Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA 's-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk AVB/AIS 02 87700
Onderwerp Datum
ontwerpregeling tot wijziging van de 19 november 2002
Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers
Hierbij zend ik u een ontwerpregeling tot wijziging van de Regeling tegemoetkoming
asbestslachtoffers, waarin de hoofdlijnen van mijn brief van 18 september 2002 (Soza-02-
610) over dit onderwerp worden uitgewerkt.
Ik zou dit ontwerp graag betrekken in het Algemeen overleg over de evaluatie van de
Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers, dat ik op 28 november 2002 voer met de
Vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
ONTWERP
Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid M. Rutte, van
...... nr. AVB/AIS/02 78871 tot wijziging van de Regeling tegemoetkoming
asbestslachtoffers, mede in verband met de verlening van een voorschot ter
tegemoetkoming in immateriële schade aan werknemers die ten gevolge van
blootstelling aan asbest ernstig ziek zijn geworden
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte;
Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 9 van de Kaderwet SZW-subsidies, de artikelen 34,
eerste lid, onderdeel e, 35, vijfde lid, onderdeel b, 46, derde lid, 49, negende lid, 52, tweede
lid, 54, zevende lid en 77, derde lid, van de Wet SUWI, en artikel 43, vierde lid, onderdeel
b, van de Algemene bijstandswet;
Besluit:
Artikel I
De Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers1 wordt als volgt gewijzigd:
A Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt "Bank" vervangen door: SVB.
2. Onder verlettering van onderdeel k tot l wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
k. voorschot: een uitkering als voorschot op de eventuele vordering op de werkgever op wie
de immateriële schade kan worden verhaald;.
2. Onder vernummering van onderdeel l, ten tweede en ten derde tot ten derde en ten vierde,
wordt een nieuw ten tweede ingevoegd, luidende:
2°. het voorschot;.
3. In het eerste lid, tot l verletterde onderdeel, ten derde wordt "Bank" vervangen door:
SVB.
4. In het vierde lid wordt "artikel 7, tweede, derde, of vierde lid" vervangen door: artikel 7,
derde lid.
B Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. De aanduiding "1" voor het eerste lid vervalt.
2. In de aanhef wordt "6 juni 1997 in leven was" vervangen door: het moment van de
aanvraag in leven is.
3. Het tweede lid vervalt.
C Artikel 4 komt te luiden:
1 Regeling van 21 januari 2000, Stcrt. 16, laatstelijk gewijzigd bij regeling van 18 februari 2002, Stcrt. 37.
---
Artikel 4 Recht op eenmalige uitkering nabestaanden
Indien de werknemer is overleden:
a. nadat hij de aanvraag heeft ingediend, doch voordat op de aanvraag is beslist, of
b. voordat hij de aanvraag heeft ingediend, doch nadat hij bij het instituut asbestslachtoffers
een verzoek tot bemiddeling heeft ingediend,
hebben in zijn plaats de nabestaanden recht op de eenmalige uitkering indien de overledene
recht op de uitkering zou hebben gehad.
D Het opschrift van artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5 Beperkingen recht op eenmalige uitkering
E Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Geen recht op een eenmalige uitkering bestaat indien aan de werknemer of diens
nabestaanden reeds een voorschot als bedoeld in artikel 6a is betaald.
F In artikel 6, derde lid, wordt "artikel 3, eerste lid, onderdeel b" vervangen door: artikel 3,
onderdeel b.
G Na artikel 6 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk 2a. Het recht op en de hoogte van een voorschot
Artikel 6a Voorwaarden recht op een voorschot
De werknemer die op het moment van de aanvraag in leven is en bij wie met toepassing van
het protocol diagnostiek de ziekte maligne mesothelioom is vastgesteld heeft recht op een
voorschot, indien:
a. hij aannemelijk heeft gemaakt dat het maligne mesothelioom is veroorzaakt door
blootstelling aan asbest tijdens het verrichten van arbeid als werknemer;
b. hij geen betaling in verband met de blootstelling aan asbest tijdens het verrichten van die
arbeid en het daardoor veroorzaakte maligne mesothelioom van de werkgever heeft
ontvangen, dan wel in verband daarmee een bedrag heeft ontvangen dat lager is dan *
15.882,= ongeacht de vorm waarin de betaling is gedaan en de aard van de kosten waarin de
betaling voorziet;
c. hij zich verplicht tot medewerking aan bemiddeling door het instituut asbestslachtoffers
tussen hem en de werkgever om de schade vergoed te krijgen en, met inachtneming van
onderdeel d, tot medewerking om de schade zo nodig langs gerechtelijke weg vergoed te
krijgen;
4
d. hij de SVB een onherroepelijke volmacht als bedoeld in artikel 74 van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek heeft verleend om zo nodig de schade langs gerechtelijke weg te
verhalen;
e. hij de SVB een onherroepelijke volmacht als bedoeld in artikel 74 van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek heeft verleend om de schadevergoeding van de werkgever in ontvangst
te nemen en om de schadevergoeding te verrekenen met het verleende voorschot;
f. hij, na ontvangst van de schadevergoeding van de werkgever, het voorschot voor het
geheel of, wanneer de schadevergoeding lager is dan het verleende voorschot, het voorschot
voor dat deel aan de SVB terugbetaalt, indien geen gebruik wordt gemaakt van de volmacht,
bedoeld in onderdeel d, en
g. hij aan de SVB onverwijld mededeling doet van ontvangst van de schadevergoeding,
bedoeld in onderdeel f.
Artikel 6b Recht op voorschot nabestaanden
Indien de werknemer is overleden nadat hij de aanvraag heeft ingediend, doch voordat op de
aanvraag is beslist, hebben in zijn plaats de nabestaanden recht op het voorschot indien de
overledene recht op dat voorschot zou hebben gehad.
Artikel 6c Beperking recht op voorschot
1. Indien de werknemer in verband met de blootstelling aan asbest tijdens het verrichten van
arbeid buiten Nederland en het daardoor veroorzaakte maligne mesothelioom een betaling
van de werkgever heeft ontvangen, bestaat het recht op een voorschot in afwijking van
artikel 6a uitsluitend voorzover die betaling lager is dan * 15.882,= ongeacht de vorm
waarin de betaling is gedaan en de aard van de kosten waarin de betaling voorziet.
2. Geen recht op een voorschot bestaat indien aan de werknemer of diens nabestaanden
reeds een eenmalige uitkering als bedoeld in artikel 3 is betaald.
Artikel 6d Hoogte voorschot
1. Het voorschot bedraagt * 15.882,=.
2. Indien de werkgever in verband met de blootstelling aan asbest van de werknemer tijdens
het verrichten van arbeid en het daardoor veroorzaakte maligne mesothelioom een bedrag
heeft betaald dat lager is dan * 15.882,= of indien de werknemer een betaling heeft
ontvangen als bedoeld in artikel 6c, eerste lid, wordt de hoogte van het voorschot
vastgesteld op het verschil tussen het ontvangen bedrag en * 15.882,=.
3. Voor de toepassing van het tweede lid en van artikel 6a, onderdeel b, wordt als maatstaf
genomen de hoogte van de betaling nadat daarop de verschuldigde belasting op grond van
de Wet inkomstenbelasting 2001 en premies voor de volksverzekeringen op grond van de
Wet financiering volksverzekeringen in mindering zijn gebracht.
H Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden:
Hoofdstuk 3. Het geldend maken van het recht op de eenmalige uitkering en het
voorschot
I
5
Artikel 7 komt te luiden:
Artikel 7 De aanvraag om de eenmalige uitkering en het voorschot
1. De SVB stelt op aanvraag van de werknemer vast of recht op de eenmalige uitkering
bestaat en of er recht op het voorschot bestaat.
2. Een aanvraag om de eenmalige uitkering en een aanvraag om het voorschot wordt bij de
SVB ingediend door middel van door de SVB beschikbaar gestelde aanvraagformulieren.
3. Indien de werknemer, na het indienen van een verzoek om bemiddeling bij het instituut
asbestslachtoffers, is overleden kan de aanvraag om de eenmalige uitkering worden gedaan
door de nabestaanden binnen zes maanden nadat tijdens het bemiddelingstraject toepassing
van deze regeling is gebleken.
4. Indien er meer dan één nabestaande is, dragen de nabestaanden er zorg voor dat aan één
van hen een volmacht wordt verleend tot vertegenwoordiging ten behoeve van de uitvoering
van deze regeling, het in ontvangst nemen van de eenmalige uitkering of het voorschot
daarbij inbegrepen.
J Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt "op de aanvraag is beslist" vervangen door: op de aanvraag om de
eenmalige uitkering of de aanvraag om het voorschot is beslist.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Artikel 7, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
K Artikel 9 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 9 Informatieverplichtingen aanvraag eenmalige uitkering
2. De aanhef van het eerste lid komt te luiden:
1. De werknemer verstrekt de SVB of de door haar aangewezen personen of instellingen bij
de indiening van de aanvraag om de eenmalige uitkering in ieder geval de inlichtingen en
bewijsstukken die noodzakelijk zijn ter vaststelling van:.
3. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.
4. In het tweede lid wordt "Bank" vervangen door: SVB.
L Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9a Informatieverplichtingen aanvraag voorschot
1. De werknemer verstrekt de SVB of de door haar aangewezen personen of instellingen bij
de indiening van de aanvraag om een voorschot in ieder geval de inlichtingen en
bewijsstukken die noodzakelijk zijn ter vaststelling van maligne mesothelioom.
2. In verband met de voorwaarde dat aannemelijk dient te worden gemaakt dat het maligne
6
mesothelioom is veroorzaakt door blootstelling aan asbest tijdens het verrichten van arbeid
als werknemer verstrekt de werknemer de SVB of de door haar aangewezen personen of
instellingen bij de indiening van de aanvraag om een voorschot voorts in ieder geval de
inlichtingen en zo mogelijk bewijsstukken omtrent:
a. de blootstelling aan asbest gedurende het verrichten van arbeid als werknemer;
b. de periode gedurende welke die blootstelling aan asbest heeft plaatsgevonden;
c. degenen die in verband met de arbeid waarbij de blootstelling aan asbest heeft
plaatsgevonden als werkgever worden aangemerkt.
3. De werknemer verstrekt de SVB of de door haar aangewezen personen of instellingen op
verzoek of uit eigen beweging de overige inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn voor
de uitvoering van deze regeling en verleent ook overigens de medewerking die
redelijkerwijs nodig is.
4. Indien de aanvraag om het voorschot van een werknemer na diens overlijden wordt
voortgezet ten behoeve van de nabestaanden, is dit artikel op hen van toepassing.
M Artikel 10 vervalt.
N Artikel 11 komt te luiden:
Artikel 11 Uitbetaling
De eenmalige uitkering en het voorschot worden door de SVB zo spoedig mogelijk
uitbetaald aan de werknemer of de nabestaande, bedoeld in artikel 7, vierde lid.
O Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het woord "Bank" wordt telkens vervangen door: SVB.
2. De zinsnede "eenmalige uitkering" wordt telkens vervangen door: eenmalige uitkering of
het voorschot.
3. In het eerste lid, onderdeel b, wordt "de verplichting, bedoeld in artikel 9, niet of niet
behoorlijk is nagekomen" vervangen door: de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 6a,
onderdelen c, f en g, 9 en 9a niet of niet behoorlijk is nagekomen.
P In artikel 13 wordt "Bank" vervangen door: SVB.
Q Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
7
1. Het woord "Bank" wordt telkens vervangen door: SVB.
2. In het eerste lid wordt "eenmalige uitkering" vervangen door: eenmalige uitkering of het
voorschot.
R Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het woord "Bank" wordt telkens vervangen door: SVB.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt "eenmalige uitkering" vervangen door: eenmalige
uitkering of een voorschot.
S Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt "Bank" vervangen door: SVB.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Op de lasten van deze regeling komen in mindering:
a. de bedragen die op grond van artikel 6a, eerste lid, onderdelen e en f, zijn terugbetaald;
b. de eenmalige uitkeringen en voorschotten die op grond van artikel 12 zijn teruggevorderd
en zijn terugbetaald.
