Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal

Binnenhof4

Den Haag

Directie Duurzame Economische Ontwikkeling (DDE)

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

21 november 2002

Behandeld

DDE/OB (van Eijk)

Kenmerk

DDE-1147/2002

Telefoon

(0031) (0)70 3486560

Blad


1/3


Fax

(0031) (0)70 3485956

Bijlage(n)

E-Mail

dirk-van.eijk@minbuza.nl

Betreft

Beantwoording vragen van lid Dittrich over Ghana, de Oret-regeling en TNW-Export

Zeer geachte Voorzitter,

Hierbij vraag ik uw aandacht voor het het volgende.

Op 24 oktober zond ik Uw Kamer de antwoorden op vragen van het lid Dittrich over Ghana, de Oret-regeling en TNW-Export. We hebben inmiddels ontdekt dat in deze beantwoording niet alle relevante elementen aan bod zijn gekomen. Bovendien hebben gesprekken met betrokkenen tot voortschrijdend inzicht geleid ten aanzien van de aan de orde gestelde problematiek.

Uit een oogpunt van zorgvuldigheid stel ik het daarom op prijs om u meer uitgebreid over het project in kwestie als volgt te informeren.

Ik heb gekozen voor een chronologische opzet in een poging om de ontstane problemen in de juiste context te plaatsen.

De start

In december 1999 werd in Ghana de noodzakelijke parlementaire goedkeuring voor het project verkregen. Alle goedkeuringen in Nederland waren toen geruime tijd gegeven. Het project zou 20 technische scholen verspreid over 10 regio's in Ghana voorzien van uitrusting en training voor 4 verschillende vakgebieden. Tegen het advies van TNW-Export en beoordelaars van mijn ministerie koos Ghana voor een standaard pakket voor alle scholen.

TNW bood aan om een deel van de bestaande apparatuur te rehabiliteren. Ook dit wees Ghana af. In het kader van ownership van de aanschaffende partij, die zelf 55% financiert, zijn de keuzes door mijn ministerie en technische beoordelaars geaccepteerd.

De voortgang

In de loop van de uitvoering zijn er in Ghana verkiezingen geweest, deze leidden tot vertragingen door tijdelijke verschuivingen in prioriteitstellingen binnen de Ghanese overheid en de beschikbaarheid van mensen en middelen. Het niet tijdig beschikbaar zijn van gebouwen en voorzieningen en zelfs een gebrek aan leerkrachten moet hieraan worden geweten. Hierdoor kwamen budgetten en de beschikbaarheid van de Fontys-trainers voor de technische assistentie zwaar onder druk te staan. Er waren inmiddels 8 Ghanese leerkrachten in Nederland opgeleid om samen met de Fontys trainers in Ghana, lokaal, de beoogde ruim 150 leerkrachten verder trainen en begeleiden. Door bovenvermelde omstandigheden kon dit proces niet tijdig volledig worden afgerond.

Samen met de Ghanese autoriteiten werden door TNW plannen ontwikkeld voor verlenging en aanvullende middelen. Hierop werd door TNW een nieuwe Oret aanvraag in juli 2001 ingediend. Dit was het eerste signaal dat er problemen waren in de uitvoering van het project.

De aanvraag werd afgewezen omdat het enerzijds een uitbreiding betrof van het oude nog niet volledig afgeronde project en anderzijds bedoeld was om de kosten op te vangen voor de opgetreden vertragingen in de uitvoering. De onderbouwing was voor Oret maatstaven onvoldoende. Sindsdien is de communicatie tussen FMO en TNW geïntensiveerd om de problemen op te lossen.

Eind februari 2002 ontving FMO een bericht over de bevindingen van de trainers en nodigde het gehele team uit voor een onderhoud. De bevindingen werden doorgegeven aan mijn ministerie en aan TNW met een open verzoek om commentaar. Op verzoek van TNW vond begin mei een gesprek plaats met FMO en Fontys waarbij TNW werd verzocht om punt voor punt aan te geven welke maatregelen waren getroffen om de gesignaleerde problemen het hoofd te bieden. TNW en de Fontys coördinator waren van mening dat de "hardware" volgens contract was geleverd.

Mijn ministerie zag geen aanleiding tot het nemen van maatregelen. Er waren geen klachten van Ghanese kant en het mogelijk uitsturen van een onafhankelijke missie is alleen gerechtvaardigd wanneer contractpartijen daarom verzoeken.

In mei 2002 werd op Ghanees verzoek de voortgang van het project door de Nederlandse ambassadeur in Accra met de Ghanese minister van Onderwijs besproken. De minister was van mening dat het project een belangrijke bijdrage levert aan het technisch onderwijs in Ghana.

De ambassade liet ons weten de positieve houding van de minister over het project en de afronding daarvan te ondersteunen.

Ondertussen bracht medio 2001, een student van CIDIN (Universiteit van Nijmegen) een bezoek aan het project. Hij werd daar uitvoerig geïnformeerd door de Nederlandse trainers over de bij hen ontstane twijfels en vermeende gebreken in de project uitvoering. Zijn rapport werd in augustus 2002 uitgebracht en vormt de aanleiding voor het artikel in NRC-Handelsblad en de daarop volgende Kamervragen van de heer Dittrich.

De afstudeeropdracht werd niet in het kader van de technische assistentie uitgevoerd en de onderzoeker was geen student van Fontys Hogescholen, zoals ik u in de antwoorden aan uw Kamer abusievelijk berichtte.

De verlenging

Eind mei 2002 is tussen TNW en Ghana overeenstemming bereikt over een verlenging met maximaal 16 maanden. Het project liep af op 31 mei en completering voor die datum was onmogelijk. Het addendum op het contract moet nog worden getekend door de Ghanese overheid. De meerkosten van deze verlenging worden volledig bekostigd door de Ghanese overheid, die daarmee verantwoordelijkheid neemt voor de opgetreden vertragingen en de gevolgen daarvan voor de totale projectuitvoering.

Het gesubsidieerde deel van het project is volledig betaald. De uitrol en installatie van de laatste leveranties door TNW-Export vinden nog plaats. Er staat nog een bankgarantie open ten behoeve van de projectuitvoering. Alle 20 technische scholen die onder deze transactie apparatuur ontvangen dienen individueel een acceptatiebrief te overhandigen.

Ik wijs nogmaals op de verantwoordelijkheid die door de Ghanese overheid is genomen. Deze heeft tijdig voor het beëindigen van de projectuitvoering op 31 mei van dit jaar, middelen ter beschikking gesteld voor de verlenging van de uitvoering met maximaal 16 maanden. Hiermee is een bedrag gemoeid van Euro 6,4 miljoen. Daarmee is zeker gesteld dat de bouw en installatiewerken kunnen worden voltooid. De aanwezigheid van een TNW-Export deskundige tot het einde van het project, is daarmee eveneens gegarandeerd.

De prestatie van TNW-Export kan worden beoordeeld op basis van contractafspraken. Het bureau Veritas heeft de zendingen, ruim 180 containers, op kosten van TNW-Export gecontroleerd voor verzending. Er is geen indicatie dat TNW-Export zich niet aan de contractafspraken heeft gehouden.

De Ghanese overheid is verplichtingen aangegaan die in het gegeven tijdsbestek niet konden worden nagekomen. De verlenging van de projectuitvoering-geheel betaald door de Ghanese overheid- biedt hier een oplossing voor.

FMO heeft snel en correct gereageerd op de ontvangen signalen. Het ministerie is tijdig op de hoogte gehouden en FMO heeft op alerte wijze alle partijen gewezen op hun verantwoordelijkheden en contractuele verplichtingen.

De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

===