Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Postbus 90801 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 der Staten-Generaal Telefoon (070) 333 44 44 Binnenhof 1a Telefax (070) 333 40 33 2513 AA DEN HAAG

Uw brief Ons kenmerk R&A/SVU/2002/70083

Onderwerp Datum Evaluatie Resultaten REA 2000 15 november 2002

Hierbij bied ik U het rapport aan, waarin de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (REA) kwantitatief is geëvalueerd voor het jaar 2000. Dit in vervolg op de in januari 2001 aan Uw Kamer aangeboden evaluatie voor de periode 1 juli 1998 tot en met 31 december 1999. De resultaten van deze evaluatie hebben betrekking op de uitvoering onder de wet zoals deze luidde vóór het jaar 2002.
Op grond van de bij de eerste evaluatie van de wet REA geconstateerde tekortkomingen hebben per 1 januari 2002 substantiële wijzigingen in de REA wetgeving plaatsgehad via het belastingplan 2002. Daarbij zijn onder meer de plaatsingsbudgetten vervangen door een premiekorting. Ook zij hierbij opgemerkt dat het UWV inmiddels voor het jaar 2001 is overgestapt op een nieuwe en verbeterde presentatiemethode van de resultaten. Dit betekent dat de resultaten van het jaar 2000 aan uw Kamer alleen ter kennisneming worden aangeboden. De resultaten uit deze evaluatie zullen uiteraard een rol spelen bij de beleidsontwikkeling rond het reïntegratie-instrumentarium in het kader van de herziening van de WAO. De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,



2

(mr. A.J. de Geus)



EVALUATIE RESULTATEN REA 2000

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Ramingen & Analyse
Yvette Jurriëns
Oktober 2002



4

Inhoudsopgave


1 Inleiding _________________________________________________________________ 5
2 Budgettair beslag REA______________________________________________________ 8
3 Bereik REA: wat doen we ervoor?____________________________________________ 11 3.1 Inkoop trajecten _______________________________________________________ 12 3.2 Inzet REA-instrumenten_________________________________________________ 14
4 Resultaat REA: wat bereiken we ermee?_______________________________________ 16 4.1 Resultaat uit inzet reïntegratietrajecten_____________________________________ 16 4.2 Resultaat uit REA-instrumenten __________________________________________ 20 4.3 Resultaat Gemeente -en Arbvo populatie ___________________________________ 22 4.4 Totaal overzicht plaatsingen______________________________________________ 25
5 Besparingen______________________________________________________________ 26
6 Samenvatting en conclusies _________________________________________________ 28
7 BIJLAGEN ______________________________________________________________ 31 Bijlage A Informatiebronnen __________________________________________________ 31 Bijlage B Resultaten voor uvi-populatie uit Vakwerk_______________________________ 32 Bijlage C Overzicht trajecten Vakwerk __________________________________________ 33 Bijlage D Verschil in berekeningen plaatsingsresultaat _____________________________ 35 Bijlage E Plaatsingsresultaat uit Remon-VPD bestand______________________________ 36




---


1 Inleiding
Vorig jaar januari is de eerste evaluatie van de wet REA aangeboden aan de Tweede Kamer. Daarin werden de eerste kwantitatieve resultaten na anderhalf jaar REA gepresenteerd ( SZW werkdocument no.178). Als vervolg daarop worden thans de kwantitatieve resultaten gepresenteerd tot en met december 2000.
In deze notitie wordt een analyse gegeven van de REA-resultaten die uitvoeringsinstellingen van de sociale zekerheid (uvi's)1, gemeenten en Arbeidsvoorziening in het jaar 2000 hebben bereikt. Deze analyse is gebaseerd op de voor handen zijnde beleidsinformatie tot en met het 3de kwartaal 2001, zoals beschikbaar eind juli 2002. Aan deze beleidsinformatie en aan de toegepaste methode van meting zitten nog de nodige haken en ogen. Meer exacte resultaten kunnen echter pas worden gepresenteerd als een verbeteringsslag is gemaakt in het aanleveren van beleidsinformatie. Algemene doelstelling van de wet REA is het stimuleren en reïntegreren van arbeidsgehandicapten van inactiviteit naar activiteit op de arbeidsmarkt. Terugkeer in het arbeidsproces kan geschieden na het doorlopen van een reïntegratietraject. Daarnaast kunnen louter instrumenten worden ingezet als vergoeding van de kosten van bijvoorbeeld scholing, vervoer of verstrekken van een subsidie aan de werkgever. Deze zijn gericht op het in dienst houden dan wel het in dienst nemen van de arbeidsgehandicapte. De instrumenten kunnen los worden ingezet maar maken vaker deel uit van een reïntegratietraject. Aan een traject zijn hoge kosten verbonden, daarom zullen trajecten in principe alleen worden ingezet voor arbeidsgehandicapten die niet bij de eigen oude werkgever terug kunnen keren.
Uiteraard bepalen de uvi's onder auspiciën van het voormalige Lisv of reïntegratiemiddelen beschikbaar worden gesteld.
De volgende opmerkingen vooraf zijn te maken bij de inhoud van deze notitie: Uit de statistieken van het UWV wordt duidelijk dat er een ruime periode overheen gaat voordat een ingekocht traject voor een cliënt leidt tot een arbeidsinpassing. Vertraging komt naar voren uit twee UWV bestanden, te weten de Reïntegratiemonitor REMON respectievelijk het Verzekerde Personen en Dienstverbanden bestand (VPD), dat gekoppeld wordt aan REMON. Plaatsingsresultaten, die vaak bepaald worden door het aantal arbeidsinpassingen te relateren aan het aantal beëindigde reïntegratie-trajecten, zijn in de vorige evaluatie over de eerste anderhalf jaar REA afgeleid uit het databestand Vakwerk van Arbeidsvoorziening. In REMON bleek het aantal beëindigingen, wegens onderregistratie van de uvi's nog onbetrouwbaar te zijn. In deze evaluatie van de REA over jaar 2000 worden de plaatsingsresultaten die volgen uit REMON en het koppelbestand REMON-VPD gepresenteerd. Echter moet nog steeds een kanttekening worden geplaatst bij het plaatsingsresultaat uit REMON, omdat plaatsingen en beëindigingen in REMON nog steeds zijn afgeleid.
Het plaatsingsresultaat voor arbeidsgehandicapten met een sociale verzekeringsuitkering, dat volgt uit het Vakwerk bestand van Arbeidsvoorziening, staat voor de volledigheid in bijlage B. Immers het Vakwerk bestand kan voor deze populatie geen totaal beeld meer weergeven, omdat de


1 In het jaar 2000 fungeerden de vijf uitvoeringsinstellingen (uvi's) nog onder supervisie van het Lisv (Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen). In deze notitie wordt echter voor de bronverwijzing van informatie beschikbaar van de uvi's gesproken over het huidige UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen).




---

uitvoeringsinstellingen bijna de helft van de trajecten inkopen bij andere reïntegratiebedrijven dan Arbeidsvoorziening. Aparte aandacht zal worden besteed aan de verschillende berekeningsmethoden van de plaatsingsresultaten uit de verschillende data-bronnen. De resultaten die volgen uit inzetten van trajecten zullen worden onderscheiden van de resultaten die volgen uit enkel inzetten van reïntegratie-instrumenten, buiten trajecten om. Informatie over de reductie van het aantal werkloosheids-en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, die nodig is om een kosten-baten overzicht voor de wet REA te kunnen geven, is nog niet voorhanden. Resultaten van de wet REA worden tot nog toe volledig weergegeven door het kerncijfer `arbeidsinpassingen van arbeidsgehandicapten'.Voorlopig kan slechts bij benadering worden aangegeven wanneer de inzet van publieke middelen via de REA in balans is met de bespaarde uitkeringen op WW en WAO. Daarbij zij overigens opgemerkt dat naast economische baten (hogere arbeidsparticipatiegraad, beperking WAO-volume en werkloosheidsuitkeringen) de algemene maatschappelijke baten, die de wet REA oplevert niet uit het oog dienen te worden verloren.Te denken valt aan zelfontplooiing van arbeidgehandicapten, beperken sociaal isolement, maatschappelijke betrokkenheid door deelname aan het arbeidsproces, voorbeeldfunctie voor jongere generaties en dergelijke, die tot een hogere welvaart zullen leiden. Het aantonen van deze baten zal evenmin eenvoudig zijn.
Zoals bekend zijn Uvi's, Gemeenten en Arbeidsvoorziening ieder verantwoordelijk voor de reïntegratie van een specifieke populatie arbeidsgehandicapten. Voor de uvi's zijn dat de arbeidsgehandicapten met een sociale verzekeringsuitkering. Voor de gemeenten arbeidsgehandicapten met een uitkering van de gemeentelijke sociale dienst. Arbeidsvoorziening is verantwoordelijk voor de reïntegratie van arbeidsgehandicapten zonder werk en zonder uitkering, en nabestaanden met een ANW uitkering.
Het accent van de analyse zal komen te liggen op de grootste groep arbeidsgehandicapten namelijk die onder de verantwoordelijkheid van de uvi's vallen. Over de REA toepassing door de uvi's is ook de meeste informatie beschikbaar. Overigens zij opgemerkt dat er een verschuiving op de reïntegratiemarkt optreedt van de uitvoerende instantie Arbeidsvoorziening naar overige private marktpartijen.
In paragraaf 2 wordt het budgettaire beslag behandeld van ingezette instrumenten en trajecten die onder de wet REA vallen.
Het bereik van de wet REA, dat wil zeggen het aantal arbeidsgehandicapten waarvoor bemiddeling is ingezet, wordt inzichtelijk gemaakt in paragraaf 3. Oftewel hoeveel reïntegratietrajecten worden ingekocht voor arbeidsgehandicapten of hoeveel REA-instrumenten worden ingezet los of deel uitmakend van een traject, om arbeidsgehandicapten aan het werk te helpen. In paragraaf 4 wordt nagegaan hoeveel arbeidsgehandicapten als gevolg van het REA- instrumentarium naar arbeid zijn bemiddeld voor een periode van minimaal zes maanden. Een plaatsingsresultaat,c.q. plaatsingspercentage, dat in de Rijksbegroting als een prestatieindicator is opgenomen, wordt afhankelijk van de gebruikte databron gedefinieerd en gepresenteerd in deze paragraaf. Tot slot wordt in deze paragraaf het totale aantal arbeidsinpassingen als resultaat van het REA-instrumentarium, ingezet in jaar 2000, vergeleken met de stand behaald over de beginperiode
1 juli 1998-31 december 1999.
Vervolgens wordt in paragraaf 5 getracht af te leiden onder welke voorwaarden de kosten door



7

inzet van de wet REA opwegen tegen de baten in de vorm van besparing op uitkeringen. Samenvatting én conclusies die kunnen worden getrokken uit de informatie over de REA van de afgelopen jaren, volgen in paragraaf 6.
In paragraaf 7 staan de bijlagen die nodig zijn voor een nadere verdieping van de behandelde onderwerpen in deze notitie.




