Regeringsstandpunt NAVO uitbreiding
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
12 november 2002
Behandeld
H.W. van Santen
Kenmerk
DVB/VD212/02
Telefoon
3485241
Blad
1/1
Fax
3485479
Bijlage(n)
1
E-Mail
hw-vansanten@minbuza.nl
Betreft
Uw verzoek
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister-president en de
minister van Defensie, de reactie aan op uw verzoek van 30 oktober
2002 met kenmerk Buza 2002/49 om de vaste commissie van Buitenlandse
Zaken en de vaste commissie voor Defensie nader te informeren over het
regeringsstandpunt inzake de uitbreiding van de NAVO.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Mr. J.G. de Hoop Scheffer
NAVO-uitbreiding
Redacteur(en): DVB
November 2002
Inhoudsopgave Pagina
1 Inleiding 3
2 Voorgeschiedenis 3
3 Procedure en Tijdschema 5
4 Consequenties van uitbreiding op het gebied van interne
organisatie 7
5 Verhouding met Rusland 8
6 Financiële consequenties van uitbreiding 8
7 De aspirant-toetreders 9
7.1 Albanië 10
7.2 Bulgarije 10
7.3 Estland, Letland, Litouwen 11
7.4 Macedonië 14
7.5 Roemenië 15
7.6 Slovenië
16
7.7 Slowakije 17
8 Conclusie 18
Inleiding
Tijdens de NAVO-Top in Praag op 21 en 22 november a.s. zullen de
staatshoofden en regeringsleiders van de NAVO-landen een besluit nemen
over verdere uitbreiding van de NAVO. Het vraagstuk van de uitbreiding
van de NAVO is, gezien het feit dat deze organisatie de hoeksteen
vormt van het Nederlandse veiligheidsbeleid, van groot belang. De
regering heeft besloten tot een ruimhartig toelatingsbeleid, waarbij
zij de kandidatuur van zeven landen die om NAVO-toetreding hebben
verzocht, zal steunen. Het betreft: Bulgarije, Estland, Letland,
Litouwen, Roemenië, Slowakije en Slovenië. Voor de twee overige
aspirant-toetreders, Albanië en Macedonië, lijkt het nog te vroeg voor
een uitnodiging. De regeringen van de NAVO-landen zullen de komende
weken bepalen welke landen zij uitgenodigd zouden willen zien. Hoewel
de standpuntbepaling in de NAVO-landen nog niet is afgerond, bestaat
er thans al consensus over de wenselijkheid van een substantiële
uitbreiding. Het is de verwachting dat alle landen zullen instemmen
met een uitbreiding van zeven landen. De feitelijke kosten van de
uitbreiding kunnen pas in 2003 worden geraamd. De uitbreiding van 1997
is opgevangen binnen de bestaande contributieplafonds en heeft niet
geleid tot extra kosten voor Nederland. Het is nog onduidelijk of dat
bij de komende uitbreiding opnieuw mogelijk zal zijn, maar in ieder
geval is de verwachting gerechtvaardigd dat de extra kosten voor
Nederland bescheiden zullen zijn.
Voorgeschiedenis
Bij de oprichting van de NAVO in 1949 maakten België, Canada,
Denemarken, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen,
Portugal, IJsland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van
Amerika deel uit van het bondgenootschap. Daarop volgden de toetreding
van Griekenland en Turkije (1952), de Bondsrepubliek Duitsland (1955)
en Spanje (1982). De val van het communisme, de ontbinding van het
Warschau Pact en de daarop volgende democratische ontwikkeling en
overgang naar een markteconomie in de landen van Midden- en
Oost-Europa maakten de weg vrij voor een verenigd en vrij Europa. Het
streven van deze landen is gericht op integratie in Europese en
Euro-Atlantische structuren, zoals de NAVO. In 1997 tijdens de
NAVO-Top van Madrid werd besloten tot de eerste uitbreiding met landen
uit het voormalige Warschau Pact, resulterend in toetreding van
Hongarije, Polen en Tsjechië in 1999. Tevens werd nogmaals
onderstreept dat de NAVO overeenkomstig artikel 10 van het
Noord-Atlantische Verdrag open blijft staan voor nieuwe leden. Het
zgn. 'Open Deur' beleid houdt in dat het bondgenootschap bereid is de
toetreding van landen in overweging te nemen, die bereid en in staat
zijn de verantwoordelijkheden en verplichtingen van het lidmaatschap
op zich te nemen. De NAVO moet voorts van mening zijn dat het
lidmaatschap van deze landen de algehele politieke en strategische
belangen van het bondgenootschap dient, de effectiviteit en cohesie
versterkt, en het lidmaatschap de algehele Europese veiligheid en
stabiliteit vergroot.
Om de aspirant-leden beter in staat te stellen zich voor te bereiden
op de verantwoordelijkheden en verplichtingen van lidmaatschap werd op
de Top van Washington in 1999 het `Membership Action Plan' (MAP)
gestart. Dit programma beschrijft de uitgangspunten waaraan de
aspirant-toetreders op zowel politiek als militair terrein moeten
voldoen en voorziet in diepgaande consultaties over de hervormingen op
diverse deelgebieden. Vrijwel alle aspirant-toetreders hebben goed en
intensief gebruik gemaakt van dit programma, waarbij elk jaar in
september een Annual National Programme (ANP) is ingediend met
concrete doelstellingen. Deze doelstellingen omvatten politieke,
economische, defensie- en militaire, financierings-, beveiligings en
juridische aspecten. Deze ANP's werden op verschillende niveaus door
de 19 NAVO-landen met het betreffende land besproken (19+1 overleg).
