CDA Rotterdam


Actueel

Rotterdam, 12 november 2002
Algemene beschouwingen over de begroting 2003, eerste termijn, deel I

BIJDRAGE ALGEMENE BESCHOUWINGEN
OP 12 EN 14 NOVEMBER 2002, EERSTE SPREKER
UITGESPROKEN DOOR LEONARD GELUK

Mijnheer de voorzitter,

2002 is een bijzonder jaar in de geschiedenis van de stad Rotterdam. Een markant jaar, een jaar waarvan we zeker zijn dat het in de geschiedenisboekjes terug komt. Ik wil daar straks iets dieper op ingaan, als ik het jaar 2002 zal neerzetten als een omkering van een ander historisch jaar in de geschiedenis van onze stad, namelijk 1974. in 2002 hebben we als politieke partijen meer dan ooit helder kunnen maken waar we voor staan, welke keuzes we maken in de stad. Niet alleen in de verkiezingstijd is meer discussie gevoerd dan ooit tevoren, ook tijdens de bespreking van het coalitieprogramma en het collegeprogramma konden alle registers open.

En ook nu zullen wij van ons laten horen. Niet omdat wij ons zelf zo graag horen praten hoewel: niets menselijks is ons vreemd- maar omdat wij vinden dat het verantwoording afleggen in de politieke arena en naar de bevolking van Rotterdam essentieel is in een goed functionerende democratie. We doen dat graag en we zullen voortdurend duidelijk maken welke keuzes het CDA maakt.

Voorzitter,

Dat het CDA de brede volkspartij is van waarden en normen, gericht op opvoeding en gezin, gericht op onderwijs en welzijn, gericht op het voorkomen van achterstanden en sociale uitsluiting, gericht op solidariteit in de samenleving en gericht op de verschuiving van verantwoordelijkheden van de overheid naar de samenleving met al zijn vitale gemeenschappen is niet nieuw. Dat is hier al vaker gezegd. Het is een consequente uitwerking van het CDA-verkiezingsprogramma dat is terug te vinden in de preambule en in het coalitieakkoord, en dat is uitgewerkt in het collegeprogramma.

Ik wil aan het begin van mijn bijdrage expliciet duidelijk maken wat het CDA in deze begrotingsbehandeling aan de orde wil stellen:


1. De waarden en normen-discussie (ik noem dat geen mantra, dat gaat voorbij aan het belang van dit debat) moet concreet resultaat opleveren;

2. Het welzijnsbeleid moet prominent op onze agenda;
3. Meer taken en verantwoordelijkheden naar maatschappelijke organisaties;

4. Snel steun aan ouders bij opvoeding;

5. Ontwikkelingsmaatschappij voor wonen in de oude havengebieden.
Verder moet het Oostelijk Zwembad open blijven wat een onzin om wel te spreken over een ambitieuze schaatsbaan van tientallen miljoenen en een buurtzwembad te willen sluiten uit budgettaire redenen- , moet digital playground van Hal 4 worden gecontinueerd wat een onzin om een miljoenenproject Las Palmas in de lucht te houden terwijl een goedlopende voorziening de nek om wordt gedraaid.

Vergelijking 1974 - 2002

Voorzitter,

Dat 2002 een bijzonder jaar is in de geschiedenis van Rotterdam behoeft geen nadere onderbouwing. Ook 1974 is zon jaar en er zijn nadrukkelijk parallellen te trekken tussen toen en nu. Kijk eens naar het politieke klimaat. In 1974 besloot de PvdA de stad alleen te besturen. De keuze van 48% van de kiezers bood daartoe een voldoende legitimatie. Deze polarisatiestrategie leverde grote beroering op bij CDA en VVD. Nu is de politieke pendule naar de andere kant geslagen. Niet het CDA, zoals in 74, maar de PvdA ervaart wat het is om oppositie te moeten bedrijven. Dat kan zeg ik uit eigen partijervaring- heilzaam zijn voor een partij, om na te denken waarvoor je ook alweer op aarde bent.

Wat het CDA betreft: het CDA is tevreden over de samenwerking in de coalitie. Het CDA kan uitstekend zaken doen met VVD en LR en het verloop van de coalitieonderhandelingen heeft duidelijk gemaakt dat we als CDA met LR en de VVD meer dan ooit onze politieke idealen kunnen realiseren.

