Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

begrotingsbehandeling 2003

Antwoorden op vragen gesteld tijdens begrotingsbehandeling 2003

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

DBO-ADV-2338308

27 november 2002

Hierbij bieden wij u de schriftelijke antwoorden aan op vragen die gesteld zijn tijdens de eerste termijn van de behandeling van de begroting 2003 en de Zorgnota 2003 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mr. A.J. de Geus

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp

Antwoorden op vragen gesteld tijdens begrotingsbehandeling 2003 1. Antwoorden op vragen gesteld tijdens begrotingsbehandeling 2003

Antwoorden op vragen, die zijn gesteld tijdens de eerste termijn van de behandeling van de begroting 2003 en de Zorgnota 2003 van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

---
Vraag van de heer Bos (PvdA) over geneesmiddelenvergoeding Zoals in de brief aan de Kamer van 20 november jl. over de taakstelling geneesmiddelen is aangegeven, zijn binnen deze kabinetsperiode geen ingrepen in het pakket gepland. Wel zijn op ambtelijk niveau inmiddels de verschillende mogelijkheden voor pakketbeperking in kaart gebracht. Overigens is de beperking van de vergoeding van cholesterolverlagers en maagzuur- remmers tot dusver niet overwogen. Momenteel worden de haalbaarheid, uitvoerbaarheid en consequenties van de verschillende opties nader onderzocht, onder meer door het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Voor zover mogelijk worden hierbij ook de financiële conse- quenties voor patiënten in beschouwing genomen. Een besluit over een eventuele beperking van het ziekenfondspakket zal door een nieuw kabinet genomen kunnen worden. Vraag van de heer Bos (PvdA) over eigen bijdrage AWBZ De aftrek van 340 voor verzekerden die verblijven in Het Dorp, gezinsvervangende tehui- zen, regionale instellingen voor beschermd wonen, de verpleeginrichtingen Amstelrade te Amstelveen, Nieuw Unicum te Zandvoort en het Zeehospitium te Katwijk aan Zee vervalt omdat met ingang van 1 april 2003 de zorg waarop op grond van de Algemene Wet Bijzon- dere Ziektekosten aanspraak bestaat functiegericht wordt omschreven. Dit functiegerichte systeem houdt onder meer in dat niet meer geregeld wordt welke instelling welke zorg ver- leent. Een aftrek die gekoppeld is aan specifiek in de aanspraak genoemde categorie van instellingen is in een functiegericht systeem dus niet uitvoerbaar. Bij de invoering van de extra aftrek was uitgangspunt dat met name in de hiervoor genoemde instellingen mensen verbleven met een grotere sociale redzaamheid. De koppeling aan speci- fieke instellingen is gekozen met het oog op de uitvoerbaarheid. Het is inmiddels niet meer zo dat met name alleen in de desbetreffende specifiek genoemde instellingen mensen met een grotere sociale redzaamheid verblijven. Ook voor andere verzekerden was daarom een verrui- ming van het zak- en kleedgeld gewenst. Een verruiming van het zak- en kleedgeld voor alle verzekerden is inmiddels bewerkstelligd met de uitvoering van de motie-Melkert (Kamerstuk- ken II 199/00, 26 8000, nr. 8).
De keuze nu is de extra aftrek waarvan een klein deel van de verzekerden nog profiteren, af te schaffen of voor alle bijdrageplichtigen in te voeren. Voor het invoeren van de extra aftrek voor alle bijdrageplichtigen zijn echter geen financiële middelen beschikbaar. Er zijn namelijk ongeveer 240.000 bijdrageplichtigen. De extra aftrek geldt thans voor ongeveer 22.000 verzekerden. Het verruimen van het zak- en kleedgeld voor alle bijdrageplichtigen zou meerkosten van ongeveer 74 miljoen op jaarbasis inhouden. Daarom is er voor gekozen de extra aftrek af te schaffen. Van belang daarbij is dat ook door andere maatregelen, zoals de invoering van de fiscale jonggehandicaptenkorting en de fiscale ouderenkorting het vrij besteedbaar inkomen (het netto-inkomen na het betalen van de eigen bijdrage) van bijdrageplichtigen is verbeterd.
Tot slot zij opgemerkt dat de bewoners die op 31 december 2002 in genoemde instellingen verblijven en de desbetreffende eigen bijdrage betalen nog tot 1 januari 2007 profiteren van de extra aftrek. Als overgangsregeling bij de per 1 januari 2003 van kracht wordende maat- regel om het verzamelinkomen als grondslag voor de vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage te gaan hanteren, geldt namelijk dat voor deze bewoners de eigen bijdrage gedurende 4 jaar slechts wordt geïndexeerd met het indexcijfer waarmee ook de AOW-uitkering wordt geïndexeerd.

2

Vraag van de heer Bos (PvdA) over privéklinieken
In het verleden is er bewust voor gekozen om individueel werkende dokters niet onder het vergunningsstelsel van de Regeling zelfstandige behandelcentra te brengen. Dit zou voor hen een onnodige administratieve belasting met zich mee brengen. Met betrekking tot de kwaliteit van de zorg hecht ik overigens ten zeerste aan de eigen verantwoordelijkheid van de zorgaan- bieders. Zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor het leveren van zorg van goede kwaliteit en veiligheid. Daarnaast ben ik van mening dat de zorgverzekeraars via de zorgcontractering invloed hebben op de kwaliteit van de zorg, ook op die van de zorg verleend door privéklinie- ken. De zorgverzekeraars hebben dan ook een belangrijke verantwoordelijkheid. Zij moeten niet alleen kijken naar de productie en de doelmatigheid, maar ze zullen bij de inkoop van zorg ook meer oog moeten hebben voor de kwaliteit van de te leveren zorg. Vraag van mevrouw Arib (PvdA) over bezuiniging op het Nederlands Kanker Instituut In de vraag ligt de veronderstelling besloten dat er een min of meer direct verband is tussen de hoogte van de subsidie aan het NKI en de lengte van de wachttijden bij oncologie. Dat is niet het geval, want anders zou de oplossing voor het probleem van de wachttijden simpel zijn: verhoog de subsidie aan het NKI. Dat betekent dat we ten aanzien van de subsidie voor het NKI net als bij de andere subsidie-ontvangers een zakelijke afweging moeten maken en prioriteiten moeten stellen binnen de niet onbeperkte budgettaire mogelijkheden op de VWS- begroting.
Die afweging is gemaakt en ­ ter geruststelling van mevrouw Arib - er zal volgend jaar geen sprake zijn van een korting van 2,5% op de subsidie voor het NKI. Dat heb ik in een brief aan uw Kamer afgelopen vrijdag aangegeven. De subsidietaakstelling op de VWS-begroting wordt immers ingevuld via een korting op de sectorfondsen en het niet uitkeren van het restant van de prijsbijstellingstranche 2002. Voor de details verwijs ik naar genoemde brief. Vraag van mevrouw Arib (PvdA) over aantal opleidingsplaatsen verpleegkundigen De NVZ heeft via een enquête geïnventariseerd hoeveel extra opleidingsplaatsen er in 2002 in de algemene ziekenhuizen gerealiseerd zouden konden worden t.o.v. 2001 n.a.v de Ctg-be- leidsregel. Uit de enquête bleek dat 674 extra plaatsen gerealiseerd zouden kunnen worden. Uit de inventarisatie van de NVZ naar het werkelijke aantal gerealiseerde plaatsen in 2002 t.o.v. 2001 blijkt dat er 379 extra opleidingsplaatsen zijn gerealiseerd. De Ctg-beleidsregel op basis waarvan het aanbieden van extra plaatsen voor de zgn. wacht- lijstgerelateerde opleidingen wordt vergoed geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2002. Hiermee is de financiële randvoorwaarde geschapen voor extra opleidingen per 1 januari 2002. De realisatie blijft achter bij de verwachtingen vanwege het feit dat instellingen al enkele jaren extra opleidingsplaatsen creëren. Desondanks is het de algemene ziekenhuizen gelukt in 2002 379 extra opleidingsplaatsen te creëren. Vraag van mevrouw Arib (PvdA) over verloskunde
Tussen Zorgverzekeraars Nederland, KNOV en VWS is overeenstemming bereikt over diverse maatregelen in de verloskundige zorg. Dit betreft o.a. de regionale ondersteuning, het verbe- teren van de kwaliteit van de verloskundige zorg (Prover), de regionale implementatie van kwaliteit en de applicatiecursus voor verloskundigen uit EU landen. Per saldo zijn alle maatre- gelen zoals afgesproken in juli 2000 nagekomen. De werkdrukmiddelen voor achterstandswij- ken maakten onderdeel uit van het totaal aan toen beschikbaar gestelde middelen.