8

2 Budgettair beslag REA
In de fondsnota's doet het UWV verslag van de financiële ontwikkelingen (realisatie en prognoses) van de fondsen van de sociale verzekeringen, waaronder het REA-fonds, die het UWV in beheer heeft. Aan deze fondsnota's zijn de gegevens ontleend omtrent de bedragen die met uitvoering van REA in de jaren 1999 en 2000 gemoeid zijn en de prognose voor 2001. Voor rekening van het Reïntegratiefonds (Rf) komen de volgende kosten:
* Inkoop arbeidsbemiddeling;

* (her)plaatsingsbudget of pakket-op-maat (werkgeversvoorziening);
* voorzieningen werkplek (werkgeversvoorziening);
* loon- en inkomenssuppletie;

* reïntegratie-uitkering bij proefplaatsing of scholing;
* declaratie ziekengeld van een arbeidsgehandicapte (artikel 29b ZW);
* (re)integratievoorzieningen toegekend aan arbeidsgehandicapten;
* uitvoeringskosten;

* overige lasten (w.o. affinanciëring oude reïntegratie-instrumenten AAW/WAO; Subsidies aan instellingen).
Het Rf kent per definitie een sluitende financiering. De kosten die zijn ingegaan na 1 juli 1998 worden verdeeld over de werkloosheidsfondsen en de arbeidsongeschikheidsfondsen. De werkloosheidsfondsen nemen de ene helft voor hun rekening en dragen bij volgens vaste verdeelsleutel (Awf en UfO in verhouding 85:15). De arbeidsongeschikheidsfondsen (Aof, Afz, Afj) nemen de andere helft voor hun rekening en dragen bij naar rato van de uitkeringslasten (Wao, Waz en Wajong).
Tabel 2.1 laat de ontwikkeling van de REA-lasten op hoofdlijnen zien over de jaren 1999 tot en met prognosejaar 2001. De totale lasten voor de populatie gehandicapten waarover het UWV verantwoordelijk draagt, bedroegen in het jaar 2000 513 miljoen euro. De lasten voor de UWV- populatie zijn ten opzichte van 1999 met circa 34% toegenomen. Ook voor het jaar 2001 nemen de uitgaven verder toe. Naast uitgaven uit het Reïntegratiefonds ter uitvoering van de wet REA worden REA-inspanningen voor de gemeentelijke- en Arbvo populatie gefinancierd uit het FWI, Scholing- en Activering-budget. In het jaar 2000 is voor de arbeidsgehandicapten die onder de verantwoordelijkheid van gemeenten of Arbeidsvoorziening vallen 34 miljoen euro besteed aan reïntegratietrajecten en/of reïntegratievoorzieningen.




9
Tabel 2.1: LASTEN Realisaties 1999, 2000 en Voorlopige stand 2001 REA.
(bedragen in miljoenen euro's)
REA 1999 2000 2001 Totale lasten (uit Rf) 383 513 713
1. Inkoop arbeidsbemiddeling 74 73 103
2. subsidies aan werkgevers 67 113 159 w.v. voorzieningen werkplek 8 14 21 w.v. herplaatsingbudget 8 11 14 w.v. plaatsingsbudget 49 83 118 w.v. pakket op maat 2 5 6
3. instrumenten voor werknemers 83 174 247 w.v. uitkeringen REA 45 87 117 w.v. subsidies aan
arbeidsgehandicapten 38 87 130
4. Uitvoeringskosten 49 115 142
5. Overig 110 38 62
Lasten Gemeente/Arbvo-populatie 30 34 38 (uit FWI / budget Scholing&Activering)
TOTAAL 413 547 751

Bronnen:

1) Uit Reïntegratiefonds: Voor 1999 en 2000 Najaarsnota financiële ontwikkeling Lisv-fondsen 2000-2001 resp. 2001-2002, UWV;

2) Jaar 2001: Juninota financiële ontwikkeling UWV-fondsen 2002-2003, juni 2002, UWV
na afstemming met SZW.

Met de inkoop van arbeidsbemiddeling is in jaar 2000 73 miljoen euro gemoeid. De inkoop arbeidsbemiddeling wordt bepaald door het aantal trajecten dat wordt ingezet en de gemiddelde trajectprijs. Inkoop op zich leidt niet tot uitgaven. Pas wanneer een traject daadwerkelijk gestart is, zijn er kosten aan verbonden.
Uitgaven voor de inzet van diverse werkgevers en werknemers voorzieningen, oftewel REA- instrumenten, bedragen in 2000 113 mln euro (werkgevers voorzieningen) respectievelijk 174 mln euro (werknemersvoorzieningen). Zoals al eerder opgemerkt worden REA-instrumenten ook ingezet tijdens het uitvoeren van een reïntegratietraject, de kosten van de ingezette voorzieningen komen dan bovenop de afgesproken trajectprijs tussen UWV en reïntegratiebedrijf (Rib). De kosten van individuele trajecten kunnen sterk uiteenlopen. Er bestaat een grote pluriformiteit van trajecten, waarbij wordt aangesloten bij de individuele behoeften van de arbeidsgehandicapten. De kosten zijn onder andere afhankelijk van de duur van een traject en van de afstand tot de arbeidsmarkt van de betreffende cliënt. UWV houdt in haar ramingen rekening met een gemiddelde trajectprijs voor arbeidsgehandicapten van 2.300 euro. Werkgevers kunnen gedurende 3 jaar een plaatsingsbudget krijgen om een arbeidsgehandicapte in dienst te nemen. Een herplaatsingsbudget kunnen werkgevers gedurende 1 jaar krijgen en is van




10
toepassing als de arbeidsgehandicapte wordt herplaatst in een andere functie bij dezelfde werkgever. Pakket-op-maat wordt in veel mindere mate ingezet voor de cliënt (5 mln euro van de 113 mln, zie tabel 2.1).
Tabel 2.2 geeft een overzicht van de gemiddelde kosten van de meest ingezette werkgeversvoorzieningen. De gemiddelde bedragen voor herplaatsings- en plaatsingssubsidies blijven beneden de maximaal toegestane bedragen per subsidie (3.630 euro voor een herplaatsingsbudget). Doordat in 2001 het aantal plaatsingen dat in het tweede en derde jaar is, is toegenomen, daalt het gemiddelde bedrag voor plaatsingssubsidies licht ten opzichte van 2000. De ontwikkeling van de prijs van het pakket op maat daalt licht in 2001. De ontwikkeling van de prijs van het pakket op maat is het saldo van een afnemend aandeel van de voorzieningen en een toenemend aandeel loonkostensubsidies.

Tabel 2.2: Nominale ontwikkeling meest ingezette werkgeversvoorzieningen (bedragen in euro)
soort plaatsingbudget 2000 2001 Herplaatsingbudget 2 840 2 870 Plaatsingsbudget 3 310 3 270 Pakket op maat 6 300 5 820

Bron: UWV. Januarinota Financiële ontwikkeling UWV-fondsen 2001-2002 De uitkeringen REA zijn in 2000 ten opzichte van 1999 met 93% toegenomen. Onder deze post vallen zowel uitkeringen die worden verstrekt in verband met het volgen van scholing voor maximaal 2 jaar of in verband met een proefplaatsing voor maximaal 6 maanden, als de declaratie door de werkgever van ziekengeld voor een arbeidsgehandicapte die opnieuw ziek wordt. Zoals in paragraaf 3 (tabel 3.2.1) duidelijk zal worden klopt deze toename met de sterkte toename van het gebruik van de werknemersvoorziening scholing, vervoer met betrekking tot scholing, proefplaatsing.
Opmerking: Een directe relatie tussen de toegekende REA-instrumenten in 2000, wat een mutatie t.o.v. het voorgaande jaar aangeeft ( in tabel 3.2.1) en de lasten in tabel 2.1 is niet te geven. Plaatsingsbudgetten evenals de REA-uitkeringen die jaren doorlopen zitten verwerkt in de berekening door het UWV van de rea-lasten op jaarbasis (in tabel 2.1). De uitvoeringskosten in 1999 lijken aanzienlijk lager dan in latere jaren. Dit wordt verklaard doordat in 1999 de uitvoeringskosten met betrekking tot de arbeidstoeleiding van wao'ers ten onrechte werd toegerekend aan de algemene wao uitgaven in plaats van aan de uitvoeringskosten REA. In latere jaren is de boeking gecorrigeerd.
Uitgaven voor gemeentelijke populatie en Arbvo
De uitgaven REA die gemoeid zijn met de reïntegratieactiviteiten voor de gemeentelijke populatie en Arbvo bedragen in 2000 34 mln euro en voor 2001 38 mln euro. Deze uitgaven vormen een onderdeel uit het totale budget FWI voor Scholing en Activering (Artikel U1206 Rijksbegroting SZW).