De cyclus werd afgerond met jaarlijkse voortgangsrapporten voor elk
van van de aspirant-toetreders, waarin terugkoppeling werd gegeven en
werd aangegeven op welke terreinen voortgang was geboekt en waar nog
tekortkomingen waren. Deze voortgangsrapporten werden vastgesteld in
de NAVO Raad van Permanente Vertegenwoordigers in aanwezigheid van de
politiek verantwoordelijke ministers van het betreffende land. De
intensieve bespreking in vele 19+1 bijeenkomsten had als voordeel dat
de aspirant-toetreders een duidelijk idee kregen wat precies van hen
verwacht werd. Zij ontvingen op die manier ook regelmatig
terugkoppeling over de geboekte voortgang.
Nog meer dan bij voorgaande uitbreidingen is bij de huidige
uitbreidingsronde dus sprake geweest van een goed gestructureerd en
uitgebreid voorbereidingsprogramma voor mogelijke nieuwe toetreders.
Overigens zal het MAP ook na Praag worden voortgezet. Voor de uitgenodigde landen kan dit instrument worden benut om de voorbereiding op toetreding te vervolgen; voor de niet-uitgenodigde landen zal het MAP dienen om de hervormingsen voort te zetten met het oog op de mogelijke volgende uitbreidingsronde van de NAVO.
Er is een aantal verschillen tussen het toetredingstraject van de NAVO
en dat van de EU. Deelname aan het MAP geschiedt vooral op eigen
initiatief van de betreffende landen (waarbij de NAVO uiteraard wel
toestemming voor deelname moet geven). Het MAP is ook gestoeld op het
principe van zelf-differentiatie: de landen bepalen zelf hoe zij
deelname aan het MAP-programma in overeenstemming brengen met hun
nationale programma's. Deelname aan het MAP biedt geen garantie dat
landen ook daadwerkelijk worden uitgenodigd om als NAVO-lid toe te
treden. Op dit moment nemen negen landen deel aan het MAP: Albanië,
Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Macedonië, Roemenië, Slovenië
en Slowakije. Tijdens de laatste NAVO-bijeenkomst van de Ministers van
Buitenlandse Zaken in Reykjavik op 14 mei jl. is ook Kroatië
verwelkomd als deelnemer in het MAP. Er is toen afgesproken dat
Kroatië zal deelnemen aan de eerstvolgende MAP-cyclus. Kroatië komt in
Praag nog niet in aanmerking voor lidmaatschap, eerst moet het MAP
doorlopen worden.
In Reykjavik is tevens een rapport besproken over de voortgang die
door de individuele MAP-landen is gemaakt. Er is toen geconstateerd
dat de landen aanzienlijke voortgang hebben geboekt om de gestelde
doelstellingen te bereiken. De betrokken landen zijn aangemoedigd hun
inspanningen verder voort te zetten. Teneinde de druk op de
aspirant-toetreders te houden om zoveel mogelijk hun doelen in het MAP
te bereiken is tevens afgesproken dat voorlopig geen publieke
verklaringen over de toetredingskansen van individuele landen zouden
worden gedaan.
Procedure en Tijdschema
De NAVO heeft een aantal rapporten voorbereid met betrekking tot de
politieke, militaire en financiële aspecten, alsmede de gevolgen van
uitbreiding voor de organisatiestructuur van NAVO. Deze rapporten zijn
vertrouwelijk. In deze notitie wordt wel gebruik gemaakt van de
conclusies van deze rapporten.
De verwachting is dat de regeringen van NAVO-landen begin november hun
standpunt bekend zullen stellen. Op de eerste dag van de Top van Praag
van 21-22 november 2002 zullen de staatshoofden en regeringsleiders
formeel het besluit nemen. Nog diezelfde dag zal een bijeenkomst
plaatsvinden van de NAVO-Raad met de uitgenodigde landen. Ter
voorbereiding van het formele besluit op 21 november zal
Secretaris-Generaal Robertson bilateraal consulteren met de NAVO
ambassadeurs. De NAVO-Raad op ambassadeursniveau zal op 18 november
een voorstel formuleren.
Na het besluit te Praag over uitbreiding zal de Secretaris-Generaal de
uitgenodigde landen voorstellen de toetredingsonderhandelingen met de
NAVO te beginnen. Naast de feitelijke toetredingsonderhandelingen tot
het Noordatlantische Verdrag (het Verdrag van Washington van 1949) zal
de NAVO met elk uitgenodigd land in contact treden over specifieke
onderwerpen ten aanzien waarvan verdere voortgang is vereist. Het gaat
immers om langlopende aanpassingsprocessen en de door de
aspirant-toetreders gedane inspanningen dienen ook in de overgangsfase
naar en na feitelijke toetreding te worden voortgezet. Hierbij is het
overigens niet de bedoeling dat nieuwe drempels worden opgeworpen. De
opzet is dat via een per land toegespitst programma, met een heldere
aanduiding wanneer e.e.a. gereed dient te zijn (`timetable for
completion of reform'), de betrokken landen zich tot aan het
daadwerkelijke moment van toetreding (dus tijdens de onderhandelings-
en ratificatieperiode) verder blijven voorbereiden op het
lidmaatschap. De inzet van o.a. Nederland is de onderwerpen, die de
uitgenodigde landen nog dienen aan te pakken, zo concreet mogelijk te
maken. Teneinde maximale politieke committering te bewerkstelligen zal
de uitgenodigde landen worden gevraagd de genoemde tijdschema voor
hervormingen mee te sturen samen met de brief waarin zij de
Secretaris-Generaal in kennis stellen van het feit dat zij de
verplichtingen accepteren die het NAVO-lidmaatschap met zich
meebrengt.
Na afsluiting van de toetredingsonderhandelingen, stelt de NAVO
vervolgens een afrondend rapport op, waarin ook de brieven van de
individuele uitgenodigde landen zullen zijn opgenomen, inclusief het
tijdschema van hervormingen. Deze kunnen in de ratificatieprocedure
worden meegewogen. Daarna zullen de toetredingsprotocollen worden
getekend. Dezelfde procedure zal hier worden gevolgd als bij de vorige
uitbreiding. Voor elke toetreder wordt een apart protocol opgesteld.
