Den Haag, 28 november 2002
Kamervragen van de leden K.G. de Vries en K.Y.I. J. Adelmund (beiden PvdA)
aan de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de verdere
verhoging van de legesgelden in vreemdelingenzaken per 1 januari 2003.
1. Heeft u kennis genomen van de toelichting bij het besluit tot
verhoging van de legesgelden per 1 januari 2003?
2. Waarop is in deze toelichting de argumentatie gebaseerd dat er geen
aanleiding is gevonden voor studenten, practicanten en wetenschappelijk
onderzoekers, een lager tarief in te stellen omdat mag worden aangenomen dat
het Nederlands hoger en beroepsonderwijs internationaal zodanig hoog staan
aangeschreven dat niet valt te verwachten dat potentiële studenten louter
wegens de Nederlandse legesverplichtingen zullen afzien van een studie aan
het Nederlands hoger of beroepsonderwijs? Bent u op de hoogte van het
standpunt van het Nuffic dat de aangekondigde verhoging negatieve gevolgen
zal hebben voor enerzijds de Nederlandse universiteiten, hogescholen en
bedrijven die buitenlandse hoogopgeleiden hard nodig hebben en anderzijds
voor studenten en onderzoekers uit ontwikkelingslanden en
pre-accessielanden?
3. Kunt u ons een overzicht geven van de legesgelden in
vreemdelingenzaken die in andere Europese landen worden gehanteerd? Klopt
het dat de legesgelden in andere Europese landen over het algemeen veel
lager zijn dan de door u aangekondigde verhoging van de legesgelden?
4. Waarop is de in de toelichting genoemde stelling gebaseerd dat het
niet waarschijnlijk is dat beroepen op bijzondere bijstand in verband met
legesverplichtingen als regel niet zullen slagen? Bent u het met ons eens
dat dit in tegenspraak is met hetgeen door uw ambtsvoorganger Cohen bij de
behandeling van de Vw 2000 is aangegeven en door de toenmalige Minister van
Sociale Zaken naar voren is gebracht in antwoord op kamervragen? Bent u
bereidt de toelichting aan te passen zodat duidelijk wordt dat een beroep op
bijzondere bijstand mogelijk is?
5. Bent u op de hoogte van de verklaring van voormalig bewindslieden
van Justitie, Korthals en Cohen, dat een uitwerking van de legesregeling in
voorbereiding was en dat 'een maximumbedrag van f 500,- voor de afdoening
van de aanvraag als redelijk maximum kan worden gezien' en dat om die reden
het maximumbedrag van f 500,- uit artikel 22 van het wetsvoorstel Vw 2000 is
geschrapt? Bent u het met ons eens dat een bedrag van 890 Euro voor de
verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en de andere
verhogingen die zijn voorgesteld, niet als binnen dit redelijke maximum
kunnen worden gekwalificeerd?
6. Bent u bereid - gezien het voorgaande - het nieuwste voornemen tot
verhoging van de legesgelden over de gehele linie geen doorgang te laten
vinden, gezien het feit dat deze verhoging buitenproportioneel is en een
ontoelaatbare barrière opwerpt?