11

3 Bereik REA: wat doen we ervoor?
In deze paragraaf wordt geanalyseerd hoeveel personen bereikt worden met de instrumenten die de wet REA biedt en gefinancierd worden uit het Reïntegratiefonds. In paragraaf 3.1 zullen de trajecten ingezet voor de populatie die onder de verantwoordelijkheid van het UWV vallen worden geanalyseerd. In paragraaf 3.2 wordt een overzicht gegeven van de instrumenten die voor dezelfde populatie in jaar 2000 zijn ingezet. Instrumenten worden toegekend aan werkgevers die een arbeidsgehandicapte in dienst neemt of houdt of aan arbeidsgehandicapte werknemers -of zelfstandigen zelf. De inzet van deze REA-instrumenten is niet opgedeeld naar gebruik tijdens traject of gebruik buiten traject om. Officiële informatie hierover van het UWV ontbreekt. Evenmin kan op grond van de toegekende reïntegratie-instrumenten in 2000 worden afgeleid welk budget met de onderscheiden instrumenten gemoeid is omdat de cijfers een mutatie weergeven en geen totaal stand en exacte prijzen per voorziening (officieel) niet bekend zijn. Instrumenten kunnen tevens meerdere jaren doorlopen.

Onder het bereik wordt verstaan:

* het aantal arbeidsgehandicapten waarvoor een reïntegratietraject wordt ingezet;
* het aantal arbeidsgehandicapten waaraan of waarvoor REA-instrumenten zijn toegekend buiten trajecten om.
Zoals eerder opgemerkt worden REA-instrumenten ook ingezet voor cliënten die een traject volgen. In de overeengekomen trajectprijs tussen UWV en Reïntegratiebedrijf (Rib) worden de kosten voor bijvoorbeeld scholing vaak niet meegenomen. Op grond van artikel 22 REA kunnen de scholingsuitgaven echter wel worden vergoed aan de Rib. Het onderscheid tussen een traject en een instrument zit vooral in de diverse activiteiten die voor een cliënt worden ondernomen. Een traject kent diverse stappen als intake, diagnostische fase, aanbodversterking en plaatsing plus nazorg (zie ook de interdepartementale beleidsonderzoeken n.a.v. rapport `Aan de Slag'). Binnen de stappen aanbodversterking en plaatsing plus nazorg wordt vaak gebruik gemaakt van REA-instrumenten.




12

3.1 Inkoop trajecten
Volgens Remon hebben de uvi's in 2000 in totaal 48.658 nieuwe reïntegratietrajecten ingekocht waarvan 27.183 bij Arbvo en 21.475 bij andere private reïntegratiebedrijven (rib's). Opvallend is de enorme toename van inkoop van trajecten bij private rib's zoals weergegeven in tabel 3.1.1. In 1998 werd nog slechts 2% van de trajecten bij private rib's ingekocht. In het jaar 1999 is dit reeds 17 % en in het jaar 2000 is 44% van de trajecten bij andere rib's dan Arbvo ingekocht.

Tabel 3.1.1 Aantal personen waarvoor traject is ingekocht bij Arbvo en derden 1998 1999 2000 Inkoop totaal 15.240 44.412 48.658 inkoop bij Arbvo 14.906 36.654 27.183 (98%) (83%) (56%) inkoop bij derden 334 7.758 21.475 (2%) (17%) (44%) BRON: REMON, UWV.
Trajecten die voor arbeidsgehandicapten worden ingekocht hebben veelal een looptijd van langer dan 1 jaar. Dit blijkt ook uit de onderstaande tabel 3.1.2 waarin wordt aangegeven dat van de ingekochte trajecten in 1998, respectievelijk 1999 en 2000 in het betreffende jaar zelf slechts een laag percentage wordt beëindigd. Zo zijn er van de ingekochte trajecten in 2000 slechts 25% beëindigd in 2000. De overige trajecten lopen nog ultimo 2000.

Tabel 3.1.2 Inkoop traject naar jaar van beëindiging of nog lopend ultimo 2000 Alsmede totaal beëindigde trajecten per jaar van inkoop 1998 van inkoop 1999 van inkoop 2000 traject
beëindigd:
in 1998
in 1999 19% 19% in 2000 16% 23% 25% traject nog lopend 65% 58% 75% ultimo 2000
totaal beëindigde
trajecten 5.354 18.641 12.303

BRON: REMON, UWV.
Voor het vaststellen van het plaatsingspercentage is het van belang te weten hoeveel ingekochte




13
trajecten daadwerkelijk gestart en beëindigd zijn. Uit tabel 3.1.2 wordt duidelijk dat een zeer hoog percentage van de trajecten nog niet beëindigd is en dat vele trajecten nog doorlopen of waarschijnlijk nooit gestart zijn (met name zal dit voor de inkoop in 1998 het geval zijn). In paragraaf 4, waarin de plaatsingsresultaten worden besproken, zal hier uitgebreid op terug worden gekomen.
Nadere analyse van de personen waarvoor trajecten in het jaar 2000 zijn ingekocht levert het volgende beeld op:
Uit REMON blijkt dat de trajecten in het jaar 2000 grotendeels zijn ingekocht voor het zittende WAO, WAZ en Wajong bestand en voor personen zonder arbeidsongeschikheidsuitkering:

Tabel 3.1.3 Inkoop trajecten naar typering
sociale verzekeringsuitkering
Inkoop in 2000 voor :
Nieuwe instroom (WAO, WAZ, WAJONG) 15% Zittend bestand (WAO, WAZ, WAJONG) 45% Personen zonder AO uitkering 40% Bron: Remon, UWV
Onder nieuwe instroom wordt verstaan arbeidsongeschikten die in het jaar 2000 zijn ingestroomd in één van de arbeidsongeschikheidsregelingen. Terwijl zittend bestand bestaat uit arbeidsongeschikten die vóór het jaar 2000 zijn ingestroomd in de Wao, Waz of Wajong. Hierbij is een kanttekening te plaatsen: Arbeidsongeschikten waarvoor in het jaar 2000 trajecten zijn ingekocht en die vóór het jaar 2000 zijn ingestroomd in de WAO/WAZ/Wajong worden allen gerekend tot het zittende arbeidsongeschiktheidsbestand. Dit betekent dat cliënten die korter dan één jaar een uitkering hebben op moment van aanvang van een traject gerekend worden tot het zittend bestand. In feite zou een deel van de instroom in een van arbeidsongeschikheidsregelingen in het jaar 1999 gerekend kunnen worden tot de nieuwe instroom als rekening wordt gehouden met de duur van een uitkering (korter dan één jaar) op moment van aanvang van een traject. Bij benadering zou de helft van de instroom in jaar 1999 waarvoor trajecten in jaar 2000 zijn ingekocht gerekend kunnen worden tot de `nieuwe instroom'. Dit zou een correctie opleveren van 8%, dat wil zeggen 23 % van de inkoop van trajecten in het jaar 2000 vindt plaats voor de nieuwe instroom.
Voor 42% van de arbeidsongeschikten (zittend bestand en nieuwe instroom) waarvoor trajecten zijn ingekocht in 2000, geldt dat zij deels arbeidsongeschikt zijn verklaard, 58 % is geheel arbeidsongeschikt verklaard. Zolang geheel arbeidsongeschikten nog een verdiencapaciteit hebben worden trajecten ingezet om hen te reïntegreren en is het mogelijk dat het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt verlaagd als de arbeidsongeschikte gaat werken en daarmee ook de arbeidsongeschikheidsuitkering.
Bij 40% van de personen waarvoor een reïntegratietraject is ingekocht staat in REMON geregistreerd dat zij geen arbeidsongeschikheidsuitkering ontvangen2. Dit roept de vraag op


2 Achterstand in de claimbeoordeling WAO kan ertoe bijdragen dat in REMON personen die al uit het eerste ziektejaar zijn, ten onrechte worden geregistreerd als personen zonder ao-uitkering bij aanvang van het rea- traject.




