop gereageerd vanuit de surveillancedienst, waarna dit wordt overgedragen aan een wijkagent. Ook kan een wijkagent op eigen initiatief naar een gezin toegaan, op grond van signalen uit de buurt. De manier waarop wijkagenten dit doen en de mate waarin zij eigen initiatief nemen, kan per gemeente (en ook daarbinnen) verschillend zijn. Er is niet altijd sprake van een afdelingsbeleid.

Maa ts c h ap p e lijk w e rk Het maatschappelijk werk in de gemeenten Hof van Twente en Losser is een onderdeel van Carint, de regionale instelling voor welzijn, wonen en zorg. Er zijn vestigingen van maatschappelijk werk in Goor, Markelo, Delden en Losser. Haaksbergen kent de stichting Maatschappelijke Dienstverlening Enschede- Haaksbergen. In elk van de drie plaatsen werkt men met spreekuren en daarbuiten op afspraak. Er is een `achterwachtfunctie' voor crisissituaties. Maatschappelijk werk is een zogeheten eerstelijnsvoorziening. Mensen kunnen er op eigen initiatief naar toegaan. In veel gevallen gaat het echter om doorverwijzingen, vaak via de huisarts.

Zo rg
De drie gemeenten hebben 36 huisartsen in 30 praktijken. In elke gemeente zijn diverse praktijken voor fysiotherapie. Thuiszorg valt voor Losser en Hof van Twente onder Carint; Haaksbergen werkt samen met Enschede.

Welzi jns w e rk
In Haaksbergen is er de stichting 't Iemenschoer. Dit is een brede welzijnsinstelling, met een aanbod op het terrein van cursussen en (ontmoetings)activiteiten voor een veelheid aan doelgroepen. Van Volksuni- versiteit en jeugdactiviteiten tot peuterspeelzalen, een Bureau Nieuwkomers en Vluchtelingen en een Sociaal Meldpunt, waar mensen terecht kunnen met vragen over, of problemen in de buurt. Van een loszittende stoeptegel, tot problemen met buren.

Losser kent de stichting Cluster. Ook dit is een brede welzijnsinstelling met een aanbod op het terrein van welzijnswerk ouderen, sociaal-cultureel werk/opbouwwerk, jongerenwerk en kinderopvang. Naast het eigen aanbod, biedt men hier ruimte aan bijvoorbeeld Vluchtelingenwerk en educatieve cursussen van het ROC.
De gemeente Hof van Twente heeft (nog) geen welzijnsinstelling.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




45
Ke rke n
De bevolking van Haaksbergen en Losser is van oorsprong overwegend rooms-katholiek. In Hof van Twente is dat divers, vanwege verschillen tussen de oorspronkelijke gemeenten. Overal zijn gereformeer- de gemeenschappen, hervormde- en rooms-katholieke. In de gemeente Haaksbergen is daarnaast een islamitische gemeenschap met een moskee en een joodse gemeenschap met een synagoge. Er is een interkerkelijke werkgroep Kerken Tegen Seksueel Misbruik.

Voorzieningen buiten de drie gemeenten

Riag g
Mediant geestelijke gezondheidszorg is een gefuseerde instelling met daarin Riagg-Hengelo en Riagg- Enschede en het Twents Psychiatrisch Ziekenhuis. Cliënten komen bij Mediant op verwijzing; bijvoor- beeld van huisarts, thuiszorg of algemeen maatschappelijk werk. Mediant heeft multidisciplinaire teams, van psychologen, psychiaters en sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen. Na een intake wordt een behan- delplan geboden. Dat kan ambulant zijn, klinisch, of in deeltijd. Men richt zich op jeugd, volwassenen en ouderen.

Slac h to ffe rh ulp Buro Slachtofferhulp is voor de onderzochte regio te vinden in Enschede en in Hengelo. Slachtofferhulp is gevestigd bij de politiebureaus. Het wordt aangeboden via de politie en men kan er zelf een beroep op doen. Slachtofferhulp werkt outreachend, door zelf contact op te nemen met mensen. De hulp wordt geboden door vrijwilligers, die worden begeleid door beroepskrachten. Het gaat om praktische, juridische en emotionele hulp aan slachtoffers van misdrijven of verkeersongevallen. Er is een beleid ontwikkeld met betrekking tot hulpverlening aan slachtoffers van huiselijk geweld. Daarbinnen richt men zich thans vooral op vrouwen die slachtoffer zijn van relationeel geweld. Er is een registratiesysteem opgezet, waarin op termijn het aantal gevallen van huiselijk geweld goed zichtbaar moet worden.

Telefonische Hulpdienst De SOS Telefonische Hulpdienst (THD) is voor Twente gevestigd in Hengelo. Mensen kunnen hier 24 uur per dag terecht voor een gesprek. Er wordt gewerkt met vrijwilligers die kunnen terugvallen op een `achterwacht' van beroepskrachten. Men is alert op signalen van relationeel geweld. Men biedt aandacht, ondersteuning, informatie en advies. Zo nodig wordt doorverwezen naar maatschappelijk werk. In crisissituaties wordt actie ondernomen. De THD werkt anoniem. Men weet dan ook niet uit welke plaatsen mensen afkomstig zijn.