Hierin wordt een bepaling opgenomen dat inwerkingtreding volgt als
alle NAVO-landen het respectieve protocol hebben geratificeerd. Deze
protocollen vormen afzonderlijke verdragen. Net als bij de vorige
uitbreiding zal de regering deze protocollen ter uitdrukkelijke
goedkeuring aan het Parlement voorleggen, met een wetsontwerp dat alle
protocollen betreft.
Er wordt naar gestreefd de toetredingsonderhandelingen en het tekenen
van de toetredingsprotocollen voor iedere uitgenodigde kandidaat in de
eerste helft van 2003 af te ronden. De NAVO-landen zullen zich
inspannen de ratificatieprocedure voor de zomer van 2004 te voltooien.
Of deze termijn gehaald wordt is uiteraard afhankelijk van de
nationale goedkeuringsprocedures. De voorbereidingen door de
uitgenodigde landen worden ook tijdens deze periode ter hand genomen,
zodanig dat de eigen ratificatieprocedure zo kort mogelijk nadat de
NAVO-landen hun proces gereed hebben, kan worden voltooid. Tot slot
zullen de ratificatie-instrumenten van de toegetreden landen
gelijktijdig bij de depositaris van het Verdrag van Washington, het
Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, worden gedeponeerd.
Consequenties van uitbreiding op het gebied van interne organisatie
Een organisatie die groeit van negentien naar mogelijk zesentwintig lidstaten dient goed na te denken over het behoud van efficiënte besluitvorming en over eventueel noodzakelijke aanpassing van de interne organisatie. De regering acht het behoud en, zo mogelijk, versterking van de efficiënte besluitvorming en politieke en militaire slagvaardigheid essentieel voor een effectief opererende NAVO. De toetreding van Hongarije, Tsjechië en Polen geeft overigens reden tot optimisme: de angst van de toenmalige tegenstanders van uitbreiding als zou de militaire effectiviteit, politieke cohesie en effectieve besluitvorming door deze uitbreiding worden aangetast, is niet bewaarheid. Er is geen nieuwe scheidslijn in Europa ontstaan en de kosten van uitbreiding zijn beheersbaar gebleven.
Alle bondgenoten zijn het er over eens dat aan het principe van besluitvorming per consensus niet mag worden getornd. Ook de aspirant-toetreders hebben dit leidende principe onderschreven.
In Brussel wordt thans gewerkt aan ideeën om tot een meer efficiënte taakverdeling tussen de verschillende fora in de NAVO te komen en het proces van besluitvorming te stroomlijnen. Het betreft hier bijvoorbeeld de structuur van het Internationale Secretariaat en grotere bevoegdheid van de Secretaris-Generaal op het vlak van beheerstaken. Een groot aantal comités zal worden geschrapt en het aantal vergaderingen worden verminderd. Er vindt verdere discussie plaats over de positie en taakverdeling van de diverse comités.
Verhouding met Rusland
De grote politieke bezwaren zijdens Rusland tegen NAVO-uitbreiding in
het algemeen en toetreding van de Baltische staten in het bijzonder,
zijn grotendeels weggeëbd. President Poetin heeft aangegeven zich niet
langer tegen NAVO lidmaatschap van de Baltische staten te willen
verzetten.
De gebeurtenissen van 11 september 2001 en de totstandkoming van de
NAVO-Rusland Raad `à 20' in mei 2002 hebben bovendien een krachtige
impuls gegeven aan een betere verstandhouding tussen Rusland en NAVO.
Op veel gebieden is concrete samenwerking met Rusland gestart, waarbij
Rusland over het algemeen actief en enthousiast participeert.
Overigens is door Rusland de vraag opgebracht of de Baltische staten (en Slovenië) zullen toetreden tot het aangepaste verdrag inzake Conventionele Strijdkrachten in Europa, het CSE-verdrag. Van de aspirant-toetreders zijn deze landen als enige nog geen partij bij het CSE-verdrag. Rusland wil van hen een duidelijke uitspraak horen over hun bereidheid toe te treden tot het CSE-Verdrag en stelt tevens een verklaring van NAVO ter zake op prijs. De Nederlandse (en NAVO-) opvatting is dat geen sprake zijn van een formele band tussen NAVO-uitbreiding en CSE-toetreding. Dat laat onverlet dat Nederland voorstander is van toetreding van alle OVSE-landen tot het belangrijkste conventionele wapenverdrag in Europa, zodra dit mogelijk is, dat wil zeggen na de inwerkingtreding van het aangepaste verdrag. Het is immers van belang voor de veiligheid in Europa dat alle landen in Europa plafonds op militair materieel accepteren en onderworpen zijn aan het vergaande inspectieregiem van het CSE-verdrag. In contacten met de Baltische staten en Slovenië worden deze dan ook aangeraden zich positief over toetreding tot het CSE-verdrag uit te spreken. Litouwen heeft reeds een dergelijke toezegging gedaan.
Overigens blijven de afspraken bestaan, zoals geformuleerd in de
tussen de NAVO en Rusland overeengekomen Stichtingsakte van 1997. Deze
houden in dat de NAVO geen voornemen, plan of reden heeft voor de
stationering van kernwapens op het grondgebied van de nieuwe
NAVO-leden en dat in de nieuwe NAVO-landen geen opslagfaciliteiten
voor kernwapens zullen worden gebouwd.