3

Vraag van mevrouw Arib (PvdA) over kleinschaligheidstoeslag en financiële problemen kleine ziekenhuizen
Een fonds voor een kleinschaligheidstoeslag is nooit aan de orde geweest. Wel is er twee jaar geleden een aanpassing geweest in de budgetteringssystematiek waarvan met name kleine ziekenhuizen hebben geprofiteerd. Op mijn verzoek heeft het CTG bij de aanpassing van de budgetteringssystematiek per 1 januari a.s. opnieuw de financiële positie van kleine zieken- huizen verbeterd. Dat gebeurt opnieuw door het optrekken van de bodem in het systeem van schaalgrootte-klassen. Ging het de eerste keer om 50 miljoen gulden, nu gaat het volgens het CTG om 14 miljoen euro.
Vraag van mevrouw Arib (PvdA), de heer Buijs (CDA), mevrouw Van Geen (D66), mevrouw Kant (SP) en de heer Rouvoet (ChristenUnie) over bezuiniging op het budget ZonMw In 2003 zal conform de voorliggende begroting 47,1 mln aan ZonMw beschikbaar worden gesteld. In 2004 wordt rekening gehouden met 36,1 mln. Beide bedragen betreffen een incidentele verhoging van het structureel verlaagde budget van 28,6 mln. 2003 is ook vol- gens ZonMw geen probleem. Het totale budget 2003 wordt besteed aan de uitvoering van projecten in de lopende, dat wil zeggen door VWS opgedragen en goedgekeurde programme- ring van ZonMw. Dit komt doordat de uitvoering van de in het verleden gestarte programma's op een aantal onderdelen vertraagd is. De uitvoering van de lopende programma's ligt overi- gens niet stil: de uitvoering van projecten in het kader van het preventieprogramma 1998- 2002, zal na 2002 nog enkele jaren doorlopen. In 2003 en 2004 kan ZonMw nieuwe pro- gramma's, waaronder het preventieprogramma voorbereiden. Hiertoe zal ook binnenkort op- dracht gegeven worden.
Echter, binnen het macrokader dat per jaar in de VWS-begroting wordt vastgelegd kan de start van de nieuwe programma's (en daarmee de feitelijke uitgaven) pas vanaf 2005 plaats- vinden. Dan valt namelijk, overigens nog maar zeer beperkt, geld vrij doordat oude projecten aflopen.
De verschillende sprekers verzoeken om het budget structureel terug te brengen naar het ou- de niveau van 40 mln. Zoals gezegd wordt in de voorliggende begroting reeds rekening ge- houden met een hoger bedrag voor 2003, namelijk zelfs 47,1 mln. teneinde de lopende programmering te faciliteren.
De door de verschillende sprekers gewenste structurele ophoging speelt derhalve pas vanaf 2004. Het budget in de VWS-begroting is dan namelijk 36,1 mln. Het budget 2004 is ech- ter een zaak van het nieuwe kabinet. De dekking die de heer Buijs aangeeft kan daarom be- schouwd worden als een suggestie voor het nieuwe kabinet. Overigens kan nog het volgende opgemerkt worden.
ZonMw heeft op basis van een inventarisatie van actuele onderwerpen een meerjarig over- zicht opgesteld van de inhoud en kosten voor nieuwe programmering. De raming van ZonMw laat zien, dat de kosten op jaarbasis van alle programma's tezamen ruim hoger liggen dan 40 mln. per jaar. Daarom zal ook een budget van 40 mln nopen tot een stringente prioriteit- stelling en grotere spreiding van de uitvoering van programma's over de jaren. Aangenomen mag worden dat het mogelijk zal zijn dat het nieuwe kabinet u in het voorjaar informeert over deze prioriteitstelling.
Specifiek ten aanzien van het onderzoek naar het Chronisch Vermoeidheidssyndroom, waar- aan mevrouw Arib refereert, kan de volgende toelichting gegeven worden. In de brief aan het ME-fonds, die u in afschrift in de loop van deze week zult ontvangen, wordt uiteengezet hoe VWS invulling geeft aan de toezegging om onderzoek te starten naar dit syndroom. De Ge- zondheidsraad heeft opdracht gekregen om te adviseren over het gewenste onderzoek, op ba- sis van de stand van de wetenschap op dit gebied. Een dergelijk advies was noodzakelijk omdat de meningen bij de verschillende betrokken partijen over de aard van het gewenste on- derzoek zeer uiteenlopend waren. De Gezondheidsraad zal, naar de laatst ontvangen informa- tie, medio 2004 een advies uitbrengen. Indien dit gelet op het Gezondheidsraadadvies, oppor-