T Artikel 17 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het woord "Bank" wordt telkens vervangen door: SVB.
2. In het eerste lid wordt "onderdeel k" vervangen door: onderdeel l.
U In artikel 18 wordt "Bank" telkens vervangen door: SVB.
V Artikel 19 komt te luiden:
Artikel 19 Informatieverplichting SVB
De SVB verstrekt eens per kalenderkwartaal informatie aan de minister met betrekking tot:
a. het aantal ingediende aanvragen om een voorschot;
b. het aantal ingediende aanvragen om een eenmalige uitkering;
c. het aantal gevallen waarin de uitkeringen, bedoeld in de onderdelen a en b, zijn
verleend danwel de betreffende aanvragen zijn afgewezen;
d. de gronden voor afwijzing;
e. de behandelingsduur;
f. het totaal uitgekeerde bedrag aan verstrekte voorschotten en eenmalige uitkeringen;
g. de toepassing van artikel 6a, onderdelen d tot en met g;
8
h. de toepassing van artikel 12;
i. het aantal bezwaar- en beroepschriften.
W Artikel 21 vervalt.
Artikel II
Artikel 1, onderdeel b, van de Regeling vrijlating immateriële schadevergoeding Algemene
bijstandswet 2 komt te luiden:
b. de eenmalige uitkering en het voorschot, bedoeld in de Regeling tegemoetkoming
asbestslachtoffers.
Artikel III
De minister zendt binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze regeling aan
de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in
de praktijk.
Artikel IV
1. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling aan de werknemer of zijn
nabestaanden een eenmalige uitkering is toegekend of een aanvraag van de werknemer of
zijn nabestaanden om een eenmalige uitkering is afgewezen op grond van de Regeling
tegemoetkoming asbestslachtoffers, zoals deze regeling luidde voor dit tijdstip, bestaat geen
recht op een voorschot of een eenmalige uitkering op grond van de onderhavige regeling.
2. Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling een aanvraag van de
werknemer om een eenmalige uitkering is afgewezen op grond van de Regeling
tegemoetkoming asbestslachtoffers, zoals deze regeling luidde voor dit tijdstip, kan, in
afwijking van het eerste lid, de werknemer opnieuw een aanvraag om een eenmalige
uitkering of een aanvraag om een voorschot op grond van de onderhavige regeling indienen,
indien de werknemer op het tijdstip van de aanvraag op grond van de onderhavige regeling
nog in leven is.
3. De behandeling van aanvragen om een eenmalige uitkering en daarmee verbandhoudende
bezwaren en beroepen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling zijn
gedaan onderscheidenlijk zijn ingesteld op grond van de Regeling tegemoetkoming
asbestslachtoffers, zoals deze regeling luidde voor dit tijdstip, wordt voortgezet
overeenkomstig deze regeling indien de werknemer in leven was op het tijdstip van
inwerkingtreding van deze regeling.
Artikel V
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
2 Ministeriële regeling van 13 december 1999, Stcrt. 243, laatstelijk gewijzigd bij regeling van 12 juli 2000,
Stcrt. 134.
9
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
10
Toelichting
Inleiding
De Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers3 (TAS) trad op 26 januari 2000 in werking.
De regeling beoogt, aldus de toelichting, `een vangnet te zijn voor die asbestslachtoffers die
naar geldende burgerrechtelijke maatstaven een vordering tot schadevergoeding hebben
maar vanwege het ontbreken van een aansprakelijke tegenpartij of vanwege een beroep op
verjaring van de claim er niet in slagen hun vordering geldend te maken.' De overheid
neemt niet de aansprakelijkheid van de voormalige werkgever over. De eenmalige
tegemoetkoming in de immateriële schade van slachtoffers die door beroepsmatige
blootstelling aan asbest maligne mesothelioom hebben ontwikkeld maar die geen
verhaalbare vordering hebben `is te beschouwen als een uiting van maatschappelijke
betrokkenheid bij het leed van de asbestslachtoffers'. In de toelichting is verder tot
uitdrukking gebracht `het vereiste dat het slachtoffer zelf de maatschappelijke erkenning
moet kunnen verkrijgen'.
Conform artikel 21 van de TAS is een evaluatie uitgevoerd naar de doeltreffendheid en de
effecten van deze regeling in de praktijk. Het onderzoek is uitgevoerd door SEO en PwC
Consulting, in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het
onderzoeksrapport `Van TAS tot vangnet voor asbestslachtoffers' is bij brief van 18
september 2002 door ondergetekende aan de Staten-Generaal verzonden. In die brief is
aangegeven dat `het gegeven dat naar schatting 90% tot 95% van de slachtoffers niet meer
in leven is bij het ontvangen van een tegemoetkoming op grond van de TAS of een
schadevergoeding van de voormalige werkgever, voor mij aanleiding is om de TAS regeling
te willen herzien. Mijn voornemen is deze aan te vullen met een voorschotregeling, met
behoud van de bestaande uitgangspunten. Ik ga daarbij uit van een voorschot van dezelfde
hoogte als de huidige tegemoetkoming op grond van de TAS.
Het moet gaan om een persoonlijk recht, dus de slachtoffers moeten zoveel mogelijk bij
leven een financiële vergoeding ontvangen. De TAS regeling moet voorts een
vangnetconstructie blijven, wat wil zeggen dat de verantwoordelijkheid van de (voormalige)
werkgever voorop staat en niet door de overheid wordt overgenomen.'
Essentie van de wijzigingen van de TAS regeling
Beoogd wordt dat het overgrote deel van de slachtoffers dat zich aanmeldt, bij leven een
voorschot op de eventuele schadevergoeding door de werkgever ontvangt. Aldus wordt
gekomen tot een snelle uiting van maatschappelijke betrokkenheid bij het leed van de
slachtoffers die door blootstelling aan asbest in hun verleden als werknemer maligne
mesothelioom hebben ontwikkeld. Daarmee wordt recht gedaan aan het eerder al aan de
regeling ten grondslag liggende doel dat het slachtoffer zelf de maatschappelijke erkenning
moet kunnen verkrijgen. Doel van het voorschot is niet meer en niet minder dan erin te
voorzien dat deze slachtoffers toch bij leven enige erkenning krijgen, vooruitlopend op een
schadevergoeding door de aansprakelijke werkgever via bemiddeling of langs gerechtelijke
weg.
Net zoals in de huidige regeling is voor de onderhavige wijzigingsregeling essentieel dat het
slachtoffer zich bij leven aanmeldt bij het instituut asbestslachtoffers (hierna:
3 Stcrt. 24 januari 2000, nr. 16.
11
IAS).Vervolgens bereidt het slachtoffer met het IAS een aanvraag om een voorschot voor
(artikel 6a). Dit is een voorschot op de eventuele schadevergoeding van de werkgever. De
voorschotaanvraag dient het slachtoffer bij leven bij de Sociale Verzekeringsbank (hierna:
SVB) in te dienen. Eisen voor toekenning van het voorschot zijn dat sprake moet zijn van
mesothelioom en dat aannemelijk moet zijn dat deze ziekte is veroorzaakt door blootstelling
aan asbest tijdens de arbeid als werknemer. Voorts gelden enkele voorwaarden voor het
vervolgproces na voorschottoekenning. Als het voorschot door de SVB wordt toegekend
wat een aparte, zelfstandige beschikking van de SVB is - gaat het IAS op basis van het
convenant asbestslachtoffers onderzoeken of er een werkgever aansprakelijk is en
bemiddelen tussen slachtoffer en werkgever.
Als het slachtoffer niet bij leven een voorschot aanvraagt kunnen de nabestaanden, mits het
slachtoffer zich wel bij leven bij het IAS heeft aangemeld voor bemiddeling, recht hebben
op een eenmalige uitkering (artikel 3), als het slachtoffer daarop recht zou hebben gehad.
Het IAS bereidt dan met de nabestaanden een aanvraag om een eenmalige uitkering voor die
wordt aangevraagd bij de SVB. Eisen voor toekenning van de eenmalige uitkering
eveneens een aparte beschikking van de SVB - zijn dat sprake is van mesothelioom, dat
moet vast zijn komen te staan dat deze ziekte is veroorzaakt door blootstelling aan asbest
tijdens de arbeid als werknemer en dat de schade niet langs burgerrechtelijke weg kan of
kon worden verhaald.
De regeling blijft qua karakter een vangnetregeling. De primaire verantwoordelijkheid van
de werkgever staat voorop. Het voorschot noch de eenmalige uitkering is een alternatief
voor een civiele rechtsgang, schikking of andere wijze van geschilbeslechting. Het
voorschot noch de eenmalige uitkering is een vervanging voor de schadevergoeding
vanwege de werkgever. Ook de aard van de eenmalige uitkering een eenmalige financiële
tegemoetkoming in de immateriële schade van slachtoffers met een niet verhaalbare
vordering verandert niet.
Wel wordt de werking van het vangnet verbeterd, in het licht van in het onderzoek
gesignaleerde knelpunten. Zo is gebleken dat het zoeken naar aanwijzingen over de
arbeidsrelatie (het verre arbeidsverleden en de asbestblootstelling in dat verleden) bij
werkgever en werknemer een tijdrovend en moeizaam proces is. Gezocht wordt naar
informatie van gemiddeld 30 jaar terug. Aanwijzingen zijn vaak niet bewaard. Slachtoffers
kunnen dus niet altijd hard maken dat zij aan de criteria van de huidige TAS regeling
voldoen. Bewijslastproblemen zorgen voor een zodanig lange doorlooptijd in de
behandeling dat het slachtoffer vaak al is overleden voordat de schadevergoeding of de
tegemoetkoming wordt verstrekt.
De werking van het vangnet wordt verbeterd door te werken met een lichte bewijslast voor
het voorschot op het punt van het arbeidsverleden, alsmede door artikel 3, tweede lid, van de
huidige regeling, inzake de eenmalige uitkering, te schrappen.
Na aanmelding door het slachtoffer bij het IAS zullen zich in het algemeen twee situaties
kunnen voordoen. Of het slachtoffer vraagt op grond van artikel 6a van de TAS zelf een
voorschot op de schadevergoeding van de werkgever, of de nabestaanden vragen een
eenmalige uitkering op grond van de TAS (artikel 3)4. Dit komt hieronder aan de orde.
4 Een derde situatie is dat het slachtoffer geen prijs stelt op een voorschot op grond van artikel 6a maar meteen
een eenmalige uitkering op grond van artikel 6 aanvraagt. Dit zal zich naar verwachting niet vaak voordoen.
12
Het voorschot op de schadevergoeding
Voor wat betreft de voorwaarden voor het voorschot gaat het in de kern om het volgende
(zie verderop in deze toelichting enige andere voorwaarden zoals een verplichting tot
medewerking in het vervolgtraject van de bemiddeling conform het convenant
asbestslachtoffers).
1. Het moet gaan om werknemers bij wie met toepassing van het protocol diagnostiek
de ziekte maligne mesothelioom is vastgesteld. Dit is conform de huidige regeling.
2. Het slachtoffer moet aannemelijk hebben gemaakt dat het maligne mesothelioom is
veroorzaakt door blootstelling aan asbest tijdens het verrichten van arbeid als
werknemer.
Nadat het slachtoffer zich heeft aangemeld bij het IAS begeleidt het IAS het slachtoffer in
de procedure die leidt tot de aanvraag voor het voorschot. Die aanvraag wordt bij de SVB
ingediend.