Financiële consequenties van uitbreiding
De financiële gevolgen van de uitbreiding worden pas in de loop van
2003 duidelijk. Er zijn nog onbekende factoren, zoals het
uiteindelijke aantal toetreders en de mate waarin aanvullende (door de
NAVO gevraagde) militaire voorzieningen in de nieuwe lidstaten al dan
niet gemeenschappelijk zullen worden gefinancierd. Verder bestaat nog
geen duidelijkheid over de besparingen die kunnen voortvloeien uit de
aanpassing van de NAVO-structuren (onderwerp van gesprek tijdens de
NAVO-Top in Praag). Dat geldt ook voor de mate waarin de
uitbreidingskosten binnen de huidige budgetten kunnen worden
opgevangen. De Nederlandse inzet zal erop gericht zijn dat zulks
zoveel mogelijk het geval zal zijn. Niettemin moet vanwege het
ontbreken van een prijsbijstelling van de contributieplafonds en
vanwege de uitbreidingskosten van de afgelopen jaren rekening worden
gehouden met (bescheiden) extra kosten voor Nederland.
De aspirant-toetreders
Al eerder is opgemerkt dat de meeste aspirant-lidstaten de afgelopen
jaren goed en intensief gebruik hebben gemaakt van het MAP. Dit
toegespitste programma heeft geholpen de aandacht te richten op de
tekortkomingen op politiek en militair gebied in deze landen. In het
onderstaande wordt, in alfabetische volgorde, een overzicht gegeven
van de voortgang die de diverse aspirant-toetreders in het kader van
het MAP-proces hebben gemaakt, alsmede de specifieke aandachtspunten
die in ogenschouw zullen worden genomen bij de uiteindelijke
besluitvorming.
Hierbij dient benadrukt te worden, zoals eerder is gesteld, dat de
aspirant-lidstaten langlopende aanpassingsprocessen ondergaan, die ook
bij toetreding in veel gevallen nog niet volledig zullen zijn
afgerond. Een aantal aspecten zal ook in de komende jaren aandacht
blijven behoeven.
Wat het vervolgtraject betreft voor die aspirant-toetreders die in
Praag geen uitnodiging zullen ontvangen, wordt gedacht aan een
speciaal voor deze landen aangepast MAP-programma ter voorbereiding op
een mogelijke volgende uitbreidingsronde. De `Open Door' politiek van
de NAVO zal ook na Praag worden voortgezet. De landen die in Praag
niet zullen worden uitgenodigd, zullen immers een perspectief op
toetreding dienen te houden, opdat zij een extra prikkel hebben om
voort te gaan met hun hervormingsproces. 'Nieuwkomer' Kroatië zal
eveneens aan de volgende MAP-cyclus meedoen.
Albanië
De interne ontwikkelingen in Albanië zijn van dien aard dat het land
nog niet als serieuze kandidaat voor NAVO-toetreding kan worden
gezien.
Politiek: het politieke klimaat is instabiel. Er is gebrek aan
duidelijke overheidsstructuren en centraal gezag. Parlementaire
controle is nog onvoldoende ontwikkeld.
Economie: de economische situatie is (mede onder invloed van de
onduidelijke politieke lijnen) zwak. Een economische groei van 7,3% is
voorzien. Inflatie bedraagt 3,0 %.
Defensie: wat de militaire hervormingen betreft is de achterstand op
bijna alle gebieden binnen de defensie-organisatie groot. Het
ontbreekt aan duidelijke plannings structuren en de realiteitszin bij
de aanpak van problemen schiet te kort. Het defensie budget is 1,2%
van het BNP. Daarvan is 4,5% bestemd voor investeringen.
Deelname aan NAVO geleide vredesoperaties: deelname van Albanië bestaat uit één compagnie infanterie aan SFOR, en een logistieke support unit aan KFOR, ingedeeld bij het Duitse contingent.
Wetgeving: adequate wetgeving inzake het uitzenden van troepen en het
toelaten op eigen territoir van buitenlandse troepen ontbreekt
vooralsnog.
Non-proliferatie: Albanië is partij bij NPT, CWC en BTWC en heeft het
CTBT ondertekend, maar nog niet geratificeerd. Het is geen lid van de
Australië groep, de NSG en MTCR.
Maatschappelijk draagvlak: publieke steun voor lidmaatschap bedraagt
volgens officiële opgave 95%.
Bilateraal: de bilaterale samenwerkingsactiviteiten met Nederland
betreffen deelname aan orientatie- cursussen voor stafofficieren.
Daarnaast wordt medische apparatuur geleverd aan militaire
ziekenhuizen en worden bijbehorende trainingen gegeven.
Bulgarije
Politiek: Komend van een rigide, naar Sowjet-model gekopieerd
communistische regiem heeft Bulgarije sinds 1990 een enorme
transformatie doorgemaakt, die nog steeds een grote inspanning van de
bevolking vereist. Na een moeizame start zijn de veranderingen in
feite pas goed sinds 1997 op gang gekomen. Sindsdien is er evenwel
veel gebeurd. Wel zal blijvende aandacht moeten worden gegeven aan de
ontwikkeling van een 'civil society', verbetering van democratische
controle en transparantie, en hervorming van de rechterlijke macht.
Corruptie binnen overheidsinstanties blijft een probleem. Er bestaat
enige zorg over de samenstelling en rol van de veiligheids-diensten.
Bulgarije zet zich actief in voor meer regionale samenwerking en heeft
zich ingezet voor een verbetering van de relatie met Macedonië.
Tijdens de Kosovo-crisis speelde Bulgarije een positieve rol.
Economie: de economie blijft behoorlijk groeien. Inflatie is onder controle gebracht. Er moet worden afgewacht of de betrekkelijk optimistische verwachtingen bewaarheid kunnen worden. Het land is een functionerende markteconomie, maar verdere inspanning is noodzakelijk. Dit jaar is een economische groei van 4,0 % voorzien. Werkloosheid was in 2001 bijna 20 %, inflatie 7,4 %.