4

tuun is, zal aan ZonMw en/of internationale gremia vanaf 2005 opdracht voor onderzoek ge- geven worden.
Vraag van mevrouw Arib (PvdA) over huiselijk geweld in allochtone kringen De minister van Justitie heeft in aanvulling op een reeds verricht onderzoek onder de autoch- tone bevolking, een onderzoek laten verrichten naar het voorkomen en de aard van huiselijk geweld in allochtone kringen. De resultaten van dit onderzoek worden binnenkort naar de Ka- mer gestuurd. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zal de minister van Justitie, in aanvulling op het rapport Privé Geweld-Publieke Zaak, een plan opstellen voor het terug- dringen van huiselijk geweld onder allochtone bevolkingsgroepen. Ook de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft u daarover onlangs bericht. Onder meer in het verlengde van deze voornemens laat ik op dit moment door het Trimbos instituut een onderzoek uitvoeren naar de instroom in de vrouwenopvang. De resultaten van dit onderzoek zijn volgend jaar voorhanden. Mede op basis van de uitkomsten van dit onder- zoek en de resultaten van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Maatschappelijke Opvang zal ik mij beraden over de situatie in de vrouwenopvang, inclusief de capaciteit. Intussen voer ik overleg met de Federatie Opvang over de noodzaak tot en de inrichting van een helpdesk ter ondersteuning van de vrouwenopvang bij toelating van en hulpverlening aan vrouwen wier verblijfsstatus onduidelijk is en die vanwege huiselijk geweld hun toevlucht zoeken bij de vrouwenopvang.
Vraag van mevrouw Arib (PvdA), mevrouw Kant (SP) en de heer Jense (LN) over kindermis- handeling en `Ouders Online'
Aan de reflectie- en actiegroep kindermishandeling, RAAK, is na een aantal gesprekken een subsidie (49.980 euro) toegekend voor een voorbereidingsfase in de vorm van een onderzoek naar een effectieve aanpak gericht op de preventie van kindermishandeling. Dit door opvoe- dingsondersteuning, de opzet voor een systeem voor tijdige signalering van gevallen van kin- dermishandeling en het realiseren van een adequaat aanbod van hulpverlening bij kindermis- handeling. Met RAAK is afgesproken dat na de voorbereidingsfase besloten wordt over aard en aantal van de pilots. De mogelijkheid voor het opzetten van meer dan één pilot is dus aan- wezig. Op de VWS-begroting is voor de opzet van de pilots maximaal 250.000 euro per jaar gereserveerd voor de periode 2003-2005.
Op 18 november 2002 zijn er reeds schriftelijke vragen (2020303200) gesteld door het Ka- merlid mevrouw Ferrier van het CDA over de financiële moeilijkheden van de website `Ouders Online' aan de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezond- heid, Welzijn en sport. Deze vragen zullen binnen de daarvoor vastgestelde termijn worden beantwoord.
Vraag van mevrouw Arib (PvdA) over aanmeten en controleren contactlenzen Het aanmeten van contactlenzen dient inderdaad te gebeuren door daartoe goed opgeleide deskundigen. Het aanmeten en controleren van contactlenzen (voor zover niet op medische indicatie) betreft geen handeling op het terrein van de individuele gezondheidszorg. Het gaat niet om aan de arts voorbehouden handelingen. Derhalve mag een ieder, mits bekwaam, deze handelingen verrichten. In ieder geval is het voor de gebruiker van belang om te weten of hij/ zij van doen heeft met een deskundige beroepsbeoefenaar. Dat is in het geval van de oogarts en optometrist (in het belang van de volksgezondheid) van overheidswege gewaarborgd op grond van de Kwaliteitswet Zorginstellingen (kwaliteit in zorginstellingen) en de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (titelbescherming en kwaliteit van zorg). Daarnaast dient de branche door zelfregulering te voorzien in vergelijkbare kwaliteitswaarborgen ten aanzien van de contactlensspecialist.

5

Het gebruik en de verkoop van contactlenzen speelt zich af buiten de gereguleerde gezond- heidszorg. Goede informatie is hierbij essentieel. Dit is enerzijds een zaak van de branche zelf. Anderzijds is het ook de eigen verantwoordelijkheid van de individuele gebruiker om contact- lenzen te gebruiken conform het advies. Ongelukken zoals schade aan de ogen van dragers van contactlenzen ontstaan vaak door onjuist gebruik ervan. Dit staat dus los van de wijze waarop contactlenzen worden verkocht.
Vraag van mevrouw Arib (PvdA) over wachtlijsten jeugdzorg Het vorige kabinet heeft voor het aanpakken van de wachtlijsten in de jeugdzorg éénmalig ex- tra middelen ter beschikking gesteld, op basis van het rapport van de Commissie Peer. Dit geld is nog in 2001 aan de doeluitkering van de provincies en grootstedelijke regio's toege- voegd. De provincies en grootstedelijke regio's hebben op basis hiervan eind 2001 plannen ingediend voor het aanpakken van de wachtlijsten jeugdzorg in 2001 en 2002, met name bij het bureau jeugdzorg en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. De provincies en groot- stedelijke regio's hebben het geld begin dit jaar kunnen uitzetten bij de instellingen. Daar moest vervolgens nog personeel geworven worden, waardoor het effect van deze middelen pas bij de wachtlijsmeting van 1 januari 2003 verwacht mag worden. Vraag van mevrouw Arib (PvdA) over Stichting Korrelatie De Stichting Korrelatie heeft in 2002 een subsidie ontvangen van 667.000. Dit bedrag is ook voor 2003 weer gereserveerd voor de Stichting Korrelatie. Van een vermindering van de subsidie is dan ook geen sprake.
Vraag van mevrouw Arib (PvdA) over stand van zaken intensive care Voor de stand van zaken rondom de intensive care wil ik kortheidshalve volstaan met een ver- wijzing naar de recent aan de Kamer aangeboden brief over de wachttijden in de curatieve zorg. In de bijlage, hoofdstuk 5, geef ik aan wat de stand van zaken is bij de intensive care. Vraag van mevrouw Arib (PvdA) over rookverboden in verzorgingstehuizen Een belangrijk element in het tabakontmoedigingsbeleid is de bescherming van de niet-roker. Het instellen van rookverboden is een manier om de niet-roker (70% van de Nederlandse be- volking) te beschermen tegen tabaksrook. Conform de gewijzigde Tabakswet dient van open- bare voorzieningen gebruik gemaakt te kunnen worden zonder daarbij hinder of overlast van roken te ondervinden. Dat geldt dus ook en misschien wel vooral voor verzorgingstehuizen. Daar dient in gemeenschappelijke en openbare ruimten een rookverbod ingesteld en gehand- haafd te worden. Wel kan de beheerder van dergelijke instellingen een speciale rookruimte inrichten mits deze goed afsluitbaar is, zodat niet-rokers geen hinder of overlast van de ta- baksrook ondervinden.
Vraag van de heer Buijs (CDA) over de nota chronische ziekten In een motie uit 2001 van de heer Buijs over een nota chronische ziekten stond de vraag cen- traal bij welke chronische aandoeningen door middel van een actief screeningsbeleid gezond- heidswinst behaald kan worden en ziektelast en maatschappelijke kosten vermeden kunnen worden. In de reactie op deze motie heeft de toenmalige Minister Borst de Kamer laten weten dat het belang van een lange termijn visie op preventiemogelijkheden ten aanzien van chro- nische ziekten door het kabinet volledig onderschreven wordt. Echter, Minister Borst heeft destijds ook laten weten dat eerst beleidsinformatie verzameld diende te worden om te kun- nen bepalen welke chronische aandoeningen in aanmerking komen voor een actief preventie- beleid en welke de meest (kosten)effectieve maatregelen dan zijn.