Terug naar 1974. De wereld van toen is anders dan de wereld van nu. Lees het Rotterdams jaarboekje en de gemeenteraadsnotulen van toen. 1974: Frans Jozef van der Heijden was als jongeling fractievoorzitter van de KVP, Hans Kombrink ijverde als Kamerlid voor het legaliseren van bordelen, die eufemistisch eroscentra werden genoemd, en dat ontlokte een D66-er de opmerking dat de Europoort steeds meer op een ero-poort ging lijken. 1974.

Toen al stond de leefbaarheid onder druk. Denk niet dat Leefbaar Rotterdam iets is van nu. In januari 1974 wordt het initiatiefcomité Leefbaar Rotterdam opgericht, er is niets nieuws onder de zon!

Ook advocaat Mentink en Nely Smit Kroes komen we tegen in de notulen van de raadsvergaderingen van 1974. Mentink stapte in dat jaar over van D66 naar de PvdA. Waarom wordt niet helemaal duidelijk, maar het zal wel iets met IQ te maken hebben!

De geschiedenis van de stad gaat voort. Ik sprak over een pendulebeweging. Toen moest de erfpacht worden ingevoerd, nu wordt deze afgeschaft. Toen moest de luchthaven vaker dicht, nu mag hij vaker open. Toen moest de sociale woningbouw alle aandacht krijgen, nu moeten we massaal bouwen voor middengroepen.

De wereld van toen was erg anders dan nu. Neem de onveiligheid:

Op 27 juni 1974 vindt een gewapende roofoverval plaats op het kantoor van Van Ommeren. Er wordt 54.000 gulden buitgemaakt. Dit wordt als iets bijzonders gemeld, als iets afwijkends.

Hoe anders is dat nu. De vraag die voor ons voorligt is: kan er sprake zijn van een trendbreuk? Kan er sprake zijn van een slingerbeweging, die ons terugbrengt naar het veiligheidsklimaat van 1974? Of zet de trend zich voort in een alsmaar onveiliger wordend Rotterdam?

Voor het CDA is het noodzakelijk dat de trend wordt gekeerd en hiervoor is meer nodig dan forse repressie. Het gaat om een verandering van mentaliteit, om meer wellevendheid en omgangsvormen, het gaat om waarden en normen en om investeren in opvoeding, onderwijs en welzijn.

Waarden en normen

Voorzitter,

De CDA-fractie wil graag concreet benoemen wat we willen:

(1) Het CDA wil bevorderen dat door stadsetiqette en opzoomeren, door dialoog met de samenleving en door een dag van waarden en normen, de waarden en normen vaststellen die centraal moeten staan in de Rotterdamse samenleving. Het CDA wil dat met maatschappelijke organisaties voorstellen worden ontwikkeld om deze uit te dragen. Het debat moet zich verplaatsen van de opiniepaginas naar de samenleving.

(2) Versterk de aandacht voor opvoeding. Kom snel met een basisvoorziening opvoedingsondersteuning. Zorg ervoor dat je daarmee ook die ouders bereikt zoals die van die jongens in Venlo. Het CDA wil dat het dekkende netwerk opvoedingsondersteuning snel wordt gerealiseerd, en dat een trapsgewijze opbouw wordt gerealiseerd van lichte en nabije steun aan opvoeders tot doorverwijzingsmogelijkheden bij zwaardere problemen.

(3) Ga door met normhandhaving. Controleer op bepaalde plekken in de stad op normoverschrijdend gedrag, en voer lik-op-stuk beleid, leg mensen die de fout ingaan een boete op. Welke gebieden gaat het College aanwijzen als gebieden waarin met name wordt gecontroleerd op het op straat gooien van papier, hondepoepoverlast, dubbelparkeren en graffiti, om maar enkele zeer irritante normoverschrijdingen te noemen? Het CDA wil dat in het Centrum en in enkele andere gebieden heel duidelijk wordt gemaakt waar toezichthouders op zullen letten, en wat de consequenties zijn voor overtredingen.

Stedelijk Welzijnsbeleid

Naast waarden en normen wil het CDA de maatschappelijke trend breken door het welzijnsbeleid weer stevig op de Raadsagenda te plaatsen.