Defensie: hervormingen van het massieve defensie apparaat gaan betrekkelijk moeizaam. Er is een achterstand m.b.t. troepenreducties en modernisering materieel. Een reductie van troepensterkte van de huidige 76.000 man tot 45.000 wordt beoogd. Sommige hervormingsvoorstellen leiden tot spanningen tussen het Ministerie van Defensie en de Generale Staf. Het Defensie-budget bedraagt 2,8% van het BNP. Daarvan wordt 17,8% besteed aan investeringen en aankopen van materieel, met name wat betreft `command & control' systemen en infrastructuur. De krijgsmacht beschikt over veel verouderd materieel, hetgeen gevolgen heeft voor de operationele inzetbaarheid.
Deelname aan NAVO geleide vredesoperaties: deelname bestaat uit een
compagnie infanterie en een peloton verkenners (ingedeeld bij het
Nederlandse contingent) aan SFOR en een geniepeloton aan KFOR.
Vermelding verdient nog dat Bulgarije met NAVO in het verlengde van de
PfP-SOFA een 'Transit Agreement' voor NAVO troepen en personeel heeft
afgesloten. Voorts wordt bijgedragen aan ISAF.
Non-proliferatie: Bulgarije is partij bij NPT, CTBT, CWC en BTWC. Het
is lid van de NSG en Australië groep, maar niet van de MTCR.
Maatschappelijk draagvlak: de publieke steun voor toetreding is over
het algemeen voldoende. De laatste peilingen lieten een steun van 65%
zien.
Bilateraal: de bilaterale samenwerkingsactiviteiten met Nederland
betreffen, naast de bijdrage aan het Nederlandse SFOR-contingent,
deelname aan cursussen op het gebied van operationele defensie
planning en commando-voering.
Estland, Letland, Litouwen
Estland, Letland en Litouwen voldoen in grote lijnen aan de
uitgangspunten voor toetreding. Ook al is hun bijdrage aan NAVO op
defensie-gebied kwantitatief gering, het niveau is van goede
kwaliteit. Zij werken onderling reeds nauw samen op defensiegebied.
Toetreding van de Baltische staten betekent dat er een nieuwe
gemeen-schappelijke grens ontstaat tussen NAVO en Rusland.
Estland
Politiek: de politieke situatie is stabiel en er is een duidelijke
pro-westerse gezindheid. Goede vooruitgang wordt geboekt in de
ontwikkeling van een 'civil society'. De relatie met Rusland is
verbeterd, maar kwesties gerelateerd aan de integratie van de
Russische minderheid (30 % van de bevolking) is een punt van blijvende
aandacht.
Economie: de economie ontwikkelt zich gunstig en het land heeft een
functionerende markteconomie. De economie groeide in 2001 met 5 %, de
inflatie bedroeg 5,6 %, werkloosheid was 12, 4 %.
Defensie: de militaire hervormingen verlopen voorspoedig en er is sprake van een realistische planning. Aandachtsgebieden zijn de opbouw van een NAVO interoperabel communicatie netwerk en zgn. Host Nation Support arrangementen. Het defensie-budget bedraagt 2 % van het BNP, waarvan 23,5% bestemd is voor investeringen en aankopen.
Na de onafhankelijkheid is Estland feitelijk begonnen met het opbouwen van een volledig nieuwe krijgsmacht. Het heeft veel donaties van (meestal ouder) buitenlands materieel gekregen (o.a. door nauwe samenwerking met Finland), waardoor er een aantal logistieke problemen zijn ontstaan en waardoor het over enige jaren geconfronteerd zal worden met de noodzaak van aanzienlijke vervangingsinvesteringen.
Deelname aan NAVO geleide vredesoperaties: deelname van Estland bestaat uit een eenheid lichte infanterie aan SFOR en een eenheid militaire politie aan KFOR. Er wordt naar gestreefd om in 2006 een bataljon operationeel te hebben voor NAVO-activiteiten.
Non-proliferatie: Estland is partij bij NPT, CTBT, CWC en BTWC. Het is geen lid van de Australië groep, de NSG en MTCR.
Maatschappelijk draagvlak: de publieke steun voor toetreding is rond
de 60 %.
Bilateraal: op defensie gebied vindt alleen samenwerking plaats in
multilateraal verband met de andere Baltische staten.
Letland
Politiek: de politieke situatie is stabiel. Letland heeft stabiele
instellingen die de democratie, goed bestuur en rechtstaat waarborgen.
De verhoudingen tussen wetgevende en uitvoerende macht en parlement
zijn transparant, maar corruptie binnen het openbaar bestuur is nog
een probleem. Ongeveer 58 % van de bevolking is Lets. Daarnaast kent
het land een omvangrijke Russische minderheid van meer dan 30 %. Op
het gebied van implementatie van wet- en regelgeving inzake integratie
van de Russische minderheid is een belangrijke vooruitgang geboekt met
de aanpassing van de kieswet waarin de Letse taalvereisten voor
kandidaten in de verkiezingen zijn geschrapt. De problematiek van de
integratie van minderheden zal evenwel nog geruime tijd hoog op de
agenda blijven.
Economie: de economie ontwikkelt zich voorspoedig. Letland heeft een
functionerende markt-economie. De economische groei was in 2001 7,6 %,
de werkloosheid bedroeg 13,1 %, de inflatie 2,5 %.
Defensie: het militaire hervormingsproces ligt goed op koers. Er vindt
een duidelijke planning van capaciteiten plaats. Aandachtsgebieden
zijn luchtafweer, Host Nation Support arrangementen, beheersing van
het Engels en bescherming van geclassificeerde informatie. Het
Defensie-budget bedraagt 1,75% van het BNP. Daarvan is 15% bestemd
voor investeringen en aankopen. De krijgsmacht heeft een wat grotere
omvang dan de Estse krijgsmacht. Met name de luchtmacht beschikt over
(ouder) geschonken Zweeds materieel.
Deelname aan NAVO geleide vredesoperaties: deelname van Letland
bestaat uit een unit infanterie aan SFOR en een medisch team en een
team van militaire politie aan KFOR. Er wordt voorzien dat twee
bataljons operationeel worden gemaakt bij NAVO-toetreding, waarvan één
vooral bestaat uit beroepsmilitairen, de andere vooral uit
dienstplichtigen.