14
waarom voor deze mensen toch een traject wordt ingekocht, zij zijn immers niet arbeidsongeschikt. De verklaring is als volgt:

* Personen die zich in het eerste ziektejaar (ZW) bevinden (en geen ao-uitkering hebben) kunnen in aanmerking komen voor een rea-traject als de werkgever aangeeft dat de werknemer naar verwachting niet kan terugkeren. Indien het UWV tevens vaststelt dat de werknemer arbeidsgehandicapt is komt hij/zij in aanmerking voor een rea-traject. Bij de aanvang van een traject voor deze persoon wordt in Remon de status/positie van deze persoon geregistreerd (geen ao-uitkering). Het is heel goed mogelijk dat deze arbeidsgehandicapte een half tot een jaar later wel een ao-uitkering ontvangt. In het PIAV systeem (UWV) wordt de aanvang van een ao-uitkering voor een persoon bijgehouden, wat afwijkt van het moment van registratie in Remon van de status voor deze persoon.
* Personen die minder dan 15% arbeidsongeschikt zijn verklaard hebben geen ao-uitkering. Zij zijn niet arbeidsongeschikt maar kunnen wel arbeidsgehandicapt zijn3. Indien zij door hun arbeidshandicap niet kunnen terugkeren naar hun oude werkgever komen zij in aanmerking voor een rea -traject. De mate van arbeidsongeschiktheid is niet alles bepalend voor het in aanmerking komen voor een rea -traject. Zolang er een verdiencapaciteit blijft bestaan, de persoon als arbeidsgehandicapte kan worden aangemerkt en een link met een sociale verzekeringsuitkering (in dit geval waarschijnlijk WW of zolang het contract tussen de werknemer en werkgever nog niet is verbroken) bestaat, is reïntegratie met behulp van het UWV mogelijk.
De volumecijfers van de hierboven genoemde groepen zonder ao-uitkering, i.e.personen in het eerste ziektejaar of minder dan 15% arbeidsongeschikt, zijn op dit moment niet voorhanden. Door koppeling achteraf van REMON aan het PIAV systeem zou inzicht verkregen kunnen worden in het percentage van de groep personen in het eerste ziektejaar dat uiteindelijk uit de WAO blijft door inzetten van REA-trajecten. Een dergelijke koppeling was thans nog niet voor handen.
3.2 Inzet REA-instrumenten
In 2000 werden totaal 58.105 reïntegratie-instrumenten ingezet voor de populatie die onder de verantwoordelijkheid van het UWV valt. Welke en hoeveel voorzieningen gebruikt worden tijdens een ingezet traject of juist buiten een traject om voor een cliënt is niet precies aan te geven. Wel is bekend dat de voorziening scholing (gefinancierd uit Rf op grond van artikel 22 van de wet REA) vaak wordt ingezet naast een traject (gefinancierd uit Rf op grond van artikel 10 van de wet REA). In tabel 3.2.1 staat een overzicht van het aantal toegekende instrumenten verdeeld naar werkgevers-, werknemers- en zelfstandige voorzieningen. In 2000 zijn de werkgeversvoorzieningen `plaatsingsbudget', `voorzieningen eigen werk' en werknemers

3 Degenen die maximaal vijf jaar geleden een ZW-, WAO-, WAZ- of WAJONG uitkering ontvingen, worden beschouwd als arbeidsgehandicapten.




15
voorzieningen `voorziening scholing' en `vervoersvoorziening leef en werk' het meest ingezet (76% van alle ingezette instrumenten bestaat uit één van de vier genoemde voorzieningen). Overigens zijn veel van de toegekende vervoersvoorzieningen bestemd voor het vervoer van leerlingen in het speciaal onderwijs en dus niet gericht op het krijgen/behoud van een baan. In schooljaar 2002/2003 komt hier verandering in en zullen het ministerie van OCW en de gemeenten deze kosten voor hun rekening nemen.

Tabel 3.2.1: Overzicht aantal toegekende REA-instrumenten in 1999 respectievelijk 2000 (mutaties t.o.v. voorgaand jaar) 1999 2000 groei(%)

Toegekende reïntegratie instrumenten 32 143 58 105 81% Werkgeversvoorzieningen
Herplaatsingsbudget 1 357 2 374 75% plaatsingsbudget 8 064 12 891 60% pakket op maat 417 511 23% voorzieningen eigen werk 4 723 8 992 90% loondispensatie 685 1 405 105% Werknemersvoorzieningen
voorziening scholing 8 541 11 158 31% proefplaatsing en deelname activiteit 1 374 4 557 232% reïntegratie-uitkering 1 112 2 500 125% vervoersvoorziening leef en werk 3 292 10 886 231% persoonlijke ondersteuning 1 760 1 731 -2% communicatievoorziening voor doven 138 118 -15% loonsuppletie 503 838 67% persoonsgebonden budget 33 51 55% Zelfstandige voorzieningen
inkomenssuppletie 10 12 20% toelage arbeidsgehandicapte zelfstandige 105 43 -60% starterskrediet 29 38 31% Bron: UWV. Kwartaaloverzicht arbeidsongeschiktheid ,1e tot en met
4e kwartaal 1999, 2000.
De toename in percentage van ingezette instrumenten is enorm te noemen voor vervoersvoorziening en proefplaatsing of deelname activiteit. Zoals al eerder opgemerkt in paragraaf 2 worden REA- uitkeringen verstrekt in verband met een proefplaatsing voor maximaal 6 maanden. Ondanks deze volumemutaties van ingezette instrumenten is een financieel overzicht van uitgaven uit het Reïntegratiefonds op basis van de volumecijfers niet direct op te stellen. Inzage in de prijzen van de verschillende instrumenten ontbreekt, op de plaatsingsbudgetten voor werkgevers na. Ook dienen de beginstanden naast mutaties bekend te zijn indien voorzieningen langer dan één jaar doorlopen.




16

4 Resultaat REA: wat bereiken we ermee?

Algemeen wordt onder resultaat verstaan:

* het aantal trajecten dat met arbeidsinpassing wordt afgesloten;
* het aantal arbeidsinpassingen dat in stand is gehouden of tot stand is gebracht door de inzet van REA-instrumenten buiten trajecten om.
In deze paragraaf worden de prestaties van de wet REA besproken in de zin van arbeidsinpassingen. Achtereenvolgens worden de resultaten besproken voor de populatie arbeidsgehandicapten waar het UWV verantwoordelijk voor is en voor de populaties arbeidsgehandicapten waar de gemeenten of Arbeidsvoorziening verantwoordelijk voor zijn. Voor de resultaatmeting voor de UWV-populatie worden twee methoden gepresenteerd, te weten een op basis van de reïntegratiemonitor `REMON' en een op basis van een koppeling van REMON met het `Verzekerde Personen -en Dienstverbanden' (VPD) bestand. In REMON worden arbeidsinpassingen en beëindigingen van trajecten niet netjes geregistreerd, zij worden daarom afgeleid van ingezette instrumenten.Door middel van een koppeling van REMON met het VPD- bestand wordt getracht een scherper beeld te schetsen, maar ook hier moet worden geconstateerd dat de resultaten voor discussie vatbaar zijn. Andere methodieken kunnen echter pas worden ontwikkeld als een verbeteringsslag van de beleidsinformatie is gemaakt. De resultaten voor de populatie gehandicapten die onder de verantwoordelijkheid van gemeenten of arbeidsvoorziening vallen, zijn gebaseerd op informatie van Arbeidsvoorziening, te weten het VAKWERK bestand. Arbeidsinpassingen voor de UWV-populatie als resultaat van de inzet van rea-trajecten worden eerst gepresenteerd. Vervolgens worden de plaatsingen voor dezelfde populatie als resultaat van het inzetten van rea-instrumenten buiten trajecten om behandeld. In paragraaf 4.4 wordt een totaal overzicht van de arbeidsinpassingen als resultaat van de wet REA gegeven. De waargenomen resultaten na inzet van rea-middelen in het jaar 2000 worden vergeleken met overeenkomstige resultaten over de eerste anderhalf jaar REA. 4.1 Resultaat uit inzet reïntegratietrajecten
In tabel 4.1.1 staat het aantal plaatsingen in 2000 uit de ingekochte trajecten in 2000 opgedeeld naar nieuwe instroom, zittend bestand en personen zonder ao-uitkering (i.e. de rijen). Per kolom is te lezen hoeveel personen terugkeren naar hun oude werkgever of geplaatst worden bij een andere werkgever, geplaatst of herplaatst worden 4 of als zelfstandige hun werkzaamheden voortzetten. Opgedeeld naar nieuwe instroom, zittend ao-bestand en arbeidsgehandicapten zonder ao-uitkering is in percentages weergegeven welk deel terugkeert naar de eigen oude werkgever of anderszins geplaatst wordt.

4 In Remon wordt de soort plaatsing afgeleid van het laatst toegekende wettelijke REA -instrument. Indien niet duidelijk is om wat voor soort plaatsing het gaat omdat het niet eenduidig is af te leiden uit het laatst toegekende rea -instrument (zoals bij de werkgeversvoorziening "Pakket op maat") wordt de plaatsing ingedeeld in de categorie "plaatsing / herplaatsing".




17
Tabel 4.1.1 Plaatsingen in 2000 uit inkoop in 2000 naar soort plaatsing per sub-doelgroep Eigen Eigen plaatsing plaatsing Gestart of Totaal werkgever werkgever andere of voortgezet aantal oude nieuwe werkgever herplaatsing als plaatsingen functie functie zelfstandige (rij) Instroom ao22% 1% 54% 22% 1% 1.258 Bestand ao 31% 4% 46% 19% 0% 2.064 geen ao 28% 5% 52% 15% 0% 2.016 Totaal aantal
plaatsingen(kolom) 1.478 200 2.680 959 21 5.338 (28%) (4%) (50%) (18%) (0%) (100%) BRON:REMON,UWV.
In totaal heeft het UWV per ultimo 2000 5.338 arbeidsinpassingen afgeleid als resultaat van de ingekochte trajecten in het jaar 2000. Circa 50% van de arbeidsinpassingen heeft plaats gevonden bij nieuwe werkgevers, zoals ook beoogd bij inzet van reïntegratietrajecten. Voor het zittend ao- bestand ligt dit percentage iets onder het gemiddelde (46%) en voor de overige groepen boven het gemiddelde (nieuwe instroom 54% en geen ao-uitkering 52%). Evengoed is een groot aantal cliënten herplaatst bij de oude werkgever. Circa 28% (=1.478/5.338) van de cliënten keert terug naar de eigen werkgever in de oude functie. En naar sub-doelgroep geldt deze terugkeer in mindere mate voor de nieuwe ao-instroom (22%).
Juist het volgen van een traject wordt door het UWV ingezet indien terugkeer naar de eigen werkgever niet mogelijk is. Kennelijk komt het vaak voor dat Arbvo en andere reïntegratie bedrijven, afwijkend van de UWV opvatting, alsnog tot de bevinding komen dat terugkeer naar de oude werkgever mogelijk is. In de evaluatie over de eerste anderhalf jaar REA werd dit ook al geconstateerd. Over deze periode werd 65% van de arbeidsgehandicapten geplaatst bij nieuwe werkgevers terwijl 16% terugkeerde naar de eigen werkgever in de oude functie (zie paragraaf 4.1.2.1.a. in werkdocument 178 SZW).
Arbeidsinpassing wordt voor 24% van de cliënten bewerkstelligd die behoren tot de nieuwe instroom, 38% behoort tot het zittende bestand en tevens 38% behoort tot de personen zonder arbeidsongeschikheidsuitkering5.Na vergelijken van deze cijfers met de gegevens over inkoop trajecten uit paragraaf 3 (tabel 3.1.3) valt op dat relatief meer nieuwe instroom geplaatst wordt. Uit tabel 4.1.2 wordt duidelijk dat er enige tijd overheen gaat voordat een traject tot een arbeidsinpassing leidt. Uit de inkoop in 1998 (na invoeren van de wet REA per 1 juli 1998) volgen 435 plaatsingen in 1998 zelf, 1.352 plaatsingen in 1999 en zelfs 1.373 plaatsingen in 2000.


