LJN-nummer: AF0931 Zaaknr: 185862/KG ZA 02-1102
Bron: Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak: 21-11-2002
Datum publicatie: 21-11-2002
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - enkelvoudig
R E C H T B A N K R O T T E R D A M
Zaak-/rolnummer: 185862/KG ZA 02-1102
Uitspraak: 21 november 2002
VONNIS in kort geding in de zaak van:
1. ,
wonende te Lelystad,
2. ,
wonende te Haarlem,
eisers,
procureur mr. F.A. Tromp,
advocaat mr. L.H.W. Koenen te Haarlem,
- tegen -
1. de vereniging POLITIEKE VERENIGING "LIJST PIM FORTUYN",
statutair gevestigd te Rotterdam,
2. ,
wonende te Wassenaar,
3. ,
domicilie gekozen hebbende te Amsterdam,
gedaagden,
procureur mr. G.H.J. Dolk,
advocaat mr. O. .
Eisers worden hierna aangeduid als " , en
gezamenlijk als "eisers".
Gedaagden worden hierna aangeduid als "LPF", ],
] en gezamenlijk als "gedaagden".
1. Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaardingen van 1 november 2002;
- pleitnotities van mr. Koenen;
- pleitnotities en producties van mr. Hammerstein.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten
toegelicht ter zitting van 13 november 2002.
2. Het geschil
2.1
In dit kort geding vorderen eisers na vermindering van eis, verkort en
zakelijk weergegeven, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
1. gedaagden te bevelen om binnen twee dagen na betekening van dit
vonnis afschriften van de in het petitum van de dagvaarding onder 1a
en 1b genoemde stukken te doen toekomen;
2. indien de voorzieningenrechter van oordeel is dat sprake is van een
non-existent dan wel nietig dan wel vernietigbaar benoemingsbesluit
van het bestuur van de ALV op 19 oktober 2002, en
te verbieden en gedaagden te bevelen de handelingen als
bedoeld onder 2 van het petitum van de dagvaarding te verrichten.
2.2
Aan deze vorderingen hebben eisers, verkort en zakelijk weergegeven,
de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
- hebben op 4 oktober 2002 als volmachthebber gehandeld
tegen de wil van de volmachtgever/enig bestuurder van de LPF, ]
- hebben op 4 oktober 2002 op onrechtmatige wijze de macht
gegrepen in de LPF;
- de daden van na 4 oktober 2002 binnen en buiten de LPF
verricht zijn eveneens onrechtmatig en missen rechtsgrond;
- de bijeenroeping van de ALV van 19 oktober 2002 door op
5 oktober 2002 is niet rechtsgeldig, omdat daartoe bij de
bevoegdheid ontbrak;
- statutair is bevoegd tot het bijeenroepen van de ALV voorgehouden
aan het bestuur; waren op 5 oktober 2002 geen bestuurder;
- de volmacht van aan tot het bijeenroepen van een
ALV is echter op 5 oktober 2002 van geen enkele juridische waarde
meer, omdat met de uitschrijving per 4 oktober 2002 van als
bestuurder de juridische basis aan die volmacht was komen te ontvallen
en/of omdat het duidelijk is geweest dat zijn
volmacht had ingetrokken;
- rechtsgevolg van de niet rechtsgeldige bijeenroeping van de ALV is
dat sprake is van non existente/nietige, dan wel vernietigbare
besluiten van de ALV op 19 oktober 2002, waaronder de verkiezing van
het bestuur;
- daarnaast is de verkiezing ongeldig door wat er vlak voor en tijdens
de ALV is gebeurd;
- op grond van bovenstaande onrechtmatigheid staat vast dat de
aanstaande ALV/statutenwijziging van de LPF op 23 november 2002
eveneens ongeldig zal zijn;
- bestuurders en hebben door hun doen en
nalaten voor, tijdens en na de ALV van 19 oktober 2002 in strijd
gehandeld met artikel 8 boek 2 BW, zijnde in casu tevens een
onrechtmatige daad jegens eisers;
- eisers hebben als lid van de LPF een rechtstreeks belang bij
toewijzing van hun vorderingen, ter voorkoming casu quo beperking van
verder onrechtmatig handelen van en in
strijd met de doelstellingen van de LPF, alsmede met de statuten van
de LPF en het algemene rechtspersonen- en verenigingsrecht, welk
handelen direct de belangen van de LPF en die van haar leden,
waaronder eisers, raakt.
2.3
Gedaagden hebben, verkort en zakelijk weergegeven, geconcludeerd tot
afwijzing van de vorderingen.
3. De beoordeling
3.1
De voorzieningenrechter verwerpt het meest vérstrekkende verweer van
gedaagden, inhoudende dat Koenen (en naar de voorzieningenrechter
begrijpt, ook Witvoet) geen belang heeft bij de gevraagde
voorzieningen.
Gedaagden hebben tegenover de gemotiveerde stellingen van eisers met
betrekking tot hun belang bij de gevraagde voorzieningen slechts
ongemotiveerd betwist dat van een dergelijk belang sprake is.