Hu lp vo o r ag rarië rs De THD heeft een afzonderlijke lijn voor agrariërs (THD-A). Dit is een telefoonnummer in Zwolle. Ook deze hulpdienst kan anoniem worden geconsulteerd.

GLTO-advies heeft bedrijfsadviseurs voor vraagstukken waar agrarische bedrijven mee te maken kunnen hebben op financieel, juridisch, en economisch gebied. Daarnaast heeft men mediators voor conflictbe- middeling, begeleiding en coaching. Hier kan het ook gaan om relatieproblemen.

Vr o u w e n o p v a n g Vrouwenopvang Overijssel heeft een Meldpunt, Steunpunten, Opvanghuizen (voorheen Blijf van mijn Lijfhuis) en begeleid wonen. Vrouwenopvang participeert tevens in projecten, bijvoorbeeld op het gebied van daderhulpverlening (De Aanpak) en voor kinderen die getuige zijn van relationeel geweld (Let op de kleintjes).

Het Meldpunt is voor de gehele provincie. Men kan hier terecht voor informatie en advies, voor hulpver- lening, of voor opvang. Vrouwen kunnen zelf bellen en ook verwijzers kunnen hier terecht. In Twente

Equivalent, Experts in Emancipatie




46

zijn Steunpunten in Hengelo en in Enschede. Hier biedt men ambulante hulp, begeleiding, informatie en advies, voor vrouwen die worden mishandeld of bedreigd. Ook mensen die zich zorgen maken over iemand in hun omgeving kunnen hier terecht; dit geldt zowel voor familie en bekenden als voor beroeps- krachten. Er zijn plannen voor een Steunpunt in Almelo; de intentie is op dat moment vanuit de drie steunpunten gericht aandacht te besteden aan de plattelandsgemeenten.

In Enschede is een opvanghuis met 12 appartementen voor vrouwen die uit hun thuissituatie gevlucht zijn. De bedoeling is per januari 2003 een opvanghuis in Hengelo te openen. In de Vrouwenopvang wordt onderscheid gemaakt tussen veilige adressen en geheime adressen. In het geval van geheime adressen is sprake van een centrale toegang die wordt bewaakt. Enschede is een veilig adres.

AMK
Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling Overijssel is gevestigd in Almelo. Het bureau Vertrouwens- arts is hierin opgegaan. Het AMK geeft adviezen bij vermoedens van mishandeling, verwaarlozing of misbruik van kinderen. Dit kan desgewenst zonder de naam van het kind te noemen. In dat geval gaat het alleen om advies en wordt geen actie ondernomen. Na een melding doet het AMK nader onderzoek naar de betreffende situatie. Indien nodig zorgt het AMK voor verdere hulpverlening, of schakelt de Raad voor de Kinderbescherming in. Het AMK verzorgt tevens preventie door informatiemateriaal beschikbaar te stellen en trainingen te verzorgen.

Netwerken en samenwerkingsverbanden

In elk van de drie gemeenten zijn netwerkstructuren waarin verschillende instanties met elkaar samenwer- ken.

In de gemeente Hof van Twente is in de voormalige gemeente Goor een netwerk waaraan verschillende instanties deelnemen. Politie, maatschappelijk werk, Mediant, woningcorporatie en sociale dienst. Men komt eens in de zes weken bij elkaar. Er worden klantsituaties besproken, waardoor informatie-uitwisse- ling mogelijk is en kan worden nagegaan of inbreng vanuit andere instanties wenselijk is. Gezinsgeweld is een van de onderwerpen die kunnen worden ingebracht. Het netwerk is niet geformaliseerd.

De gemeente Haaksbergen heeft een netwerkstructuur voor integraal jeugdbeleid. De werkwijze is vastgelegd in een notitie van de gemeente Haaksbergen. Er wordt onderscheid gemaakt in beleid en uitvoering en in de leeftijdsgroep tot 12 jaar en vanaf 12 jaar. Het netwerk is gericht op vroegtijdige signalering van problemen van jongeren, op het bevorderen van samenwerking en het creëren van samenhang in een aanpak. Deelnemers zijn bijvoorbeeld maatschappelijk werk, thuiszorg, politie, GGD, welzijnswerk en onderwijs. Het procesmanagement berust bij de beleidsmedewerker jeugd van de gemeente.

