Verbeteringen werking jeugdzorg
De afgelopen twee maanden heeft de staatssecretaris - samen met de
minister van Justitie - overleg gevoerd met onder andere het
Interprovinciaal overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) en de Maatschappelijke ondernemersgroep (MO-Groep)
over verbeteringen in de werking van de jeugdzorg. Met de betrokken
partijen goede afspraken zijn gemaakt. Die afspraken dragen bij aan
een heldere verantwoordelijkheidsverdeling in de jeugdzorg en een
sluitende jeugdketen. In deze brief informeert de staatssecretaris de
Kamer ik u hierover. M mede namens de minister van Justitie komen de
volgende punten aan de orde:
* Een betere werking van de jeugdzorg;
* Gezinscoach als directe ondersteuner van gezinnen met meervoudige
problematiek;
* Noodzaak van meer drang in de vrijwillige hulpverlening;
* Acties om de informatieoverdracht tussen instanties te verbeteren;
* De plaats van de jeugdreclassering in de keten van de jeugdzorg;
* Verduidelijking gemeentelijk jeugdbeleid.
Verbeteringen werking jeugdzorg 1. Verbeteringen werking jeugdzorg
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag
DJB/JHV-2331221 11 november 2002
Onderwerp Bijlage(n)
Uw
brief
Verbeteringen werking jeugdzorg
i.r.t. Wet op de jeugdzorg
1. Aanleiding
In mijn brief van 20 augustus jl., kenmerk DJB/JHV-2308514, naar aanleiding van het ge-
zinsdrama in Roermond, heb ik aangekondigd acties te ondernemen die bijdragen aan een
betere werking van de jeugdzorg. Ik zou u voor het einde van dit jaar over de voortgang
informeren. Inmiddels kan ik u melden dat met betrokken partijen goede afspraken zijn ge-
maakt. Die afspraken dragen bij aan een heldere verantwoordelijkheidsverdeling in de jeugd-
zorg en een sluitende jeugdketen. In deze brief informeer ik u hierover, mede namens de
minister van Justitie.
2. Een betere werking van de jeugdzorg
De afgelopen twee maanden heb ik samen met de minister van Justitie overleg gevoerd met
onder andere het Interprovinciaal overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) en de Maatschappelijke ondernemersgroep (MOGroep) over verbeteringen in de wer-
king van de jeugdzorg. Gezamenlijk hebben wij verkend welke lacunes er in de keten van
jeugdzorg zijn en hoe we tot een meer sluitende aanpak kunnen komen. Voor zover één en
ander regeling behoeft in de Wet op de jeugdzorg zal dat worden vastgelegd in een nota van
wijziging die uw Kamer zo spoedig mogelijk wordt toegezonden.
In dit kader is ook een gezamenlijk onderzoek van de Inspectie voor de gezondheidszorg, de Inspectie voor de jeugdhulpverlening en jeugdbescherming en de Onderwijsinspectie gestart naar de kwaliteit van het functioneren van de keten van voorzieningen voor jeugd en gezin. De eerste uitkomsten van dit onderzoek worden in het voorjaar van 2003 verwacht.
In het overleg met partijen is bevestigd dat het bureau jeugdzorg het coördinatiepunt is voor ernstige opvoed- en opgroeiproblemen. Het bureau jeugdzorg heeft volgens het wetsvoorstel Wet op de jeugdzorg reeds een bewakende taak als jeugdzorg op indicatie van het bureau jeugdzorg wordt aangeboden. Deze taak wordt uitgebreid. Het bureau jeugdzorg krijgt ook
Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres: 2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van deze brief.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
2
Kenmerk
DJB/JHV-2331221
een bewakende taak als (nog) geen indicatie is gesteld voor jeugdzorg maar wel is vastge-
steld dat er sprake is van dreiging van ernstige opvoed- en opgroeiproblemen. Daarnaast
moet het bureau jeugdzorg "outreachend" gaan werken. Bij signalen van ernstige opvoed-
en opgroeiproblemen moet het bureau jeugdzorg het gezin actief benaderen en motiveren
om van de noodzakelijke zorg gebruik te maken. Het wetsvoorstel Wet op de jeugdzorg zal
hierop aangescherpt worden.
