Ministerie van Algemene Zaken

Speech van de minister-president, Jan Peter Balkenende, afdelingendag Katholieke Bond van Ouderen Brabant, provinciehuis Den Bosch, 9 november 2002

Dames en heren,

Ik vind het een eer om als een van de jongste aanwezigen hier het woord te mogen voeren. Voor een gehoor met zoveel gebundelde kennis en ervaring.

Eén waarschuwing vooraf.

Volgens Cees Buddingh is de jeugd ­ want daar reken ik mezelf toch nog een heel klein beetje toe ­ `dat deel van de samenleving dat nog geen tijd heeft gehad om zijn ongelijk te bewijzen'.

Houdt u dat alstublieft in uw achterhoofd bij mijn verhaal.

We mogen dan qua leeftijd wat verschillen, maar we behoren denk ik allemaal tot de generatie die op school nog heeft geleerd over Joost van den Vondel. De beroemde dichter des Vaderlands uit de zeventiende eeuw, van wie we ook allemaal weten dat hij een kousenwinkel dreef.

Joost van den Vondel bereikte de respectabele leeftijd van 91 jaar. Evenals Constantijn Huygens overigens. Blijkbaar is poëzie goed voor hart en bloedvaten.

Weet u wat de laatste dichtregels van Vondel waren? Gemaakt in zijn laatste weken, toen hij echt oud en der dagen zat was? Dat was een grafschrift op zichzelf.

En dat luidde:
Hier ligt Vondel, zonder rouw, Hij is gestorven van de kou.

Zijn nabestaanden hebben er overigens voor gekozen toch maar een andere tekst op zijn graf te zetten.

Dames en heren, die tijd van Vondel ligt toch echt ver achter ons. In onze moderne samenleving staan ouderen niet meer in de kou. Wat overigens niet wil zeggen dat de situatie voor alle ouderen even behaaglijk is. Ik kom daar straks op terug.

Als politici praten over ouderen, trekken ze daar vaak een zorgelijk gezicht bij. Dan gaat het over de vergrijzing, die zoveel geld kost. Over kwetsbare groepen die in de knel dreigen te komen en extra zorg nodig hebben. Over isolement en eenzaamheid.


1



Ouderen staan aan de debet-kant van de samenleving, lijkt het soms wel.

Dat is niet de manier waarop ik ertegenaan kijk. In mijn visie staan ouderen juist aan de credit-kant van de samenleving. Aan de kant waar ons maatschappelijk kapitaal te vinden is, dat we zo hard nodig hebben.

Die zorgelijke kijk op ouderen klopt ook niet met de feiten. Kijk maar.


* De afgelopen 30 jaar is onze levensverwachting met anderhalve maand per jaar toegenomen. De tijd die ons is gegund voor een gezond en actief leven neemt toe. Een derde van alle mensen van boven de tachtig heeft bijvoorbeeld nog steeds een goede gezondheid.


* Ouderen werken ook langer door. De helft van de mannen tussen 55 en 65 jaar werkt. Tien jaar geleden was dat nog 40%. En één op de vijf vrouwen van die leeftijd werkt. Dat was tien jaar geleden nog één op de tien.


* Ouderen zijn ook letterlijk actiever dan vroeger. Van de mensen boven de 65, doet ruim een derde aan sport. Twintig jaar geleden was dat nog maar een kwart.


* Nog één cijfer: het percentage ouderen met een laag inkomen neemt af. Zo'n 20% van de 75- plussers moet rondkomen van een laag inkomen. Dat was tien jaar geleden nog bijna 30%.

Het gaat dus in het algemeen goed met de ouderen in Nederland.

Staat er dan niemand meer in de kou, zoals in Vondels tijd?

Nee, helaas niet. Dat weet u natuurlijk ook vanuit uw ervaring. Als bestuursleden van de diverse afdelingen en kringen hier in Brabant weet u wat er speelt onder senioren. Met velen gaat het goed, maar er zijn ook groepen ouderen met wie het niet goed gaat.

Ik noem alleenstaanden die moeten rondkomen van de AOW. Ouderen in verzorgings- en verpleeghuizen die graag wat meer aandacht en privacy zouden hebben. Allochtonen die niet alleen met een laag inkomen, maar ook met een maatschappelijk isolement kampen.

