Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

persbericht

Nummer:
76

Directie:
voorlichting

08-11-2002

Status:
informatie

Staatssecretaris Nijs gaat discussie aan over topmasteropleidingen

Masteropleidingen zullen het predikaat 'topopleiding' pas mogen voeren nadat ze erkend zijn door het Nationaal Accreditatie Orgaan (NAO). Het NAO zal een oordeel uitspreken over de profileringspunten die de opleiding heeft aangegeven en dan eventueel het predikaat 'topopleiding' toekennen. Dat staat in het rapport van de werkgroep topmasters, onder voorzitterschap van de heer Reneman, dat staatssecretaris Nijs vandaag aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. De werkgroep adviseert verder dat de universitaire bachelor moet worden blijven beschouwd als een academische voorbereiding op een masteropleiding. Daarom wordt gepleit voor mogelijkheden om binnen de bacheloropleiding te verbreden en zo kennis en vaardigheden op te doen van verwante disciplines. Daarnaast moeten topmasteropleidingen studenten kunnen selecteren op basis van bewezen kwaliteiten en potentiële geschiktheid.

Een topkenniseconomie kan niet zonder enkele echte topopleidingen. Universiteiten hebben hierbij hun eigen verantwoordelijkheid. Door zich te profileren kunnen zij deze ambitie een stuk dichterbij brengen. Staatssecretaris Nijs is daarom blij met het advies dat ingaat op de voorwaarden die gesteld zouden moeten worden bij deze topopleidingen. De staatssecretaris zal een formele reactie geven op het rapport, nadat zij in discussie is getreden met onder andere de VSNU, de HBO-raad en studentenorganisaties.

Het onderzoek naar de verschillende mogelijkheden voor topmasteropleidingen is in januari 2002 toegezegd door toenmalig minister Hermans bij de behandeling van het wetsvoorstel over de bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs. De werkgroep topmasters, onder voorzitterschap van de heer Reneman, die hiertoe is ingesteld, heeft een advies opgesteld over de wenselijke inhoud en positionering van deze opleidingen en over de condities en randvoorwaarden waaraan deze moeten voldoen. Het advies van de werkgroep biedt een goede basis voor verdere discussie.

Bij deze discussie zullen enkele aandachtspunten aan de orde komen. Allereerst de stimulans in de bekostiging. Hierbij gaat het om de vraag of er financiële prikkels moeten worden ingebouwd om topkwaliteit te waarborgen. Voorwaarde daarbij zou wel zijn dat de kwaliteit van de betreffende opleiding of onderzoek is erkend door het NAO. Daarnaast is de differentiatie van collegegelden onderwerp van discussie. Voor opleidingen die evident extra kwaliteit bieden én waarbij sprake is van evident hoge private rendementen, zou hoger collegegeld kunnen worden gevraagd. Tot slot speelt het punt van concentratie en specialisatie. In plaats van het aanbieden van een breed spectrum aan (top)opleidingen, zouden instellingen zich moeten richten op de zwaartepunten in hun onderzoek.

Een eerste discussiebijeenkomst vindt vandaag plaats, aan de TU Delft. Hierbij zullen naast staatssecretaris Nijs en de heer Reneman, ook de VSNU en politici aanwezig zijn.


Zie ook:
advies werkgroep Topmasters

Ministerie van OCenW
Europaweg 4
Postbus 25000
2700 LZ Zoetermeer
T: 079 323 23 23
F: 079 323 23 20
E: info@minocw.nl