5 Nieuwe instroom en zittend bestand worden bepaald door het jaar van instroom in één van de arbeidsongeschikheidsregelingen (zoals ook in de vorige evaluatie). De (fictieve) correctie die in paragraaf 3.1.3 is voorgesteld zou anders op alle informatie uit Remon moeten worden toegepast. Wij zullen dit niet doen omdat een vergelijking met de vorige evaluatie anders niet mogelijk is.




18
Ook voor 1999 zien we dat er meer arbeidsinpassingen worden waargenomen in 2000 dan in 1999 als resultaat van ingezette REA-trajecten. Verklaring: voordat een traject gestart is en resulteert in een arbeidsinpassing is vaak meer dan één jaar verstreken. Een traject kan op zichzelf al een jaar in beslag nemen, vervolgens kunnen enige maanden gemoeid gaan met het vinden van een geschikte baan, die minimaal zes maanden voortduurt.

Tabel 4.1.2 Plaatsing jaar t uit inkoop t, t-1, t-2 1998 1999 2000 Totaal Inkoop traject: 15.240 44.412 48.658 Plaatsing in jaar:
1998 435 435 1999 1.352 3.507 4.859 2000 1.373 5.469 5.338 12.180 Totaal 3.160 8.976 5.338 BRON:REMON, UWV.
In jaar 2000 zijn 12.180 arbeidgehandicapten geplaatst, waarvan 1.373 uit inkoop trajecten in 1998, 5.469 uit inkoop trajecten in 1999 en 5.338 uit inkoop trajecten in 2000. De vertraging waarmee inkoop van een traject resulteert in een arbeidsinpassing wordt hiermee nog eens duidelijk gemaakt. Circa 56% van de arbeidsinpassingen in het jaar 2000 volgen uit de inzet van trajecten in de jaren 1998 en 1999.
Van de ingekochte trajecten in 2000 is een groot aantal nog lopend (zie tabel 3.1.2). Het aantal plaatsingen uit deze nog lopende trajecten kunnen nog fors stijgen in latere jaren. In de vorige evaluatie 1998/1999 werd een plaatsingspercentage berekend door het aantal plaatsingen als resultaat van reïntegratietrajecten te relateren aan het aantal beëindigde trajecten. Doen we dit nu weer dan vinden we met cijfers uit REMON voor het jaar 2000 5.338 arbeidsinpassingen op 12.303 beëindigde trajecten (zie tabel 3.1.2). Ofwel een plaatsingspercentage van ruim 43%. Dit ligt ruim boven de verwachting die voor het jaar 2000 in de begroting 2002 gezet is op 35%. Echter moet wel worden opgemerkt dat het UWV dit plaatsingspercentage niet hard noemt, omdat plaatsingen (als resultaat van trajecten) en het beëindigen van trajecten niet door de uvi's zelf worden geregistreerd maar aan de hand van ingezette rea-instrumenten in REMON worden afgeleid. Koppelings-bestand: REMON-VPD
Bij het plaatsingspercentage op basis van REMON zijn, zoals eerder opgemerkt, kanttekeningen te plaatsen. Zo wordt het kenmerk `plaatsing' in de statistiek nauwelijks gevuld. Om die reden is in eerste instantie het aantal plaatsingen afgeleid uit de inzet van wettelijke reïntegratie-instrumenten. Overigens kan het dan zo zijn dat het werkelijke aantal arbeidsgehandicapten dat dankzij een traject een baan vindt is onderschat. Een plaatsing kan namelijk ook gerealiseerd worden zonder dat een werkgevers - of werknemersvoorziening is ingezet. Een plaatsing waarbij een werkgever (bewust of onbewust) geen gebruik maakt van het recht op bijvoorbeeld een (her)plaatsingsbudget, wordt dus niet waargenomen. Aan de andere kant gaat REMON er middels




19
deze afleidingswijze vanuit dat de meeste voorzieningen tot een plaatsing leiden. Dit leidt juist weer tot een overschatting van het aantal plaatsingen.
Om voorgaande `mitsen en maren' zoveel mogelijk in te perken is UWV op zoek gegaan naar een andere, meer betrouwbare manier om de plaatsingsgegevens te achterhalen. Het UWV heeft daarom een bestandskoppeling gelegd tussen de Reïntegratie Monitor (Remon) en het `Verzekerde Personen en Dienstverbanden'-bestand (VPD). Op basis van deze koppeling worden dienstverbanden van personen waarvoor trajecten zijn ingekocht gerelateerd aan het aantal ingekochte trajecten. (In bijlage D wordt dieper op de verschillen in berekeningen van plaatsingspercentages op basis van Vakwerk respectievelijk het Remon-VPD bestand ingegaan). Door koppeling van Remon met het VPD bestand kan niet worden aangenomen dat de inkoop van een rea-traject op zichzelf geleid heeft tot een plaatsing c.q. dienstverband. In het koppelingsbestand Remon-VPD wordt echter een onderscheid gemaakt tussen nieuwe dienstverbanden en al bestaande dienstverbanden van personen voor wie een traject is ingekocht.Van deze informatie wordt in tabel 4.1.3, waarin het aantal plaatsingen (c.q. dienstverbanden) volgens de koppelingsanalyse wordt gepresenteerd, gebruik gemaakt. Het belang van het onderscheid kan als volgt worden uitgelegd: Een dienstverband kan al bestaan als de persoon in het eerste ziektejaar of eerste jaar arbeidsongeschiktheid (wao,waz of wajong) zit, oftewel een zogenaamd wettelijk dienstverband heeft. Zo'n al bestaand dienstverband kan niet worden toegeschreven aan de inzet van een rea- traject. Voor nieuwe dienstverbanden is het aannemelijker dat zij voortvloeien uit de inzet van het rea-traject. Nog steeds kan niet gesproken worden van een eenduidige relatie omdat niet bekend is of een traject daadwerkelijk wordt gestart of beëindigd. De resultaten uit het koppelingsbestand in tabel 4.1.3. kunnen als volgt worden toegelicht: Alle personen voor wie in jaar 1999 een reïntegratietraject is ingekocht (te weten 44.412 personen) zijn geselecteerd en daarvoor is een koppeling gemaakt met het VPD-bestand. Hiervan zijn 9.361 personen in het jaar 1999 een nieuw dienstverband aangegaan en 6.172 personen zijn in het jaar 2000 een nieuw dienstverband aangegaan dat minimaal 6 maanden stand houdt, 8.618 personen zijn geen nieuw dienstverband in jaar 1999 of jaar 2000 aangegaan maar er bestond al een dienstverband op 1 januari 1999.
Van het cohort personen waarvoor in het jaar 2000 een traject is ingekocht (voor 48.658 personen) hebben er ultimo derde kwartaal van het jaar 2001 9.146 personen in het jaar 2000 een nieuw dienstverband gestart, 5.214 personen in het jaar 2001 een nieuw dienstverband gestart en voor 13.882 personen bestaat al een dienstverband op 1 januari 2000. Vanwege de doorlooptijd van een traject en de periode tussen afronding traject en start van het dienstverband worden veel nieuwe dienstverbanden gerealiseerd na afloop van het jaar waarin het traject is ingekocht. Het aantal nieuwe dienstverbanden voor het cohort personen waarvoor in het jaar 2000 trajecten zijn ingekocht kan in (het vierde kwartaal) van het jaar 2001 en in het jaar 2002 nog verder toenemen.




