Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk ABG/GA/02/83023
Onderwerp Datum Gesubsidieerde arbeid 9 november 2002
Inleiding
Bij de Regeling van Werkzaamheden in de Tweede Kamer op 29 oktober jl. heeft het
kamerlid mevrouw Bussemaker melding gemaakt van de klachten van werkgevers en van
organisaties die gebruik maken van gesubsidieerde arbeidskrachten. Zij geeft aan dat de G4
en G26 niet alleen vragen om stopzetting van de bezuinigingen, maar ook suggesties doen
voor verbetering. Het kamerlid vraagt hoe de regering denkt om te gaan met deze noodkreten,
of overleg is gevoerd met de G26, waar dat toe heeft geleid, en wat sinds de aankondiging
van de plannen concreet is gedaan. Tevens maakt zij melding van geluiden over gedwongen
ontslagen en wil zij weten wat er aan overleg met de Raad voor Werk en Inkomen loopt in het
kader van het Najaarsoverleg over mogelijke andere financieringsvormen van gesubsidieerde
arbeid.
Het kamerlid de heer Bruls (CDA) koppelde zijn verzoek om een brief aan dat van mevrouw
Bussemaker. Hij heeft vernomen dat in de gemeente Sittard-Geleen zo'n 90 mensen naar de
bijstand zullen uitstromen en vraagt een oordeel van de regering hierover.
Gesubsidieerde arbeid
De brief waarnaar kamerlid Bussemaker verwijst is mij bekend. De G26 zijn positief over de
voornemens in het SA ten aanzien van een breed inzetbaar reïntegratiebudget, grotere
beleidsvrijheid en het schrappen van bepalingen die een belemmering zijn voor de inzet van
ID-banen als reïntegratie-instrument.
De G26 zijn negatief over de daling in het volume van de ID-banen en Wiw-
dienstbetrekkingen. De G26 stellen dat er sprake is van een macro volumedaling van 25% die
leidt tot gedwongen ontslag met gevolgen voor de sociale infrastructuur.
In het Strategisch Akkoord legt het kabinet het accent op reïntegratie. De middelen voor
reïntegratie zijn bedoeld om mensen toe te leiden naar regulier werk en niet om mensen vast
te houden in gesubsidieerde arbeid. Gebleken is dat de huidige vorm van gesubsidieerde
arbeid werkgevers en werknemers te weinig stimuleert om uitstroom naar regulier werk te
bewerkstelligen.
2
De ID-banen en Wiw-dienstbetrekkingen worden niet afgeschaft. Bij de ID-banen gaat het om
een volumedaling van 53.500 bezette banen ultimo 2002 naar 45.500 banen ultimo 2003. Bij
de Wiw-dienstbetrekkingen gaat het om een daling van ca. 32.000 gemiddeld naar bijna
27.000 gemiddeld in 2003.
De macro volumedaling ID-banen komt neer op 15% in 2003 (van 53.500 naar 45.500). Dit
kan door gemeenten worden gerealiseerd door het niet herbezetten van de vrijgevallen banen
na uitstroom. Het ligt niet in de lijn der verwachtingen dat uitstroom naar de bijstand zal
toenemen als gevolg van ontslag, mits gemeenten tijdig mijn advies in mijn circulaire van 4
september jl. opvolgen over het niet verder bezetten van ID-banen. Deze redenering is
uiteraard ook van toepassing op de gemeente Sittard-Geleen.
Tijdens het spoeddebat op 10 september jl. heb ik met u gesproken over een doorrekening van
het Strategisch Akkoord door het CPB. Het CPB houdt naast de besparing op ID-banen
rekening met een verhoogd beroep op de bijstand. Verder vemeldt het CPB hierover: "circa
30% van de personen die niet meer werkzaam zullen zijn in een gesubsidieerde baan zal zich
terugtrekken van de arbeidsmarkt door slechte arbeidsmarktperspectieven en/of onvoldoende
motivatie." Deze door het CPB genoemde 30% belandt derhalve niet in de Bijstand.
De inzet van het kabinet is tevens om zoveel mogelijk te voorkomen dat de macro
volumedaling ID-banen met 8.000 zou leiden tot een verminderde uitstroom uit de Bijstand.
Enerzijds door de optimale inzet van het scholings- en activeringsbudget 2003 van * 1,7
miljard. Anderzijds door in overleg met gemeenten en branche-organisaties te komen tot
hogere doorstroom uit ID-banen. Beide punten worden hieronder nader toegelicht.
Gemeenten beschikken in 2003 over een scholings- en activeringsbudget van * 1,7 miljard. In
de voorgaande jaren was sprake van een aanzienlijke onderbenutting (minder dan 70%
benutting). Ik ben van mening dat gemeenten door het leveren van extra inspanningen (100%
benutting van het budget) uitstroom uit de Bijstand kunnen verhogen.
Vanuit mijn departement is frequent contact met gemeenten en brancheorganisaties, die
aandringen op het behoud van het nuttige werk dat met de ID-banen wordt uitgevoerd.
Aangezien de Raad voor Werk en Inkomen nog niet met een advies is gekomen, heeft overleg
met de RWI nog niet plaatsgevonden
Ik heb het voornemen om de regelgeving ID-banen al in 2003 op alle mogelijke manieren te
vereenvoudigen om gemeenten meer ruimte te geven voor creativiteit bij het bewerkstellingen
van uitstroom naar ongesubsidieerde banen. Voornemen is om bepalingen weg te nemen die
de inzet van de ID-banen als reïntegratieinstrument belemmeren. Zo kan het
detacheringverbod vervallen omdat In- en doorstroombanen niet langer als structurele banen
worden beschouwd, maar als een tussenstap naar een reguliere baan.
Door budgettering van de middelen en het vervallen van de begrenzing van het aanvangsalaris
tot 100% van het wettelijk minimumloon kan de gemeente een eigen afweging maken over de
hoogte van de loonkostensubsidie voor de werkgever en de hoogte van het aanvangsalaris van
de werknemer.
Met het wegvallen van het vereiste van vergoeding door gemeenten aan de werkgever van
minimaal 100% van het wettelijk minimumloon en het vervallen van de verplichting voor de
gemeenten de hoogte van de vergoeding voor de werkgever voor volgende jaren te bepalen
3
bij aanvang van de dienstbetrekking, wordt de onderhandelingsruimte van gemeenten bij het
sluiten van nieuwe overeenkomsten vergroot.
Meer doorstroom uit gesubsidieerde arbeid is ook in het belang van huidige werknemers in
gesubsidieerde banen. Ik streef ernaar om beweging te krijgen in het zittende bestand
gesubsidieerde arbeid. Hiertoe ben ik intensief in gesprek met gemeenten, sectoren, collega's
in het kabinet en de sociale partners.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
(M. Rutte)