Ministerie van Justitie

Aansturing kernteams moet beter
11 november 2002

De kracht van de kernteams zit in samenhang en continuïteit. Kernteams ontwikkelen expertise op hun terrein en een goede informatiepositie. Hun probleem is de aansturing. Die is complex, verloopt traag en is in veel gevallen onhelder. Dit heeft gevolgen voor het beheer, het personeelsbeleid, de taakuitvoering en de samenwerking met andere opsporingsdiensten. Daarom moet de aansturing ingrijpend veranderen en vooral de informatiehuishouding moet beter. Een en ander blijkt uit het onderzoek 'De Voorhoede van de Opsporing' dat minister Donner van Justitie en minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vandaag naar de Tweede Kamer hebben gestuurd.

Naar het oordeel van de bewindslieden versterkt het kernteamonderzoek de noodzaak van de komst van de nationale recherche. In de besluitvorming rond de organisatie van de nationale recherche zal dit rapport dan ook worden betrokken.

Het rapport beschrijft de evaluatie van de kernteams in het najaar van 2001 door de Onderzoeksgroep van de Nederlandse Politie Academie en het onderzoeksbureau ES&E. Dit gebeurde in opdracht van het ministerie van Justitie. Doel van het onderzoek is de meerwaarde van de zeven teams ten opzichte van de regionale recherchedivisies vast te stellen, en de vraag te beantwoorden of de teams complexere en meer grootschalige zaken aanpakken dan de regiokorpsen zouden kunnen. Ook moet de evaluatie aanknopingspunten leveren voor een betere aanpak van zware georganiseerde criminaliteit.

De kernteams blijken een noodzakelijke strategische reserve te vormen voor de regiokorpsen en voor het verrichten van onderzoeken van nationaal belang. De selectie en cultuur bij de teams en de uitzonderlijke basis van onderling vertrouwen stelt hen in staat op discrete wijze gevoelige onderzoeken te doen, vaak onderzoeken met een hoog afbreukrisico. Ook hebben de teams substantieel bijgedragen aan vernieuwing binnen de recherche.

Onderzoek

Uit het onderzoek komen grote verschillen naar voren tussen de diverse kernteams qua organisatie en omvang. Het arbeidsklimaat is bij de meeste kernteams goed tot zeer goed en de medewerkers zijn zeer gemotiveerd. Vrijwel alle teams kennen problemen met de werving, met het vasthouden van voldoende gekwalificeerde medewerkers en met de gemiddelde kwaliteit van de huidige medewerkers. Oorzaken zijn met name de ongunstige carrièremogelijkheden door een ontbrekend interregionaal loopbaanbeleid, de lange reistijden, en beperkingen in specifieke opleidingsmogelijkheden.

Activiteiten

Volgens de onderzoekers investeren kernteams stevig in de intelligence-component van het recherchewerk maar verrichten nagenoeg geen verkennende onderzoeken in strikte zin. Zowel de aard van de opsporingsonderzoeken als de resultaten lopen sterk uiteen. Het voorkomen van strafbare feiten, is bij de meeste teams nog onvoldoende ontwikkeld. Sommige kernteams slagen er meer dan andere in om de regiokorpsen de gewenste steun te geven.

De meeste kernteamonderzoeken zijn tamelijk complex van aard en richten zich op zware subjecten. Kernteams ontwikkelen expertise op hun terrein en weten een goede informatiepositie op te bouwen. Sommige kernteams fungeren daadwerkelijk als expertisecentrum voor de politie: zij gelden als aanspreekpunt voor collega's in binnen- en buitenland.

Aansturing

De aansturing van de kernteams verloopt complex, traag en in veel gevallen onhelder. Dat resulteert in alternatieve wijzen van aansturing en in spanningen tussen regionale en landelijke prioriteiten. De landelijk aansturende organen blijken zich niet te kunnen baseren op een adequaat landelijk criminaliteitsbeeld met betrekking tot zware georganiseerde criminaliteit, hetgeen de aansturing minder effectief maakt.

Informatiehuishouding

De bovenregionale informatiehuishouding van de recherche schiet in meerdere opzichten tekort, met name door het ontbreken van geautomatiseerde gegevensuitwisseling tussen de kernteams en met andere diensten. Het komt incidenteel nog voor dat kernteams dezelfde subjecten onderzoeken zonder dit van elkaar te weten. Oorzaak hiervan is dat alleen de belangrijkste onderzoeksgegevens in het landelijk register VROS worden ingevoerd, en dat rechercheonderzoeken niet consequent worden gemeld. Respondenten van hoog tot laag geven aan dat het ontbreken van een landelijke structuur op analysegebied en op CIE-gebied voor alle kernteams een wezenlijk knelpunt is.

Samenwerking

De kernteams werken onderling frequent samen. De contacten tussen de teamleidingen zijn intensiever dan die op de werkvloer maar er ontstaat nu meer onderlinge afstemming op alle niveaus. Binnen Nederland zijn vooral recherche-eenheden van de regiokorpsen, het KLPD, en van de bijzondere opsporingsdiensten met name de FIOD vaste partners van de kernteams. Internationaal lijken sommige kernteams uitzonderlijk actief en daarmee ook bekend te zijn, terwijl andere kernteams vrijwel nergens in beeld komen.