Pensioenvoorziening topsporters
Aan de Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
S\BcCT-2337003
26 november 2002
Tijdens het Algemeen Overleg Sport met de Kamer op 13 november jl.,
heeft mevrouw Verbeet (PvdA) gevraagd naar pensioenvoorzieningen voor
topsporters. In verband met de beschikbare tijd is toegezegd dat ik de
Kamer schriftelijk zou informeren over mijn plannen ter zake. Met deze
brief doe ik mijn toezegging gestand.
Per 1 januari 2001 is de Stipendiumregeling voor A topsporters van
kracht geworden. Voor de details moge ik verwijzen naar de brief van
de toenmalige Staatssecretaris van VWS aan de Kamer d.d. 31 mei 2000
(KST46146). Doel van de stipendiumregeling is dat topsporters vanaf 18
jaar door middel van een stipendium in de kosten van hun
levensonderhoud kunnen voorzien, zodat zij zich volledig kunnen wijden
aan het beoefenen van topsport. De regeling wordt uitgevoerd door het
Fonds voor de Topsport op basis van een door de Staatssecretaris van
VWS goedgekeurd uitkeringsreglement. De kern van de regeling is dat
aan A-topsporters een maandelijks stipendium ter hoogte van maximaal
70% van het wettelijk minimumloon wordt verstrekt. Indien een
A-topsporter een inkomen van meer dan 100% van het minimumloon heeft
bestaat geen aanspraak meer op de stipendiumregeling. In de praktijk
betekent dit dat een A-topsporter met een stipendium een bijverdienste
mag hebben tot ongeveer 30% van het wettelijk minimumloon. Voor de
belastingdienst en de werknemersverzekeringen is het stipendium
gelijkgeschakeld met een fictieve dienstbetrekking. Dat wil zeggen dat
de stipendiumsporters een loonstrookje ontvangen, er loonbelasting
wordt ingehouden en dat men is verzekerd voor de
werknemersverzekeringen (ZW, WW en WAO). Uit contacten met het Fonds
blijkt dat het stipendium in de afgelopen twee jaar betrekkelijk snel
is ingeburgerd. Ook worden in de praktijk de beperkingen van het
stipendium zichtbaar. De hoogte van het stipendium is van dien aard
dat bijverdienen noodzakelijk is voor de meeste A-sporters; zodra het
stipendium plus de bijverdienste echter de 100 % van het wettelijk
minimumloon overschrijden, wordt er een korting op het stipendium
toegepast. Bovendien blijkt dat stipendiumsporters niet de
mogelijkheid hebben om een pensioen op te bouwen. Enerzijds omdat de
stipendiumregeling niet voorziet in een pensioenopbouw-regeling,
anderzijds omdat de stipendiumsporters te weinig overhouden om zelf
een pensioenvoorziening op te bouwen.
Teneinde de problematiek volledig in beeld te krijgen en om op basis
van dat beeld te kunnen bezien of en zo ja hoe actie is vereist, zal
ik in overleg treden met het Fonds voor de Topsporter, NOC*NSF, de
sporters en met de ministeries van Financiën en van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Het spreekt vanzelf dat ik u te zijner tijd zal
informeren over de uitkomst van al dit overleg.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
drs. Clémence Ross-van Dorp