20
Tabel 4.1.3: Aantal dienstverbanden (dv) van personen waarvoor in 1999 resp. 2000 een traject is ingekocht volgens koppelingsbestand REMON-VPD Jaar inkoop 1999 2000 Aantal ingekochte trajecten 44 412 48 658 Aantal nieuwe dienstverbanden:
Start in 1999 9 361 n.v.t. Start in 2000 6 172 9 146 Start in 2001 pm 5 214 Totaal nieuwe dienstverbanden 15 533 14 360 Fractie nieuwe dienstverbanden
van inkoop trajecten 35% 30%

Geen nieuw dv in 1999, 2000
er bestaat al een dienstverband 8 618 n.v.t. Geen nieuw dv in 2000, 2001
er bestaat al een dienstverband n.v.t. 13 882 Fractie (totale) dienstverbanden
van inkoop trajecten 54% 58%

Bron: REMON-VPD, Voorlopige stand tot en met derde kwartaal 2001, UWV. Uit tabel 4.1.3 kan geconcludeerd worden dat 30% van de personen waarvoor rea-trajecten zijn ingekocht in het jaar 2000 een dienstverband zijn aangegaan als gevolg van deze (ingekochte en zeer waarschijnlijk ingezette) trajecten. Dit percentage zal uiteindelijk dus nog oplopen, als de resultaten over de jaren 2001 en 2002 compleet zijn. Voor personen waarvoor trajecten zijn ingekocht en er sprake is van al bestaande dienstverbanden (voor 13.882 personen in het jaar 2000) is minder duidelijk aan te geven dat zij een dienstverband hebben of zullen behouden als gevolg van de inkoop (inzet) van deze rea-trajecten. Een voorlopige analyse van de groep arbeidsgehandicapten waarvoor een traject is ingekocht en een al bestaand dienstverband bestaat volgens het VPD-bestand, wordt in bijlage E gegeven. Afhankelijk van de duurzaamheid van al bestaande dienstverbanden is het aannemelijk dat deze dienstverbanden blijven bestaan als resultaat van de inkoop van trajecten. Het plaatsingspercentage gebaseerd op enkel nieuwe dienstverbanden levert een ondergrens op van 30%, terwijl het plaatsingspercentage gebaseerd op nieuwe én al bestaande dienstverbanden uit het VPD-bestand een bovengrens aangeeft van 58%.
4.2 Resultaat uit REA-instrumenten




21
In deze paragraaf wordt gekeken naar plaatsingen die zonder inkoop van een traject tot stand komen maar waarbij één of enkele REA-instrumenten zijn ingezet. Dit kunnen voor een arbeidsgehandicapte, die reïntegreert bij de oude of nieuwe werkgever, zowel werkgevers- als werknemers-voorzieningen betreffen. In tabel 4.2.1 staan plaatsingen in het jaar 2000 voor personen waarvoor geen trajecten zijn ingekocht, naar sub-doelgroep nieuwe ao-instroom, zittend ao-bestand en personen zonder ao-uitkering. Per kolom is onder kopje totaal af te lezen om hoeveel arbeidsinpassingen per soort plaatsing het gaat.

Tabel 4.2.1 Plaatsingen in jaar 2000 naar sub-doelgroep en soort plaatsing (zonder inkoop traject), met gebruik van rea-instrumenten.
Eigen Eigen plaatsing plaatsing of Gestart of Totaal werkgever werkgever andere herplaatsing voortgezet oude functie nieuwe werkgever als functie zelfstandige

Instroom 14% 5% 59% 21% 1% 3.708 Bestand 24% 22% 38% 16% 0% 3.877 geen ao 26% 6% 10% 58% 0% 16.095

Totaal 5.652 1.982 5.294 10.706 46 23.680

BRON:REMON,UWV.
Voor de groep personen zonder ao-uitkering is op basis van REMON voor 58% niet duidelijk aan te geven of zij terugkeren bij de oude werkgever of in dienst treden bij een nieuwe werkgever. Zoals al eerder uitgelegd heeft dit te maken met de gehanteerde afleidingsmethodiek voor vaststellen van soort plaatsing op basis van ingezette wettelijke REA-instrumenten. Het inzettten van enkel REA-instrumenten voor arbeidsgehandicapten is met name bedoeld om terugkeer bij de eigen oude werkgever of behoud van de oude functie bij de eigen werkgever mogelijk te maken. Voor circa eenderde van de arbeidsgehandicapten waarvoor instrumenten in het jaar 2000 zijn ingezet is dit het geval. Van de arbeidsgehandicapten die behoren tot het zittend ao-bestand en zijn ingestroomd in één van de arbeidsongeschikheidsregelingen vóór het jaar 20006, keert 46% terug naar de eigen werkgever.
Nieuwe ao-instroom in het jaar 2000 vindt voornamelijk (i.e. 59%) werk bij een nieuwe werkgever na gebruik van één van de REA-voorzieningen. De volgende tabel 4.2.2 geeft een overzicht naar het gebruik van voorzieningen, opgedeeld naar soort plaatsing.

Tabel 4.2.2 Plaatsingen in 2000 naar instrument en soort plaatsing zonder inkoop traject Eigen Eigen Plaatsing Plaatsing of Gestart of Totaal


6 Het dienstverband met de oude werkgever hoeft niet verbroken te zijn ingeval het bedrijf eigen risico-drager voor de eerste 5 jaren wao is. Ex-wao'ers behouden hun status van arbeidsgehandicapte ook vijf opeenvolgende jaren vanaf de dag dat zij arbeidsongeschikt ( en dan per definitie arbeidsgehandicapt) zijn verklaard.




22
werkgever werkgever andere herplaatsing voortgezet oude functie nieuwe werkgever als functie zelfstandige

Werkgevers- 4.855 1.883 4.689 501 11.928 voorziening
Werknemers 22 9.851 9.873 voorziening
Zelfstandige 39 39 voorziening
Combinatie 797 99 583 354 7 1.840 van voor-
zieningen
Totaal 5.652 1.982 5.294 10.706 46 23.680

BRON:REMON,UWV.
Voor de terugkeer bij de oude werkgever wordt zoals blijkt uit tabel 4.2.2 standaard gebruik gemaakt van een van de werkgeversvoorzieningen zoals opgesomd in tabel 3.2.1 in paragraaf 3.2, vaak zal het gaan om een herplaatsingsbudget of voorziening eigen werk (als aanpassen werkplek e.d.). Voor de werknemersvoorzieningen is met REMON niet helder aan te geven of zij juist bij nieuwe plaatsingen of herplaatsingen worden ingezet. 4.3 Resultaat Gemeente -en Arbvo populatie
Aanmeldingen voor bemiddeling en inzet van trajecten bij Arbeidsvoorziening voor de drie doelgroepen:

* Populatie UWV

* Gemeente populatie

* Populatie Arbeidsvoorziening
zijn door Arbeidsvoorziening bijgehouden in het cliënt-volg systeem VAKWERK. Per halfjaars- cohort worden de aanmeldingen gevolgd op vervolg activiteiten als traject gestart, traject beëindigd en traject resulterend in een arbeidsinpassing.
Het Vakwerk bestand is op dit moment het enige bestand dat over het jaar 2000 informatie kan leveren over bemiddeling van arbeidsgehandicapten die onder de verantwoordelijkheid van de Gemeenten of Arbeidsvoorziening vallen. De resultaten over de arbeidsinpassingen na inzet traject voor de arbeidsgehandicapten die onder de verantwoordelijkheid van het UWV vallen en bemiddeld worden door Arbeidsvoorziening, geven slechts een partieel beeld weer nu andere Rib's een groot deel van de reïntegratie-activiteiten uitvoeren. Derhalve staan deze resultaten op basis van het Vakwerk bestand van Arbeidsvoorziening in bijlage B. Populatie gemeenten




23
De gemeenten hebben in 2000 10.4007 arbeidsgehandicapten aangemeld bij Arbeidsvoorziening. Het aantal arbeidsgehandicapten dat vervolgens zonder traject weer uitstroomt is erg hoog: ruim 68%. De reden hiervan is dat gemeenten moeite hebben om reële REA-cliënten in hun bestanden te herkennen. Onder de aanmeldingen bevinden zich waarschijnlijk veel fase 4 cliënten die door Arbeidsvoorziening niet geholpen kunnen worden.
Figuur 4.3.1 Aanmeldingen Gemeenten bij Arbvo

door gemeenten aangemeld bij Arbeidsvoorziening 10.400 geen traject ontvangen
7.135
wacht nog op traject trajecten gestart 217 3.048

traject beeindigd
1.898



traject nog lopend
1.150 arbeidsinpassing
371 BRON: VAKWERK, Kliq, 2001 .
Van de 3.048 gestarte trajecten in 2000, zijn er 1.150 nog lopend eind 2001 (circa 38%, zie ook bijlage C). In jaar 2000 zijn 1.898 trajecten voor de gemeente populatie beëindigd (gecorrigeerd voor beëindigingen om administratieve redenen), waarvan slechts 371 resulteren in een arbeidsinpassing die minimaal 6 maanden stand houdt. Het plaatsingsresultaat komt dan uit op circa
20%.
Populatie Arbeidsvoorziening
De reïntegratie inspanningen ten behoeve van de Arbvo-populatie zijn in 2000 beperkt van omvang. Slechts 1.372 arbeidsgehandicapten zonder werk en zonder uitkering of ANW-ers zijn in
2000 aangemeld bij Arbvo. Hiervan stroomt 55% uit zonder traject. Van de 600 trajecten (gecorrigeerd: 644 gestarte trajecten minus 44 dubbeltellingen om administratieve redenen) is ruim eenderde nog lopend eind 2001. Van de beëindigde trajecten resulteert circa 38% in een arbeidsinpassing met een contract duur van minimaal zes maanden. Dit percentage is het hoogst van alle drie de REA-populaties aangemeld bij Arbeidsvoorziening (zie ook bijlage B). Hierbij moet echter de kanttekening worden geplaatst dat het bij de populatie zonder werk en zonder uitkering om zeer kleine aantallen gaat en dat er daarom geen structurele betekenis aan mag worden toegekend.


7 Aanmeldingen zijn gecorrigeerd voor dubbeltellingen van het aantal gestarte trajecten als gevolg van beëindigingen van trajecten om administratieve redenen. Correctie betreft 171 cases.




24

Figuur 3.3.2 Aanmeldingen voor Arbvo populatie bij Arbeidsvoorziening

door arbvo aangemeld bij Arbeidsvoorziening

1.372
geen traject ontvangen
751



wacht nog op traject trajecten gestart
21 600





traject beëindigd
383

traject nog lopend arbeidsinpassing
217 146 BRON: VAKWERK, Kliq, 2001 .
In bijlage C staat het overzicht van de gegevens uit Vakwerk met betrekking tot aanmeldingen bij Arbvo en verloop van trajecten per halfjaars-cohort voor de drie onderscheiden deelpopulaties. Deze gegevens van Arbvo zijn uiteraard exclusief de trajecten die zijn ingekocht bij private reïntegratiebedrijven.