Het IAS adviseert de SVB over de verstrekking van het voorschot. Dat advies is gebaseerd
op van het slachtoffer in de intake door het IAS verkregen gegevens en de kennis en
ervaring van het IAS. Deze intake wordt verricht op basis van een protocol
`voorschotuitkering' dat in overleg tussen de SVB en het IAS wordt vastgesteld, onderdeel
uitmaakt van de overeenkomst tussen de SVB en het IAS en operationeel zal zijn bij
inwerkingtreding van de regeling. In het protocol staan de stappen beschreven die het IAS
moet doorlopen, zowel opdat het slachtoffer tot een aanvraag kan komen als om zelf als IAS
tot een advies over de aanvraag te komen, in het bijzonder over de aannemelijkheid van het
relevante arbeidsverleden. De SVB toetst na ontvangst van de aanvraag of de aanvraag
volledig is en of het IAS alle in het protocol beschreven stappen heeft doorlopen. De SVB
toetst procedureel. De bewijslast voor het voorschot is aanmerkelijk lichter dan die voor
vaststelling van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de werkgever.
Zie nader de toelichting op artikel 6a.
De TAS uitkering
De TAS uitkering kan worden aangevraagd na aanmelding door het slachtoffer bij het IAS.
Veelal zal het slachtoffer een voorschot op de schadevergoeding op grond van artikel 6a
aanvragen. Indien die wordt toegekend bestaat geen recht op een TAS uitkering op grond
van artikel 3. De TAS uitkering zal in de praktijk veelal worden aangevraagd door de
nabestaanden indien het slachtoffer vóór de voorschotaanvraag bij de SVB is overleden.
Voor wat betreft de TAS uitkering gelden in essentie de volgende eisen:
1. Het moet gaan om werknemers bij wie met toepassing van het protocol diagnostiek
de ziekte maligne mesothelioom is vastgesteld. Dit is conform de huidige regeling.
2. Vastgesteld moet zijn dat het maligne mesothelioom is veroorzaakt door
blootstelling aan asbest tijdens het verrichten van arbeid als werknemer. Ook dit is
conform de huidige regeling.
3. Recht op de eenmalige tegemoetkoming bestaat als de schade niet langs
burgerrechtelijke weg kan of kon worden verhaald. Hierbij is artikel 3, tweede lid,
komen te vervallen.
13
Of de schade niet langs burgerrechtelijke weg kan of kon worden verhaald kan naar zijn
aard niet in de voorschotfase worden vastgesteld. Immers de eisen voor
voorschotverstrekking zijn lichter dan die voor burgerrechtelijke aansprakelijkheid conform
de stand van de rechtspraak. De eisen aan de TAS uitkering daarentegen zijn conform die
voor burgerrechtelijke aansprakelijkheid conform de stand van de rechtspraak. Voor het
antwoord op de vraag of er een verhaalbare burgerrechtelijke vordering bestaat dient eerst
en vooral het proces van bemiddeling, zoals in het convenant asbestslachtoffers bedoeld, te
worden doorlopen.
Welke stappen het IAS moet zetten in het proces ter beantwoording van de vraag of er recht
op een eenmalige uitkering bestaat wordt beschreven in een protocol `eenmalige uitkering',
dat in overleg tussen de SVB en het IAS wordt vastgesteld, onderdeel uitmaakt van de
overeenkomst tussen de SVB en het IAS en operationeel zal zijn bij inwerkingtreding van
de regeling. Dit proces leidt tot een advies van het IAS aan de SVB, onder andere over de
vraag of de schade langs burgerrechtelijke weg kan worden verhaald. De SVB toetst na
ontvangst van de aanvraag of de aanvraag volledig is en of het IAS alle in het protocol
beschreven stappen heeft doorlopen. De SVB toetst procedureel.
Indien dus een voorschot wordt aangevraagd ligt de nadruk op de vaststelling van
mesothelioom, de aannemelijkheid van een relevant arbeidsverleden en voorwaarden voor
het proces na voorschottoekenning. Het arbeidsverleden komt, waar het gaat om de rol van
de SVB, na verstrekking van het voorschot in beginsel niet meer aan de orde. Dat is alleen
anders als in het vervolgtraject komt vast te staan dat er zeker geen sprake was van een
arbeidsrelatie c.q. arbeidsgerelateerde asbestblootstelling en dus van een onterecht verstrekt
voorschot. Dat zal het IAS aan de SVB moeten melden. In deze situatie kan de SVB
besluiten om de voorschotbeschikking te herzien en tot terugvordering van het verleende
voorschot overgaan. Zie nader de toelichting op artikel 12.
Indien geen voorschot wordt aangevraagd, wat zich met name zal voordoen als het
slachtoffer overlijdt na aanmelding bij het IAS en vóórdat een voorschotaanvraag bij de
SVB is ingediend, bereidt het IAS met de nabestaanden desgewenst een aanvraag voor een
eenmalige uitkering voor, op basis van in het protocol `eenmalige uitkering' beschreven
wijze.
Verbeterde werking van het vangnet
De werking van het vangnet wordt verbeterd door:
1. te werken met een lichte bewijslast voor het voorschot op het punt van het
arbeidsverleden. Daardoor krijgen slachtoffers die niet hard kunnen aantonen dat
sprake is van een arbeidsrelatie en een causaal verband tussen arbeid, blootstelling
aan asbest en mesothelioom, maar dit wel aannemelijk kunnen maken, wel een
voorschot op de eventuele schadevergoeding door de werkgever;
2. door artikel 3, tweede lid, van de huidige regeling, betreffende criteria voor de
eenmalige uitkering, te schrappen.
Dat laatste betekent dat in enkele situaties die thans niet leiden tot een TAS uitkering, onder
de gewijzigde regeling wel recht bestaat op een eenmalige uitkering.
14
Zo zullen slachtoffers die in de huidige regeling tussen wal en schip vallen omdat er wel een
werkgever is (dus onder de huidige regeling geen eenmalige uitkering wordt verstrekt) maar
die werkgever kan aantonen dat hij aan zijn in het Burgerlijk Wetboek neergelegde
zorgplicht heeft voldaan (dus niet aansprakelijk is en dus geen schadevergoeding hoeft te
geven), niet langer buiten de regeling vallen.
Van belang is ook de situatie waarin de werkgever een terecht beroep doet op verjaring van
de vordering en er dus om die reden geen aansprakelijke werkgever is. Op grond van de
huidige regeling is er alleen recht op een TAS tegemoetkoming als er geen werkgever is of
een werkgever die zich beroept op verjaring van de vordering. Hiervoor gold tot voor kort
een vaste en absolute termijn van 30 jaar, zodat snel zeker was of het slachtoffer een beroep
op de TAS regeling kon doen (waarbij de zware bewijslast over het arbeidsverleden vaak
struikelblok was voor toekenning van de TAS tegemoetkoming). Er zij op gewezen dat uit
de stand van de rechtspraak blijkt dat onder omstandigheden op grond van de redelijkheid
en billijkheid niet met succes door de schadeveroorzaker een beroep kan worden gedaan op
het verstrijken van de verjaringstermijn van dertig jaar, bedoeld in artikel 310, tweede lid,
van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Naast de omstandigheden van het concrete geval is
hier in het bijzonder van belang het feit dat de schade die naar haar aard verborgen is
gebleven en daadwerkelijk eerst is ontstaan en dus pas kon worden geconstateerd nadat de
verjaringstermijn was verstreken (HR, 28 april 2000, NJ 2000, 430 (Erven van
Hese/Koninklijke Scheldegroep). De vraag of de werkgever zich terecht beroept op
verjaring komt in de onderhavige wijzigingsregeling niet aan de orde bij de
voorschotaanvraag maar pas in de fase daarna, waar het IAS onderzoek uitvoert en
bemiddelt op basis van het convenant en bij eventuele gerechtelijke procedures. Als een
werkgever aansprakelijk blijkt, vloeit het voorschot terug naar de SVB. De vraag of de
werkgever zich terecht beroept op verjaring komt in de onderhavige wijzigingsregeling wel
aan de orde bij de aanvraag voor een eenmalige uitkering. Benadrukt zij dat het feit dat een
voorschot of eenmalige uitkering op grond van de TAS regeling geen vervanging is van de
schadevergoeding door de werkgever. De eenmalige uitkering wordt alleen gegeven voor de
gevallen waarin de schade niet langs burgerrechtelijke weg kan worden verhaald dat wil
zeggen als er geen aansprakelijke werkgever is.
Andere eisen aan voorschotverstrekking
Het verstrekken van een voorschot door de SVB betekent niet dat de overheid de
aansprakelijkheid van de werkgever overneemt. Met enige andere voorwaarden voor
voorschotverlening in de gewijzigde regeling, zoals de verplichte medewerking van het
slachtoffer in het vervolgtraject, wordt zeker gesteld dat de schade bij de primair
aansprakelijke werkgever wordt verhaald en dat het voorschot dan terugvloeit naar de SVB.
Zie de toelichting op artikel 6a. In dit verband zij voorts nog opgemerkt dat ten aanzien van
het verleende voorschot bij de toepassing van artikel 100 van Boek 6 van het Burgerlijk
Wetboek (voordeelstoerekening) mag worden verwacht dat de rechter bij de vaststelling van
de hoogte van de schadevergoeding geen rekening zal houden met het voorschot omdat dit
terugvloeit naar de SVB.
Overgangsrecht en positie nabestaanden
Het uitgangspunt dat het slachtoffer zelf de maatschappelijke erkenning moet kunnen
verkrijgen, lag toen en ligt nu ten grondslag aan de regeling. Dit uitgangspunt is ook leidend
15
voor de vormgeving van het overgangsrecht en de aanspraken van nabestaanden. Het
slachtoffer moet zich bij leven bij het IAS aanmelden en bij leven een voorschot aanvragen.
Slachtoffers van wie op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe regeling bij het
IAS een verzoek om bemiddeling c.q. een aanvraag om een eenmalige uitkering in
behandeling is, kunnen derhalve aanspraak op een voorschot maken - conform de daarvoor
geldende vereisten - als zij op dat moment in leven zijn. Dit veronderstelt acties van het IAS
om deze groep te informeren. Indien zij na inwerkingtreding van de nieuwe regeling komen
te overlijden maar voor een aanvraag op grond van de nieuwe regeling is ingediend of nadat
een aanvraag is ingediend maar voordat daarop is beslist, dan is artikel 4 (voor de eenmalige
uitkering) respectievelijk artikel 6b (voor het voorschot) van toepassing. Is men op het
moment van inwerkingtreding van de regeling niet meer in leven dan is een voorschot niet
aan de orde, gelet op het doel van het voorschot om het slachtoffer bij leven erkenning te
geven, vooruitlopend op een schadevergoeding van een aansprakelijke werkgever.
Slachtoffers wier aanvraag op grond van de oude regeling is afgewezen kunnen indien zij
nog leven een nieuwe aanvraag doen op grond van de nieuwe regeling. Slachtoffers die op
basis van de oude regeling geen aanvraag hebben ingediend kunnen eveneens als zij nog in
leven zijn een aanvraag indienen.
Slachtoffers die al een tegemoetkoming hebben gehad op grond van de oude regeling
kunnen op grond van de nieuwe regeling geen nieuwe aanvraag meer doen.
Er is geen zelfstandig recht voor nabestaanden op het aanvragen van een voorschot of een
uitkering. In bepaalde situaties kan evenwel het recht overgaan op de nabestaanden (zie de
artikelen 4 en 6b).
Volume-effecten
In deze paragraaf staat het proces centraal van het moment van vaststelling van de diagnose
maligne mesothelioom tot het moment van afronding van de bemiddeling van personen die
een aanvraag voor schadevergoeding hebben ingediend. Eerst wordt de huidige situatie
beschreven en voorzien van volumina, daarna komen de voorstellen tot wijziging van de
regeling. Vervolgens worden de financiële gevolgen in 2003 voor de TAS-regeling in beeld
gebracht, onderverdeeld naar uitkeringen aan slachtoffers en uitvoeringskosten. De
beschrijving is grotendeels gebaseerd op gegevens over de uitvoering van de regeling in
2001. Daarnaast zijn voor de meerjarenramingen gegevens uit diverse kwantitatieve
bronnen geanalyseerd. Centraal thema in deze analyse is of en zo ja in welke mate op grond
van deze gegevens een groei van het aantal slachtoffers wordt voorzien.
Beschrijving van de huidige situatie
Voor de berekening van de volume-effecten zijn de volgende bronnen gehanteerd.