Voor mij staat voorop dat we solidair zijn met die mensen. En met alle anderen die in de knel zitten. De overheid is een schild voor de zwakken. Dat schild mag niet afbladderen, óók niet in tijden dat het economisch minder gaat.

Ouderen verdienen een plek middenin de samenleving.


2



Daarbij bent u allemaal hard nodig, want de overheid kan het niet alleen. Het is fantastisch dat ouderen zich goed organiseren en opkomen voor hun belangen. Uw werk is van grote waarde. In de wijken en buurten, de steden en dorpen en in de provincie.

Maar dat doet niets af aan de speciale verantwoordelijkheid van de overheid. Dit kabinet heeft zoveel mogelijk lijn willen brengen in die verantwoordelijkheid, door één bewindspersoon ­ staatssecretaris Ross van VWS ­ het ouderenbeleid te laten coördineren.

Ik noem u de pijlers van de verantwoordelijkheid van de overheid. Het zijn er vier.

In de eerste plaats: inkomenszekerheid. Nu, en in de toekomst.

Voor de meeste gepensioneerden is de AOW het belangrijkste bestanddeel van hun inkomen. Dat zal ook in de toekomst zo blijven, hoewel steeds meer mensen naast hun AOW een aanvullend pensioen opbouwen.

We mogen dus geen risico's nemen met de AOW. Helemaal niet als we weten dat de komende jaren steeds meer mensen daar een beroep op zullen doen.

Vier jaar geleden heeft de overheid daarom een spaarfonds opgericht, om de zekerheid te hebben dat we ook in 2020 nog genoeg geld hebben om de AOW te betalen. De meesten van u zullen dat nog meemaken.

Daarnaast nemen we ook maatregelen om ons pensioenstelstel ­ waar de hele wereld met jaloerse ogen naar kijkt ­ solide te houden. En we pleiten er in Europa voor dat ook andere landen hun verantwoordelijkheid nemen voor de financiering op de langere termijn van pensioenen daar. Zo werken we aan de inkomenszekerheid van de ouderen van nu en straks.

Tweede pijler: wonen naar wens.

Er zijn de afgelopen tien jaar zo'n 300.000 ouderenwoningen bijgekomen. Maar de nieuwbouw kan de toenemende vraag van ouderen naar geschikte woonruimte niet bijbenen.

Verreweg de meeste mensen willen zo lang mogelijk op zichzelf blijven wonen. Dat vereist vaak aanpassing van de bestaande woning. Of verhuizen naar een woning die beter past bij je mogelijkheden en wensen als oudere.

De laatste tijd ontstaan allerlei nieuwe woonvormen, die ouderen veel meer keuze bieden. Zoals meergeneratiewoningen, waarin senioren en hun volwassen kinderen samenleven zonder dat dat ten koste gaat van hun privacy. Een soort LAT-relatie met je kinderen, zeg maar.


3



Een ander voorbeeld: groepswonen voor ouderen. Iedereen heeft dan zijn eigen huisje of appartement. Dat lijkt een beetje op de hofjes van vroeger, maar dan op een moderne manier.

De nieuwste ontwikkeling is de zogenoemde woon-zorg-zone. Die is bestemd voor mensen die zelfstandig wonen, maar daar wel ondersteuning bij nodig hebben. De huizen staan verspreid over de wijk, maar wel redelijk dicht bij elkaar.

Met dit soort vernieuwingen moeten we krachtig doorgaan, samen met gemeenten en woningcorporaties.

En voor de mensen die hun zelfstandigheid moeten opgeven en aangewezen raken op een verzorgingshuis, moeten we doorgaan met het vergroten van hun privacy. Er is met inzet van de instellingen veel verbeterd. Maar ik hoor toch nog te vaak dat mensen te weinig privacy ervaren.

De derde pijler is: goede zorg met minder kopzorgen.

Er gaat de komende jaren veel veranderen in onze gezondheidszorg. Uiteraard zal een nieuw kabinet, samen met de nieuwe Tweede Kamer, daar precies invulling aan moeten geven. Maar het is duidelijk welke kant het opgaat.