25


4.4 Totaal overzicht plaatsingen
De resultaten die in de voorgaande sub-paragrafen zijn gepresenteerd, worden in tabel 4.4.1 samengebracht en vergeleken met de behaalde resultaten over de periode 1 juli 1998 tot en met 31 december 1999. Daarbij is er voor de UWV-populatie, waar sprake is van trajecten, aangesloten op het resultaat van de bestandskoppeling REMON-VPD. Voor het jaar 2000 zijn deze resultaten nog onvolledig.
Plaatsingen van arbeidsgehandicapten waarvoor geen trajecten zijn ingekocht maar wel instrumenten zijn ingezet, zijn afkomstig uit de registratie in Remon.

Tabel 4.4.1 Aantal plaatsingen naar doelgroep na inzet van REA middelen in periode juli
1998-1999 en het jaar 2000


Juli 1998-1999 2000 UWV populatie
met traject 15.5338 14.3609 met instrument 16.772 23.680 (zonder traject)
Gemeente populatie
met traject 216 371 Arbvo populatie
met traject 85 146

Totaal 32.606 38.557 Bronnen: REMON, REMON-VPD bestand, UWV; Vakwerk, Arbeidsvoorziening. Voornamelijk het aantal plaatsingen door enkel inzetten van instrumenten is sterk toegenomen. Op jaarbasis van 13.918 plaatsingen in 1999 naar 23.680 plaatsingen in 2000. Een vergelijking van het aantal plaatsingen in eerste anderhalf jaar REA en in het jaar 2000 dat volgt na inzet van rea- trajecten is lastiger omdat resultaten over de tweede helft 1998 op basis van het koppelbestand Remon-VPD niet beschikbaar zijn. De totale stand van 32.606 voor eerste anderhalf jaar REA kan derhalve zijn onderschat. De 15.533 plaatsingen na de inkoop van trajecten in het jaar 1999 zijn wel direct vergelijkbaar met de 14.360 plaatsingen na de inkoop van trajecten in het 2000 (alhoewel het aantal plaatsingen in het vierde kwartaal 2001 nog ontbreekt). De inzet van REA middelen in het jaar 2000 in de vorm van inkoop trajecten en/of enkel inzet van losse instrumenten hebben geleid tot 38.040 (14.360 plus 23.680) arbeidsinpassingen van arbeidsgehandicapten die onder de verantwoordelijkheid van het UWV vallen. Het aantal


8 Nieuwe dienstverbanden in de tweede helft 1998 zijn hierin niet opgenomen. De eerste koppeling Remon-VPD is voor jaar 1999 gemaakt. Dit cijfer bevat nieuwe dienstverbanden in de jaren 1999 en 2000 als resultaat van rea- trajecten ingekocht in het jaar 1999.

9 De nieuwe dienstverbanden in jaar 2001 lopen tot en met het derde kwartaal 2001 omdat de gegevens over het vierde kwartaal nog niet bekend zijn, zie ook tabel 4.1.3.




26

plaatsingen na inzet van REA middelen ten laste van het Fonds Werk en Inkomen voor Scholing en Activering ligt op 517.
Omdat absolute getallen niet alles zeggen zijn de plaatsingen in voorgaande sub-paragrafen telkens gerelateerd aan de aantallen ingekochte of beëindigde trajecten. Het dienstverbanden-bestand VPD heeft zijn meerwaarde omdat het over meerdere jaren kan bezien of een dienstverband is aangegaan na de inkoop van een traject voor een arbeidsgehandicapte. Met andere woorden er wordt rekening gehouden met de vertraging tussen moment van inkoop van een traject en mogelijk veel later moment van arbeidsinpassing.

5 Besparingen
De terugkeer van arbeidsongeschikten in het arbeidsproces na gebruik van REA instrumenten en /of inzet van reïntegratie-trajecten levert besparingen op als de arbeidsongeschikten een uitkering achterlaten.Voor de arbeidsgehandicapten met een sociale verzekeringsuitkering betreffen de achter te laten uitkeringen voornamelijk werkloosheidsuitkeringen of verlaagde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen indien gewerkt gaat worden voor een hoger arbeidsgeschiktheidspercentage dan op grond van de oorspronkelijke keuring is vastgesteld. Voor de arbeidsgehandicapten die een uitkering van de gemeentelijke sociale dienst hebben betekent arbeidsinpassing het achterlaten van een bijstandsuitkering. Informatie over achterlaten van uitkeringen is echter nog niet voorhanden. Om toch inzage te geven in de kostendekkendheid van de besteding van middelen REA uit het reïntegratie-fonds wordt getracht kwantitatief weer te geven wanneer de financiële baten tegen de kosten opwegen. De gemeentelijke en Arbvo populatie worden buiten beschouwing gelaten.Dezelfde aanpak is in de vorige evaluatie REA uitgewerkt op basis van de toen beschikbare informatie (zie paragraaf 5.2 in `Kwantitatieve analyse eerste anderhalf jaar REA', werkdocument SZW, no. 178, 2001).

Stappen voor berekening van de besparingen
Besparingen treden alleen op als arbeidsinpassingen worden gerealiseerd. Daarom is het behalen van een hoog plaatsingspercentage van belang.Gedeeltelijk arbeidsongeschikten hebben veelal naast hun partiële wao uitkering een ww uitkering. Besparingen zullen dan voornamelijk bestaan uit vermindering van de werkloosheid-uitkeringslasten, omdat voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten de wao uitkering zal doorlopen en zij worden geplaatst voor het deel dat zij nog arbeidsgeschikt zijn verklaard. Uiteraard kan aanpassing van het arbeidsongeschiktheids-percentage ook besparingen opleveren, maar dit wordt niet opgenomen in deze berekening. Zoals duidelijk is geworden in paragraaf 4 leiden lang niet alle reïntegratieinspanningen tot een arbeidsinpassing. Echter worden wel hoge kosten gemaakt. Ook deze kosten moeten goedgemaakt worden uit de besparingen op uitkeringslasten van geslaagde reïntegratie. Op grond van het kostenbeeld in paragraaf 2 mag worden aangenomen dat de komende jaren circa 500 à 600 mln euro per jaar aan REA zal worden uitgegeven. Om dit bedrag goed te maken met besparingen op uitkeringen moet het aantal uitkeringsjaren jaarlijks 31.000 tot 38.000 lager uitkomen dan zonder REA het geval zou zijn geweest. Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddeld




27

uitkeringsbedrag per jaar van 16.000 euro.
Onder de veronderstelling dat arbeidsgehandicapten gemiddeld voor 50% arbeidsongeschikt blijven en voor 50% weer gaan werken, moeten tussen de 62.000 en 76.000 arbeidsgehandicapten reïntegreren om op de gewenste reductie in uitkeringsjaren uit te komen. De vraag is bij welke REA prestaties dit wordt gerealiseerd. De volgende grootheden zijn daarbij van belang:

* Het aantal trajecten dat het UWV inkoopt

* Het plaatsingsresultaat

* Aantal arbeidsgehandicapten dat arbeidsinpassing realiseert of behoudt met gebruik van REA- instrumenten, zonder traject

* Omvang van de arbeidsinpassing (arbeidsongeschikte gaat weer werken voor deel dat hij/zij arbeidsgeschikt is)

* De periode waarover de arbeidsinpassing stand houdt ( en dus een uitkering wordt bespaard)
* De omvang van mogelijk onnodige inzet van REA-middelen (de zg. dead weigh loss, dwz. arbeidsgehandicapten die ook zonder toepassing van REA wel aan de slag zouden komen). Met behulp van de gepresenteerde resultaten in voorgaande paragrafen voor jaartal 2000 zijn de opgesomde grootheden te kwantificeren.
In 2000 zijn 48.658 trajecten ingekocht voor arbeidsgehandicapten waarvan op basis van het REMON-VPD bestand circa 30% resulteren in een nieuw dienstverband. Combinatie levert op dat 14.400 arbeidsgehandicapten terugkeren in het arbeidsproces en daardoor (gedeeltelijk) uit een arbeidsongeschikheids- of werkloosheidsuitkering stromen dan wel niet in die uitkering terecht komen.
In paragraaf 4.2 wordt duidelijk dat 23.680 arbeidsgehandicapten een arbeidsinpassing realiseren of behouden door inzetten van REA instrumenten buiten trajecten om. Totaal blijven of komen circa 38.000 (=14.400 plus 23.680) arbeidsgehandicapten aan de slag. Voor de hierna volgende berekening wordt overigens geabstraheerd van het feit dat een deel van de REA middelen kan zijn ingezet voor arbeidsgehandicapten die zelf terug kunnen keren in het arbeidsproces zonder gebruik van de REA ( de zg. dead weight loss). Welk deel van de arbeidsongeschikten ook zonder toepassing van de REA wel aan de slag zouden zijn gekomen, is onbekend.
Het percentage waarvoor men weer gaat werken is niet uit de statistieken te halen. Gebruik zal worden gemaakt van de veronderstelling dat een arbeidsongeschikte gemiddeld voor 50% gaat werken.
Over de duurzaamheid van arbeidsinpassingen is wel meer bekend geworden. Op basis van het koppelingsbestand REMON-VPD is duidelijk geworden dat een hoog percentage van het aantal nieuwe dienstverbanden lang stand houdt (zie Kwartaaloverzicht arbeidsongeschikheid, 2de kwartaal 2001, UWV). Echter is voor jaar 2000 nog niet nauwkeurig genoeg aan te geven hoelang de nieuwe dienstverbanden voortduren, mede door de nog korte horizon. Voor ruim 80% van de nieuwe dienstverbanden in 2000 of 2001 is nog geen einddatum van het dienstverband bekend. Bij benadering kan het volgende geconcludeerd worden uit de resultaten in dit verslag en bovengenoemde veronderstellingen:
De uitgaven REA bedragen in 2000 513 mln euro. Indien dit de structurele kosten zijn en gedekt