* De CBS-statistiek Overledenen naar primaire doodsoorzaak: het aantal jaarlijkse
sterfgevallen met als oorzaak maligne mesothelioom.
* Het Nederlands Mesothelioom Panel (NMP): informatie over aantallen personen naar
geslacht en leeftijd met als diagnose maligne mesothelioom.
* Het IAS: gegevens over afhandeling van bij het IAS ingediende aanvragen voor
bemiddeling.
* De CBS-statistiek Enquête Beroepsbevolking (EBB): gegevens over zelfstandigen en
werknemers naar geslacht.
16
Op basis van de CBS-cijfers is verondersteld dat in 2001 400 personen5 (350 mannen en 50
vrouwen) zijn overleden aan maligne mesothelioom. Vrouwen blijken zich sporadisch bij
het IAS te hebben gemeld. Dit was ook te verwachten omdat in de beroepen waar sprake is
geweest van blootstelling aan asbest, vrijwel uitsluitend mannen hebben gewerkt. Uit EBB-
gegevens is afgeleid dat de mannelijke slachtoffers die bij hun werk zijn blootgesteld aan
asbest zijn onder te verdelen naar 88% werknemers en 12% zelfstandigen. Op grond van
deze gegevens is aangenomen dat bij 75% van de 400 slachtoffers de blootstelling in de
hoedanigheid van werknemer de oorzaak is.6
Per saldo resteert een doelgroep van 300 ex-werknemers die een beroep zouden kunnen
doen op de regeling.7 Het IAS schat het aantal aanvragen in 2002 op 250 tot 260. Hiervan
zijn ongeveer 230 aanvragen afkomstig van personen die op het moment van aanvraag nog
in leven waren.8 Het ministerie heeft bij het IAS informatie verzameld over de afhandeling
van de aanvragen in 2001 door de nog in leven zijnde slachtoffers. Ten eerste is gebleken
dat ca. 30 personen niet tot de doelgroep van ex-werknemers met maligne mesothelioom
behoren. Meestal bleek toch geen sprake te zijn van maligne mesothelioom (10%), maar ook
zijn aanvragen van zelfstandigen en andere slachtoffers afgewezen.
Uit het voorgaande blijkt dat 200 ex-werknemers met diagnose maligne mesothelioom een
aanvraag hebben ingediend, ofwel 2/3 deel van de doelgroep van 300 personen. Uit het in
het voorjaar van 2002 afgeronde evaluatieonderzoek van PWC/SEO blijkt dat de mate
waarin beroep wordt gedaan op de regeling vooral afhankelijk is van de leeftijd van het
slachtoffer. Met de verdeling van het aantal personen met diagnose maligne mesothelioom
naar leeftijd (bron: NMP) als basis is door SZW geschat dat de doelgroep van 300 ex-
werknemers bestaat uit 105 personen
Uit confrontatie van deze diagnosegegevens met de aanmeldingen bij het IAS naar leeftijd
blijkt dat het niet-gebruik voor een belangrijk deel bij bejaarde ex-werknemers zit. 10% van
de personen
Ongeveer 8% van de 200 aanvragen van ex-werknemers wordt afgewezen, voornamelijk
omdat het slachtoffer geen bewijsstukken kon laten zien. De overige aanvragen gaan in
verdere procedure, waarbij als eerste wordt onderzocht of er een aansprakelijk te stellen
werkgever is. Indien de werkgever failliet of onvindbaar is dan wel er sprake is van
verjaring, komt de aanvrager direct in aanmerking voor een TAS-uitkering. Dit was in 2001
het geval bij 30% van de 200 aanvragen. Voor de resterende 125 aanvragen is de ex-
werkgever aansprakelijk gesteld, waarvan bijna de helft hiermee vrij snel akkoord is gegaan.
De overige werkgevers hebben zich in meer of mindere mate verzet tegen
aansprakelijkstelling. Redenen voor verzet zijn onder meer dat de werkgever meent dat hij
aan zijn zorgplicht heeft voldaan en dat hij vindt dat de blootstelling bij andere werkgevers
kan zijn opgelopen. Een aantal werkgevers wordt in het ongelijk gesteld, maar ook wordt
5 Dit is een raming, gebaseerd op realisatiecijfers 1999 en 2000. Het cijfer over 2001 komt volgens het CBS
eind december 2002 beschikbaar.
6 De populatie niet-rechthebbenden (25%) bestaat voornamelijk uit vrouwen (12%) en zelfstandigen (10%). De
rest (3%) bestaat voornamelijk uit mannen die de besmetting niet op het werk hebben opgelopen.
7 De uitval is 25% van de slachtoffers en bestaat uit 12% vrouwen zonder arbeidsrelatie, 10% ex-zelfstandigen
en 3% reeds overleden slachtoffers.
8 Deze raming is gebaseerd op de stand t/m 13 november 2002. De overige aanvragen komen van
nabestaanden die begin 2002 krachtens de overgangsregeling een aanvraag hebben ingediend.
17
soms alsnog een TAS-uitkering toegekend. Echter een deel van de aanvragers valt tussen de
wal en het schip: geen aansprakelijk te stellen werkgever en er wordt niet voldaan aan de
voorwaarden voor een TAS-uitkering, dus geen schadevergoeding.
Het uiteindelijke resultaat is dat van de 200 tot de doelgroep van de regeling behorende ex-
werknemers met maligne mesothelioom die een aanvraag hebben ingediend er 90 een TAS-
uitkering ontvangen, 85 een schadevergoeding door de werkgever en 25 geen
schadevergoeding.
Effecten van aanpassing regelgeving
Door de lichte bewijslast op grond van artikel 6a zal een deel van de populatie van 100 ex-
werknemers die zich thans niet melden bij het IAS, dit in de nieuwe situatie wel gaan doen.
Echter valt te verwachten dat nog steeds een aantal vooral (hoog)bejaarden ook na verlaging
van de drempel zich niet zal melden. Belangrijke redenen zijn dat er geen nabestaanden zijn
en betrokkene geen zin heeft in het doorlopen van de procedure. Ook zal evenals nu het
geval is een aantal ex-werknemers geen aanvraag indienen vanwege een geslaagde civiele
procedure van aansprakelijkstelling van de oud-werkgever. Om deze redenen is de
verwachting dat circa 40% van de huidige niet-gebruikers vanaf 2003 wel een aanvraag zal
indienen. Dus wordt een toename voorzien van het beroep op bemiddeling door ex-
werknemers bij wie de diagnose maligne mesothelioom is vastgesteld van 40 personen (van
200 naar 240 personen). Daarnaast is de verwachting dat ook 35 niet tot de doelgroep
behorende personen een aanvraag zullen indienen, maar dat deze aanvragen snel zullen
worden afgewezen.
Het percentage afwijzingen onder de doelgroep van 240 werknemers zal veel lager zal zijn
dan in de huidige situatie en is tentatief ingeschat op 2%. Dit komt vooral omdat personen
die thans worden afgewezen wegens gebrek aan bewijs voortaan recht krijgen op een
voorschot op de schadevergoeding als sprake is van een aannemelijk arbeidsverleden. Ook
krijgen personen met een werkgever waarvan vast staat dat hij aan zijn zorgplicht heeft
voldaan, voortaan recht op een uitkering op grond van de TAS regeling.
De verwachting is dat het merendeel van de 235 personen van wie de aanvraag niet wordt
afgewezen (240 aanvragen minus 5 afwijzingen) een voorschot zal aanvragen. Slechts in
een minderheid van de gevallen zal geen aanvraag voor een voorschot worden ingediend.
Belangrijke redenen kunnen zijn dat het slachtoffer vrij kort na aanmelding bij het IAS is
overleden, in elk geval voordat de aanvraag voor het voorschot is ingediend, of dat het IAS
weet al dat de werkgever failliet is en dus snel positief kan adviseren. Op grond van deze
overwegingen is het aantal voorschotten ingeschat op 200.
Door de nieuwe regelgeving treden er bij de doelgroep van ex-werknemers met diagnose
maligne mesothelioom die een aanvraag hebben ingediend diverse verschuivingen op in de
verhouding tussen de categorieën uitkeringen op grond van de TAS regeling,
schadevergoeding door werkgevers en totale afwijzing. De laatste categorie is al beschreven
en ingeschat op 2% van de aanvragen. Overige verschuivingen zijn:
* De personen die in de huidige situatie geen vergoeding ontvangen (5% van de
aanvragen) krijgen voortaan een uitkering op grond van de TAS regeling.
* De recente jurisprudentie over verjaring leidt tot een verschuiving van uitkeringen op
grond van de TAS regeling naar schadevergoedingen door werkgevers, omdat minder
bedrijven een succesvol beroep op verjaring kunnen doen. Het IAS meent dat het aantal
gevallen van verjaring hierdoor met de helft zou kunnen afnemen. De groei van 200 naar
18
240 aanvragen per jaar zit vooral bij de (hoog)bejaarden, wat de kans op verjaring weer
doet toenemen. Per saldo komt dit neer op een daling van 10% naar 7% van de
aanvragen.
* Verder zal het grotere aantal aanvragen door bejaarde slachtoffers door de verlichting
van de bewijslast leiden tot een hoger percentage gevallen met een ex-werkgever die
failliet is. In de raming is uitgegaan van een stijging van 18% naar 20% van de
aanvragen, die allen leiden tot een uitkering op grond van de TAS regeling.
* Personen die in de huidige situatie geen schadevergoeding krijgen (de 5% aanvragers die
tussen de wal en het schip vallen) ontvangen voortaan een uitkering op grond van de
TAS regeling.
Het totale plaatje komt er bij 240 aanvragen per jaar van de doelgroep van ex-werknemers
met maligne mesothelioom als volgt uit te zien: 5 afwijzingen, 110 werkgevers die hun
aansprakelijkheid erkennen en vervolgens een schadevergoeding betalen en 125 uitkeringen
op grond van de TAS regeling.
Meerjarenramingen
Ten behoeve van de totstandkoming van de huidige regeling is onderzoek verricht met als
resultaat een gestage groei van het aantal jaarlijkse slachtoffers, lijdend aan maligne
mesothelioom van 350 in 1996/1997 naar 700 in 2018. De meer recente cijferreeksen laten
echter zien dat de groei in de afgelopen jaren is afgezwakt, wat ook in het
evaluatieonderzoek van voorjaar 2002 is geconstateerd. De beschikbare cijfers tot en met
2001 van NMP en PALGA indiceren dat de stijging vrijwel tot stilstand is gekomen.
Bovendien is het aandeel van slachtoffers beneden 65 jaar de afgelopen jaren teruggelopen
naar minder dan 40%. Een onlangs geraadpleegd lid van het NMP meent op basis hiervan
dat het aantal diagnoses maligne mesothelioom de komende jaren wel eens zou kunnen
stabiliseren rond een niveau van 400 slachtoffers per jaar. Omdat er geen signalen zijn die
een stijging van het aantal slachtoffers indiceren is daarom in de ramingen uitgegaan van
een constant volume van 275 aanvragen per jaar, waarvan 240 door de doelgroep van ex-
werknemers bij wie maligne mesothelioom is vastgesteld.
Er moet bij de ramingen in 2003 en 2004 rekening worden gehouden met
overgangseffecten, omdat personen die op 31 december 2002 al een aanvraag hebben
ingediend in 2003 alsnog een voorschot kunnen aanvragen. De verwachting van het IAS is
dat eind 2002 circa 240 dossiers nog in behandeling zijn, waarvan de helft in de jaren 2000
en 2001. Gelet op het progressieve verloop van de ziekte is verondersteld dat van de op 31
december 2002 nog in behandeling zijnde aanvragen circa 100 personen in leven zijn en
daarom ambtshalve een voorschot zullen ontvangen.
Voor de aan de nieuwe regeling verbonden structurele meerkosten wordt bij de
besluitvorming over de begroting in het voorjaar 2003 een oplossing gevonden. Voor de
incidentele meerkosten 2003 wordt de eindejaarsmarge 2002-2003 ingezet.