6

Ook werd een verbinding gelegd met de nota preventiebeleid, toen aangeduid als nota ge- zondheidsbeleid. Deze zal naar verwachting door het volgende kabinet aan de Kamer worden aangeboden. Eerder werd aan de Kamer een voortgangsverslag aangekondigd over de acties die naar aanleiding van de motie zijn genomen en de stand van zaken. Dit voortgangsverslag zal de Kamer nog voor het kerstreces bereiken, conform genoemde toezegging. Vraag van de heer Buijs (CDA) over preventie van diabetes De aandacht die de heer Buijs vraagt voor preventiemaatregelen en een goede begeleiding van diabetes is terecht. Uit het vorige week gepresenteerde RIVM rapport VTV 2002 blijkt dat diabetes behoort tot de sterkste stijgers als het gaat om vóórkomen van nieuwe ziektegeval- len. Ook blijken er nieuwe risicogroepen te zijn zoals kinderen en jongeren. Dat is een veront- rustend gegeven. Om die reden is een adviesaanvraag aan de Gezondheidsraad in voorberei- ding (werkprogramma 2003). Bovendien is het RIVM gevraagd om nader te adviseren over de risicofactoren voor diabetes, de risicogroepen en het zorggebruik èn over preventieve maatre- gelen waarmee gezondheidswinst te behalen valt. Daarbij kan gedacht worden aan maatrege- len in de sfeer van primaire preventie zoals voorlichting en de inzet op leefstijl zoals gezonde voeding en meer bewegen. Daarnaast gaat het om de vraag welke maatregelen in aanmerking zouden komen in het kader van vroege opsporing en voorkomen van diabetes door bijvoor- beeld de screening van risicogroepen en/of ongediagnosticeerde diabeten. Naast preventieve maatregelen is begeleiding van diabetes in de zorg invalshoek van beleid. Door partijen in het veld ( patiëntenorganisaties, zorgverzekeraars en zorgaanbieders) is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd om de diabeteszorg kwalitatief te verbeteren. Uitgangspunt is de regionale ke- tenzorg-aanpak, waarbij huisartsen vaak samen met diabetesverpleegkundigen of praktijkver- pleegkundigen een coördinerende rol spelen. Doel is dat best-practice op het gebied van dia- beteszorg uiteindelijk ingebed wordt in de dagelijkse reguliere zorgverlening. In de nota preventiebeleid en in de nota preventie van chronische ziekten die het volgende kabinet naar verwachting aan de Kamer zal presenteren, zal ook worden ingegaan op diabetes Het is aan het volgende kabinet om keuzes te maken ten aanzien van de meest effectieve maatregelen en de daarbij behorende investeringen. Vraag van de heer Buijs (CDA) over patiëntenbeleid Vraaggerichte zorg is het uitgangspunt van dit kabinet. Een sterke positie van patiënten/con- sumenten acht ik hiervoor essentieel. De nota over het patiëntenbeleid `Met zorg kiezen' is tijdens een nota-overleg in maart 2002 met uw Kamer besproken. Deze nota geeft een in- vulling van het patiëntenbeleid dat dit kabinet voorstaat. Het gaat dan om:
· de versterking van de rechtspositie;
· het voorzien in advies en begeleiding bij het formuleren van de vragen en het maken van keuzes voor degenen die dit nodig hebben; · het versterken van de inkoopmacht;
· het versterken van de onderhandelingsmacht en · het voorzien in actuele, toegankelijke en betrouwbare informatie op basis waarvan zorggebruikers zicht krijgen op de kwaliteit van de dienstverlening in de zorg en bij zorgver- zekeraars.
Op al deze gebieden zijn activiteiten gaande. In tegenstelling tot hetgeen in de laatste plan- ningsbrief is gemeld, zal ik u hierover in het voorjaar van 2003 rapporteren. Vraag van de heer Buijs (CDA) over experimenten met DBC's a. In de brief van 9 september jongstleden van voormalig minister Bomhoff is aangekon- digd dat de initiatiefrijke regio's niet worden gestimuleerd door regionale privileges af te kondigen en ook niet door op de stoel van artsen en directies van ziekenhuizen en zorgverzekeraars te gaan zitten. De partijen in de zorgsector dienen gebruik te maken

7

van de bestaande mogelijkheden die zij hebben om de zorgverlening vorm te geven (die nog onvoldoende worden benut) en maximaal te gebruiken in het belang van de verzekerde, respectievelijk patiënt. Hiervoor worden de bevoegdheden en instrumen- ten binnen de bestaande wetten optimaal benut. Er is dus nooit sprake geweest van regionale experimenten waarvoor in de rest van het land "gewone" regels blijven gelden. Daarnaast laat de WTG geen regionaal ver- schillende experimenten toe.
b. In Nederland is expliciet gekozen voor de DBC systematiek als uitgangspunt voor de bekostiging van ziekenhuizen. De DBC-systematiek is ontstaan eind jaren 90, uitgaan- de van de behoefte om het gehele ziekenhuis zorgtraject van de patiënt te typeren, vanaf het eerste contact met de medisch specialist tot het einde van de behandeling. De keuze voor de DBC systematiek, een verbreding van de reeds bestaande DRG va- riant, lijkt een keuze voor de moeilijke weg. Echter ook de DRG is geen "ready made" concept. Implementatie van de DRG systematiek behelst een langdurige investering in het aanpassen en verfijnen van het concept. Hierbij is het belangrijk op te merken dat internationaal gezien het DRG concept zich richting de DBC systematiek ontwikkelt: verbreding van de systematiek voor dagbehandeling en polikliniek en verfijning van de bekostigingssystematiek middels toevoeging van behandeling binnen de codering. Bij DRG's is het niet mogelijk om de 1 miljoen dagopnamen en de 8 miljoen policontacten te bekostigen, alleen de 1,3 miljoen opnamen vallen binnen het bereik van de DRG's. c. Bij "ruimte voor resultaat" worden lokaal afspraken gemaakt tussen zorgaanbieder en verzekeraar. Hierbij is het dus mogelijk aanneemsommen af te spreken. Daarnaast wordt het introduceren van het sterrensysteem absoluut niet belet. Dit wordt echter in eerste instantie aan de lokale partijen overgelaten. Sterren en DBC's bijten elkaar niet. Integendeel, ze vullen elkaar goed aan. Het is een combinatie van transparantie en positieve beloning.
d. De zinsnede dat "dit systeem zal betekenen dat kleinere ziekenhuizen een positieve budgetaanpassing zullen ervaren" gaat over de FB-aanpassing in 2003. De variabilise- ring neemt toe. Dit betekent dat de mate waarop de omzet wordt gebaseerd meer van productie zal afhangen en minder van de omvang van het ziekenhuis. Hiervan profite- ren de kleine ziekenhuizen relatief.
e. Als er in een jaar significant meer en/of duurdere DBC's worden gedeclareerd, zal de zorgverzekeraar in eerste instantie vragen om een motivatie. Daarnaast zijn er verschil- lende controlemechanismen om de negatieve prikkels in het DBC-systeem te beheer- sen. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen (zelf)regulerende instrumen- ten en invloeden van marktwerking. Voorbeelden van regulerende instrumenten zijn goede registratieprotocollen en duidelijkheid over de registratieprocedure. Ook kan een registratiecontrole (bijvoorbeeld door middel van het uitvoeren van steekproeven) worden ingevoerd.
Het experiment zal zorgvuldig worden gemonitord, hierbij zal het punt van fraudege- voeligheid worden meegenomen
Vraag van de heer Buijs (CDA) over administratie lastendruk, DBC's DBMS zijn nieuw. En als een nieuw instrument wordt ontwikkeld, voor een sector die een om zet heeft van bijna 12 miljard, die totaal anders is als het huidige bekostigingssysteem, brengt dat natuurlijk extra werk met zich mee. In die fase zitten we nu. DBC's hebben ­wanneer ingevoerd- juist een positieve invloed op de vermindering van admi- nistratieve lasten. Achtereenvolgens:
Minder vastleggen dan nu
Nu moeten specialisten elke verrichting vastleggen. Een hechting, een consult, een ingreep, een polibezoek, enzovoort. DBCs zijn de label op het zorgproces, waar deze handelingen on- der vallen. Gemiddeld behoort tot een DBC 10 verrichtingen: dus 10x minder vastleggen!

