Persbericht VSNU
Datum: 7 november 2002
Gemiddeld heeft elke Nederlander een varken
OCenW rapport 'kwaliteitsprofielen universiteiten' schiet doel voorbij
Een grabbelton van oude cijfers, gemiddeld en door een onzekere factor gedeeld, om te komen tot een nietszeggende ranking waar noch een inhoudelijke vraag noch een heldere doelstelling aan ten grondslag ligt. Zo classificeert de VSNU het OCenW-rapport 'Kwaliteitsprofielen van universiteiten'.
Vandaag staan in enkele universiteitsbladen 'top-13' overzichten van de vermeende beste en slechtste
universiteiten van Nederland. Deze zijn gebaseerd op het interne onderzoek 'Kwaliteitsprofielen van
universiteiten' van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW). De Vereniging van
Universiteiten (VSNU) neemt krachtig afstand van zowel de inhoud als de onderzoeksmethode van dit
rapport.
De VSNU is onaangenaam verrast door het verschijnen van het rapport dat slechts in conceptvorm
beschikbaar is. Op 25 november 2002 is er een afspraak gepland tussen OCenW en VSNU om dit rapport
te bespreken.
Indicatoren, tijdsbestek en gemiddelden
De validiteit van de door OCenW gebruikte gegevens wordt door de VSNU ernstig betwijfeld. Het rapport
gebruikt als belangrijke bronnen zeer divers cijfermateriaal dat verscheen in de periode 1986 - 2001.
Gemiddelde gegevens over een tijdsbestek van vijftien jaar geven per definitie geen actueel beeld van de
kwaliteit van een universiteit. Deze gemiddeldes zijn net zo nietszeggend als de uitspraak 'gemiddeld heeft
elke Nederlander een varken'. Hoewel dit dicht bij de waarheid ligt, zal iemand die Nederland nog nooit
heeft bezocht bij die uitspraak, zonder verdere context, eerder een beeld hebben van plaggenhutjes waar
Nederlanders nijver hun eigen varkentje hoeden, dan een dichter bij de waarheid te plaatsen beeld van de
Nederlandse bio-industrie, waarbij het overgrote deel van de Nederlanders geen enkel varken bezit.
Doel voorbijgeschoten
De VSNU vindt de discussie belangrijk en heeft begrip voor de behoefte aan rankings. Het is zinvol en
waardevol om het te hebben over methoden waarmee we de kwaliteit van onderwijs en onderzoek zichtbaar
kunnen maken. Het OCenW-rapport probeert wellicht de kwaliteit van het universitair onderwijs en
onderzoek zichtbaar te maken of transparantie te bieden aan de student of onderzoeker zodat die weet bij
welke universiteit hij of zij het beste terecht kan. Het rapport doet echter geen van beiden. Het OCenW
rapport zegt niets over het algehele (hoge) niveau van universitaire opleidingen en onderzoek in Nederland,
maar maakt slechts afwijkingen naar onder en boven zichtbaar ten opzichte van een discutabel berekend
gemiddelde. Het OCenW-rapport laat alleen relatieve verschillen tussen universiteiten zien en mist daardoor
een uitspraak over hun kwaliteit.
Daarnaast draagt het OCenW rapport niet bij aan grotere transparantie. Het op HOOP-niveau (Hoger
Onderwijs en Onderzoeks Plan) becijferen van kwaliteit kan een gehele universiteit onterecht in een slecht
daglicht plaatsen, terwijl een opleiding, onderzoekschool of faculteit van die universiteit als beste uit de bus
komt in Nederland en vaak ook internationaal! Daarmee schiet het rapport haar doel voorbij.
Visitatierapporten
Kwaliteit inzichtelijk maken doen de universiteiten via hun visitatierapporten. In visitatierapporten zijn op
verantwoorde wijze vergelijkbare eenheden, dus gelijke opleidingen of gelijksoortige onderzoeksgebieden,
tegen een vooraf bepaalde maatlat afgezet. Dit levert een indicatie van kwaliteit ten opzichte van een
algemeen niveau dat wordt gemeten over een gelijke periode. Zo worden bijvoorbeeld alle opleidingen
Nederlands of alle opleidingen Wiskunde over een zelfde tijdsbestek met voor die opleidingen relevante
criteria tegen een gelijke maatlat door een (inter)nationale commissie beoordeeld. Dat gebeurt al jaren en
geeft duidelijkheid en transparantie waar de student of onderzoeker écht wat aan heeft.