Uitvoeringstoets
De SVB heeft een uitvoeringstoets uitgebracht. De SVB acht in beginsel het voorstel
uitvoerbaar en de beoogde invoeringsdatum 1 januari 2003 haalbaar. Daartoe dient voor die
datum tussen SVB en IAS een nieuwe overeenkomst met protocollen te worden afgesloten.
Daar is een gezamenlijke inspanning van SZW, SVB en IAS op gericht. Voorts zal vanuit
19
SZW geregeld bezien worden, onder meer in periodiek overleg met het IAS, hoe de
uitvoering van de regeling door betrokken partijen ter hand wordt genomen.
In het aan de SVB voor de uitvoeringstoets voorgelegde ontwerp was voorzien in cessie van
de vordering van het slachtoffer aan de SVB. In het thans voorliggende ontwerp is gekozen
voor een andere juridische vormgeving, te weten de volmacht zoals beschreven in artikel 6a,
om zeker te stellen dat verstrekte voorschotten, in de gevallen dat er een aansprakelijke
werkgever is, terugvloeien naar de SVB. Cessie bleek niet mogelijk met betrekking tot
vorderingen tot immateriële schadevergoeding.
De figuur van de volmacht heeft de voorkeur boven de figuur van regres, waarvoor de SVB
zich uitspreekt. Regres is immers beperkt tot het bedrag van het voorschot, terwijl de
volmacht als bedoeld in artikel 6a, onderdelen d en e, zeker stelt dat op eenvoudige wijze
verstrekte voorschotten terugvloeien en dat nalevingseffecten zoals in de navolgende
paragraaf beschreven worden voorkómen.
Op de volumina is in de vorige paragraaf ingegaan. De voorlopige ramingen zoals in de
vorige paragraaf zijn beschreven sporen niet met de eveneens voorlopige inschattingen van
de SVB. Daarover zal de komende weken nog overleg plaatsvinden.
Overigens is over de voornemens ook met betrokken andere partijen van gedachten
gewisseld, in het bijzonder ook met het IAS.
Nalevingseffecten
Na aanmelding bij het IAS dient met een volledige beschrijving van het arbeidsverleden en
zo mogelijk bewijsstukken aannemelijk te worden gemaakt dat het maligne mesothelioom is
veroorzaakt door blootstelling aan asbest tijdens de arbeid als werknemer (zie toelichting op
artikel 6a). Voorts dient middels het protocol diagnostiek maligne mesothelioom vast komen
te staan dat sprake is van mesothelioom. Dit stelt, gelet ook op de kennis en ervaring van het
IAS, voldoende zeker dat de regeling beperkt blijft tot de doelgroepen waarvoor zij bedoeld
is. Indien later blijkt dat bij een voorschotaanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt, zodanig
dat het voorschot niet verstrekt zou zijn, is in beginsel herziening van de
uitkeringsbeslissing aan de orde en kan de SVB terugvorderen. Zie de toelichting op artikel
12.
Het is niet de bedoeling van de regeling om effecten te genereren op de hoogte van de
immateriële schadevergoeding, waarover in het convenant asbestslachtoffers normbedragen
zijn opgenomen dan wel in gerechtelijke procedures. Waar de SVB namens het slachtoffer
procedeert, met name in situaties dat de werkgever niet wil meewerken in het vervolgtraject
na voorschottoekenning (zie de toelichting op artikel 6a), zullen daarbij de normbedragen
van het convenant voor immateriële schade de inzet zijn. Als het slachtoffer kiest voor
procederen staat het hem vrij een hogere inzet te kiezen. De procesvoorwaarden na
voorschottoekenning (zie artikel 6a) beogen zeker te stellen dat er serieus werk wordt
gemaakt om de schade op de primair aansprakelijke werkgever te verhalen.
20
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I onderdeel A (artikel 1; begripsbepalingen)
In het nieuwe onderdeel k is een definitie gegeven van het begrip `voorschot'. Dit betreft
een uitkering in afwachting van een immateriële schadevergoeding van de aansprakelijk
gestelde werkgever. In bestuursrechtelijke zin gaat het hierbij om een definitieve uitkering.
De voorschotbeschikking wordt niet herzien wanneer de werkgever schadevergoeding
betaalt. In privaatrechtelijke zin echter wordt de schadevergoeding van de werkgever ten
bedrage van het voorschot op grond van de volmacht als bedoeld in artikel 6a, onderdeel e,
(terug)betaald aan de SVB. Indien na het verleende voorschot blijkt dat geen
schadevergoeding van een aansprakelijke werkgever meer kan worden gevorderd, dan wordt
evenmin de voorschotbeschikking herzien. Ook in dit geval behoudt de werknemer het
uitgekeerde voorschot.
Artikel I onderdeel B (artikel 3; voorwaarden recht op eenmalige uitkering)
Veelal zal het slachtoffer een voorschot aanvragen, wat bij toekenning daarvan betekent dat
geen aanspraak op een eenmalige uitkering op grond van artikel 3 bestaat. Als het
slachtoffer geen prijs stelt op een voorschot kan hij een eenmalige uitkering aanvragen. Dat
dient hij bij leven te doen. Om te regelen dat het recht op het indienen van een aanvraag niet
komt te vervallen als het slachtoffer komt te overlijden tijdens de bemiddeling door het IAS
zonder dat nog een formele aanvraag is ingediend, is in artikel 4 van de regeling een
bepaling opgenomen dat in die gevallen de nabestaanden ook in aanmerking komen voor
een tegemoetkoming en is in artikel 7, derde lid geregeld, dat de nabestaanden alsnog een
aanvraag voor een eenmalige uitkering kunnen indienen.
Voor slachtoffers, die in de periode van 6 juni 1997 tot en met 31 juli 2000 zijn overleden
was in de regeling, vanwege de invoeringstermijn van de regeling, een uitzondering
gemaakt op de algemene regel dat het slachtoffer zelf de aanvraag moet indienen. Omdat de
invoeringstermijn is verstreken, is bedoelde uitzondering vervallen.
Het tweede lid is geschrapt. Voorop staat dat de mogelijkheden die het burgerlijk recht biedt
aan asbestslachtoffers in beginsel toereikend zijn en zoveel mogelijk worden benut. Tot nu
toe gold een beperkt aantal gronden waarom de schade niet langs burgerrechtelijke kon
worden verhaald en die in plaats daarvan een aanspraak op de eenmalige uitkering
opleveren. In het geschrapte tweede lid ging het hierbij om een beroep op het verstrijken van
de verjaringstermijn, bedoeld in artikel 310, lid 2, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek
en het feit dat de woonplaats of plaats van vestiging van de werkgever onbekend is, de
werkgever heeft opgehouden te bestaan, dan wel in staat van faillissement is verklaard.
Thans geldt de eis dat de schade niet langs burgerrechtelijke weg kan of kon worden
verhaald. Er kunnen meer gronden zijn die ertoe leiden dat de schade niet langs
burgerrechtelijke kan worden verhaald.
Naast het feit dat de woonplaats of plaats van vestiging van de werkgever onbekend is, de
werkgever heeft opgehouden te bestaan, dan wel in staat van faillissement is verklaard of
dat een geslaagd beroep op verjaring (zie de boven beschreven stand van de rechtsspraak
terzake) wordt gedaan, kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie dat de werkgever
zijn zorgplicht is nagekomen en daarmee niet onrechtmatig heeft gehandeld terwijl zich bij
het slachtoffer desondanks mesothelioom heeft ontwikkeld. Deze situatie kan derhalve
leiden tot een recht op uitkering. Echter situaties bijvoorbeeld dat een vordering ten aanzien
21
van een vroegere werkgever weliswaar is verjaard, of dat een vroegere werkgever failliet is,
maar een andere werkgever is nog aanspreekbaar, leiden niet tot een recht op uitkering.
Of de schade niet langs burgerrechtelijke weg kan of kon worden verhaald moet
daadwerkelijk komen vast te staan. De voorwaarde dat de schade niet langs
burgerrechtelijke weg kan of kon worden verhaald betekent in het uiterste geval dat,
wanneer een aansprakelijk gestelde werkgever niet meewerkt aan een bevredigende
oplossing, er moet worden geprocedeerd. Zie nader de toelichting op artikel 6a.
Artikel I onderdeel C (artikel 4; recht op eenmalige uitkering nabestaanden)
Deze bepaling heeft betrekking op situaties dat de werknemer is overleden, terwijl het recht
op uitkering nog niet is vastgesteld. Het recht op uitkering komt dan niet toe aan de
(nalatenschap van de) werknemer, maar aan de nabestaanden. Hierbij gaat het in de eerste
plaats om de situatie waarin de aanvraag om de eenmalige uitkering wel is ingediend, maar
de SVB nog niet tot een beslissing is gekomen op het moment van overlijden. Vervolgens
de situatie, waarin een slachtoffer een verzoek tot bemiddeling door het IAS heeft
ingediend, maar het slachtoffer nog geen aanvraag heeft gedaan voor hij kwam te
overlijden. Hierbij geldt dat het recht op een uitkering overgaat indien de overledene recht
op een uitkering zou hebben gehad. Dit brengt met zich dat de nabestaanden zijn gehouden
om mee te werken aan het onderzoek of recht op uitkering zou hebben bestaan. Hierbij gaat
het bijvoorbeeld om de medewerking aan de bemiddeling om de schade van de werkgever
vergoed te krijgen.
Voor slachtoffers, die in de periode van 6 juni 1997 tot en met 31 juli 2000 zijn overleden
was in de regeling, vanwege de invoeringstermijn van de regeling, een uitzondering
gemaakt op de algemene regel dat het slachtoffer zelf de aanvraag moet indienen. In
verband met deze uitzondering gold op grond van artikel 4 ook een recht op uitkering voor
de nabestaanden indien de werknemer gedurende voornoemde periode was overleden.
Omdat de invoeringstermijn is verstreken, is ook het recht op uitkering voor de
nabestaanden in dit geval komen te vervallen.
Artikel I onderdeel E (artikel 5; beperkingen recht op eenmalige uitkering)
Op grond van artikel 5, derde lid, komen de werknemer of diens nabestaanden niet in
aanmerking voor een eenmalige uitkering op grond van de TAS indien al een voorschot is
verstrekt.
Artikel I onderdeel G (hoofdstuk 2a; recht op en hoogte van het voorschot)
Artikel 6a Voorwaarden voor het recht op een voorschot
In dit artikel zijn de voorwaarden geformuleerd voor het recht op een voorschot. De
voorwaarden zijn cumulatief weergegeven, er moet zowel zijn voldaan aan de voorwaarden
in de aanhef als in de verschillende onderdelen. Voor de betekenis van het begrip
`voorschot' wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting op artikel I, onderdeel A.
De bedoeling van het voorschot is om zoveel mogelijk bij leven van het slachtoffer een
tegemoetkoming te verstrekken bij wijze van voorschot op de eventuele schadevergoeding
van de werkgever. Evenals het recht op de eenmalige uitkering is ook het recht op een
voorschot een persoonlijk recht van de door maligne mesothelioom getroffen werknemer.
Het slachtoffer moet er dus zelf blijk van hebben gegeven het voorschot te willen
22
ontvangen. Dit wordt tot uitdrukking gebracht door de voorwaarde dat de werknemer in
beginsel zelf het voorschot moet aanvragen. In de praktijk zal het zo zijn dat wanneer een
slachtoffer zich bij het IAS meldt voor bemiddeling om de schade vergoed te krijgen van de
werkgever, een zorgvuldige intake door het IAS plaatsvindt waarbij wordt onderzocht of
kan worden voldaan aan de voorwaarden voor een voorschot, uiteraard wanneer het
slachtoffer prijs stelt op het voorschot.
De voorwaarden in de aanhef in combinatie met de voorwaarden a en b betreffen de
inhoudelijke eisen die aan de verlening van een voorschot worden gesteld. De overige
voorwaarden betreffen procesgerelateerde eisen en hebben betrekking op de verplichting tot
medewerking in het vervolgtraject indien eenmaal een voorschot is verleend.