Voorzitter,

De prioriteiten van het College raken aan het welzijnsbeleid waar grosso modo in Rotterdam de deelgemeenteraden voor verantwoordelijk zijn. Stedelijke sturing wordt node gemist. Bij het lezen van de beleidsprioriteiten van het College valt al direct de vraag te stellen: wie zorgt nu voor de versterking van de sociale cohesie, wie voedt die (dagelijkse) discussie met bewoners en ondersteunt die discussie met faciliteiten en menskracht?

De stedelijke gedaanteverwisseling mag dan volgens de begroting doordringen, maar als de eis is dat de gesubsidieerde instellingen in verhoogd tempo hun producten, hun communicatie en hun personele samenstelling meer moeten laten aansluiten op de Rotterdamse bevolking dan is toch de vraag: hoe dan, wie formuleert de eisen, wie verschaft de middelen, die bij de eisen horen?

De CDA-fractie stelt de vraag: welke basisvoorzieningen op welzijnsgebied zijn per saldo nodig om onze ambities op een leefbare stad te realiseren?

Analyses van het Verwey-Jonker Instituut, het eigen stedelijke bureau Obelon, voorts de rapportage van René Diekstra, het onderzoek van de commissie Brinkman: ze wijzen allemaal in verschillende toonaarden naar een paar grote witte vlekken in ons stedelijk sociaal maatschappelijk beleid. De hoofdlijnen zijn: jarenlang geen stedelijk beleid, geen stedelijke controle, geen stedelijk kader waarin wordt geopereerd, de deelgemeenten voeren geïsoleerd beleid en stedelijke organisaties worden niet erkend in hun stedelijk functioneren.

Het CDA meent dat er in ieder geval voor het stedelijke beleid een kaderstellende nota moet worden opgesteld, die voor het gehele gesubsidieerde welzijnsbeleid formuleert wat randvoorwaarden zijn voor zowel opdrachten van de overheden als voor de uitvoering.

Voorts ziet het CDA de absolute noodzaak in van een brancheorganisatie voor de welzijnsinstellingen (zoals door het bureau Obelon nog op 2 oktober bepleit). Dat zullen de welzijnsorganisaties zelf moeten oprichten, maar evenzeer is toch financiële steun nodig in plaats van wat nu gebeurt, dat deelgemeenten korten op subsidie afspraken als de welzijnsorganisaties zogenaamd deelgemeentelijk in plaats van Rotterdams geld besteden aan activiteiten, die niet rechtstreeks samenhangen met een opdracht van de deelgemeenten.

Ten slotte zal er meer geld uit het budget van sociale zaken en dienstverlening uitgetrokken moeten worden voor kwalitatieve versterking van functionarissen bij instellingen en bij de gemeente Rotterdam zelf, want wat tenslotte evenzeer pijnlijk aan het licht is gekomen, dat de expertise aan beide kanten steeds meer wegvloeit onder de druk van praktijk en uitvoering.

Het CDA wil hierover graag een motie aan de Raad voorleggen. (zie bijlage)

Door deze aandacht voor het integrale sociale beleid in Rotterdam komen we dus tegemoet aan de enorme kritiek van de commissie Diekstra over de sociale infrastructuur in Rotterdam. Onze aanpak van het welzijnsbeleid, gekoppeld aan de gebiedsgerichte werkwijze van de rotterdamse maatschappelijke diensten en de prestatieafspraken die tussen College en Dagelijks Besturen van deelgemeenten worden gemaakt garanderen ons dat dit College een goede regie zal voeren over de samenhang tussen economische, fysieke en sociale aanpak in wijken.

Voorzitter,

Met betrekking tot het welzijn en het geluk van de oudere Rotterdammers in het CDA uiterst tevreden met de uitvoering van de ouderennota Actief, kleurrijk en zorgzaam.

Het schrappen van budgetten voor senioren sportief lijkt echter het verkeerde signaal. Kan het College dit nog eens beargumenteren? Ook voor ouderen is een goed en gevarieerd welzijnsaanbod essentieel ter voorkoming van eenzaamheid.

Het CDA heeft in het verleden gepleit voor een platform Allochtone Ouderen. Doel hiervan is te komen tot zorg op maat en het voorkomen van isolement van alle ouderen. Kan het College ons informeren over de voortgang?

Veiligheid

Voorzitter,

Het geweld tegen burgers en de zorg en verontwaardiging daarover bij de burgers neemt niet af. Het imago van de politie is nog steeds zeer voor verbetering vatbaar.

