IP/02/1705
Brussel, 19 november 2002
Commissie stelt verslag over Duitse overheidsfinanciën vast als eerste
stap van buitensporig-tekortprocedure
De Commissie heeft vandaag een verslag vastgesteld over de toestand
van de openbare financiën in Duitsland. Dit verslag is de eerste stap
van de buitensporig-tekortprocedure als voorgeschreven in artikel 104,
lid 3, van het Verdrag. De Commissie heeft deze procedure voor
Duitsland ingesteld omdat haar najaarsprognoses wijzen op een
begrotingstekort van 3,8% van het BBP in 2002. De prognose wijst dus
duidelijk op het risico van een buitensporig tekort, want het ligt
veel hoger dan de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3%
van het BBP. Bovendien wordt verwacht dat de staatsschuld zal oplopen
van 59,5% van het BBP in 2001 tot 60,9% in 2002, hetgeen eveneens meer
is dan de referentiewaarde van 60% uit het Verdrag. Uit de beschikbare
informatie kan nog niet worden afgeleid of het tekort in 2003 zal
dalen tot minder dan 3% van het BBP. In het verslag van de Commissie
wordt de toestand van de Duitse openbare financiën geanalyseerd zonder
specifieke aanbevelingen. Als tweede stap zal de Commissie de Raad van
Ministers van Economische en Financiële zaken een aanbeveling doen
voor een besluit. Door de procedure van artikel 104 te volgen
honoreert de Commissie, zoals in het geval van Portugal, haar
toezeggingen die zijn neergelegd in de resolutie van de Europese Raad
over het Stabiliteits- en Groeipact met betrekking tot een strenge,
tijdige en effectieve werking van het pact.
De voornaamste bevindingen van het verslag zijn:
* Het begrotingstekort van Duitsland zal in 2002 duidelijk de
referentiewaarde van 3% van het BBP overschrijden. Het zal veel
hoger liggen dan in september door Duitsland werd meegedeeld en
ook hoger dan de diensten van de Commissie in het voorjaar hadden
geraamd. Volgens de najaarsprognoses van de Commissie zal het
begrotingstekort in 2002 3,8% van het BBP bedragen.
* De budgettaire ontwikkelingen zijn ongetwijfeld negatief beïnvloed
door de zwakke economische bedrijvigheid en, in mindere mate, door
de schade van de overstromingen, maar het buitensporige tekort,
zoals bedoeld in het Verdrag, vloeit niet voort uit gebeurtenissen
waarover Duitsland geen controle heeft of uit een ernstige
economische terugval. Uit de najaarsprognoses van de Commissie
blijkt duidelijk dat het begrotingstekort van 2002 ook zonder de
overstromingen in Oost-Duitsland en Beieren tot boven de
referentiewaarde van het Verdrag zou zijn gestegen. De schade die
door de overstromingen is veroorzaakt wordt momenteel door de
Duitse regering geschat op 9,2 miljard EUR (0,45% van het BBP),
maar de budgettaire kosten in 2002 zullen beperkt blijven tot
ongeveer 2 miljard EUR of 0,1% van het BBP.
* Volgens de Commissie zal de staatsschuld in 2002 oplopen van 59,5%
tot 60,9% van het BBP, hetgeen hoger is dan de referentiewaarde
van 60%. In de buitensporig-tekortmededeling van 24 september is
sprake van een schuldquote van 60,6% in 2002, hetgeen de stijging
ten opzichte van vorig jaar bevestigt.
* Het voor de conjunctuur gecorrigeerde tekort stijgt sedert 2000,
toen de groei zeer krachtig was. Het is opgelopen van 1,4% in 1999
tot 2,8% in 2001. In 2002 zal het waarschijnlijk 3,3% van het BBP
bedragen.
* In deze omstandigheden kan het buitensporig tekort in 2002 slechts
gedeeltelijk worden verklaard door conjunctuurfactoren. Volgens de
najaarsprognoses van de Commissie is er een structurele
achteruitgang die vooral te verklaren is door een verdere en
aanzienlijke daling van de vennootschapsbelastingen en een verdere
sterke toename van de uitgaven in de gezondheidssector.
* Na de algemene verkiezingen van 22 september heeft de herverkozen
coalitie op 16 oktober een begrotingsconsolidatieprogramma
vastgesteld. In haar najaarsprognoses voorspelt de Commissie een
begrotingstekort van 3,1% van het BBP voor 2003, waarbij zij
rekening heeft gehouden met maatregelen uit dit programma waardoor
het tekort in 2003 kan worden verlaagd met 0,2 procentpunt. Als
alle maatregelen die in de coalitie-overeenkomst zijn voorgesteld
worden uitgevoerd en de groei van het BBP volgend jaar ongeveer
1,5% bedraagt, zoals voorspeld door de Commissie, kan het tekort
worden teruggedrongen tot minder dan 3% van het BBP. De
maatregelen aan de uitgavenzijde zijn evenwel nog niet voldoende
precies omschreven om een volledige beoordeling mogelijk te maken,
terwijl de meeste maatregelen aan de ontvangstenzijde nog door de
eerste kamer van het parlement moeten worden goedgekeurd. Volgens
de beschikbare informatie is dat in het huidige stadium onzeker.
Het verslag zelf is zuiver feitelijk; het bevat informatie over en een
analyse van de toestand van de openbare financiën in Duitsland. Het
Economisch en Financieel Comité zal binnen twee weken advies
uitbrengen over de inhoud.
Vervolgens zal de Commissie een advies richten aan de Raad. Deze
besluit dan, op aanbeveling van de Commissie, of sprake is van een
buitensporig tekort. In dat geval zal de Raad tegelijkertijd op basis
van een aanbeveling van de Commissie aanbevelingen richten aan de
lidstaat om binnen een bepaalde periode een einde te stellen aan deze
situatie.
