Kaderwetgebieden mogen planningsbevoegdheden niet verliezen
(13/11/02)
De Kaderwetgebieden moeten hun samenwerking voort kunnen zetten,
ongeacht voor welke bestuurlijke inbedding gekozen wordt. Andere
regio's die eveneens met aanzienlijke ruimtelijke of sociale problemen
te maken hebben, moeten ook voor een verplichtende samenwerking kunnen
kiezen, ongeacht of die regio's grootstedelijk of landelijk zijn.
Gemeenten moeten hierbij zelf kunnen bepalen met welke andere
gemeenten ze samen willen werken. Tot slot moeten de gemeenten de
planningsbevoegdheden behouden: waar de problematiek zich afspeelt op
het territoir van verschillende gemeenten in een samenhangende regio,
moeten de oplossingen ook daar gevonden, gedragen en uitgevoerd
worden. Dit zijn de belangrijkste conclusies uit het persbericht dat
de VNG 13 november heeft uitgebracht.
PERSBERICHT
De ruimtelijke en sociale problematiek in enkele regios noodzaakt tot
minder vrijblijvende gemeentelijke samenwerking. Voorbeelden van deze
problemen in steden zijn schaarste op de woningmarkt, een dichtgeslibd
wegennet rond grote steden en de ontwikkeling van VINEX-locaties.
Voorbeelden van problemen in landelijke gemeenten zijn de
herstructurering in de landbouw, verschraling van voorzieningen,
waterbeheer en fileproblematiek. Deze met elkaar samenhangende
problemen op het grondgebied van gemeenten moeten niet door iedere
gemeente afzonderlijk worden aangepakt, maar in samenwerking met
elkaar. Zo kunnen krachten worden gebundeld.
In 1994 heeft de Tweede Kamer de Kaderwet bestuur in verandering
aangenomen. Deze wet stelt gemeenten die te maken hebben met
aanzienlijke sociale en ruimtelijke problematiek in staat deze
problemen in samenwerking met andere gemeenten op te lossen. De
Kaderwet verplicht gemeenten om samen te werken en gemeenten kunnen
elkaar aan die afspraken houden. Daarvoor krijgen de gemeenten onder
meer plannende bevoegdheden van het Rijk met bijbehorende financiële
ondersteuning.
Er zijn op dit moment zeven zogenoemde Kaderwetgebieden die van deze
regeling gebruik maken: Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag,
Knooppunt Arnhem-Nijmegen, Eindhoven en Twente. De Kaderwet loopt
inmiddels bijna ten einde. De wet zou na verloop van tijd resulteren
in een aparte bestuursvorm, de stadsprovincie, maar die zal er niet
meer komen. Wel zijn alle betrokken partijen het erover eens dat de
succesvolle samenwerking tussen de gemeenten binnen een Kaderwetgebied
een vervolg moet krijgen.
Het Wetsvoorstel bestuur in stedelijke regios dat het vervolg op de
Kaderwet zou worden, was voor de VNG een adequaat voorstel. Naar nu
blijkt zal het inmiddels demissionaire Kabinet Balkenende het
wetsvoorstel bestuur in stedelijke regios intrekken. Men wil, ondanks
de successen die de afgelopen jaren in de Kaderwetgebieden zijn
geboekt, af van een aparte wet voor de aanpak van de problemen die tot
intergemeentelijke samenwerking noodzaken.
In plaats van de Wet bestuur in stedelijke regios wordt in het
Strategisch Akkoord voorgesteld om een paragraaf verplichtende
samenwerking toe te voegen aan de Wet gemeenschappelijke regelingen
(Wgr). Op basis van deze wet kunnen gemeenten nu al vrijwillig met
elkaar samenwerken. Dat gebeurt ook op grote schaal: 10% van de
gemeentelijke uitgaven wordt via dit type samenwerkingsverbanden (waar
er ruim 800 van zijn) besteed.
De VNG acht de discussie over de wettelijke inbedding ondergeschikt
aan het belang dat de Kaderwetgebieden hun samenwerking voort moeten
kunnen zetten. Ook andere regios die met soortgelijke aanzienlijke
problemen kampen moeten voor een dergelijke aanpak in aanmerking
kunnen komen. Hierbij moet de problematiek leidend zijn en niet of de
regio grootstedelijk of landelijk is.
Net als bij vrijwillige samenwerking, moet gemeenten ook bij
verplichtende samenwerking de mogelijkheid worden geboden om zelf te
bepalen met welke andere gemeenten ze, gezien de problematiek, samen
willen werken. De provincie kan hooguit een rol spelen als gemeenten
er onderling niet uitkomen. De provincie heeft overigens onder de
huidige Wgr al een dergelijke bevoegdheid, waarvan in de praktijk
nauwelijks gebruik wordt gemaakt.
Voor de VNG geldt dat de gemeenten die nu samenwerken op basis van de
Kaderwet er qua bevoegdheden niet op achteruit mogen gaan. De
introductie van een zogenoemde planhiërarchie, waardoor de plannen van
de samenwerkende gemeenten ondergeschikt worden aan de provinciale
plannen, zou in elk geval een verslechtering van de huidige situatie
betekenen.
Wanneer de problematiek zich afspeelt op het territoir van
verschillende gemeenten in een samenhangende regio, moeten de
oplossingen ook daar gevonden, gedragen en uitgevoerd worden. Dit
betekent dat ook planningsbevoegdheden tot het takenpakket van de
regios moeten horen. Gemeenten moeten immers over beleidsmatige taken
en verantwoordelijkheden kunnen beschikken om van onderop inhoud te
geven aan gebiedsgericht beleid. De provincie heeft hierbij geen
toegevoegde waarde.
De VNG heeft begin december 2002 een bestuurlijk overleg met minister
Remkes van BZK. Daar zal het onderwerp Wgr en intergemeentelijke
samenwerking in ieder geval worden geagendeerd.
Den Haag, 13 november 2002
Voor beleidsinformatie:
VNG-NET
VNG gelieerde websites