28

moeten worden door besparingen op uitkeringen, zullen de uitkeringsjaren in de structurele situatie jaarlijks met circa 32.000 gereduceerd moeten worden (bij een gemiddeld uitkeringsbedrag per jaar van 16.000 euro). Een evenwicht tussen kosten en baten wordt alleen bereikt als de arbeidsinpassingen lang genoeg stand houden. Dit om voldoende op de uitkeringslasten te kunnen besparen. Een structurele reductie van 32.000 uitkeringsjaren wordt bereikt als jaarlijks circa
38.000 arbeidsinpassingen na inzet van reïntegratie instrumenten en/of trajecten worden gerealiseerd en een arbeidsinpassing gemiddeld 1,7 jaar in stand blijft:
38.000 personen* 50% besparing van de uitkering*1,7 jaar bespaarde uitkering levert een reductie op van 32.000 uitkeringsjaren.
Pas medio 2003 zal met behulp van de bestandskoppeling REMON-VPD duidelijk worden of de gerealiseerde arbeidsinpassingen in de jaren 2000 en 2001, als resultaat van de ingezette REA- instrumenten en/of trajecten in het jaar 2000, aan de duurzaamheid vereiste voldoen.
6 Samenvatting en conclusies
In dit rapport wordt verslag gedaan van in het jaar 2000 behaalde resultaten door inzet van het reïntegratie-instrumentarium, zoals vastgesteld in de REA wet voor het jaar 2000. Het rapport behandelt de uitgaven die met uitvoering van de wet REA gemoeid zijn, de groepen arbeidsgehandicapten die ermee bereikt worden en de gerealiseerde arbeidsinpassingen. De wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten is bestemd voor alle arbeidsgehandicapten die aan de voorwaarden voldoen zoals in de arbeidsgehandicaptentoets vastgesteld. Indien een persoon arbeidsongeschikt is verklaard betekent dit per definitie dat deze persoon als arbeidsgehandicapte wordt aangemerkt (het omgekeerde is niet noodzakelijk het geval). Bij uitstroom naar werk blijft men gedurende 5 jaar behoren tot de doelgroep.We onderscheiden de volgende groepen werkzoekenden:

* Arbeidsgehandicapten met een sociale verzekeringsuitkering (onder andere ZW-, WAO-, WAZ- en Wajong). Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het UWV.
* Arbeidsgehandicapten met een uitkering van de gemeentelijke sociale dienst (verantwoordelijkheid gemeente)

* Arbeidsgehandicapten met ANW of zonder werk en zonder uitkering (verantwoordelijkheid voormalige Arbeidsvoorziening (Arbvo)).
De omvang van de laatste twee groepen is beperkt in vergelijking tot de eerste groep. Zowel werkgevers als arbeidsgehandicapten kunnen een beroep doen op de voorzieningen zoals in de REA wet vastgelegd.
De belangrijkste uitkomsten uit het rapport zijn:




29


1. Het budget voor de REA is de afgelopen jaren flink toegenomen. De REA lasten bedragen in het jaar 2000 547 mln euro, ruim 32% meer dan in het jaar 1999. In het jaar 2000 valt
513 mln euro ten laste van het reïntegratiefonds, waarvoor de arbeidsongeschikten worden ge(re)ïntegreerd in het arbeidsproces. De middelen worden voor een belangrijk deel besteed aan reïntegratie-trajecten (zie 2. hieronder). Tot de trajectkosten zouden ook kunnen worden gerekend plaatsingsbudgetten verstrekt aan werkgevers en subsidies aan arbeidsgehandicapten (als scholing).

2. Om arbeidsgehandicapten te reïntegreren worden trajecten ingezet of wordt gebruik gemaakt van reïntegratie-instrumenten, buiten trajecten om.Trajecten zijn bedoeld voor arbeidsgehandicapten, die niet kunnen terugkeren bij de eigen werkgever. Reïntegratie- instrumenten kunnen samen met een traject of buiten trajecten om worden ingezet om arbeidsgehandicapten aan het werk te houden bij de eigen werkgever in de oude of eventueel nieuwe functie of in dienst te laten treden bij een nieuwe werkgever. In het jaar
2000 zijn door het UWV 48.658 trajecten voor arbeidsgehandicapten ingekocht. Bij Arbvo is 56% van de trajecten ingekocht, respectievelijk 44% bij private reïntegratiebedrijven. De gedwongen winkelnering bij Arbvo (gold vóór het jaar 1999) is hiermee afgelopen.

3. Zoals blijkt uit de cijfers neemt het doorlopen van een traject vaak meer dan één jaar in beslag. Medio jaar 2001 is 75% van de trajecten, die in het jaar 2000 zijn ingekocht, nog lopend. Slecht een kwart van de trajecten ingekocht in het jaar 2000 is in hetzelfde jaar beëindigd. Dit betekent dat naar verwachting nog een aanzienlijk deel van de arbeidsgehandicapten, na beëindigen van het traject, in de jaren 2001 en 2002 geplaatst zal worden.

4. Het aantal ingezette reïntegratie-instrumenten in het jaar 2000 (58.105) is aanzienlijk toegenomen ten opzichte van het jaar 1999 (een stijging van 81%). De rea-instrumenten worden vaak ingezet tijdens trajecten. Dit volgt ook uit de voor de Reïntegratiemonitor (REMON) gebruikte afleidingssystematiek, waarin wettelijke rea-instrumenten de basis vormen om de soort plaatsing te kunnen vaststellen. Hoeveel instrumenten tijdens trajecten worden ingezet is echter niet uit de registratie te halen.
5. Het aantal trajecten dat met arbeidsinpassing wordt afgesloten kan op verschillende manieren worden bepaald. Afhankelijk van de bron van informatie die gebruikt wordt, te weten VAKWERK, REMON en koppeling REMON met het `Verzekerde Personen en Dienstverbanden' (VPD)-bestand, zijn plaatsingsresultaten vast te stellen.
* Op basis van het Vakwerk bestand van Arbeidsvoorziening is over het jaar 2000 voor de populatie arbeidsgehandicapten die onder de verantwoordelijkheid van het UWV vallen, een plaatsingspercentage van 34% vast te stellen. Dit is slechts op een gedeelte van de markt gebaseerd.
* Op basis van REMON wordt in het jaar 2000 een plaatsingspercentage van 43% gevonden (5.338 plaatsingen voor de 12.303 beëindigde trajecten). Aangezien het cijfer niet uit registraties volgt maar uit afleidingen, is dit geen hard cijfer.
* De koppeling tussen REMON en VPD-bestand levert een plaatsingspercentage van 30% op. Dit beschouwen we als het meest betrouwbare cijfer. Arbeidsgehandicapten waarvoor reeds een dienstverband bestaat op moment van inkoop van een traject zijn buiten de berekening gehouden, omdat het een wettelijk




30



dienstverband kan betreffen (eerste ZW of WAO jaar) en niet duidelijk is of de arbeidsgehandicapte (echt) werkt als resultaat van het ingezette traject. .

6. Het inzetten van enkel REA-instrumenten (d.w.z. werkgevers-, werknemers- of zelfstandige voorzieningen) buiten trajecten om lijkt effectief te zijn. In het jaar 2000 zijn
23.680 arbeidsgehandicapten geplaatst zonder inkoop van een traject maar met inzet van verschillende voorzieningen. In vergelijking met de eerste anderhalf jaar REA zijn toen
16.772 plaatsingen gerealiseerd. De factor `dead weight loss' moet bij deze cijfers niet worden vergeten. Hoeveel personen evengoed aan het werk blijven/komen indien geen rea-voorziening wordt ingezet, is niet te kwantificeren.
7. Voor de populatie arbeidsgehandicapten, die onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen, wordt een plaatsingspercentage van 20% in het jaar 2000 gevonden. Voor de Arbvo populatie (zonder werk -en uitkering, Anw-ers) een percentage van 38%. Veel betekenend zijn deze percentages niet door de lage aantallen beëindigde trajecten en hieruit volgende plaatsingen (voor gemeente-populatie zijn 1.898 trajecten beëindigd en
371 personen geplaatst, voor de Arbvo-populatie zijn 383 trajecten beëindigd en 146 personen geplaatst). In de vorige evaluatie werden vergelijkbare resultaten gevonden.
8. De benodigde beleidsinformatie om de wet REA te monitoren is nog steeds aan verandering onderhevig voornamelijk door wetswijzigingen en wijzigingen in de uitvoeringsorganisatie, waardoor cijfers nog met onzekerheden zijn omgeven. Vooruitgang is geboekt door de koppeling van REMON aan het VPD-bestand wat het mogelijk maakt per cohort personen, waarvoor in een zeker jaar trajecten zijn ingekocht, bij te houden hoeveel nieuwe dienstverbanden zijn aangegaan. Eveneens kan inzicht worden verkregen in de duurzaamheid van dienstverbanden. Het UWV zal deze koppeling jaarlijks gaan herhalen, zodat een tijdreeks met vergelijkbare cijfers kan gaan ontstaan over de plaatsingsresultaten na inzet van trajecten en/of instrumenten. Daarnaast is inmiddels door het UWV een nieuw registratiesysteem `Module Inkoop Reïntegratie' (MIR) in gebruik genomen (ter verbetering van de monitor REMON). In MIR worden alle trajecten die na 1 april