Van belang in dit verband is dat de signaleringsfunctie van problemen moet worden ver-
sterkt en dat tijdig wordt doorverwezen naar het bureau jeugdzorg. Het lokale jeugdbeleid
heeft hierin een belangrijke verantwoordelijkheid. Op lokaal niveau dienen rond jeugdigen
netwerken te ontstaan die aansluiten op de vindplaatsen, zoals het consultatiebureau en de
school. Gemeenten zijn hiervoor verantwoordelijk. Het bureau jeugdzorg neemt aan deze
netwerken deel. Binnen en buiten deze netwerken is het bureau beschikbaar voor consulta-
tie en advies aan beroepskrachten. Deze taak van het bureau jeugdzorg is reeds in het wets-
voorstel Wet op de jeugdzorg neergelegd.
Verder is vastgesteld dat er meer behoefte is aan feitelijke begeleiding (coaching) van pro-
bleemgezinnen. Soms is er sprake van meervoudige problemen en zijn verschillende hulpver-
lenende instanties bij het gezin betrokken. Er moet dan een begeleider zijn die het gezin on-
dersteunt en ervoor zorgt dat de hulpverlening in samenhang wordt aangeboden.
Gezinscoaching moet worden aangeboden door lokale voorzieningen of een zorgaanbieder
en in beginsel niet door het bureau jeugdzorg. Per gezin moet worden bekeken wie deze
taak op zich zal nemen. Daarin heeft het gezin een belangrijke stem.
Hiervoor is aangegeven welke verbeteringen worden aangebracht in de keten als sprake is van ernstige problematiek. Voor zover (nog) geen sprake is van ernstige problematiek moe- ten in aanvulling hierop nog wel de gemeentelijke taken op het terrein van gezins- en opvoe- dingsondersteuning verder verduidelijkt worden. Het gaat hier in de kern om de afbakening tussen de jeugdzorg waarop aanspraak bestaat op grond van de Wet op de jeugdzorg en de hulp en ondersteuning zoals de lokale voorzieningen die kunnen bieden. Het lokale jeugdbe- leid heeft de laatste jaren een impuls gekregen. Dit beleid wordt echter ook zeer divers inge- vuld en verschilt van intensiteit. Verhelderd moet worden hoe gemeenten hieraan vormge- ven, voor welke basisfuncties zij minimaal verantwoordelijkheid dragen en waarop zij aan- spreekbaar zijn. Daarbij zal ook de coördinerende en bewakende functie op lokaal niveau verder moeten worden aangescherpt. Dit wordt de komende zes maanden verder uitgewerkt en ik zal u voor de zomer over de uitkomsten informeren.
In het navolgende ga ik op de hierboven geschetste aspecten nader in. Ook zal ik ingaan op
de plaats van de jeugdreclassering in de keten van de jeugdzorg en de acties om de informa-
tieoverdracht tussen instanties te verbeteren.
3. Gezinscoach als directe ondersteuner van gezinnen met meervoudige problematiek
Uit het Inspectierapport naar aanleiding van de brand in Roermond kwam scherp het belang naar voren dat hulpverlening aan gezinnen met meervoudige problematiek in samenhang wordt aangeboden. Een gezinscoach zou deze rol moeten vervullen, met als doel dat deze gezinnen weer greep op hun eigen problemen krijgen. De verantwoordelijkheid dát een gezin gezinscoaching krijgt is niet eenduidig belegd. Hierover zijn de volgende afspraken gemaakt:
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
3
Kenmerk
DJB/JHV-2331221
als naast gezinsproblematiek tevens sprake is van (dreigende) ernstige opgroei- en opvoe-
dproblematiek dan ligt deze verantwoordelijkheid bij het bureau jeugdzorg. Gezinscoaching
vindt dan op indicatie plaats. In alle andere situaties ligt deze verantwoordelijkheid bij de
eerste lijnszorg. Op dit moment is er op lokaal niveau nog geen instantie die er verantwoor-
delijk voor is dat in deze situaties de noodzakelijke gezinsondersteuning wordt geboden. De
coördinerende en bewakende functie vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid zal der-
halve moeten worden aangescherpt. Ik zal u voor de zomer hierover informeren.