8

Winst in het declaratieverkeer
Commissie de Beer (januari 2002) heeft uitvoerig de administratieve lasten in de zorg onder- zocht. De Beer concludeert dat in de maximaal haalbare situatie 300 mln is terug te dringen. Opvallend is dat bijna de helft van dit bedrag (134 mln) van de te realiseren besparing is bij het declaratieverkeer in het Ziekenfondsdomein.
DBC's vinden hun grootste, administratieve winstpunt juist in dit declaratietraject! Doordat er verschuivingen plaatsvinden van verrichtingen naar zorgproducten (waarbij zoals gezegd geldt dat eerstgenoemde factor 10 hoger is dan laatstgenoemde) is er in het declaratieverkeer veel winst te halen.
Veel meer geautomatiseerd
Door DBC's zijn de automatiseringssystemen in ziekenhuizen sterk aangepast. Een DBC wordt niet geregistreerd door een aantal kruisjes, maar voor een groot deel automatisch bepaald. Een extra ­en mijns inziens nog belangrijker- voordeel is dat door deze ontwikkeling op een systematischer wijze patiënteninformatie wordt vergaard. De automatiseringsslag is door de overheid financieel ondersteund in 2000 en 2001. Daarnaast ondersteunen wij thans innova- tieve projecten zoals "DBC-mobiel", waarbij specialisten op een palmtop patiënteninformatie opslaan en ook ruimte is voor de DBC-registratie.
Al met al hoeft er minder door specialisten vastgelegd in vergelijking van de huidige situatie. Vraag van de heer Buijs (CDA) over ICT
De heer Buijs merkt op dat Nederland op het gebied van ICT in de zorg sterk achterloopt op het buitenland. In 2001 is door het toenmalige kabinet onderzoek gedaan naar de positie van Nederland op dat terrein. Nederland komt daar weliswaar niet als koploper uit, maar neemt wel een sterke positie in. Nederland scoort met name hoog op het punt van rekening houden met de patiënt, als het gaat om ICT. Er zijn geen aanwijzingen dat Nederland is teruggevallen. Het is evident dat het gebruik van ICT in de zorg sterk achterblijft bij de mogelijkheden die beschikbaar zijn en waarvan in andere sectoren vaak goede voorbeelden zijn te vinden. Dat blijkt ook uit de bestedingen aan ICT. Nederland wijkt ook daar weinig af van andere landen. Het gaat daarbij om 1,5-2% van het beschikbare budget. Macro betekent dat overigens dat jaarlijks ongeveer 800 miljoen euro wordt uitgegeven aan ICT in de zorg. De vraag dient zich aan of dat doelmatig wordt uitgegeven. Een voorbeeld dat de heer Buijs zal aanspreken is de vergoeding voor automatisering in het tarief voor de huisartsen. Die vergoeding bedraagt op jaarbasis in totaal ongeveer 50 miljoen euro. Voor zo'n bedrag moet een moderne infrastruc- tuur voor de huisartsenzorg mogelijk zijn. De opmerking van de heer Buijs dat ICT niet moet worden overgelaten aan artsen en andere verzorgenden is daarom van belang. Sinds januari van dit jaar zijn in het Nationaal ICT Instituut in de Zorg (NICTIZ) de verschillende initiatieven van het veld gebundeld en gecombineerd met het ICT Platform in de Zorg. Juist vanwege het grote belang van het inzetten van ICT deskundigheid en van de borging van de continuïteit van beschikbaarheid van deze kennis, wordt het NICTIZ door VWS gefinancierd. NICTIZ heeft een nadrukkelijke taak om de integratie van de bestaande informatiesystemen te bevorderen. NICTIZ ­ gesteund door het veld ­ heeft ervoor gekozen met het integrale medicatiedossier te starten als vertrekpunt voor een landelijk EPD. NICTIZ doet dat door ICT deskundigheid in te zetten om een architectuur te ontwerpen waarmee dat mogelijk wordt. NICTIZ werkt daartoe nauw samen met de ICT producenten en het veld en neemt het initiatief voor regionale imple- mentaties en spreekt zelfs van een regionaal versnellingsprogramma. Daarin ligt ook het ant- woord op de vraag van de heer Buijs over proefprojecten. Voorwaarde daarvoor is wel dat van de zijde van de zorgverzekeraars actief en ook financieel wordt bijgedragen. De heer Buijs noemt ook open standaarden en open source software en verwijst naar de motie Vendrik. In antwoord op de vragen tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen van de Ka-

9

merleden Tonkens en Vendrik (beiden GroenLinks) over het gebruik van open standaarden (OS) en open source software (OSS) in de zorgsector (2010215130), is aangekondigd dat het Na- tionaal ICT Instituut in de Zorg (NICTIZ) om een reactie wordt gevraagd op de aanbevelingen van de RVZ over open standaarden en open source software. Zeer recent is een antwoord van het NICTIZ ontvangen. NICTIZ bevestigt daarin dat open standaarden van groot belang zijn, dat er een keuze gemaakt moet worden uit de vele be- staande standaarden en dat er aanvullende open standaarden nodig zijn. NICTIZ geeft aan dat zij als neutrale partij aangewezen is, keuzes te maken. NICTIZ meldt dat de implementatie zal worden bevorderd door de koepels die deel uitmaken van de raad van advies van het NICTIZ. NICTIZ geeft aan dat het gebruik van een aantal standaarden moet worden afgedwongen en wil daartoe in nauwe samenwerking met het Ministerie van VWS de mogelijkheden onderzoe- ken.
Ten aanzien van open source software pleit het NICTIZ voor open specificaties waardoor het voor de softwareaanbieders eenvoudiger wordt om aan te sluiten op de infrastructuur. NICTIZ zal het ontwikkelen van open source modulen stimuleren omdat het kan bijdragen aan goedkopere implementaties. NICTIZ tekent daarbij aan dat zij niet streeft naar kant en klare oplossingen, maar naar beperkte algemene bouwstenen. Tenslotte verwacht NICTIZ dat de ontwikkeling van open source software met overheidssubsidie een negatieve werking op de markt zal hebben.
Vraag de heer Buijs (CDA) over Algemene Vergadering van verpleegkundigen en Verzorgenden
Sinds 2001 steunt VWS de AVVV in haar streven naar professionalisering en sterkere posi- tionering van verpleegkundigen en verzorgenden. Jaarlijks ontvangt de AVVV 4,5 miljoen euro voor het uitvoeren van projecten, die het werk van verpleegkundigen en verzorgenden aan- trekkelijker moeten maken. Wervings- en imagocampagnes, zoals bij het Congres "Profs met een hart" (2001) aan de orde zijn geweest, kunnen daarin een plaats krijgen maar dan wel in overleg met sociale partners in de zorg. Dit om te voorkomen dat er verschillende initiatieven tegelijk gaan lopen. Om de positie en het imago van verpleegkundigen en verzorgenden te ver- sterken, voert AVVV momenteel andere projecten uit, zoals de verpleegkundige en verzorgen- de adviesraden (VAR's) en de regionale ondersteuningsstructuur. Vraag van de heer Buijs (CDA) over arbeidsmarkt huisartsen Deze onderwerpen zullen betrokken worden in het overleg met de LHV en ZN om te komen tot het plan van aanpak modernisering huisartsenzorg. Vraag van de heer Buijs (CDA) en mevrouw Van Geen (D66) over beroepenstructuur artsen De voorgestelde vernieuwingen zijn uniek en revolutionair te noemen en kunnen beleidsmatig zeer wenselijke veranderingen mogelijk maken. De voorstellen zijn niet alleen van grote bete- kenis voor het capaciteitsprobleem in zorginstellingen en het goed toerusten van artsen voor de zorg van morgen. Ook kunnen zij een stevige impuls geven aan innovatie van de zorg, het creëren van een aantrekkelijk en motiverend werkklimaat in de zorgsector en dus behoud van beroepsbeoefenaren voor de sector. Bij de aanbieding van het rapport "De arts van straks; naar een nieuw medisch opleidingscontinuüm" op 30 oktober jongstleden hebben zowel VWS als OC&W dan ook benadrukt het van groot belang te vinden dat de implementatie van de voorstellen voortvarend wordt opgepakt en zich bereid verklaard zich daar naar vermogen voor in te zullen zetten. De meeste inzet om de voorgestelde vernieuwingen te realiseren moet komen vanuit het veld van gezondheidszorg en onderwijs. Op korte termijn wordt met de meest betrokken partijen een implementatieplan opgesteld. Dat plan moet ook duidelijkheid verschaffen over de financiële consequenties en de wijze waarop die kunnen worden gedekt.