Non-proliferatie: Letland is partij bij NPT, CTBT, CWC en BTWC. Het is
wel lid van de NSG, maar niet van de Australië groep en MTCR.
Maatschappelijk draagvlak: de publieke steun is groot, 64%. Onder de
Letten is 69% voorstander van toetreding. Steun onder de Russische
minderheid is groeiende en bedraagt 42%.
Bilateraal: op defensiegebied vindt alleen samenwerking plaats in
multilateraal verband met de andere Baltische staten.
Litouwen
Politiek: Litouwen beschikt over stabiele instituties die democratie
en rechtsorde garanderen. De democratische controle is goed gefundeerd
maar een verdere stroomlijning van overheidsstructuren en de
rechterlijke macht vereist de aandacht. De betrekkingen met Rusland
zijn relatief goed, maar 'Kaliningrad' zal te zijner tijd een
oplossing vergen.
Economie: de economie ontwikkelt zich bevredigend en het land heeft
een functionerende markteconomie. De groei van het GDP bedroeg in 2001
5,9 %, de werkloosheid was 12,3 %, inflatie 1,3 %.
Defensie: het militaire hervormingsproces ontwikkelt zich voorspoedig.
Er is sprake van een gestroomlijnde defensie organisatie en een
duidelijke planning. Litouwen heeft van de drie Baltische Staten de
omvangrijkste krijgsmacht. Niettemin is de luchtmacht vooralsnog
aangewezen op steun van internationale partners m.b.t. de beperkte
inzetbaarheid van subsone straaljagers en luchttransport. Aandacht
gaat vooral uit naar de ontwikkeling van logistieke ondersteuning voor
uit te zenden eenheden, versterking van Host Nation Support
arrangementen en training van reservisten en duplicatie van marine en
coast guard. Het defensiebudget bedraagt 2 % van het BNP. Daarvan is
15% bestemd voor investeringen en aankopen.
Deelname aan NAVO geleide vredesoperaties: deelname bestaat uit 2
pelotons luchtmacht aan SFOR en 1 aan KFOR. Voorbereidingen worden
getroffen voor het operationeel maken van een bataljon voor
NAVO-operaties. Daarnaast worden bijdragen geleverd aan UNMIK, OVSE en
SHIRBRIG.
Non-proliferatie: Litouwen is partij bij NPT, CTBT, CWC en BTWC. Het
is geen lid van de Australië groep, NSG en MTCR.
Maatschappelijk draagvlak: de publieke steun is rond 60 %. Onder hoger
opgeleiden en jongeren is de steun rond 75 %.
Bilateraal: op defensiegebied vindt alleen samenwerking in
multilateraal verband met de andere Baltische staten.
Macedonië
Politiek: de binnenlands politieke situatie is weliswaar verbeterd,
maar kan nog niet stabiel worden genoemd. Gezien de binnenlandse
problemen kon maar in beperkte mate voortgang worden geboekt bij de
implementatie van het MAP. Ofschoon de veiligheidssituatie is
verbeterd blijft het risico aanwezig dat etnische spanningen de
stabiliteit bedreigen - niet alleen in Macedonië zelf, maar ook in
aangrenzende gebieden.
Economie: de economische situatie is onder invloed van de onstabiele
politieke omstandigheden zwak. Een groei van 3 % is voorzien. Inflatie
bedraagt 4,0 %.
Defensie: de intern politieke situatie heeft een remmende werking op
de hervorming van de strijdkrachten. Het aankoopbeleid is niet
zorgvuldig afgestemd op de budgettaire mogelijkheden. Dit geldt in het
bijzonder voor zwaar materieel. Aandachtgebieden zijn
inter-operabiliteit en command & control structuren. Het defensie
budget bedraagt 2,7 % van het BNP. Daarvan is 8 % bestemd voor
aankopen. (In 2001 was dat 24,7 %).
Deelname aan NAVO geleide vredesoperaties: zoals bekend vindt in
Macedonië zelf een NAVO-vredesoperatie plaats. De bijdrage aan
vredesoperaties is van geringe betekenis. Deelname bestaat uit enige
medische support in KFOR en Host Nation Support.
Non-proliferatie: Macedonië is partij bij NPT, CTBT, CWC en BTWC. Het is geen lid van de Australië groep, NSG en MTCR.
Maatschappelijk draagvlak: wat betreft de publieke steun voor toetreding zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar.
Bilateraal: Macedonische officieren nemen deel aan verschillende, door Nederland aangeboden cursussen. Daarnaast wordt medische apparatuur geschonken (recentelijk 20 ambulances). Nederland heeft thans zoals bekend de leiding van Operatie Task Force Fox. Daarnaast fungeert Nederland als NAVO 'Contact Point Embassy' voor Macedonië.
Roemenië
Mede door zijn belangrijke geostrategische positie zou het
NAVO-lidmaatschap van Roemenië de stabiliteit op de Balkan kunnen
vergroten. Het heeft er reeds blijk van gegeven zich daadwerkelijk in
te zetten voor regionale samenwerking. Van belang zijn de bijdragen
aan de NAVO-operaties op de Balkan, alsook aan Operatie Enduring
Freedom/ISAF in Afghanistan. Niet vergeten mag worden dat Roemenië ten
tijde van het Kosovo-conflict een belangrijke, ondersteunende rol
heeft gespeeld. De relaties met de buurlanden zijn goed, al zijn er
incidentele spanningen met Oekraïne (grensgeschil) en Hongarije
(rechten Hongaarse minderheid). De opbouw van een 'civil society'
(transparantie, bestrijding van corruptie) blijft het belangrijkste
aandachtspunt. Daarnaast bestaat er zorg over de samenstelling en rol
van de veiligheidsdiensten.