Gezinscoach-activiteiten worden door verschillende organisaties aangeboden (bijvoorbeeld
door het Leger des Heils, maar ook vanuit de thuiszorg, het algemeen maatschappelijk werk
en de jeugdhulpverlening). Het gezin dient keus te hebben in de hulpverlener die als coach
optreedt.
Het bureau jeugdzorg is in het wetsvoorstel gepositioneerd als toegang tot zorg en niet als
aanbieder. Het is dan ook niet de bedoeling dat het bureau jeugdzorg zelf gezinscoach-activi-
teiten uitvoert. De situatie kan zich echter voordoen dat de aanbieders nog niet in een vol-
doende aanbod kunnen voorzien. In deze gevallen mag het bureau jeugdzorg wel zelf gezins-
coach-activiteiten uitvoeren, om te voorkomen dat er een gat valt in de keten. Deze activi-
teit moet worden afgebouwd als de aanbieders een voldoende aanbod hebben ontwikkeld.
De hierboven geschetste lijn is ook van toepassing op de gezinsvoogd die gezinscoach-acti-
viteiten uitvoert. Ook in deze gevallen moet worden toegewerkt naar de situatie dat de in-
tensieve gezinscoach-activiteiten door de voorliggende voorzieningen of het geïndiceerde
zorgaanbod worden aangeboden.
4. Noodzaak van meer drang in de vrijwillige hulpverlening
Veel jeugdigen en hun ouders zetten zelf de stap naar de hulpverlening als zij hun problemen
niet meer kunnen overzien. Het komt echter ook voor dat zij hun eigen problemen niet (h)er-
kennen of deze negeren. Het is ongewenst als zij in deze gevallen geen hulp krijgen. Daarom
zal in het wetsvoorstel Wet op de jeugdzorg komen te staan dat het bureau jeugdzorg de
taak krijgt om bij signalen van derden actief op te treden en contact op te nemen met het
gezin, om ouders en jeugdigen te motiveren tot het aanvaarden van hulp. Dit is een belang-
rijke verbetering ten opzichte van de huidige situatie. Mijn inschatting is bovendien dat met
de inzet van de gezinscoach, en als opvoedingsondersteuning met de nodige drang en daad-
kracht wordt aangeboden, afwachtende ouders inzicht krijgen in de situatie en bewust gaan
kiezen voor hulp. Dit vereist in voorkomende gevallen een slagvaardige aanpak van de jeugd-
hulpverlening. Als ouders ondanks deze aanpak hulp niet of onvoldoende aanvaarden en de
belangen van een jeugdige ernstig worden geschaad zal onderzocht moeten worden of een
kinderbeschermingsmaatregel nodig is. Het bureau jeugdzorg is op grond van het wetsvoor-
stel Wet op de jeugdzorg verplicht om in deze gevallen de Raad voor de Kinderbescherming
in te schakelen.
5. Acties om de informatieoverdracht tussen instanties te verbeteren
Uit het Inspectierapport Roermond bleek dat de samenwerking tussen verschillende organi- saties in de keten wordt bemoeilijk als geen goede informatieoverdracht plaatsvindt. In mijn brief van 20 augustus jl. heb ik aangegeven dat ik zal nagaan of er juridische belemmeringen zijn om tot een goede informatieoverdracht te kunnen komen. Bij het uitwisselen van infor-
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
4
Kenmerk
DJB/JHV-2331221
matie tussen de verschillende voorzieningen die bij de jeugdzorg betrokken zijn moeten wet-
telijke regels in acht worden genomen. Deze regels maken overdracht van informatie echter
niet onmogelijk. Er zijn en worden verschillende acties ondernomen om hier bekendheid aan
te geven:
· Voor de organisaties uit de keten bij criminaliteitspreventie is de `Handreiking voor ge-
meenten over privacyaspecten bij criminaliteitspreventie' (mei 2002) uitgegeven door de
Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De handreiking is
ook bruikbaar voor de jeugdzorg en is via de Nieuwsbrief Jeugdzorg, nummer 3 van ok-
tober 2002, breed onder de aandacht gebracht.
· Het Ministerie van Justitie zal in het kader van de aanpak van jeugdcriminaliteit partijen
voor de gewenste informatieoverdracht gaan ondersteunen. In dit verband zal een help-
desk worden ingericht. Dit voornemen is opgenomen in het actieplan Aanpak Jeugdcri-
minaliteit dat voor het eind van dit jaar aan uw Kamer wordt aangeboden.