In de aanhef wordt een aantal voorwaarden gesteld voor het recht op een voorschot. Het
moet gaan om een werknemer die op het moment van de aanvraag in leven is, ten aanzien
van wie op een eenduidige wijze is vastgesteld dat sprake is van maligne mesothelioom.
Niet-werknemers, zoals zelfstandigen of huisgenoten van werknemers kunnen dus geen
beroep doen op het voorschot. Evenmin bestaat recht op een voorschot indien niet
aannemelijk is dat de blootstelling aan asbest tijdens arbeid in Nederland heeft
plaatsgevonden. Ten behoeve van een goede uitvoering is van groot belang dat op een
uniforme wijze wordt vastgesteld of het slachtoffer lijdt aan maligne mesothelioom. Om die
reden wordt in de aanhef van artikel 6a bepaald dat die vaststelling plaatsvindt als
beschreven in het protocol diagnostiek.
In onderdeel a wordt de voorwaarde gesteld dat aannemelijk gemaakt moet worden dat de
werknemer tijdens het verrichten van arbeid is blootgesteld aan asbest en dat de opgedane
ziekte daarvan het gevolg is. Onderdeel a brengt dus voor de toepassing van het voorschot
een verlichting mee van de bewijslast. Dat is essentieel om snel erkenning te geven aan die
slachtoffers die dat behoeven. De verlichting komt er op neer dat slachtoffers niet meer hard
hoeven aan te tonen dat ze een relevant arbeidsverleden hebben, maar kunnen volstaan met
het aannemelijk maken dat het maligne mesothelioom is veroorzaakt door blootstelling aan
asbest tijdens het verrichten van arbeid als werknemer. Voor de vaststelling van die
`aannemelijkheid' zal het slachtoffer op grond van artikel 9a, tweede lid, bij de aanvraag
enige gegevens moeten verstrekken die het relevante arbeidsverleden aannemelijk maken.
Voor de `aannemelijkheid' geldt een eigen verklaring van het slachtoffer over het
arbeidsverleden als minimaal noodzakelijke voorwaarde. Dat omvat een volledige
beschrijving van de arbeidsgeschiedenis en werkzaamheden van het slachtoffer. Dit wordt in
het protocol voorschotuitkering verder gepreciseerd. Gedacht moet worden aan het in beeld
brengen van de arbeidsomstandigheden, de beroepen of functies waarin de aanvrager
gedurende welke periode werkzaam is geweest en blootgesteld is geweest aan asbest, welke
taken en werkzaamheden zijn verricht, de aard van de arbeidsverhoudingen en de plaats
waar de werkzaamheden zijn verricht, in Nederland of daarbuiten en de identiteit van de
werkgever(s) c.q rechtsopvolgers.
Deze gegevens zullen nadrukkelijk aan de orde komen tijdens de intake door het IAS
waarbij de aanvraag wordt voorbereid. Het IAS zal in zijn advisering aan de SVB over de
aannemelijkheid van het relevante arbeidsverleden zich baseren op van het slachtoffer
verkregen gegevens en met name als geen bewijsstukken kunnen worden geleverd - op de
kennis en ervaring die het IAS heeft opgebouwd van het bedrijfsleven in relatie tot arbeid
met asbest. De stappen die het IAS moet zetten bij de voorbereiding van de aanvraag en de
advisering naar de SVB toe, worden in een protocol `voorschotuitkering' beschreven, dat in
overleg tussen SVB en IAS wordt vastgesteld en operationeel zal zijn bij inwerkingtreding
23
van de regeling. De SVB toetst de aanvraag procedureel, op volledigheid ervan en op grond
van het protocol door het IAS en slachtoffer gezette stappen. Zo nodig kunnen terzake
beleidsregels worden gesteld. Het protocol maakt deel uit van de (te wijzigen) overeenkomst
tussen de SVB en het IAS, bedoeld in artikel 15.
In onderdeel b is de voorwaarde gesteld dat de werknemer geen betaling van de werkgever
heeft ontvangen in verband met asbestblootstelling tijdens de arbeid, of een betaling die
lager is dan het bedrag van het voorschot van * 15.882, =. Dit criterium is identiek aan de
voorwaarde die wordt gesteld aan het recht op de eenmalige uitkering; zie verder op dit punt
de bestaande toelichting op artikel 3, onderdeel b.
In onderdeel c is de voorwaarde gesteld dat de werknemer zich verplicht tot medewerking
aan de bemiddeling door het IAS tussen hem en de werkgever om de schade vergoed te
krijgen en voorts dat de werknemer verplicht is tot medewerking om de schade zo nodig
langs burgerrechtelijke weg vergoed te krijgen.
In dit verband zij er op gewezen dat hoewel een voorschot kan worden toegekend, de
regeling uitdrukkelijk een vangnetregeling behelst. Indien een voorschot is verleend dan
moet vervolgens worden getracht om via bemiddeling de schade van de werkgever vergoed
te krijgen. Hierbij vervult het IAS een belangrijke rol. Het IAS zet zich in om op basis van
het convenant asbestslachtoffers een schikking inzake de schadevergoeding tot stand te
brengen tussen slachtoffer en werkgever.
Indien blijkt dat met succes de schade kan worden verhaald, dan vloeit het voorschot terug
naar de SVB, ingevolge onderdeel e. In het geval er wel een aansprakelijk gestelde
werkgever is maar desondanks de bemiddeling niet tot succes heeft geleid, dan zal in de
praktijk het IAS dat melden aan de werknemer en de SVB. In voorkomende gevallen zal dan
door de werknemer of op basis van de volmacht van onderdeel d - namens de werknemer
door de SVB moeten worden geprocedeerd om alsnog de schade op de werkgever te kunnen
verhalen. Voor de toepassing van deze regeling kan met een uitspraak van een rechter in
eerste aanleg worden volstaan. Dit betekent dat wanneer in rechte de werkgever
aansprakelijk kan worden gesteld en de werkgever wordt veroordeeld tot betaling van een
schadevergoeding, het aan de werknemer verleende voorschot op grond van onderdeel e
terugvloeit naar de SVB. In het geval de werkgever niet wordt veroordeeld tot betaling van
schadevergoeding, staat het de werknemer uiteraard vrij om in hoger beroep te gaan tegen
de uitspraak van de rechter in eerste aanleg om alsnog te bereiken dat de werkgever
schadeplichtig wordt zodat later alsnog een schadevergoeding kan worden verkregen. In
deze situatie dient de werknemer het voorschot op grond van de onderdelen f en g terug te
betalen aan de SVB.
In onderdeel d is de voorwaarde gesteld dat de werknemer de SVB een onherroepelijke
volmacht tot vertegenwoordiging verleent om namens hem te procederen. Dit sluit niet uit
dat slachtoffer of diens nabestaanden zelf kunnen procederen. Uiteraard zal de SVB geen
gebruik maken van deze machtiging indien door of anderszins namens het slachtoffer wordt
geprocedeerd.
De voorwaarde dat in het uiterste geval, wanneer een aansprakelijk gestelde werkgever niet
meewerkt aan een bevredigende oplossing, er moet worden geprocedeerd, regardeert dus de
werknemer en de SVB. De voorwaarden onder c en d zijn gesteld om te waarborgen dat,
nadat een voorschot is betaald, er serieus werk van wordt gemaakt om de schade van de
werkgever vergoed te krijgen. Voordeel van een onherroepelijke volmacht is dat als de
werknemer is overleden toch door de SVB verder kan worden geprocedeerd, ten behoeve
24
van de nabestaanden.
In de praktijk zal op basis van de conclusies van het IAS door betrokkenen worden bekeken
of het slachtoffer c.q. diens nabestaande gaat procederen of dat de SVB dat namens het
slachtoffer zal doen. Daarbij is van belang dat de SVB in beginsel zal procederen voor de
immateriële schadevergoeding volgens de normbedragen van het convenant, terwijl het
slachtoffer vrij is om in een procedure ook vermogensschade en ruimere vergoedingen voor
immateriële schade te eisen.
In onderdeel e is de voorwaarde gesteld dat de werknemer de SVB een onherroepelijke
volmacht verleent om namens hem de schadevergoeding van de werkgever te innen en
vervolgens deze vergoeding te verrekenen met het verleende voorschot. Deze volmacht ziet
zowel op de situatie dat de werkgever via een geslaagde bemiddeling schadevergoeding
betaalt als de situatie dat de werkgever in rechte wordt veroordeeld tot betaling van
schadevergoeding. Bij een geslaagde bemiddeling zal in de praktijk het IAS de werkgever
wijzen op het bestaan van de volmacht van de SVB opdat de werkgever de
schadevergoeding aan de SVB betaalt. In de situatie dat met toepassing van onderdeel d de
SVB namens de werknemer procedeert jegens de aansprakelijk gestelde werkgever, zal,
wanneer de werkgever wordt veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding, de SVB de
werkgever wijzen op het bestaan van de volmacht. Door de volmachtverlening kan op
praktische wijze de schadevergoeding worden verrekend met het verleende voorschot.
Indien de schadevergoeding hoger is dan het voorschot, wordt het verschil aan de
werknemer of diens nabestaanden uitbetaald. Indien de schadevergoeding lager is dan het
voorschot wat zich zelden zal voordoen - zal de werknemer of diens nabestaanden het
verleende voorschot kunnen behouden en zal de SVB het verschil tussen het voorschot en
de schadevergoeding niet terugvorderen.
In de onderdelen f en g zijn voorwaarden gesteld om in situaties dat de SVB niet namens
de werknemer of diens nabestaanden procedeert, maar dat de werknemer of diens
nabestaanden zelf hiertoe het initiatief nemen, er zeker van te zijn dat het voorschot aan de
SVB wordt terugbetaald wanneer de werkgever wordt veroordeeld tot betaling van
schadevergoeding. Hierbij kan worden gedacht aan de situatie dat de SVB geen gebruik
maakt van de volmacht te procederen omdat al dan niet in overleg met de SVB de
werknemer of diens nabestaanden zelf de rechtsvordering instellen. Ook is het mogelijk dat
de werknemer of diens nabestaanden in hoger beroep gaan tegen een uitspraak (in eerste
aanleg) waarbij de vordering is afgewezen. In deze gevallen wordt er buiten de SVB om
geprocedeerd zodat een eventuele schadevergoeding rechtstreeks aan de werknemer of diens
nabestaanden wordt uitgekeerd. Om er zeker van te zijn dat het verleende voorschot terug
wordt betaald aan de SVB is hiertoe in onderdeel f een zodanige verplichting geformuleerd.
In onderdeel g is de voorwaarde opgenomen dat de werknemer onverwijld aan de SVB moet
melden dat hij een schadevergoeding heeft ontvangen zodat de SVB in het geval dat het
voorschot niet wordt terugbetaald, in de gelegenheid wordt gesteld om eventueel met
toepassing van artikel 12 het verleende voorschot als onverschuldigd betaald terug te
vorderen. Indien de ontvangen schadevergoeding lager is dan het verleende voorschot gaat
de terugbetalingsverplichting van het voorschot op grond van onderdeel f niet verder dan het
bedrag van de ontvangen schadevergoeding.
Artikel 6b Recht op voorschot nabestaanden
Deze bepaling heeft betrekking op de situatie waarin de aanvraag om het voorschot wel is
ingediend, maar de SVB nog niet tot een beslissing is gekomen op het moment van
25
overlijden. Het recht op het voorschot komt dan niet toe aan de (nalatenschap van de)
werknemer, maar aan de nabestaanden. Anders dan het recht op een eenmalige uitkering op
grond van artikel 4, onder b, hebben de nabestaanden geen recht op een voorschot wanneer
het slachtoffer een verzoek tot bemiddeling door het IAS heeft ingediend, maar is komen te
overlijden voordat hij een aanvraag bij de SVB heeft ingediend. Het voorschot komt de
nabestaanden dus alleen toe wanneer de voorschotaanvraag al is ingediend bij de SVB. Het
recht op een voorschot gaat slechts op de nabestaanden over indien de overledene recht op
een uitkering zou hebben gehad. Dit brengt met zich mee dat de nabestaanden zijn gehouden
om mee te werken aan het onderzoek of recht op een voorschot zou hebben bestaan. Hierbij
gaat het bijvoorbeeld om de medewerking aan de bemiddeling om de schade van de
werkgever vergoed te krijgen.