Politiek: het land maakt een cultuuromslag door van een streng
repressief regime, met een totaal vastgelopen planeconomie, naar een
democratie met een vrij markt economie. Dat vergt veel tijd en
energie, maar de wens om snel geheel te integreren in de
Euro-Atlantische structuren is evident. Stabiliteit bedreigende
factoren zijn het gebrek aan transparantie in overheids-structuren,
waaronder de rechterlijke macht, en corruptie.
Economie: Roemenië heeft voortgang geboekt in de richting van een
functionerende markteconomie. De economische groei was in 2001 5,3 %.
Werkloosheid is 6,6 %, inflatie 34,5 %.
Defensie: Roemenië is de afgelopen jaren gebukt gegaan onder de last
van een ouderwetse en veel te grote krijgsmacht. Het militaire
hervormingsproces is in volle gang, maar er is het risico dat er
vertraging optreedt door gebrek aan financiële middelen en
bureaucratische obstructie. Het potentieel is aanwezig, maar er is nog
een lange weg te gaan. Het Defensie-budget bedraagt 2,38 % van het
BNP. Daarvan is 38% bestemd voor aankopen en investeringen. Hervorming
is een zaak van lange duur en afhankelijk van de beschikbaarheid van
voldoende financiële middelen.
Deelname aan NAVO geleide vredesoperaties: Roemenië neemt deel aan
SFOR met een eenheid militaire politie en brandweer (luchtmacht), en
een peloton genie (ingedeeld bij het Nederlandse contingent). Aan KFOR
wordt een compagnie infanterie bijgedragen. Er wordt 1 bataljon
troepen 'stand by' gehouden voor SFOR en KFOR operaties en er wordt
overwogen een police force unit aan KFOR ter beschikking te stellen.
Daarnaast heeft Roemenië een bataljon medische en NBC specialisten,
militaire politie en 'mountain rangers' beschikbaar gesteld voor ISAF
en Enduring Freedom.
Non-proliferatie: Roemenië is partij bij NPT, CTBT, CWC en BTWC. Het
is lid van de Australië groep en de NSG, maar geen lid van de MTCR.
Maatschappelijk draagvlak: de publieke steun is volgens officiele
opgave groot (85%).
Bilateraal: bilaterale samenwerking met Nederland betreft deelname aan
cursussen in operationele defensie planning en commandovoering,
luchtverdediging, mijnenbestrijding en duikoefeningen.
Slovenië
Politiek: de politieke situatie is stabiel. Slovenië heeft in de
voorbereiding tot het lidmaatschap aanzienlijke vorderingen gemaakt.
Aandachtspunten hier zijn de bescheiden omvang van de
defensie-uitgaven en het draagvlak. De autoriteiten dienen voldoende
binnenlands-politiek draagvlak voor toetreding te creëren.
Economie: de macro-economische ontwikkeling verloopt gunstig.
Voortgang met privatisering en verbetering van het investeringsklimaat
is echter noodzakelijk. De economische groei was in 2001 3,0 %.
Werkloosheid was 6,4 %, inflatie 8,4 %.
Defensie: de militaire hervormingen bevinden zich op de goede weg maar
gezien het financieel potentieel waarover het land beschikt schieten
inspanningen te kort Aandachts gebieden zijn interoperabiliteit,
training en personeels beleid. Het Defensie-budget bedraagt 1,5 % van
het BNP. Daarvan is 24 % bestemd voor aankopen en investeringen.
De landmacht is afhankelijk van verouderd materieel waardoor
logistieke problemen bestaan en NAVO-interoperabiliteit problemen
oplevert.
De operationele capaciteiten van marine en luchtmacht zijn beperkt.
Deelname aan NAVO geleide vredesoperaties: deelname begint
langzamerhand vorm te krijgen. Aan SFOR worden twee pelotons
bijgedragen bestaande uit militaire politie, medisch personeel en
luchttransport troepen.
Wetgeving: er zijn geen wettelijke belemmeringen die de ondertekening
van het verdrag van Washington in de weg staan, met dien verstande dat
de mogelijkheid (niet de verplichting) bestaat om een referendum over
toetreding te houden. Gezien het betrekkelijk geringe maatschappelijke
draagvlak valt niet geheel uit te sluiten dat dit referendum negatief
uitvalt.
Non-proliferatie: Slovenië is partij bij NPT, CTBT, CWC en BTWC. Het
is lid van de NSG, maar geen lid van de Australië groep en MTCR.
Maatschappelijk draagvlak: het maatschappelijk draagvlak voor toetreding is beperkt en schommelt rond de 50%.
Bilateraal: de bilaterale samenwerking tussen Nederland en Slovenië betreffen deelname aan cursussen op het gebied van commandovoering, luchtverdediging, luchtverkenning en `search & rescue.'
Slowakije
Politiek: er is voortgang geboekt in het hervormingsproces hoewel
corruptie nog een probleem is en nadere implementatie van wetgeving
nodig is om de `rule of law', waaronder de onafhankelijkheid van de
rechterlijke macht, te effectueren. Slowakije heeft in de
voorbereidingen voor NAVO-lidmaatschap aanzienlijke voortgang gemaakt.
De vrees dat (de partij) van oud-premier Meciar na de verkiezingen van
september jl. een plaats zou krijgen in de regering is niet
bewaarheid. Er bestaat enige zorg over onvoldoende bescherming van
geclassificeerde informatie.
Economie: op economisch gebied wordt goede vooruitgang gemaakt en de
macroeconomische stabiliteit wordt gehandhaafd. De economische groei
bedroeg in 2001 3,3 %. Werkloosheid was 19,4 %, inflatie 7,3 %.