Daarenboven is de voorzieningenrechter van oordeel dat eisers, als
leden van de LPF, belang hebben bij toewijzing van de vorderingen.
3.2
Kern van het partijen verdeeld houdende punt van geschil betreft de
vraag of de op 19 oktober 2002 gehouden Algemene Ledenvergadering
(ALV) van de LPF op rechtsgeldige wijze bijeen is geroepen en of de
verkiezing van het bestuur van de LPF op die ALV op rechtsgeldige
wijze heeft plaatsgevonden.
3.2.1
Eisers hebben zich, naar de voorzieningenrechter begrijpt, op het
standpunt gesteld dat er sinds 2 augustus 2002 geen sprake meer was
van een bestuur van de LPF, aangezien de bij het Handelsregister
gedeponeerde door getekende verklaring, gedateerd op 30 juli
2002, uitdrukkelijk stelt dat op 2 augustus 2002 aftreedt.
Indien aangenomen moet worden dat op 4 oktober 2002 nog wel
bestuurder van de LPF was, heeft op 4 oktober 2002 geen rechtsgeldige
bijeenroeping van de ALV op 19 oktober 2002 plaatsgevonden, nu dit
alleen kan door het bestuur of door 10% van de leden; van geen van
beide is in dit geval sprake. Ook overigens deugde de ALV niet, wat
resulteert in een nietig dan wel vernietigbaar benoemingsbesluit van
het bestuur op 19 oktober 2002.
3.2.2
Gedaagden hebben zich, onder verwijzing naar de door op 2
augustus 2002 ondertekende volmacht, op het standpunt gesteld dat
op het moment van bijeenroepen van de ALV, 4 oktober 2002, nog
bestuurder was van de LPF. In deze volmacht is opgenomen dat
bereid is zijn functie als (thans) enig bestuurder van de LPF formeel
te behouden tot de eerstkomende Algemene Ledenvergadering. Op grond
van voornoemde volmacht staat vast dat als enig overgebleven
bestuurder niet alleen volmacht maar zelfs last aan heeft
verleend tot het bijeen roepen van een ALV. heeft tot 4 oktober
2002 bij het Handelsregister ingeschreven gestaan als bestuurder van
de LPF. De uitschrijving van werd geëffectueerd, ofschoon
formeel is aangebleven tot de dag waarop de Algemene
Ledenvergadering is gehouden.
3.3
De voorzieningenrechter merkt op dat uitgangspunt dient te zijn dat
strikte toepassing van wet en statuten geboden is. Voorts dienen alle
formaliteiten te worden nagekomen. Deze uitgangspunten dienen bij een
vereniging leidraad te zijn.
3.4
Vast staat dat de enig overgebleven bestuurder van de LPF, de heer
, op 30 juli 2002 een bij het handelsregister te deponeren
verklaring heeft getekend, waarin uitdrukkelijk is gesteld dat
op 2 augustus 2002 aftreedt. Deze verklaring dient te worden beschouwd
als een wilsverklaring van tot het op 2 augustus 2002 aftreden
als bestuurder van de LPF.
3.5
Hieruit volgt dat, nu in voornoemde verklaring kennelijk niet anders
is bepaald, derhalve sinds 2 augustus 2002 te 0.00 uur geen
bestuurder van de LPF meer is.
Dientengevolge kan dan vervolgens niet op 2 augustus 2002 als
bestuurder van de LPF een volmacht, wat daar overigens ook van zij,
verlenen aan tot het oproepen van een Algemene
Ledenvergadering, tenzij in de periode tussen 30 juli 2002 en 2
augustus 2002 zijn wilsverklaring tot aftreden zou hebben ingetrokken,
maar zulks is gesteld noch gebleken.
3.6
Ingevolge artikel 41 boek 2 BW is het bijeenroepen van een algemene
vergadering voorbehouden aan het bestuur. Hiertoe is het bestuur
verplicht indien tenminste een zodanig aantal leden als bevoegd is om
10% van de stemmen uit te brengen dat vraagt. De statuten van de LPF
bevatten geen regeling dat ook anderen de algemene vergadering bijeen
kunnen roepen.
Gelet hierop en nu uit het vorenoverwogene volgt dat er met het
aftreden van als bestuurder per 2 augustus 2002 geen sprake
meer was van een bestuur van de LPF, moet dit alles tot de voorlopige
conclusie leiden dat de vergadering die door op 4 oktober
2002 bijeen is geroepen, te houden op 19 oktober 2002, niet als een
algemene vergadering van de LPF kan worden beschouwd.
De benoeming van de bestuursleden die ingevolge de statuten van de LPF
alleen door de algemene vergadering uit de leden kan geschieden, kan
derhalve niet hebben plaatsgevonden op die vergadering van 19 oktober
2002. Beslissingen in een niet-ledenvergadering genomen zijn naar het
oordeel van de voorzieningenrechter non-existent.