Een idee van de CDA-fractie was om interventieteams op te richten, die snel bij geweldsdreiging en geweldescalatie kunnen inspringen. Immers lijfelijk geweld heeft veelal een aanloop van irritatie en groot verbaal misbaar en blijkt ook de meest onberekenbare gevolgen te kunnen hebben.

De politie (in ons land) heeft geen grote naam waar het gaat om pro-actief optreden. Helaas. Verbetering daarvan past zeker in de prioriteit veiligheid. Het CDA dringt daar nogmaals met klem op aan.

Edoch wat blijkt: er bestaat een eenheid onder de naam van DHV. Wat die precies doet is voor het grote publiek onduidelijk. Het viel op dat de burgemeester daar op 31 oktober bij de interpellatie van de PvdA over het interview van de korpschef niet naar verwees, wellicht omdat die eenheid meer in hulpverlening dan in geweld is gespecialiseerd. Het zou toch goed zijn nader te bekijken hoe deze zogenaamde DHV eenheden verder versterkt en meer nog gespecialiseerd en eventueel extra uitgerust kunnen worden om het toenemende geweld te beteugelen en daders sneller op te pakken. Het zelfde geldt voor de geweldteams die er schijnen te zijn. Wat doen die? Hoe krijgen onze Rotterdammers weer het gevoel dat als er met urgentie 112 wordt gebeld, er heel snel iets gebeurd? Het beeld moet zijn dat de politie er is als het nodig is. Beschikbare energie binnen de politieorganisatie moet dusdanig zijn dat er heel direct en heel adequaat wordt gereageerd bij geweldsdelicten. Wellicht kan de korpsbeheerder hier nog eens aangeven welke mogelijkheden beschikbaar zijn en welke aanvullende stappen hij zal zetten.

Nieuwe politiek

Voorzitter,

In mijn vergelijking met het jaar 1974 sprak ik over polarisatie. De polarisatie van 1974 en het uitsluiten van alles dat niet PvdA was heeft binnen het CDA zijn sporen nagelaten. Er zijn partijleden die nu
-2002- als een genoegdoening ervaren voor 1974. Daartegen wil ik heel duidelijk stelling nemen: de polarisatie van toen mag niet als een kwaad met kwaad vergelden- worden beantwoord met nieuwe polarisatie, met uitsluiting van ideeën van linkse partijen omdat ze nu eenmaal van linkse partijen afkomstig zijn. De isolatie van toen wordt niet met nieuwe isolatie beantwoord. Wij doen het dus anders dan in 1974. De kracht van democratie is het uitwisselen van standpunten en ideeën. Dat mogen we ook in deze collegeperiode, niet uit het oog verliezen. Dit past in de benadering van de CDA-fractie over nieuwe, of, beter gezegd, andere politiek.

Als we onze schouders ophalen voor een andere aanpak in de politiek, dan geven we aan niets van 6 maart begrepen te hebben. Nu zien we nog veel oude politiek om ons heen. Voor mij is het kenmerk van oude politiek dat opvattingen van andere partijen scheef worden voorgesteld en vervolgens belachelijk worden gemaakt, zoals het CDA heeft ondervonden bij bijdragen over waarden en normen en over gezinsbeleid.

Collega Cremers heeft dat nog niet helemaal begrepen toen hij het CDA inpeperde dat de minder bedeelden in deze stad niets van deze coalitie te verwachten hebben, en dat dat vooral aan het CDA te wijten is. Dit is een toonbeeld van oude politiek, van verdraaiing van feiten. In een tijd dat aan alle budgetten wordt geschaafd blijft het armoedebeleid buiten schot, we leveren niets in op de bijzondere bijstand, we leveren niets in op de Rotterdampas voor minima, de schuldhulpverlening komt op een hoger niveau, peuterspeelzalen worden voor minima goedkoper, en dat komt omdat het CDA met LR en de VVD heeft afgesproken dat de verworvenheden van het Rotterdamse armoedebeleid uitgangspunt van beleid blijven. En dat Zalmtientje, dat leggen we graag uit aan alle minima van Rotterdam, want ook voor hen geldt het belang van veiligheid, onderwijs en economie.