BIJLAGE
Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde
Versie Amsterdam)
Artikel 104
De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten.
De Commissie ziet toe op de ontwikkeling van de begrotingsactie en
de omvang van de overheidsschuld in de lidstaten, teneinde
aanzienlijke tekortkomingen vast te stellen. Met name gaat de
Commissie op basis van de volgende twee criteria na of de hand
wordt gehouden aan de begrotingsdiscipline:
of de verhouding tussen het voorziene of feitelijke
overheidstekort en het bruto binnenlands product een bepaalde
referentiewaarde overschrijdt, tenzij,
* hetzij de verhouding in aanzienlijke mate en voortdurend is
afgenomen en een niveau heeft bereikt dat de referentiewaarde
benadert;
* hetzij de overschrijding van de referentiewaarde slechts van
uitzonderlijke en tijdelijke aard is en de verhouding dicht bij de
referentiewaarde blijft;
of de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto
binnenlands product een bepaalde referentiewaarde overschrijdt,
tenzij de verhouding in voldoende mate afneemt en de
referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert.De
referentiewaarden worden nader omschreven in het aan dit Verdrag
gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige
tekorten.
Indien een lidstaat niet voldoet aan deze of aan een van deze
criteria, stelt de Commissie een verslag op. In het verslag van de
Commissie wordt er tevens rekening mee gehouden of het
overheidstekort groter is dan de investeringsuitgaven van de
overheid en worden alle andere relevante factoren in aanmerking
genomen, met inbegrip van de economische en budgettaire situatie
van de lidstaat op middellange termijn.Voorts kan de Commissie een
verslag opstellen indien zij - ook al is aan de criteria voldaan -
van mening is dat er gevaar voor een buitensporig tekort in een
lidstaat aanwezig is.
Het in artikel 114 bedoelde Comité brengt advies uit over het
verslag van de Commissie.
Indien de Commissie van oordeel is dat er in een lidstaat een
buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan, brengt zij advies uit
aan de Raad.
Op aanbeveling van de Commissie en rekening houdend met de
opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken,
besluit de Raad, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, met
gekwalificeerde meerderheid van stemmen of er al dan niet een
buitensporig tekort bestaat.
Wanneer overeenkomstig lid 6 is besloten dat er een buitensporig
tekort bestaat, richt de Raad aanbevelingen tot de betrokken
lidstaat om te bereiken dat deze situatie binnen een bepaalde
periode wordt verholpen. Behoudens het bepaalde in lid 8, worden
deze aanbevelingen niet openbaar gemaakt.
Wanneer de Raad vaststelt dat binnen de voorgeschreven periode
geen effectief gevolg aan zijn aanbevelingen is gegeven, kan hij
zijn aanbevelingen openbaar maken.
Wanneer een lidstaat blijft verzuimen uitvoering te geven aan de
aanbevelingen van de Raad, kan de Raad besluiten de betrokken
lidstaat aan te manen binnen een voorgeschreven termijn
maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die
de Raad nodig acht om de situatie te verhelpen.In dat geval kan de
Raad de betrokken lidstaat verzoeken volgens een nauwkeurig
tijdschema verslag uit te brengen, teneinde na te gaan welke
aanpassingsmaatregelen die lidstaat heeft getroffen.
Het recht om een klacht in te dienen, als bedoeld in de artikelen
226 en 227, kan niet worden uitgeoefend in het kader van de
toepassing van de leden 1 tot en met 9 van dit artikel.
Zolang een lidstaat zich niet voegt naar een overeenkomstig lid 9
genomen besluit, kan de Raad één of meer van de volgende
maatregelen toepassen of in voorkomend geval aanscherpen:
* eisen dat de betrokken lidstaat door de Raad te bepalen
aanvullende informatie openbaar maakt voordat hij obligaties en
andere waardepapieren uitgeeft;
* de Europese Investeringsbank verzoeken haar beleid inzake
kredietverstrekking ten aanzien van de betrokken lidstaat opnieuw
te bezien;
* eisen dat de betrokken lidstaat bij de Gemeenschap een
niet-rentedragend bedrag van een passende omvang deponeert, totdat
het buitensporige tekort naar het oordeel van de Raad is
gecorrigeerd;
* boeten van een passende omvang opleggen. De voorzitter van de
Raad stelt het Europees Parlement van de genomen besluiten in
kennis.
De Raad trekt de in de leden 6 tot en met 9 en 11 bedoelde
besluiten of sommige daarvan in, indien hij van oordeel is dat het
buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd.
Indien de Raad voordien aanbevelingen openbaar heeft gemaakt, legt
hij, zodra het besluit uit hoofde van lid 8 is ingetrokken, een
openbare verklaring af waarin wordt gezegd dat er niet langer een
buitensporig tekort in de betrokken lidstaat bestaat.
De in de leden 7 tot en met 9, 11 en 12 bedoelde besluiten worden
door de Raad op aanbeveling van de Commissie genomen met een
meerderheid van twee derde van de volgens artikel 205, lid 2,
gewogen stemmen van zijn leden, met uitsluiting van de stemmen van
de vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat.
Verdere bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van de in dit
artikel omschreven procedure zijn opgenomen in het aan dit Verdrag
gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige
tekorten.Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het
Europees Parlement en van de ECB, neemt de Raad met eenparigheid
van stemmen passende bepalingen aan die in de plaats van voornoemd
protocol komen.Onder voorbehoud van de andere bepalingen van dit
lid, stelt de Raad vóór 1 januari 1994 op voorstel van de
Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, met
gekwalificeerde meerderheid van stemmen nadere voorschriften en
definities voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol
vast.