Artikel 6c Beperking recht op voorschot
Deze bepaling is equivalent aan artikel 5, tweede lid, met betrekking tot de beperkingen van
het recht op een eenmalige uitkering. Onder verwijzing naar de aanhef en onderdeel b van
artikel 6a en de toelichting hierop bestaat er op basis van het eerste lid geen recht op een
voorschot indien de blootstelling aan asbest tijdens arbeid buiten Nederland heeft
plaatsgevonden. Het is echter denkbaar dat blootstelling aan asbest zowel gedurende arbeid
in Nederland als daarbuiten heeft plaatsgevonden. Het is niet opportuun dat een
belanghebbende wegens binnenlandse werkzaamheden op grond van de regeling aanspraak
op een voorschot kan maken, indien in verband met buitenlandse werkzaamheden al een
schadeloosstelling is betaald en deze op grond van artikel 6a, onderdeel b, in aanmerking
zou zijn genomen indien het een "binnenlandse betaling" zou betreffen. Dit artikel voorziet
erin dat een "buitenlandse betaling" dezelfde gevolgen heeft voor het recht op het voorschot
als een "binnenlandse".
Op grond van het tweede lid komen de werknemer of diens nabestaanden niet in aanmerking
voor een voorschot indien reeds een eenmalige uitkering als bedoeld in artikel 3 is verstrekt.
Artikel 6d hoogte voorschot
Het voorschot betreft een uitkering in afwachting van een schadevergoeding van de
aansprakelijk gestelde werkgever.
De hoogte van het voorschot is gelijk aan de hoogte van de eenmalige uitkering. Artikel 6d
betreft een equivalente bepaling aan artikel 6 met betrekking tot de hoogte van de eenmalige
uitkering. Evenals de eenmalige uitkering strekt het voorschot tot tegemoetkoming in
immateriële schade. Dit wordt uitgedrukt in het eerste lid. Het stellen of aannemelijk maken
van schade en de omvang daarvan is geen voorwaarde voor het bepalen van het recht op en
de hoogte van het voorschot. Het voorschot is niet bedoeld als schadeloosstelling voor
specifieke kosten, maar als een voorschot op een schadevergoeding van de aansprakelijk
gestelde werkgever.
Belasting ingevolge de Wet inkomstenbelasting 2001 en premie voor de volksverzekeringen
ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen is over het voorschot niet verschuldigd.
Op grond van het tweede en derde lid wordt het voorschot verminderd met het bedrag dat de
werknemer al heeft ontvangen. Voor de vergelijking van het bedrag van het voorschot en
het door de werkgever betaalde bedrag worden op grond van het derde lid netto bedragen
tegen elkaar afgezet. Het kan zijn dat het eerder ontvangen bedrag wel aan heffing van
belasting en premies was onderworpen. Bij de vergelijking gaat het om netto bedragen.
Artikel I onderdeel I (artikel 7; de aanvraag)
26
De aanvraag van de uitkering en het voorschot wordt op grond van artikel 7, tweede lid, in
alle gevallen bij de SVB ingediend. De SVB is het tot beslissen bevoegde bestuursorgaan.
De aanvraag kan dus niet bij het IAS worden gedaan. Wel zal het slachtoffer zich in de regel
eerst bij het IAS melden voor bemiddeling en de voorbereiding van aanvragen. In de
praktijk stelt het IAS de aanvraagformulieren aan asbestslachtoffers ter beschikking. Ook bij
de SVB zijn aanvraagformulieren beschikbaar.
Alvorens de werknemer een aanvraag doet om een voorschot of een eenmalige uitkering, zal
hij zich tot het IAS wenden. Het IAS zal de werknemer dan bijstaan bij de voorbereiding
van de aanvraag zodat deze zo volledig mogelijk wordt gedaan. Zodoende kan worden
voorkomen dat de SVB, na indiening van de aanvraag, de werknemer moet verzoeken
aanvullende gegevens te verstrekken omdat de aanvraag niet volledig is. Dit zou namelijk
met zich meebrengen dat de beslistermijn in de zin van de Awb wordt opgeschort. Bij de
opzet van het IAS is bij het verlenen van dergelijke ondersteunende diensten rekening
gehouden. Ten behoeve van een correcte indiening van een aanvraag worden zoals eerder
vermeld - door de SVB en het IAS protocollen ontwikkeld op grond waarvan zorgvuldig een
aanvraag wordt voorbereid.
In artikel 9 is een aantal gegevens opgesomd die bij de indiening van de aanvraag dienen te
worden overlegd. Indien de aanvraag niet compleet is, kan de SVB op grond van artikel 4:5,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besluiten de aanvraag niet te
behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de SVB gestelde
termijn de aanvraag aan te vullen. Indien de SVB een dergelijke termijn ter aanvulling van
de aanvraag stelt, wordt op grond van artikel 4:15 van de Awb de beslistermijn opgeschort
tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is
verstreken.
Het recht op de eenmalige uitkering en het voorschot is een persoonlijk recht van de door
maligne mesothelioom getroffen werknemer. De uitkering en het voorschot zijn primair
bedoeld als tegemoetkoming aan het slachtoffer zelf in verband met ondervonden leed
vooruitlopend op de eventuele schadevergoeding door de werkgever. Het slachtoffer moet er
zelf blijk van hebben gegeven de uitkering of het voorschot te willen ontvangen. Dit wordt
tot uitdrukking gebracht door de eis dat de werknemer de uitkering of het voorschot
aanvraagt.
Er kan zich de situatie voordoen dat het slachtoffer komt te overlijden tijdens de
bemiddeling door het IAS zonder dat nog een formele aanvraag om een eenmalige uitkering
is ingediend. In artikel 4 is bepaald, dat in die gevallen, waarin het slachtoffer recht op de
eenmalige uitkering zou hebben gehad, het recht overgaat op de nabestaanden. Hiermee
wordt voorkomen dat asbestslachtoffers, die zich aanmelden voor bemiddeling,
zekerheidshalve ook een aanvraag om een eenmalige uitkering indienen. In het derde lid is
daarom bepaald dat nabestaanden in bovengenoemde situatie binnen 6 maanden nadat
tijdens het bemiddelingstraject is gebleken dat de regeling van toepassing is, een aanvraag
om de eenmalige uitkering kunnen indienen. Vanaf het moment waarop het IAS de
nabestaanden een aanvraagformulier heeft toegezonden, hebben zij dus 6 maanden de
gelegenheid voor het indienen van een aanvraag om de eenmalige uitkering. Deze
mogelijkheid voor nabestaanden om na overlijden van het slachtoffer alsnog een aanvraag te
kunnen indienen geldt niet voor een aanvraag om een voorschot. Het voorschot is juist bij
uitstek bedoeld om aan het slachtoffer zelf bij leven reeds een uitkering te verstrekken in
afwachting van een vergoeding van de werkgever. Hieraan is ook geen behoefte omdat
27
nabestaanden juist nog een aanvraag om een eenmalige uitkering kunnen indienen wanneer
het slachtoffer tijdens het bemiddelingstraject is overleden en de toepassing van deze
regeling is gebleken.
In het oorspronkelijke artikel 7 waren voorts nog een tweetal mogelijkheden gecreëerd (de
oorspronkelijke leden twee en drie) dat nabestaanden nog een aanvraag om een eenmalige
uitkering konden indienen. Voor slachtoffers, die in de periode van 6 juni 1997 tot en met
31 juli 2000 zijn overleden was in de regeling, vanwege de invoeringstermijn van de
regeling, een uitzondering gemaakt op de algemene regel dat het slachtoffer zelf de
aanvraag moet indienen (tweede lid). Omdat de invoeringstermijn is verstreken, is bedoelde
uitzondering vervallen. Op grond van het derde lid konden de nabestaanden nog een
aanvraag indienen wanneer de werknemer niet zelf een aanvraag heeft kunnen indienen,
ingeval blijkens een rechterlijke uitspraak mocht worden verwacht dat de schade langs
burgerrechtelijke weg kon worden verhaald, doch nadien (op een tijdstip dat de werknemer
al is overleden) blijkt dat de uitspraak niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd in
verband met faillissement van de werkgever. Deze mogelijkheid is geschrapt omdat bij de
onderhavige wijziging van de regeling al in een vroeg stadium een voorschot kan worden
aangevraagd, waarop de nabestaanden op grond van artikel 6b recht hebben als de
overledene recht hierop zou hebben gehad.
Afgezien van de hiervoor omschreven situatie kunnen de nabestaanden na het overlijden van
de werknemer alleen aanspraak maken op de eenmalige uitkering of het voorschot indien
deze eerst zelf een aanvraag heeft ingediend (artikel 7, eerste lid, en artikel 8, eerste lid).
Indien er meer dan één nabestaande is, kan de aanvraag op grond van het vierde lid alleen
worden gedaan indien de nabestaanden iemand uit hun midden machtigen tot
vertegenwoordiging ten behoeve van de uitvoering van de regeling, de uitbetaling daaronder
begrepen. Hierdoor is voor de SVB helder aan wie eventueel nadere inlichtingen moeten
worden gevraagd, de beslissing moet worden gezonden, terugvordering moet plaatsvinden,
enz.
Het kan zich voordoen dat een slachtoffer een aanvraag voor een voorschot dan wel een
eenmalige uitkering bij de SVB indient zonder dat het IAS daarbij betrokken is. In de
praktijk zal de SVB zo'n aanvraag voor advies aan het IAS voorleggen.
In geval van een voorschotaanvraag zal het IAS dan conform het vastgestelde protocol
advies uitbrengen aan de SVB over de aannemelijkheid van het arbeidsverleden, de vraag of
vast is komen te staan dat sprake is van mesothelioom en of aan de procesmatige vereisten
voor het voorschot is voldaan. Als de aanvraag onvolledig is zal de SVB vervolgens het
slachtoffer een hersteltermijn kunnen bieden.
In geval van een aanvraag om een eenmalige uitkering zal het advies van het IAS ingaan op
de vraag of is vast komen te staan dat sprake is van mesothelioom en dat de ziekte is
veroorzaakt door blootstelling aan asbest tijdens de arbeid als werknemer, alsmede op de
vraag of er een aansprakelijke werkgever is.
Artikel I onderdeel J (artikel 8; overlijden na aanvraag)
Dit artikel regelt dat na het overlijden van de werknemer de behandeling van de aanvraag
wordt voortgezet, tenzij de nabestaanden daaraan geen behoefte hebben. Dit artikel is in
overeenstemming gebracht met de onderhavige wijzigingsregeling waarbij de verstrekking
van een voorschot mogelijk wordt gemaakt.
28
Artikel I onderdeel K (artikel 9; informatieverplichtingen aanvraag eenmalige uitkering)
Op de werknemer rust de verplichting om de informatie aan te leveren die nodig is voor de
beoordeling van de aanvraag om een eenmalige uitkering. In de praktijk zal deze aanvraag
veelal door de nabestaanden worden gedaan, indien het slachtoffer zich bij leven heeft
gemeld bij het IAS. Het IAS staat het slachtoffer c.q. de nabestaanden daarin bij. Het IAS
verricht de intake en helpt de aanvraag voor te bereiden. Deze stappen die het IAS zet zijn
als gezegd in protocollen vastgelegd.
In het eerste lid zijn basisgegevens vermeld, die bij de indiening van de aanvraag in ieder
geval moeten worden geleverd. Op basis van deze gegevens, en eventuele aanvullende
informatie, die kan worden verlangd op basis van het tweede lid, kan zowel het advies van
het IAS als de beslissing op de aanvraag door de SVB met voortvarendheid worden
voorbereid. Indien de aanvraag niet volledig is, kan de SVB op grond van artikel 4:5, eerste
lid, van de Awb een termijn stellen waarbinnen de ontbrekende gegevens moeten worden
aangeleverd. In dat geval wordt op grond van artikel 4:15 Awb de beslistermijn opgeschort.