3.7
De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan de betreffende
wettelijke en statutaire bepalingen, volgens het wettelijk systeem,
strikt de hand dient te worden gehouden. Indien dit niet zou gebeuren,
zou onder de leden van een vereniging onzekerheid kunnen bestaan over
de vraag of aan een oproep tot het bijwonen van een algemene
vergadering die niet overeenkomstig de wet en de statuten plaatsvindt,
en de eventueel daar te nemen besluiten, al dan niet gevolg zou moeten
worden gegeven. Een beroep zoals door gedaagden gedaan op "de goede
trouw in het verenigingsrecht", hetgeen de voorzieningenrechter
begrijpt als een beroep op artikel 8 boek 2 BW, gaat niet op. Er zijn
geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die meebrengen dat
op grond van de redelijkheid en billijkheid toch van de op 19 oktober
2002 genomen besluiten, en dan met name die tot benoeming van
en als bestuursleden, dient te worden
uitgegaan.
3.8
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter met betrekking tot de in
punt 3.5 genoemde machtiging nog het volgende op.
Ingevolge artikel 18 van de Statuten van de LPF behoort het
bijeenroepen van een algemene vergadering tot de (specifieke) taken
van het bestuur. Artikel 10 van de Statuten bepaalt dat het bestuur,
tot wederopzegging, taken en bevoegdheden kan delegeren aan een
eventueel dagelijks bestuur.
Gelet op hetgeen hierboven onder punt 3.3 is opgemerkt, is de
voorzieningenrechter van oordeel dat - zo ten tijde van het
verlenen van die machtiging nog bestuurslid was - de machtiging zoals
verleend door aan , waarbij een specifieke
bestuurstaak wordt gedelegeerd, in strijd moet worden geacht met de
betreffende wettelijke en statutaire bepalingen. Aan een dergelijke
machtiging kunnen derhalve geen (rechts)gevolgen worden verbonden.
3.9
Al het voorgaande leidt tot de voorlopige conclusie dat de op 19
oktober 2002 gehouden bijeenkomst niet als ALV kan worden beschouwd en
dat (onder andere) en op 19 oktober 2002
niet als bestuurders (kunnen) zijn benoemd.
Gelet hierop komt de vordering tot het verbieden aan en
om zich als bestuursleden dan wel zich gezamenlijk als
het bestuur van de LPF te presenteren en als bestuurslid daden van
bestuur te verrichten voor toewijzing in aanmerking. Dit geldt ook
voor de gevorderde mededeling te doen door en [gedaagde
3] aan de leden van de LPF. Om executiegeschillen te voorkomen zal de
voorzieningenrechter de aan de leden te verzenden mededeling hieronder
in het dictum van het vonnis nader omschrijven. De gevorderde dwangsom
zal worden gematigd en daaraan zal een maximum worden verbonden.
De gevorderde mededeling te doen door de LPF zelf aan haar leden zal
worden afgewezen. Uit de inhoud van dit vonnis volgt immers dat aan
een dergelijk gebod door de LPF zelf niet (rechtsgeldig) kan worden
voldaan.
3.10
De voorzieningenrechter merkt tenslotte op dat, nu de wet en de
statuten van de LPF geen oplossing bieden voor een situatie als de
onderhavige, waarbij in feite sprake is van een machtsvacuüm binnen de
LPF, hij aanleiding ziet de hieronder in het dictum omschreven
machtiging te verlenen.
Niet ingezien wordt welk belang eisers thans nog hebben bij hun
vordering vermeld onder 1a en 1b in het petitum van de dagvaarding;
deze vordering wordt dan ook afgewezen.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden
veroordeeld in de proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter,
verbiedt en vanaf de datum van betekening
van dit vonnis zich als bestuursleden dan wel gezamenlijk als het
bestuur van de LPF te presenteren en daden van bestuur te verrichten;
bepaalt dat, zo en niet aan dit verbod
voldoen, zij een dwangsom verbeuren van ¤ 1.000,= (zegge:
éénduizend euro) per dag dat zij in gebreke zijn, met een maximum van
¤ 1.000.000,= (zegge: éénmiljoen euro);
gebiedt en om binnen veertien dagen na
betekening van dit vonnis aan alle leden van de LPF een schriftelijke
mededeling te doen toekomen met daarin de korte inhoud van dit vonnis;
bepaalt dat, zo en niet aan dit gebod
voldoen, zij een dwangsom verbeuren van ¤ 1.000,= (zegge:
éénduizend euro) per dag dat zij in gebreke zijn, met een maximum van
¤ 1.000.000,= (zegge: éénmiljoen euro);
machtigt 10% van de leden van de LPF tot het bijeenroepen van een
algemene vergadering;
veroordeelt gedaagden in de kosten van dit kort geding, tot aan deze
uitspraak aan de zijde van eisers bepaald op ¤ 413,30 aan
verschotten en op ¤ 705,= aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.G. Poell, voorzieningenrechter, in
tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Wal-de Jong, griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Terug naar boven