Defensie: er wordt goede vooruitgang geboekt bij de militaire
hervormingen en de plannen zijn realistisch. Aandachtsgebieden zijn
training, snelle inzetbaarheid, personeels beleid en beheersing van
het engels. Het Defensie-budget bedraagt 1,9 % van het BNP. Daarvan is
8 % bestemd voor aankopen en investeringen. De landstrijdkrachten
vormen de ruggengraat van de krijgsmacht. Expertise op het gebied van
NBC kan voor NAVO interessant zijn.
Deelname aan NAVO geleide vredesoperaties: deelname bestaat uit een
compagnie genietroepen aan KFOR. Er is een toezegging gedaan om met
een helicopter detachement deel te nemen aan (het Nederlandse
contigent bij) SFOR. Daarnaast wordt bijgedragen aan ISAF / Enduring
Freedom.
Wetgeving: aanpassing van wetgeving om ondertekening van het verdrag
van Washington mogelijk te maken is noodzakelijk.
Non-proliferatie: Slowakije is partij bij NPT, CTBT, CWC en BTWC. Het is lid van de Australië groep en de NSG, maar geen lid van de MTCR.
Maatschappelijk draagvlak: de publieke steun voor toetreding schommelt rond de 60 % en informatie campagnes beginnen vrucht af te werpen. Bilateraal: de bilaterale contacten betreffen Slowaakse deelname aan cursussen in commandovoering, luchtverdediging, geïntegreerde luchtcontrole operaties en vredesmissies. Het Ministerie van Defensie werkt sinds kort samen met het Britse MoD aan de zgn. Junior Staff Officers Course' die in Slowakije wordt opgezet.
Op bilateraal gebied verdient nog vermelding dat alle genoemde landen
gebruik hebben kunnen maken van programma's als PSO en MATRA , gericht
op economische ontwikkeling, resp. `civil society'. De
aspirant-toetreders die tevens kandidaatlidstaat van de EU zijn hebben
in het kader van de pre-accessie gebruik gemaakt van programma's
gericht op administratieve ondersteuning.
Conclusie
De meeste deelnemers aan het MAP hebben de afgelopen jaren
aanzienlijke voortgang geboekt, maar niemand mag verwachten dat de
nieuwe toetreders in alle opzichten aan de NAVO-normen voldoen. Dat
zal nog geruime tijd duren, zoals dat ook in het verleden bij
toetreding van nieuwe leden het geval was. Hoewel elk land eigen
karakteristieken kent, valt op dit punt veel te leren van de
toetreding van Hongarije, Tsjechië en Polen. Deze landen hebben de
afgelopen jaren diepgaande aanpassingsprocessen doorgemaakt en doen
dat in feite nog steeds. De omvorming van militaire capaciteiten en
structuren die uit de tijd van het Warschaupact dateren kost veel
tijd, inspanning en geld. Dat zal ook voor de nieuwe toetreders
gelden. Hoewel die gebruik hebben kunnen maken van het toegespitste
voorbereidingsprogramma, in de vorm van het MAP, zullen ook deze nog
geruime tijd moeten voortgaan met hun hervormingsproces. Landen als
Roemenië en Bulgarije, hebben het daarbij, gezien het verleden,
moeilijker dan de Baltische staten die in feite met een schone lei
konden beginen. Gezien het langlopende karakter van het
aanpassingsproces wordt dan ook gewerkt aan een heldere agenda voor
verdere hervorming voor die landen die in Praag zullen worden
uitgenodigd, zodat het hervormingsproces, ook tijdens de
ratificatieperiode en na toetreding actief kan worden vervolgd.
De andere, net zo belangrijke les uit de eerdere uitbreiding is dat
deze landen zich vrijwel naadloos hebben aangepast aan het NAVO
besluitvormingsproces. De effectiviteit van de NAVO is er niet door
aangetast. Integendeel, Hongarije, Tsjechië en Polen hebben een goede
bijdrage geleverd, bijvoorbeeld door een actieve deelname aan de
NAVO-vredesoperaties op de Balkan.
De afweging welke landen tot het bondgenootschap moeten worden
toegelaten wordt bepaald door de factoren, zoals die door de NAVO zijn
geformuleerd. Het gaat daarbij om de vraag of de aspirant-toetreders
bereid en in staat zijn de verantwoordelijkheden en verplichtingen van
het lidmaatschap op zich te nemen. De NAVO moet voorts van mening zijn
dat het lidmaatschap van deze landen de algehele politieke en
strategische belangen van het bondgenootschap dient, de effectiviteit
en cohesie versterkt, en het lidmaatschap de algehele Europese
veiligheid en stabiliteit vergroot.
Op basis van deze overwegingen en na bestudering van de voortgang die
de aspirant-toetreders hebben geboekt, is de regering voornemens om in
Praag zijn steun uit te spreken voor het verlenen van een uitnodiging
tot NAVO toetreding aan Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen,
Roemenië, Slovenië en Slowakije. Toetreding van deze landen tot de
NAVO vormt een verdere stap in het proces van opheffing van de
onnatuurlijke tweedeling van Europa die tijdens de Koude Oorlog
ontstond. Het zal de democratie en rechtsstaat in de toegetreden
landen helpen consolideren. Toetreding van genoemde landen zal het
vermogen van de NAVO versterken een adequaat antwoord te bieden op de
huidige en toekomstige dreigingen. Toetreding zal de veiligheid en
stabiliteit op het Europese continent verder vergroten.
In het Strategisch Concept van de NAVO uit 1999 staat: `The Alliance remains open to new members under Article 10 of the Washington Treaty. It expects to extend further inviations in coming years to nations willing and able to assume the responsibilities and obligations of membership, and as NATO determines that the inclusion of these nations would serve the overall political and strategic interests of the Alliance, strengthen its effectiveness and cohesion, and enhance overall European security and stability.'
De drie gemeenschappelijk gefinancierde
budgetten van de NAVO bedragen in totaal ¤ 1,3 miljard, waaraan
Nederland jaarlijks ongeveer ¤ 52 miljoen bijdraagt (iets minder
dan vier procent).