In de praktijk zal ingevolge artikel 14 het IAS aan de SVB advies uitbrengen betreffende het
recht op een eenmalige uitkering. Het IAS dient daarbij te kunnen beschikken over de
informatie die relevant is voor het recht op de uitkering. De werknemer is daarom op grond
van het eerste en tweede lid verplicht op aanwijzing van de SVB aan het IAS de
noodzakelijke medewerking te verlenen. De SVB is het bestuursorgaan dat beslist op de
aanvraag.
Van de expertise van het IAS wordt gebruik gemaakt door de SVB door advies te vragen.
Tussen de SVB en het IAS worden op grond van artikel 15 onder meer afspraken gemaakt
over de wijze waarop het onderzoek plaatsvindt, het advies wordt ingericht en de daarbij
gevoegde gegevens. Dit wordt in het protocol eenmalige uitkering vastgelegd. De Awb stelt
enkele algemene regels betreffende de verhouding tussen bestuursorgaan en de
adviesinstantie, zowel met betrekking tot de voorbereiding van het besluit, als het besluit
zelf.
Artikel I onderdeel L (artikel 9a; informatieverplichtingen aanvraag voorschot)
Op de werknemer rust de verplichting om de informatie aan te leveren die nodig is voor de
beoordeling van de aanvraag om een voorschot. Het IAS verricht de intake en helpt de
aanvraag voor te bereiden. De stappen die het IAS zet, zijn als gezegd in het protocol
voorschotuitkering vastgelegd.
In het eerste en tweede lid is een aantal basisgegevens vermeld, dat bij de indiening van de
aanvraag in ieder geval moet worden geleverd. Zie in het bijzonder de toelichting op artikel
6a, aanhef en onderdeel a. Op basis van deze gegevens, en eventuele aanvullende
informatie, die kan worden verlangd op basis van het derde lid, kan zowel het advies van het
IAS als de beslissing op de aanvraag door de SVB met voortvarendheid worden voorbereid.
Indien de aanvraag niet volledig is kan de SVB op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de
Awb een termijn stellen waarbinnen de ontbrekende gegevens moeten worden aangeleverd.
In dat geval wordt op grond van artikel 4:15 Awb de beslistermijn opgeschort.
29
In de praktijk zal ingevolge artikel 14 het IAS aan de SVB advies uitbrengen betreffende het
recht op het voorschot. Het IAS dient daarbij te kunnen beschikken over de informatie die
relevant is voor het recht op het voorschot. De werknemer is daarom op grond van het eerste
tot en met het derde lid verplicht op aanwijzing van de SVB aan het IAS de noodzakelijke
medewerking te verlenen. De SVB is het bestuursorgaan dat beslist op de aanvraag.
Van de expertise van het IAS wordt gebruik gemaakt door de SVB door advies te vragen.
Tussen de SVB en het IAS worden op grond van artikel 15 onder meer afspraken gemaakt
over de wijze waarop het onderzoek plaatsvindt, het advies wordt ingericht en de daarbij
gevoegde gegevens. Dit wordt in het protocol voorschotuitkering vastgelegd. De Awb stelt
enkele algemene regels betreffende de verhouding tussen bestuursorgaan en de
adviesinstantie, zowel met betrekking tot de voorbereiding van het besluit, als het besluit
zelf.
Op grond van het vierde lid is artikel 9a ook van toepassing indien de aanvraag om het
voorschot van een werknemer na diens overlijden wordt voortgezet ten behoeve van de
nabestaanden.
Artikel I onderdeel M (artikel 10; beslistermijnen)
Artikel 10 is geschrapt. Aan het eerste en derde lid is geen behoefte meer omdat de
standaard beslistermijnen en verlengingsmogelijkheden ingevolge de Awb (artikelen 4.13 en
4.14) voldoende worden geacht voor de afhandeling van aanvragen.
In het tweede lid was een voorziening getroffen om te voorkomen dat onmiddellijk bij
inwerkintreding van de (oorspronkelijke) regeling een beroep op de regeling zou worden
gedaan in het kader van de getroffen overgangsregeling. Omdat de invoeringstermijn is
verstreken, is deze voorziening niet langer noodzakelijk.
Artikel I onderdelen N, O, P, Q, R, S, T, U en V
In deze onderdelen zijn de betreffende artikelen in overeenstemming gebracht met de
mogelijkheid tot het verstrekken van een voorschot. Voorts is de aanduiding "Bank"
gewijzigd in: SVB. Artikel 21 is geschrapt omdat bedoelde evaluatie heeft plaatsgevonden.
Artikel I onderdeel O (artikel 12; herziening, intrekking en terugvordering)
Artikel 12 is ook van toepassing op een besluit waarbij een voorschot is toegekend. Indien
bij de indiening van de aanvraag onjuiste gegevens zijn overlegd, wordt in beginsel de
uitkeringsbeslissing herzien en kan vervolgens het voorschot worden teruggevorderd.
Evenzo als thans bij de terugvordering van de eenmalige uitkering, geldt als uitgangspunt
dat de persoon van wie wordt teruggevorderd dezelfde is als degene die het voorschot heeft
ontvangen. Indien de werknemer zelf onjuiste gegevens heeft overlegd, doch het voorschot
in verband met zijn overlijden voordat op de aanvraag was beslist aan de nabestaanden is
toegekend, wordt de uitkering niet van laatstgenoemden teruggevorderd. Indien de
nabestaanden zelf echter onjuiste gegevens hebben verstrekt, kan wel terugvordering
plaatsvinden. Ook kan de uitkeringbeslissing worden herzien en het voorschot worden
teruggevorderd indien de werknemer zijn verplichtingen op grond van de artikelen 6a, onder
c, f en g, en de artikelen 9 en 9a, niet nakomt.
Indien het voorschot aan de werknemer is toegekend en uitbetaald, en na zijn overlijden
blijkt dat er grond is voor terugvordering, zou dit in de praktijk geëffectueerd dienen te
30
worden ten laste van de nalatenschap. Dit wordt gelet op het bijzondere karakter van deze
regeling en het zeer geringe aantal gevallen waarin dit mogelijk aan de orde zal zijn, te
ingrijpend geacht.
Zoals ook al in de oorspronkelijke toelichting op artikel 12 is vermeld, verplicht de hierin
vervatte regeling de SVB niet om een actief en permanent beleid te voeren gericht op het
signaleren van gevallen waarin terugvordering aan de orde is, doch is primair gericht op het
aanpakken van gevallen waarin concreet blijkt dat ten onrechte een voorschot is verstrekt.
Daarbij heeft de SVB een discretionaire bevoegdheid. Indien dringende redenen aanwezig
zijn, kan op grond van lid 2 van herziening (en daarmee dus van terugvordering) worden
afgezien. Wanneer daarvan sprake is, staat per individueel geval ter beoordeling van de
SVB. Het begrip dringende redenen heeft hier dezelfde betekenis als in overeenkomstige
bepalingen in de Algemene Ouderdomswet (artikel 24, vierde lid), de Algemene
nabestaandenwet (artikel 53, vierde lid) en de Algemene Kinderbijslagwet (artikel 24,
vierde lid).
Artikel I onderdeel R (artikel 15; overeenkomst tussen SVB en instituut asbestslachtoffers)
Het is van groot belang dat de SVB en het IAS in onderling overleg een aantal afspraken
maken, gericht op een goede samenwerking in het belang van het asbestslachtoffer. In
artikel 15 is bepaald dat de SVB en het IAS een overeenkomst opstellen, waarin een aantal
essentiële punten in ieder geval is geregeld.
Artikel I, onderdeel V (artikel 19; informatieverplichting SVB)
In dit artikel is aangegeven welke informatie de SVB ieder kalenderkwartaal aan de
Minister verstrekt met het oog op de beleidsontwikkeling. Het artikel is aangepast met het
oog op de wijzigingen in verband met de mogelijkheid om een voorschot te kunnen
verstrekken.
Artikel II (wijziging Regeling vrijlating immateriële schadevergoeding Algemene
bijstandswet)
Naar aanleiding van de onderhavige wijzigingsregeling is de Regeling vrijlating immateriële
schadevergoeding Algemene bijstandswet hiermee in overeenstemming gebracht. De
eenmalige uitkering noch het voorschot, als zijnde een vergoeding voor immateriële schade,
wordt gerekend tot de middelen in de zin van de Algemene bijstandswet. Artikel 43, vierde
lid, onderdeel b, van deze wet geeft de bevoegdheid ten aanzien van een uitkering in
verband met geleden immateriële schade te bepalen wanneer die niet tot de middelen
worden gerekend. Evenals de eenmalige uitkering, wordt het voorschot niet meegenomen
bij het inkomen, dat bepalend is voor de hoogte van de uitkering op grond van de Wet
inkomensvoorziening gedeeltelijk arbeidsongeschikte en werkloze werknemers (IOAW) en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte en gewezen zelfstandigen (IOAZ) en voor de uitkeringen op
grond van de Algemene nabestaandenwet, AOW en Toeslagenwet. Het gaat hier in feite om
een voorschot op een eenmalige bijdrage die op grond van (belasting)jurisprudentie niet als
inkomen in verband met arbeid is aan te merken en niet als vergoeding voor
inkomensderving. De redenering voor de belastingheffing is daarbij, dat de uitkering geen
loon is (en dan als - voorschot op - een eenmalige immateriële vergoeding onbelast is),
hoewel er wel enig verband bestaat tussen de uitkering en de dienstbetrekking, maar die
vindt niet zo zeer zijn grond in de dienstbetrekking dat deze als daaruit genoten loon moet
31
worden aangemerkt, behoudens bijzondere omstandigheden als afspraken in of aanspraken
op grond van de arbeidsovereenkomst of een relatie met het verdiende loon. Van die
omstandigheden is hier geen sprake.
Artikel III (evaluatie)
In deze bepaling is de termijn voor evaluatie gesteld op drie jaar na de inwerkingtreding van
de regeling. Daarbij speelt ook het tijdelijke karakter van de wettelijke grondslag van de
regeling ex artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies.
Artikel IV (overgangsrecht)
In dit artikel is het overgangsrecht geformuleerd. Uitgangspunt van de regeling is, zoals ook
in het algemene deel van de toelichting is vermeld, dat het slachtoffer bij leven erkenning
krijgt van zijn leed.
Met inachtneming hiervan is in het eerste lid bepaald dat indien aan het slachtoffer op het
moment van inwerkingtreden van deze (wijzigings)regeling al een uitkering is toegekend op
grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers, er geen recht meer bestaat op
een voorschot en een eenmalige uitkering op grond van de onderhavige
(wijzigings)regeling. Hetzelfde geldt indien een aanvraag van de werknemer of zijn
nabestaanden om een eenmalige uitkering op grond van de Regeling tegemoetkoming
asbestslachtoffers is afgewezen vóór het moment van inwerkingtreding van deze
(wijzigings)regeling. Dit laatste lijdt op grond van het tweede lid uitzondering indien de
werknemer in leven is op het moment van aanvraag om een voorschot of een eenmalige
uitkering op grond van de onderhavige (wijzigings)regeling.
Het derde lid ziet op de aanvragen die op het moment van inwerkingtreden van deze
(wijzigings)regeling in behandeling zijn bij de SVB. Indien de werknemer die deze
aanvraag heeft gedaan, in leven is op het moment van inwerkingtreden van deze
(wijzigings)regeling, zal zijn aanvraag worden voortgezet overeenkomstig de onderhavige
(wijzigings)regeling. In het geval de werknemer is overleden vóór inwerkingtreden van deze
(wijzigings)regeling zal de procedure ten behoeve van de nabestaanden voortgezet kunnen
worden overeenkomstig de regeling zoals deze luidde voor inwerkingtreden van de
onderhavige (wijzigings)regeling.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)