· Het NIZW heeft het boek `Samenwerking en beroepsgeheim' (voorjaar 2002), uitgege-
ven. Hierin wordt beschreven onder welke voorwaarden gegevens mogen worden uitge-
wisseld als de cliënt daarvoor geen toestemming geeft.
In aanvulling daarop zal in overleg met de minister van Justitie, de andere overheden en het
veld worden bezien hoe verder in de behoefte van de hulpverleners en andere betrokkenen
kan worden voorzien.
6. De plaats van de jeugdreclassering in de keten van de jeugdzorg
Met het wetsvoorstel Wet op de jeugdzorg wordt de jeugdreclassering ondergebracht in het
bureau jeugdzorg. Daarmee wordt een meerwaarde voor de jongere bereikt omdat vanuit het
bureau jeugdzorg ook de juiste jeugdzorg kan worden ingeschakeld en via de jeugdreclasse-
ring aansluiting wordt gelegd met de jeugdstrafrechtketen. Voorts kan vanuit het bureau
jeugdzorg de relatie worden gelegd met de voorliggende voorzieningen rondom de jeugdige
en het gezin. Daarmee zijn meer garanties voor eenheid in de jeugdketen, hetgeen een be-
langrijke doelstelling is van het wetsvoorstel.
De positionering van de jeugdreclassering binnen het bureau jeugdzorg is nog eens kritisch
bezien vanuit de gedachte dat voor een effectieve, krachtige aanpak van risico-jongeren een
hecht aaneengesloten jeugdstrafrechtsketen noodzakelijk is. Vanuit dit perspectief zal de
jeugdreclassering als herkenbare organisatorische eenheid binnen het bureau jeugdzorg
vormkrijgen en zal de wijze van financiering hierop worden afgestemd. Het wetsvoorstel
Wet op de jeugdzorg wordt in deze richting aangepast.
7. Verduidelijking gemeentelijk jeugdbeleid
Het algemeen en preventief jeugdbeleid is een eerste en belangrijke schakel in de keten van
jeugdzorg. Met dit jeugdbeleid kan worden voorkomen dat problemen verergeren en dat
zwaardere zorg noodzakelijk is. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het lokale jeugdbeleid.
Op lokaal niveau zijn diverse vormen van hulp en ondersteuning ontwikkeld, zoals het
(school)maatschappelijk werk, jeugd informatiepunten (JIP's), zorgstructuren rond het on-
derwijs en projecten opvoedings- en gezinsondersteuning. Het lokale jeugdbeleid heeft de
laatste jaren, mede onder invloed van de Bans-afspraken, een vlucht genomen. Tegelijkertijd
kan worden geconstateerd dat dit beleid zeer divers wordt ingevuld en een verschillende ma-
te van intensiteit kent. Daarbij is ook de vraag aan de orde of de voorzieningen op lokaal
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad
5
Kenmerk
DJB/JHV-2331221
niveau voldoende op elkaar aansluiten en in samenhang worden aangeboden. Verduidelijking
van het gemeentelijk jeugdbeleid is daarom gewenst.
Ik heb met VNG en IPO afgesproken om binnen een half jaar met voorstellen te komen,
waarin wordt aangegeven:
· welke taken minimaal op lokaal niveau geboden moeten worden om zeker te stellen dat
iedereen met opgroei- en opvoedproblemen die hulp en ondersteuning nodig heeft, dat
ook kan krijgen;
· op welke wijze deze taken gewaarborgd kunnen worden in het algemene voorzieningen-
niveau.
Ik zal u voor de zomer van het volgende jaar hierover informeren.
8. Ten slotte
Hiervoor heb ik aangegeven welke verbeteringen in de werking van de jeugdzorg worden
aangebracht. Een deel van deze verbeteringen leidt tot aanscherping van het voorliggende
wetsvoorstel Wet op de jeugdzorg. De nota van wijziging krijgt u zo snel mogelijk toege-
stuurd. Ik heb er vertrouwen in dat deze aanpassingen bijdragen aan een sluitende keten van
jeugdzorg en dat hulpverlening aan gezinnen wordt verbeterd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp