CDA Rotterdam


Actueel

Rotterdam, 12 december 2002
Algemene beschouwingen over de begroting 2003, eerste termijn, deel II

BIJDRAGE ALGEMENE BESCHOUWINGEN
OP 12 EN 14 NOVEMBER 2002, TWEEDE SPREKER
UITGESPROKEN DOOR FRANS JOZEF VAN DER HEIJDEN

Voorzitter,

Mijn bijdrage aan het debat bestaat uit drie onderdelen: Economische ontwikkeling, Kunst en Cultuur en de begroting voor 2003 in engere zin."

DEEL 1: ECONOMISCHE ONTWIKKELING

De benadering van het college van de economische ontwikkeling van Rotterdam kent drie verstrekkende plannen, die nauw met elkaar samenhangen: de verzelfstandiging van het havenbedrijf (waar het college in principe naar toe wil), de omzetting van erfpacht naar koop van de grond en de ontwikkeling van een zeer groot havengebied tot een geheel nieuw stadsgebied, dat veel woningen met hoge kwaliteit moet bieden, dat veel werkgelegenheid dicht bij huis moet brengen en tevens een plezierige en gezonde omgeving om in te leven biedt. Ruimte voor de vitale stad

De aanleg van de Tweede Maasvlakte heeft een plaats in de stadsontwikkeling gekregen en niet langer afhankelijk van de wat naïeve eis dat er eerst een klant voor moet zijn. Hier wordt het Tweede kabinet Kok ingehaald, iets wat het vorige college helaas niet vermocht.

VERZELFSTANDIGING HAVENBEDRIJF

Aan de plannen voor de verzelfstandiging van het gemeentelijk havenbedrijf Rotterdam wordt hard gewerkt. Voor het CDA staat de grote lijn wel vast: het havenbedrijf (met havenbeheer en haven exploitatie als twee poten) wordt ingebracht in de NV, waarvoor deze wel een bruidschatdient te betalen. De NV heeft de beschikking over de haventerreinen, die eigendom blijven van de gemeente Rotterdam en die worden ingebracht op basis van erfpacht. Juist omdat haventerreinen bestemming kunnen verliezen dient de gemeente Rotterdam het eigendom te behouden. Immers bij herontwikkeling kan het sturingsinstrument van erfpacht meer doen dan in overdracht van eigendom kan worden geregeld. Hier kan het CDA een uitzondering billijken op het voornemen weer grond voor woningen, kantoren en bedrijven in eigendom uit te geven. Hoe nuttig kan blijken bij de behandeling van het Havenplan 2020.

Hiermee ben ik bij de wijziging van het Grondbeleid van Rotterdam, waarvan mijn fractievoorzitter al het meer ideologische dan praktische begin schetste.

AFSCHAFFING ERFPACHT

Het CDA beschouwt de afschaffing van de erfpacht in principe een extra kans voor de verdere economische ontwikkeling van de stad en wellicht daarmee de belangrijkste koerswijziging in het beleid ter zake.

Het Rotterdams Dagblad sprak van uitverkoop. Als het toch in one-liners moet dan zit hem toch meer de kneep in de stad terug geven aan zijn bewoners. Ongetwijfeld hebben we een stevig debat te gemoed te zien over zowel de voorwaarden van nieuwe uitgiften als over de conversie van bestaande contracten. Maar het CDA is het vooral eens met het college in zijn brief van 1 november aan de raad, waarin wordt gezegd:


1. dat erfpacht tot nu toe niet erg in het voordeel van de stad heeft gewerkt en ook niet erg als sturingsinstrument heeft gewerkt,
2. dat de stad uit concurrentieoverwegingen met het allerallergrootste deel van Nederland gebaat is met het wegnemen van de negatieve invloed van erfpacht op vestiging in Rotterdam;

3. meer is te doen met het (vrijvallend) vermogen dan met het huidige vruchtgebruik van pakweg 1,8 miljard euro.

Wat dat aangaat acht het CDA de voeding van onder meer een ontwikkelingsmaatschappij voor Waalhaven, Eemhaven en Merwehaven heel wat meer profijtelijk dan de burgers over 50 en 100 jaar nieuwe rekeningen sturen voor de grond, waarmee verder niets veranderd en de overheid ook verder niets kan aanrichten. Of worden de wijken Prinsenland, Honderd-en-tien-morgen en Nesselanden dan kaalgeslagen?

HAVENPLAN 2020

Daarmee ben ik aan het derde punt van mijn beschouwing over de vernieuwende invloed op het economische beleid van de stad, dat zich onder de wethouders Van Sluis en Pastors steeds meer aftekent. Niet zo spectaculair oogt het feit, dat zij veel meer dan vroeger haven en stad voor wat ontwikkeling betreft in een greep nemen en de ruimte die de haven te bieden heeft veel meer gezien wordt in wat de stad nodig heeft.

De ontwikkeling van het Havenplan 2020, zoals dat summier in de begroting is aangeduid maakt dat zichtbaar. De studiereis, die de commissie voor Eeconomische Ontwikkeling, Haven en Milieu naar Hamburg en Londen heeft gemaakt ondersteunt het idee om havengebieden, die in de komende 20 jaar sterk van functie zullen (kunnen) veranderen in samenhang en met een nieuw totaal concept te ontwikkelen. Zoals ik al aangaf: hier kan een woongebied komen dat vanaf het eerste moment wordt opgezet samen met nieuwe, moderne vormen van werkgelegenheid en met maximale inbreng voor een goed leefmilieu. En wel geheel in eigen regie van de gemeente Rotterdam.

KADERSTELLEND DEBAT

Het idee van de commissie Fysieke infrastructuur om voorafgaande aan een op te stellen ambtelijk plan van aanpak voor dit gebied geen kaderstellend debat in de raad gehouden zou moeten worden, lijkt een begrijpelijk verlangen. Edoch: een kader stellen voordat nauwelijks in beeld is gebracht waar het precies over gaat en welke mogelijkheden en problemen zich voordoen. Het CDA meent dat een kaderstellend debat daarom het best gehouden kan worden wanneer (voortvloeiend uit een aantal ambtelijke startnotities) een analyse en agenda voor het Havenplan is opgesteld. Al naar gelang de reactie van het college en de raad overweegt mijn fractie in tweede termijn een motie daarover in te dienen.

ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ WAALHAVEN

Over een belangrijk punt wil mijn fractie nu al een enkele piketpaal slaan: de ontwikkelingsmaatschappij voor het nieuwe havenstadsgebied. Het CDA zou graag zien dat die maatschappij snel tot stand komt zodat zij leiding kan geven aan het opstellen van de agenda voor het Havenplan 2020 en ontwikkeling en financiering gelijk met elkaar kan oplopen. Te denken valt aan een joint venture van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam en het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam. Beider startbijdragen moeten natuurlijk nog nader bepaald worden, maar een groot ontwikkelingskapitaal bij de start is gewenst en kan bijvoorbeeld ontstaan door inbreng van grond (Baristerrein e.o.) en opbrengst van de erfpachtconversie.

Mijn fractie wil in samenwerking met Leefbaar Rotterdam en de VVD daarover de volgende motie indienen.

ROTTERDAM AIRPORT

Wat Rotterdam Airport betreft: het CDA steunt het college in zijn pogingen de absolute sluitingstijden van de luchthaven iets op te rekken. De luchthaven moet op termijn een uiterst belangrijke poot onder de Rotterdams economie worden, die de ontwikkeling van het Noordrandgebied aantrekkelijker maakt, zo niet economisch sterk ondersteunt. Moet ook voor dit gebied geen ontwikkelingsmaatschappij in het leven worden geroepen, mogelijk mede om van de loodzware last te worden bevrijd die thans de geaccumuleerde boekwaarde vormt en waar de exploitatie in de toekomst onder dreigt te bezwijken. Het zou overigens een geweldige opsteker zijn wanneer van Rotterdam op New York gevlogen kan worden met een op business toegesneden toestellen als de 737. De lijndienst op Milaan is bemoedigend.

STEDELIJKE ECONOMIE: ICT EN AV

De Rotterdamse economie boekte een aardig succes met de kop in het AD: Weena/Coolsingel: een unieke goudkust, iets waar ontegenzeggelijk het vorige college gefeliciteerd moet worden. Dit temeer nog omdat de ontwikkeling van de werkgelegenheid eveneens prachtige resultaten te zien gaf.

Maar de snelst groeiende toplocatie is het Arenagebied in Amsterdam, Eindhoven is waar het de beste economische prestatie betreft koploper, in andere lijstjes komt Rotterdam veelal op de derde of vierde plaats terecht. Dat daagt uit, dat vraagt meer ondernemingszin van ons ontwikkelingsbedrijf, met name in de sector van de informatie en communicatie technologie.

Nog een laatste punt, dat minder in de begroting is vervat, de internationale positie van de haven van Rotterdam, die natuurlijk niet alleen is bepaald door de haventarieven (met de bevriezing waarmee de CDA fractie akkoord gaat) maar ook gehinderd wordt door bureaucratie en regelzucht.
Het actieplan van wethouder Van Sluis spreekt aan.

Tenslotte in dit kader: in de relatie met Brussel ziet iets mis. Na het gechicaneer van de ambtenaren daar ten aanzien van ECT tekent zich opnieuw een belachelijk feit af. Brussel vindt onze veiligheidseisen, die door Amerika ten voorbeeld zijn gesteld concurrentievervalsend. We hopen dat verladers en verschepers wijzers zijn dan onze hogere overheden, die niet erg gewend zijn over zee uit te kijken.

DEEL 2 KUNST

Bij de bespreking van het collegeprogramma 2002-2006 heeft de CDA fractie geen aandacht besteed aan kunst en cultuur. Waar het cultuurplan 2001-2004 wordt uitgevoerd had de fractie niet veel op te merken. De benadering van wethouder Hulman om in het tweede jaar en verder fundamenteler naar de begroting te kijken dan nu met behulp van een kaasschaaf moet vooral gelden voor het kunstenplan 2005/2008. Het verdient aanbeveling om te analyseren in hoeverre Cultureel Rotterdam nu voor eigen publiek op de kaart staat. Mijn fractie is er niet van overtuigd dat het brede aanbod van Kunst en Cultuur goed past bij de vraag van het grote Rotterdamse publiek. Te gelijkertijd is het verder dan de stadsgrenzen reikend prestige nog voor verbetering vatbaar.

Voor de verscheidenheid van cultureel aanbod zowel op professioneel als amateuristisch niveau kan aansluiting gezocht worden bij het voornemen van het college om meer aandacht te geven aan het cultuuraanbod in de wijken en buurten. Het stimuleren van lokale cultuurcentra is een mogelijkheid, maar ook darvoor geldt: wat is de vraag eigenlijk. En meer speciaal: van wie?

Wellicht kan een intendant als adviseur van de wethouder daarbij een rol spelen, maar een onafhankelijke, eigen positie van een intendant in de dagelijkse praktijk van het Rotterdams kunstbedrijf wijst het CDA af.

Er is reden om de afdeling kunst, cultuur en media nog eens tegen het licht te houden waar het sturing en beheersing van de Rotterdamse kunstinstellingen betreft. Deze laatsten moeten veel onafhankelijker van de gemeente worden bestuurd en harder afgerekend worden op het realiseren van doelstellingen, die in subsidievoorwaarden zijn geformuleerd. Voor hun inkomsten zal meer vraaggericht dan aanbod gericht gewerkt moeten worden. Er moet haast gemaakt worden met het terugtrekken van gemeentelijke ambtelijke adviseurs uit enkele grote kunstinstellingen, zij horen er niet en het maakt de verantwoordelijkheden van zowel besturen als gemeente onduidelijk.

In de kunstportefeuille is een onderwerp actueel: wat moet er met Las Palmas. Als concept voor een instituut voor beeldcultuur kan het gebouw niet langer gelden, waarmee de reservering in het groeifonds als beëindigd kan worden beschouwd. Wat de wethouder als alternatief aanbiedt kan niet leunen op het groeifonds, waarmee middelen vrijvallen.

Nog een paar korte opmerkingen:

de financiële problemen van Boijmans van Beuningen, waarmee wethouder Hulman is opgezadeld, kunnen uitsluitend en alleen in het beleidsveld Kunst en Sport worden opgelost.

Villa Zebra beschouwt het CDA nog steeds als een zwak experiment. Kinderen met kunst en cultuur vertrouwd maken moet een taak van de musea zelf. In principe heeft de fractie er geen (extra) middelen voor over.

Het CDA blijft voor alsnog bij zijn steun voor de middenzaal, die een noodzakelijk element is voor het uitgaansgebied dat de binnenstad moet blijven. De argumentatie van het college voor het openhouden van het oude Luxor, wijst daar sterk op.

De MBO-Theaterschool van het Jeugdtheater Hofplein bewijst wederom de kracht van deze kunstinstelling, die absoluut verdiend heeft om de wellicht niet goed geregistreerde toezegging van de vorige raad voor de ophoging van de salarissen van de medewerkers gehonoreerd te krijgen. Het CDA steunt de motie van de VVD terzake.

DEEL 3 BEGROTING(SMIDDELEN)

De programmabegroting geeft goed aan wat er is veranderd sinds de invoering van het dualisme. Een systematische opsomming van voornemens en plannen, die herkenbaar zijn terug te voeren tot de prioriteiten van het collegeprogramma en als grondslag voor politieke sturing zeker voldoet. Vooral voor de prioriteiten van het college zelf. Minder voor het totaal van activiteiten, zoals die nu eenmaal op ambtelijk niveau worden uitgevoerd. De raad is daar het zicht op kwijt, waarbij nog niet zeker is of dat strookt met zijn controlerende rol.

Natuurlijk is deze begroting niet vooraf gegaan door een kaderstellend debat, wat volgend jaar absoluut moet gebeuren aan de hand van de voorjaarsnota en de rekening van het afgelopen jaar. Toch is deze programmabegroting in dat licht verdedigbaar omdat zij (dit keer) sterk is gerelateerd aan het collegeprogramma en indirect aan het collegeakkoord. De grote lijn voor inkomsten en uitgaven (i.c. de verschuivingen t.o.v. de vorige begroting) staat niet meer ter discussie.

De begroting is niet langer een gedetailleerde optelsom van kostenposten met toelichting, maar dat brengt mee, dat alle afzonderlijke beleidsdoeleinden niet gemeten kunnen worden op inspanning en resultaat. Waar wordt uitgegaan van de vorige begroting ontstaat zelfs geen zuiver beeld meer van wat er nu aan geld omgaat.Dat bezwaar komt knellend naar voren waar de raad wil amenderen, waar nu de interpretatie van het college is (zie zijn brief van 1 november 2002) dat slechts behoeft te worden aangegeven wat de verschuivingen zijn in het ene en het andere betrokken beleidsveld: nogal vaag, met de opbouw van de beleidsvelden (brief van 18 oktober 2002) in de hand.

Met moties binnen een beleidsveld is het nog moeilijker. het saldo binnen de productenraming moet nul zijn, maar de raad kan dat niet zelf meer genuanceerd uitvinden. (Hoe nu verantwoord verschuivingen ten gunste van het jeugdtheater aanbrengen, gewoon met als contrapost theaterproducties, welke worden dan getroffen? ) Tja, dan rest nog het verzoek alles in het werk te stellen. Dat kan een hoop ruzie geven.. later.

Aan dit technisch probleem raakt de vraag of deze programmabegroting ook helpt om het kiezerspubliek inzicht te geven (eventueel zonder bril) in wat er gebeurt en ook genoeg aanknopingspunten geeft voor meer openbare controle daarop. Er staat veel verbaal beleid in, doelstellingen zijn soms concreet en soms meer een aanduiding van de richting of vertolken de hoop van het college. Erg ongelijksoortig, soms.

CONTROLE
Raad en burgers zijn afhankelijk van een ingewikkeld controle mechanisme dat zich over vijf stappen uitstrekt aan de hand van een productraming die niemand kent. Een neveneffect is dat de bestuursdienst verder in de lucht komt te hangen. Alleszins aanleiding om in het kader van de reorganisatie deze opnieuw te definiëren en samen te stellen. Zeker als ik lees hoe wethouder Pastors de bestuursdienst ontvlucht.

In ieder geval blijft de CDA fractie bij haar eis, dat met behulp van arrestatie-indicatoren alle beleidsdoeleinden meetbaar en daardoor controleerbaar gemaakt moeten zijn. Een belangrijke opdracht voor de begroting voor 2004.

Beleidsveld, waarmee de betrokken wethouder zelf mede verantwoordelijk is voor een goede oplossing bij verdere verschuiving of meer globaal uit het groeifonds, waarvan de CDA de heroverwegingen van het collegeprogramma niet zo absoluut vindt dat daarin niet verschoven kan worden.

Waar de CDA fractie in principe de programmabegroting, de tariefvoorstellen met bijbehorende verordeningen accepteert heeft zij toch een paar kritische opmerkingen.

1. De parkeertarieven zijn wederom gebruikt als dekkingsmiddel, wat burgers mateloos ergert en zeker het onbehagen zal zijn bij de volgende verkiezingen. De rare verschillen, de blijkbaar willekeurige toepassing van tijden, waarop moet worden betaald, het overtuigt niet.
2. Ook overheidstaken en gemonopoliseerde dienstverlening kunnen niet maar duurder worden, wanneer zich telkenmale ernstige tekorten aandienen die meer te maken hebben met overheidsbeleid en bedrijfsvoering dan met dienstverlening aan de burgers. De RET is daar ons grootste zorgenkind.

Tot slot,
tijd is hier kostbaarder dan geld, iets over OZB waarvan de afschaffing op korte termijn wel niet meer zal lukken nu ook de premier er niets in ziet. Aan het adres van wethouder Janssens zij gezegd, dat uiteindelijk het belangrijkste punt van de afschaffing de compensatie is. Het voortbestaan van de WOZ is daarmee niet te rijmen. In ieder geval zijn om extra grondslagen nodig voor de compensatie van verlies van de grote steden, die blijkbaar nog steeds niet in het Haagse blikveld op hun juiste positie worden geschat. Een mooi besluit trouwens van een lang verhaal.

in Word-format treft u de bijlage waarin de CDA-fractie, bij monde van financieel woordvoerder Van der Heijden, haar wensen ten aanzien van de begroting bekend heeft gemaakt