Tot nu toe stonden de aanbieders van zorg centraal, níet u als cliënt of patiënt. We gaan toe naar een situatie waarin de vragers naar zorg centraal staan. De aanbieders hebben zich maar aan hen aan te passen.

U krijgt dus meer te kiezen. Dat zal stap voor stap gaan, want het betekent een enorme omschakeling. In organisatie, in regels en in mentaliteit. Maar het gaat wel gebeuren.

Overigens wordt het beslist niet verplicht om zelf uw zorg in te kopen met een persoonsgebonden budget. Wie liever zorg in natura ontvangt, houdt daartoe de mogelijkheid.

Uiteraard moeten we de vernieuwing van het zorgstelsel realiseren zonder dat het voor ouderen nadelige financiële gevolgen heeft. In het Strategisch Akkoord van dit kabinet hebben we daar goede afspraken over gemaakt. En als het aan mij ligt wordt dat ook voor het volgende kabinet een hard punt.

Dames en heren, ik ben toe aan mijn vierde en laatste pijler; en dat is deelname aan de samenleving.

Een Amerikaanse senator van 87 deed eens de volgende uitspraak:


4



De meeste mensen zeggen dat je dingen moet opgeven omdat je ouder wordt. Ik zeg dat je ouder wordt, omdat je dingen opgeeft.

Het valt me op dat levensfasen zo gescheiden zijn in Nederland. Je studeert. Je werkt. Je bent gestopt met werken. Het is alles of niets.

Dat stimuleren we ook nog eens met allerlei regels. Die voorkomen dat mensen die dat willen langer doorwerken. Wie dat wel doet, wordt in het huidige systeem gestraft. Daar moeten we wat mij betreft zo snel mogelijk een eind aan maken.

Maatschappelijke betrokkenheid gaat natuurlijk veel verder dan het verrichten van betaald werk. Er zijn talloze manieren waarop je je kunt inzetten voor anderen. Burenhulp, kerkelijke activiteiten, vrijwilligerswerk. U allen bent daarvan voorbeelden.

Ouderen zijn vaak trots op hun maatschappelijke betrokkenheid. In veel gevallen terecht. Maar een kritische noot is ook op zijn plaats.

Want kijken we naar de cijfers, dan blijkt dat mensen tussen de 50 en 65 jaar gemiddeld minder aan vrijwilligerswerk doen dan mensen tussen de 35 en 50. Terwijl die laatsten meestal ook nog de zorg hebben voor opgroeiende kinderen.

Het wegvallen van verplichtingen op oudere leeftijd is natuurlijk heerlijk. Maar ik ben blij dat veel ouderen binnen die vrijheid ook een sterke verantwoordelijkheid blijven voelen. Verantwoordelijkheid voor onze samenleving, die juist zo'n behoefte heeft aan de levenservaring van ouderen.

Die behoefte wordt alleen maar sterker nu er in ons land een goed debat op gang komt over onze waarden en normen. Ouderen mogen daarbij niet aan de kant blijven staan, hoofdschuddend over het gebrek aan ontzag bij de jonge generatie.

Want in hoeverre doen ouderen zelf hun best om in gesprek te raken met anderen? Bijvoorbeeld met leeftijdgenoten van allochtone afkomst?

Twee weken geleden, tijdens de zware storm op 27 oktober, strandden veel treinreizigers omdat de treinen uitvielen. Het NOS-journaal interviewde de dag daarna een aantal van hen.

Een oudere dame vertelde een enthousiast verhaal. Ze was gestrand in Utrecht en uitgenodigd door een wildvreemde Marokkaanse familie om bij hen te komen logeren. Ze had dankbaar van de gastvrijheid gebruik gemaakt en kon de dag daarna uitgerust haar reis vervolgen.

Over waarden en normen gesproken. Zouden wij ons ook zo opstellen?


5



Dames en heren, we dragen samen verantwoordelijkheid voor een samenleving waarin niemand in de kou staat. Terecht kijkt u naar de overheid, die als schild dient voor de zwakken. Maar terecht steekt u ook zelf de handen uit de mouwen.

Als vertegenwoordiger van de jeugd mag ik dan nog geen tijd hebben gehad om mijn ongelijk te bewijzen, maar één ding weet ik heel zeker. U ouderen bent hard, hard nodig.

Dank u wel.


6