Ook Losser kent een netwerk `12-` en een netwerk `12+'. Hieraan nemen deel de welzijnsstichting, woningstichting, GGD, gemeente Losser, scholen, politie en maatschappelijk werk komen eens per maand bij elkaar. Er zijn afzonderlijke bijeenkomsten voor de verschillende leeftijdsgroepen. Men bespreekt enerzijds beleidsmatige zaken en anderzijds casuïstiek. Daarbij blijkt informatie-uitwisseling niet altijd mogelijk te zijn vanwege verschillende privacyreglementen die instellingen hebben.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat




47
Geraadpleegde bronnen

Amersfoort, P. Van, e.a.; Conferentie Huiselijk geweld. DSP, Amsterdam 2001.

Attema, F.; Bronnenstudie relationeel geweld tegen vrouwen in plattelandsgemeenten. Deventer, 2002.

Baeten, P. en L. Janssen; Samenwerking en beroepsgeheim. Juridische mogelijkheden voor het uitwisselen van gegevens bij de aanpak van huiselijk geweld. NIZW, Utrecht, 2002.

CBS-statistiek Nederlandse gemeenten. 2002.

Dijk, T. Van, e.a.; Huiselijk geweld, Aard, omvang en hulpverlening. Intomart, Den Haag, 1997.

Equivalent; www.equivalent.nl.

Equivalent. Integrale aanpak van huiselijk geweld in de regio Twente. Masterplan Huiselijk geweld Twente. Provincie Overijssel, 2000.

Federatie Opvang. Jaarverslag 2000, Jaarverslag 2001, Maatschappelijke opvang in figuren en cijfers, 2000. Utrecht.

Gemeente Haaksbergen. Actiepuntenplan Ouderenbeleid.

Gemeente Haaksbergen. Notitie netwerkstructuur integraal jeugdbeleid Haaksbergen. Juli 2001.

Gemeente Haaksbergen. Op uw gezondheid! Gezondheidsbeleid in de gemeente Haaksbergen 2000-2006.

Gemeente Hof van Twente. Collegeprogramma 2001-2006.

Gemeente Hof van Twente. Gemeentegids 2001. Wegener Suurland.

Gemeente Losser. Beleidsprogramma 1998-2002.

Gemeente Losser. Notitie: Afwegen met visie. 1998.

Gemeentegids van Haaksbergen. GrafiSelect, Haaksbergen.

Gurp, L van, e.a. Geen privéproblemen! Knelpunten, analyses en aanbevelingen in de bestrijding van geweld tegen vrouwen in relaties. TransAct, 1997.

Gurp, L. van. De veilige gemeente. Vuistregels voor gemeenten die beleid gaan maken over seksueel en huiselijk geweld. Transact, Utrecht, 2000.

Haaften, H. van en P.H. Kersten. Veerkracht. Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen 2002.

Huiselijkgeweld.nl. Kwartaaluitgave Ministerie van Justitie en web-site: www.huiselijkgeweld.nl.

Equivalent, Experts in Emancipatie




48

Intentieverklaring Platform huiselijk geweld Twente. Equivalent, Almelo, 2002

Keus, R. En M.S. Kruijf. Huiselijk geweld, draaiboek voor de aanpak. Ministerie van Justitie, Directie Preventie, Jeugd en Sanctiebeleid. Den Haag, 2000.

Keuzenkamp, S. en K. Oudhof. Emancipatiemonitor 2000. Sociaal en Cultureel Planbureau; Centraal Bureau voor de Statistiek. Den Haag, 2000.

Korf, D. J., e.a. Economische kosten van thuisgeweld tegen vrouwen. In opdracht van Vrouwenopvang Nederland. 1997.

Ministerie van Justitie. Privé geweld - publieke zaak; een nota over de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld. Den Haag, 2002.

Lünnemann, K.D. en P.J.P. Tak. Crisisinterventie bij huiselijk geweld wettelijk geregeld. Samenvatting en aanbeveling. Verwey-Jonker Instituut, 2002.

Pieterse, J. Enquête geweld tegen vrouwen. Equivalent, 1999.

Römkens R. Geweld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties: een landelijk onderzoek naar de omvang, de aard, de gevolgen en de achtergronden. Amsterdam, 1989.

Scoop. Netwerk van veiligheid en zorg in Zeeland? Hulp aan volwassenen na seksueel en relationeel geweld: een onderzoek onder hulpbieders. Middelburg, 2001.

Tomasini, M. Taakcombineren in Noordoost Twente. Equivalent, 2002.

Verstand, A.E. Toespraak van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij de 25e zitting van het CEDAW-comité. New York, 6 juli 2001.

Vlugt, I. Handelen bij mishandeling. Een handleiding voor hulpverleners bij geweld in de relatie. TransAct en Stichting Ambulante FIOM. 1998.

Vrouwenopvang Overijssel. www.vrouwenopvangoverijssel.nl.

Wegwijzer in Losser; 2000-2001 (gemeentegids). GrafiSelect, Haaksbergen.

Wonink, H. 't Gastenbeukske. Het gast(v)aardigste boekje in, van en over Twente. Enschede, 2000.

Als het naar buiten komt, is het vaak te laat