Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Beantwoording kamervragen van het Kamerlid Noorman-Den Uyl
Nummer: 163

Datum: 13-11-2002

Vragen van het lid Noorman-Den Uyl (PvdA) aan de ministers van Economische Zaken, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de automatisering voor sociale diensten door Civility en Centrix. (Ingezonden 26 september 2002)


1 Is het u bekend dat de markt voor automatisering voor sociale diensten en andere verticale applicaties voor gemeenten beperkt is tot twee bedrijven, te weten Civility (dochter van PinkRoccade) en Centrix?


2 Is het waar dat deze bedrijven de markt onderling verdeeld hebben en dat verdere marktwerking nauwelijks meer mogelijk is gezien de voorsprong die beide genoemde bedrijven hebben op derden?


3 Acht u dit een acceptabele situatie?


4 Bent u bereid de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) te vragen een onderzoek te doen naar de marktwerking op ICT-gebied van verticale applicaties voor gemeenten en de Tweede Kamer daarover te rapporteren?
De minister van Economische Zaken, de heer H. Hoogevorst, heeft mede namens de ministers van Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de vragen als volgt beantwoord.


1. Ja, wij zijn daarmee bekend. Recent onderzoek , in opdracht van het ministerie van BZK, laat zien dat de gemeentelijke markt voor specifieke software relatief klein en voor bedrijven beperkt rendabel is. Dit laatste met name door de relatie tussen de kleine markt en de noodzakelijke investeringen door bedrijven in de ontwikkeling en onderhoud van producten. Dit verklaart de aanwezigheid van slechts twee grote aanbieders, die sterk hebben kunnen groeien door de overname van een aantal kleinere leveranciers in de jaren negentig. Het marktaandeel van de derde aanbieder op deze markt, te weten het bedrijf Procura, is slechts beperkt in omvang.


2. Er zijn geen aanwijzingen bekend dat deze twee genoemde bedrijven deze markt zouden hebben verdeeld. Er zijn ook geen aanwijzingen bekend dat de genoemde bedrijven misbruik zouden maken van een eventuele (collectieve) economische machtspositie op deze markt. Wij erkennen dat de toetredingsdrempel op de markt voor sociale diensten, gezien de complexiteit van de automatiseringssystemen voor sociale diensten, hoog is. De complexiteit en de dynamiek van de regelgeving draagt hieraan bij. Een nieuwe marktpartij zal moeten willen investeren in het ontwikkelen van een -nieuw- automatiseringssysteem. Overigens hebben de gemeenten Den Haag, Leiden, Amsterdam en Dordrecht zelf een automatiseringssysteem voor de sociale dienst ontwikkeld.


3. Indien de beide genoemde partijen de markt verdeeld zouden hebben dan wel misbruik zouden maken van een (collectieve) economische machtspositie op de markt -waarvoor wij, nogmaals, geen aanwijzingen hebben- is dat uiteraard een onwenselijke zaak. Daarenboven, indien de markt inderdaad verdeeld zou zijn dan wel misbruik gemaakt wordt van een (collectieve) economische machtspositie, is dat in strijd met de Mededingingswet. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is, in het kader van het strategisch akkoord, in overleg met de VNG aan het bekijken of regie op de ICT bij gemeentelijke sociale diensten wenselijk is. Geconstateerd wordt dat gemeenten gezamenlijk niet tot sturing, coördinatie en standaardisatie komen. Bij regie op ICT gebied spelen overwegingen als implementatie van nieuwe regelgeving, standaardisatie, nodig voor de gegevensuitwisseling, een doelmatige uitvoering, kostenverlaging en versterking van de positie van gemeenten ten opzichte van de ICT leveranciers. Bovendien wordt op dit moment door het ministerie van BZK, in samenwerking met de VNG, gewerkt aan de voorbereidingen van een nieuw programma, Elektronische Gemeente (EGEM) geheten. Eén van de doelstellingen van dit programma is het versterken van het opdrachtgeverschap van de Nederlandse gemeenten.

4. De minister van Economische Zaken zal deze vraag aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) voorleggen. Deze autoriteit handhaaft de mededingingswet en is zeer gebaat bij elke informatie die ertoe zou kunnen leiden dat met de mededingingswet strijdige zaken worden aangepakt in welke sector dan ook. Het is vervolgens aan de NMa om te bepalen of een onderzoek noodzakelijk is. Van de uitkomsten van een eventueel onderzoek zal ik de Kamer op de hoogte stellen. Voorafgaande communicatie aangaande een door de NMa uit te voeren onderzoek zou de effectiviteit van een dergelijk onderzoek zeer ernstig kunnen schaden.
(1. Onderzoek Het heft in eigen handen door Het Expertise Centrum, maart 2002.)