10

Vraag van de heer Buijs (CDA) over capaciteitsbeleid Het capaciteitbeleid van het kabinet is gericht op het zo veel als mogelijk opleiden, stimuleren van differentiatie van medische opleidingen en van de introductie van nieuwe beroepen in de gezondheidszorg. De initiatieven van de Universiteit Twente en Brabant Medical School kun- nen daar ieder op eigen wijze een bijdrage aan leveren. Over het voornemen van de Universi- teit Twente om in 2003 te starten met een opleiding op het grensvlak van geneeskunde en techniek neemt de bewindspersoon van OCW, na overleg met VWS, nog dit jaar een beslis- sing. Brabant Medical School kan bijdragen aan het in samenwerking met UMC's beter benut- ten van opleidingsmogelijkheden in de regio. Zowel met de Universiteit Twente als met Brabant Medical School zal overleg plaatsvinden om scherper te kunnen vaststellen welke stappen nodig zijn om deze initiatieven optimaal te benutten voor het capaciteitsbeleid. De ka- mer zal daar zeer binnenkort nader over geïnformeerd worden. Vraag van de heer Buijs (CDA) over opnemen eerstelijnspsycholoog in het tweede comparti- ment
Ter uitvoering van de motie-Buijs (13 maart 2002, 27855 nr. 12) wordt de opname van eerstelijns psychologische zorg in het tweede compartiment momenteel voorbereid. In juli 2002 is hiertoe een verzoek aan het College voor Zorgverzekeringen gedaan voor een uitvoe- ringstoets met betrekking tot de opname van eerstelijns psychologische zorg in het tweede compartiment per 1 januari 2004. Deze uitvoeringstoets is eind december 2002 gereed. Begin 2003 zal het besluit over opname in het tweede compartiment door het (nieuwe) kabinet moeten worden genomen.
Daarbij zullen tevens de uitkomsten worden betrokken van de experimenten die momenteel in twee regio's lopen, waarin de effecten worden onderzocht van verruiming van de financiële toegankelijkheid van eerstelijns psychologische zorg. Vraag van de heer Buijs (CDA) over verwijsfunctie bedrijfsarts Ik zal de komende tijd voorbereidingen treffen om wettelijk te realiseren dat bedrijfsartsen zie- ke werknemers rechtstreeks kunnen verwijzen naar AWBZ-en Ziekenfondswet-verzekerde zorg. Ik verwacht dat de hiervoor noodzakelijke wettelijke bepalingen medio 2003 zijn aange- past. Implementatie zal naar verwachting per 1 juli 2003 plaatsvinden. Vraag van de heer Buijs (CDA) over uitvoering van de motie Werner (tabak) De CDA-motie, die bij behandeling van de Tabakswet aan de overkant Kamerbreed is aange- nomen (Motie Werner, Kamerstuk 26 472, nr. 59e), verzoekt de regering met klem extra bud- get ( 15 mln. jaarlijks) met ingang van 2002 dan wel 2003 vrij te maken om - gelijktijdig en in samenhang met de huidige implementatie van de gewijzigde Tabakswet - de preventie van jeugdroken en de ondersteuning van stoppen met roken structureel te versterken. De heer Buijs vraagt zich af of de Kamer zich niet heeft laten bedotten bij de aanvaarding van de Ta- bakswet, daar hij in de begroting en zorgnota niet terugziet dat hiervoor geld is vrijgemaakt. Toen de Tabakswet in maart jl. door de Eerste Kamer werd aangenomen, zag de toenmalige minister van VWS dit als steun voor haar beleid. Zij heeft in dat debat bij herhaling aangege- ven dat zij, alhoewel zij de strekking van de motie van harte steunde, niet wist of er voldoen- de dekking was binnen haar begroting. Zij deelde mee zich ten zeerste in te spannen om als- nog te zullen zoeken dit geld binnen de begroting 2002 danwel 2003 van VWS zou kunnen worden vrijgemaakt.
Dit jaar is in juli in het Strategisch Akkoord echter vastgelegd dat ministeries, waaronder VWS, te maken krijgen met taakstellingen. Dat betekent dat er keuzes moesten worden ge- maakt. Helaas heb ik in 2003 nog geen middelen ter uitvoering van de motie kunnen vrijma- ken. Dat betekent echter niet dat VWS niets doet aan preventie van roken. Er is nu in totaal

11

zo'n 4 mln. beschikbaar voor tabakspreventie. Het extra geld is er nu dus niet, maar ik blijf mij inzetten om dat bij een volgend akkoord boven tafel te krijgen. Vraag van mevrouw Vietsch (CDA) over wachtlijsten in de verpleging en verzorging Zoals in de brief aan de Kamer over de wachtlijstaanpak in de care van 21 november jl. is aangegeven, zullen er tot en met 2006 op basis van de huidige inzichten naar schatting 90.000 meer mensen in de V&V sector zorg nodig hebben ten opzichte van de laatste peiling in 2001. Een derde daarvan heeft betrekking op het wegwerken van bestaande wachtlijsten en tweederde op de ontwikkeling van de vergrijzing. Onderverdeeld naar de nu nog bestaande categorieën gaat het afgerond om ongeveer 14.000 verpleeghuisplaatsen, 42.000 verzor- gingshuisplaatsen en 34.000 mensen die thuiszorg nodig hebben danwel naar de dagbehan- deling of dagverzorging gaan. Wat betreft de ontwikkeling van het aanbod kan worden ge- meld dat er voor ruim 6000 bedden in verpleeghuizen plannen op de bouwprioriteiten lijst staan. De netto capaciteittoename in verzorgingshuizen volgens de bouwprioriteitenlijst is ni- hil. Naast deze plannen heb ik deze week plannen in ontvangst genomen om door verbouw van bestaande verzorgingshuisplaatsen 7000 extra verpleeghuisbedden in kleinschalige een- heden te realiseren. Van dat plan maakt ook deel uit het realiseren van adequate verzorgings- huiszorg via het scheiden wonen en zorg. Het gaat daarbij om ongeveer 10.000 aangepaste woningen met zorg en dienstverlening op maat.
Daarnaast loopt op dit moment een actie van de organisaties Aedes(woningcorporaties), Arcares (V&V huizen), LVT(thuiszorg) en MO-groep(welzijnsinstellingen) onder de naam Pro- ject!mpuls. Die actie omvat het realiseren van 6000 nieuwe zorgwoningen per jaar en in to- taal 120.000 aanpassingen van bestaande woningen in enkele jaren om meer mogelijkheden voor zelfstandig wonen met zorg te realiseren. De toename van de productieafspraken in de thuiszorg bedraagt dit jaar ruim 10%. Daarmee is het mogelijk de geraamde behoefteontwik- keling op te vangen en daarnaast overbruggingszorg voor intramuraal geïndiceerden die daar- voor op de wachtlijst staan te leveren. Wat betreft de financiering geldt het kader conform de Zorgnota. Voor zover de plannen worden omgezet in daadwerkelijke zorgleverantie aan daar- toe geïndiceerden ter vermindering van de wachtlijsten, gelden de principes van boter bij de vis en het verzekerde recht op zorg. Het effect van deze aanbodontwikkeling is dat de wacht- lijst voor verpleeghuiszorg de komende jaren sterk kan verminderen; dat verzorgingshuiszorg vooral in de vorm van wonen met zorg aangeboden kan worden en dat er thuiszorgcapaciteit wordt vrijgemaakt omdat er minder overbruggingszorg hoeft te worden geleverd, waarmee wachtlijsten in dit segment van de zorg ook kunnen afnemen. Voor zover het vraagstuk van de verkeerde bedden een capaciteitvraagstuk is, wordt met de voorgenomen forse uitbreiding van verpleeghuiscapaciteit ook daar een bijdrage aan geleverd. Ik merk echter wel op dat de verkeerde beddenproblematiek niet alleen een capaciteitvraagstuk, maar ook een ketenvraag- stuk is, waarbij het vooral om samenwerking gaat tussen ziekenhuizen, verpleeghuizen en thuiszorg. Of een reductie met 20% daadwerkelijk gerealiseerd wordt is onder meer afhanke- lijk van het feit of partijen hun voornemens waar maken. De aanpak van wachtlijsten zoals ik in mijn brief van 21 november jl. heb geschetst is erop gericht partijen in de regio op hun ver- antwoordelijkheid aan te spreken.
Vraag van mevrouw Vietsch (CDA) over de positie van de geestelijke gezondheidszorg in de keten en in de forensische zorg
De positie van de geestelijke gezondheidszorg is inhoudelijk weergegeven bij brief van 18 mei 2001 (TK 25424 nr 32 `GGZ cure en care'). In maart 2002 heeft Minister Borst tijdens een algemeen overleg met uw Kamer aangegeven dat de inhoudelijke positionering van de ggz ook gevolgen kan hebben voor de organisatie en financiering van de sector. De curatieve ggz kan worden overgeheveld naar het tweede compartiment. De care ggz wordt integraal opgenomen in de gemoderniseerde en ontschotte AWBZ zorg. Dit is in lijn met het advies in Zorg van Ve- len. Echter, het nieuwe kabinet moest hierover, volgens minister Borst, een besluit te nemen aangezien er verschuivingen in het pakket zouden optreden van AWBZ naar ziekenfonds. Het