Voorzitter,

We hoeven geen schouderklopje van de PvdA, maar dit College investeert wel in mensen! Nu heeft collega Cremers een groot probleem, een groot gebrek. Hij heeft ons daar vanmorgen van in kennis gesteld. De heer Cremers heeft geen koektrommel! De stakker. Dit verklaart veel! Voorzitter, het CDA investeert in mensen, en ook in de fractievoorzitter van de PvdA, daarom voor hem, via het zilveren blaadje, een echte koektrommel, de meest kneuterige die we konden vinden maar dat zal beste Bert wel kunnen waarderen.

Andere politiek gaat uit van de burger, van de samenleving.Andere politiek stelt zich op als vertegenwoordiger van het volk en zoekt naar andere vormen van verdeling van verantwoordelijkheden tussen mensen en organisaties in de samenleving.

Maatschappelijke organisaties

Juist in de Rotterdamse samenleving is het essentieel de samenleving zelf, de maatschappelijke organisaties, de schoolbesturen en ouderraden, de migrantenorganisaties, kerken en moskeeën, verantwoordelijkheid te laten dragen voor maatschappelijke uitdagingen. Als het gaat om jongerenopvang, huiswerkbegeleiding, taalles, educatie etc moeten we weer terug naar de tijd dat de maatschappelijke verbanden hiervoor de ruimte kregen. Gelet op de maatschappelijke vragen van vandaag wil het CDA dat organisaties van allochtone Rotterdammers zelf verantwoordelijkheid nemen en krijgen. Hiervoor bestaat grote bereidheid. Ook moeten we de vele talenten van Rotterdammers ook allochtone Rotterdammers- meer dan ooit benutten voor de versterking van Rotterdam.

Ik vind dat er in de politieke discussie een dubbele houding zit over de rol van migrantenorganisaties. Enerzijds wordt om het hardst geroepen dat de Marokkanen en Turken nu eens hun eigen problemen moeten oplossen. Anderzijds wordt geroepen dat eigen organisaties integratie niet bevorderen en geen speciale behandeling moeten krijgen. Het CDA wil daar heel helder in zijn. Als we een samenleving willen waarin positieve inbreng wordt beloond, talenten worden benut en achterstanden worden bestreden, dan is het echt noodzakelijk dat deze organisaties daarin een taak krijgen en pakken en resultaten boeken. Ik wil het College vragen dit heel direct te bevorderen. Hier is ook geld voor nodig. Het CDA wil dat projecten als Delmatur nadrukkelijk door de gemeente worden gesteund.

Voorzitter,

De discussie over diversiteit in de Rotterdamse samenleving wordt nadrukkelijk gevoerd. De CDA-fractie is daar blij mee, mits dat leidt tot versterking van de Rotterdamse samenleving. Hiervoor is we hebben dat al vaker betoogd- helderheid nodig over de invulling van het begrip samenleven. Voor het CDA gaat het dan om het Nederlands, om wetten en regels en om waarden en normen. De basis van deze samenleving is dat iedere Rotterdammer welkom is in Rotterdam en wordt uitgenodigd om bij te dragen aan die samenleving. Veel Rotterdamse moslims hebben dat gevoel met name sinds 11 september vorig jaar- nadrukkelijk niet. En daar hebben wij zorgen over. Naast het stimuleren van de maatschappelijke organisaties moet het College vooral doorgaan met het stimuleren van dialoog.

Voorzitter,

De CDA-fractie heeft zorgen om de continuïteit van het AsielzoekersOpleidings-Centrum. Wat gaat het College doen om dit Centrum in stand te houden?

Voorzitter,

Voordat ik mijn gedragen slotzin uitspreek eerst nog een laatste vraag aan het College die ik voorleg namens mijn oudste dochter Louise. Vrijdag gaat de film Pietje Bell in première. Dat waren leuke boeken van een leuk Rotterdams jongetje. Een leuk Rotterdams jongetje, zeg ik. En waar gaat die film in première? Die film gaat in première in Amsterdam. Hoe is dat wethouder Kunstzaken- in vredesnaam mogelijk?

Tot slot:
Het Raadslid Lamberts van de PvdA sprak in 1961 in deze Raad de mooie woorden uit dat het in Rotterdam aan geluk ontbrak. Het immateriële is zo zei hij- verwaarloosd en er werd teveel op materiële zaken gelet. In mijn bijdrage heb ik veel aandacht gegeven aan het welzijn en het geluk van de Rotterdammers. Was er in 1961 gebrek aan geluk, anno 2002 is geluk weer helemaal terug!

in Word-format treft u een integrale versie van de motie 'Stedelijk welzijnsbeleid'