12

huidige kabinet heeft meer uitgewerkte voorstellen niet aan uw Kamer kunnen voorleggen omdat er inmiddels sprake is van een demissionaire status. Het standpunt op het advies Zorg van Velen zal door het nieuwe kabinet aan u worden voorgelegd. Met betrekking tot de fo- rensische zorg zal een zorgvuldig traject worden gevolgd om dit in te passen in de zorgketen. Daarbij blijft de relatie tussen ggz en TBS klinieken gewaarborgd . Vraag van mevrouw Vietsch (CDA) over nieuwe functiegerichte indicatiestelling De zorg van Mw. Vietsch over mogelijke wachtlijsten bij de indicatieorganen deel ik. De mo- dernisering van de AWBZ heeft voor de indicatieorganen ingrijpende gevolgen. Daarom zal ik er op toezien dat alles in het werk wordt gesteld om de modernisering van de indicatiestelling op tijd af te ronden. Op 1 april moeten de indicatieorganen kunnen starten met de AWBZ-bre- de functiegerichte indicatiestelling.
In 2000-2002 is een reeks van projecten uitgevoerd gericht op verbetering van de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de kwaliteit van de indicatiestelling. Een aantal kleinere RIO's wordt samengevoegd. De werkwijze van de indicatieorganen wordt beter gestructureerd en ge- stroomlijnd. Er komt meer centrale en sturende regelgeving via het Zorgindicatiebesluit en standaardisering van het werkproces en de afwegingscriteria in de vorm van landelijke formu- lieren, eenduidige software en een landelijk protocol. De verbreding met gehandicaptenzorg en een deel van de geestelijke gezondheidszorg vindt gefaseerd plaats. Voor deze uitbreiding van taken zijn reeds structureel middelen beschikbaar. Al deze maatregelen in het kader van de modernisering van de indicatiestelling (functiegericht indiceren, uniform landelijk protocol, geautomatiseerde formulierenset, verbeterde bedrijfsvoe- ring) leiden naar verwachting tot een grotere doelmatigheid, een beperking van de gemiddelde inzet per indicatie en daardoor een verkorting van de wachttijden. In de overgangsfase kunnen zich problemen voordoen. Daarvoor wordt tijdelijk extra capaci- teit achter de hand gehouden. Het Zorgindicatiebesluit voorziet in de oprichting van een Lan- delijk centrum indicatiestelling met een ondersteunende functie. Dat LCI kan bij de organisatie en inzet van die capaciteit een rol vervullen.
Vraag van mevrouw Vietsch (CDA) over mantelzorg en logeerplekken Ik onderken het belang om de druk voor mantelzorgers te verlichten door degenen die zij ver- zorgen te laten logeren in een instelling. De verantwoordelijkheid voor het maken van afspra- ken hierover berust bij het zorgkantoor. In de praktijk resulteert dit in het totstandkomen van afspraken over bedden voor tijdelijke opname in verzorgingstehuizen. Ik heb geen signaal ont- vangen dat logeerplaatsen - als gevolg van de wachtlijsten ­ als reguliere plaatsen worden ge- bruikt. Ik ben niet voornemens om te bezuinigen op voorzieningen voor mantelzorgers. Vraag van mevrouw Vietsch (CDA) over mantelzorg en AWBZ-zorg In het Besluit Zorgaanspraken wordt aangegeven op welke zorg de verzekerde krachtens de AWBZ aanspraak op kan maken. Mantelzorg berust op een persoonlijke keuze, ingegeven door omstandigheden en kan derhalve naar aard en omvang niet in eenduidige criteria worden vastgelegd. Ten behoeve van het indicatieproces is een instrument ontwikkeld waarmee de indicatiesteller na kan gaan of er geen overbelasting van de mantelzorger plaatsvindt. Criterium is dat de mantelzorger normaal aan het maatschappelijk verkeer moet kunnen blijven deelnemen.
Vraag van mevrouw Vietsch (CDA) over de uitvoering van de motie Dankers

13

Mede in antwoord op de motie Dankers zijn onderzoeken uitgevoerd naar de materie van de zogenoemde kapitaallasten van zorginstellingen en de positie van het vastgoed in de sector verpleging en verzorging. Ik zal u deze rapporten binnenkort toezenden. Recent zijn over dit onderwerp ook rapportages verschenen van het College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen en Arcares. Het Kabinet beraadt zich op deze complexe materie. Mede op basis van deze onder- zoeken en de genoemde rapporten zullen wij- mede in het licht van de stelselherziening- bouwstenen maken voor de aanpak van deze materie. Zoals ik u ook in mijn brief "aanpak wachtlijsten in de care-sector" van 21 november 2002 heb geschreven, vind ik het aan een volgend kabinet om hierover een besluit te nemen.
Vraag van mevrouw Vietsch (CDA) over fusie van instellingen We zijn het met elkaar eens dat we toe moeten naar meer keuzemogelijkheden voor de cliënt. We zetten daarin een belangrijke stap met het functiegericht maken van de aanspraken in de AWBZ. Daardoor ontstaat meer diversiteit in het aanbod. Maar ik heb thans niet de formele bevoegdheid om fusies te verbieden, laat staan om bestaande instellingen in mootjes te hak- ken. Ook het instrumentarium van de NMa is voor sterk gereguleerde onderdelen van de zorg- sector vooralsnog onvoldoende om fusies te kunnen tegenhouden. Vandaar dat op dit mo- ment wordt bezien in hoeverre aanvullend instrumentarium op het gebied van fusiecontrole nuttig kan zijn. Ook het ontstaan van nieuwe aanbieders is een kwestie van particulier initia- tief. Ik kan iemand niet verplichten om aanbieder te worden. We kunnen het wel aantrekkelijk maken voor nieuwe of bestaande aanbieders om meer zorgsoorten aan te bieden. Dat laatste gebeurt met de modernisering.
Vraag van mevrouw Vietsch (CDA) over cliëntenraad Het is bekend dat in veel algemene ziekenhuizen cliëntenraden ontbreken. Evenals mevrouw Vietsch hecht ik ook aan een inbreng door de cliënten. De Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen legt echter het initiatief voor het instellen van een cliëntenraad bij het bestuur en als dit bestuur niets doet kunnen de cliënten/ patiënten zelf daar actie voor voeren. De overheid heeft hier geen wettelijke taak. Dat neemt niet weg dat ik in mijn contacten met de koepelorganisaties voor academische en algemene ziekenhuizen erop zal aandringen dat bin- nen deze ziekenhuizen het oprichten van cliëntenraden zal worden gestimuleerd en dat be- staande raden zullen worden gefaciliteerd. Ook zullen vanuit cliënten en patiëntenorganisaties initiatieven worden ontwikkeld om tot de vorming van raden te komen. Deze initiatieven zul- len door ziekenhuizen moeten worden gesteund en gefaciliteerd. Vraag van mevrouw Vietsch (CDA) over afstemmingsproblemen in de verpleegkundeopleiding De door het kamerlid Vietsch genoemde afstemmingsproblemen tussen praktijk en theorie gel- den alleen voor de beroepsopleidende leerweg (BOL): de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) is immers gelijk aan de oude inservice-opleiding. De genoemde afstemmingsproblemen bij de BOL-opleiding zijn bekend. Bij de actualisatie en evaluatie van de kwalificatiestructuur, die in OVDB-verband (sociale partners en opleidingsinstituten) reeds dit jaar in gang is gezet, spelen deze zaken een grote rol. Vanzelfsprekend zal VWS dit proces met grote belangstelling vol- gen.
Vraag van mevrouw Vietsch (CDA) over omslagpunten in bekostiging Een thuiszorgcliënt geniet gemiddeld 3,5 á 4 uur thuiszorg per week, hetgeen afhankelijk van de vraag of het verzorging dan wel verpleging betreft 100 á 200 per week kost. De ge- middelde thuiszorg aan een cliënt kost dus gelukkig geen 300,- per dag. Wel is het zo dat bij intensieve thuiszorg aan een cliënt in de terminale fase van zijn leven, er sprake is van ge- middeld ongeveer 4 uur thuiszorg per dag. De kosten zijn dan gemiddeld genomen 180,- per dag en derhalve wat hoger dan de gemiddelde kosten van verblijf in een verpleeghuis.Op

14

dit moment is niet exact aan te geven op welk moment de informatie noodzakelijk voor het berekenen van omslagpunten beschikbaar komt. Het is niet de bedoeling om in 2003 omslag- punten in te voeren. De invoering daarvan zal zoveel mogelijk worden bezien in samenhang met de invoering van een bekostiging geënt op functies. De toezegging kan worden gedaan de Kamer per brief te informeren als de duidelijkheid over de omslagpunten er is. Aan de hand van die brief kan vervolgens met de Kamer worden overlegd. Overigens is er geen sprake meer van een concept Besluit zorgaanspraken AWBZ. Dit besluit is op 25 oktober 2002 vast- gesteld en op 7 november 2002 in het Staatsblad gepubliceerd. Vraag van mevrouw Tonkens (Groen Links) over bevriezing nominale ziekenfondspremie De fractie van Groen Links wil de nominale ziekenfondspremie op het niveau van het jaar 2002 bevriezen en die premie, die per verzekeraar verschilt, vervolgens jaarlijks indexeren.Het voorstel is kennelijk ingegeven door de in artikel 17, vijfde lid, van de Zfw neergelegde be- voegdheid van de minister van VWS, om in overeenstemming met zijn ambtgenoot van Socia- le Zaken en Werkgelegenheid, aan de nominale ziekenfondspremie een maximum te stellen. Deze bepaling is destijds nadrukkelijk als een ultimum remedium in de wet gekomen. Met an- dere woorden, een uiterste middel waarvan slechts in zeer uitzonderlijke situaties gebruik zal worden gemaakt. Indien zich een situatie voordoet dat een maximum aan de nominale premie zal moeten worden gesteld, zal dit onvermijdelijk het einde van een concurrerende uitvoering van de ziekenfonds-verzekering inhouden. Daar is het kabinet geen voorstander van. Vraag van mevrouw Tonkens (Groen Links) over woongroepen Samen met de Minister van VROM wil ik zo veel mogelijk diversiteit in het aanbod van woon- vormen voor zelfstandig wonende ouderen bevorderen. Dat kunnen ook woongroepen voor ouderen zijn. Daarbij moet, waar nodig, sprake zijn van adequate zorg- en dienstverlening op maat. Dit vraagt op lokaal niveau samenwerking van corporaties, zorginstellingen, gemeenten en welzijnsorganisaties. Corporaties zijn op basis van het zesde prestatieveld van het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH) ook verplicht om meer woningen voor mensen met een zorgbehoefte te realiseren. Initiatieven van woongroepen kunnen in samenwerking met corpo- raties (of in de particuliere sector) goed gerealiseerd worden. Vraag van mevrouw Tonkens (Groen Links) over sectorfondsen Er is fors geïnvesteerd in de zorg juist op die punten die u noemt, onder andere naar aanlei- ding van het rapport van de commissie Van Rijn. Het merendeel van dat geld is direct naar de instellingen gegaan, een beperkt deel naar de sectorfondsen. Momenteel werkt een onafhan- kelijk onderzoeksbureau aan de evaluatie van het arbeidsmarktconvenant welzijn, jeugdhulp- verlening en kinderopvang. De evaluatie richt zich o.a. op het bij het convenant behorende meerjarig beleidskader, activiteiten die in het kader daarvan zijn uitgevoerd en de effectiviteit daarvan. Ook met sociale partners in de zorgsector, die het sectorfonds Zorg besturen, is af- gesproken dat evaluatie van het beleid in de zorgsector plaats zal vinden door een onafhan- kelijk onderzoeksbureau. De evaluatie zal zich ook richten op andere mogelijkheden om het geld beschikbaar te stellen voor de sector, bijvoorbeeld via het instellingsbudget. Vraag van mevrouw Tonkens (Groen Links) over vermindering bureaucratie De coalitiepartijen streven inderdaad naar vermindering van de bureaucratie. Het klopt dat de voorstellen van de Commissie De Beer al bijna een jaar bij mijn departement bekend zijn. Dat wil echter niet zeggen dat in de tussentijd niets is gebeurd. In nauwe samenwerking met de betrokken colleges ­ het College voor zorgverzekeringen (CVZ), het College bouw ziekenhuis- voorzieningen (CBZ), het College tarieven gezondheidszorg (CTG) en het College toezicht zorgverzekeringen (CTZ) ­ is inmiddels een implementatieplan tot stand gekomen waarin een reactie op alle voorstellen van de Commissie De Beer is opgenomen. Per voorstel is aangege-

15

ven of het wordt overgenomen en zo ja, welke acties daarvoor noodzakelijk zijn. De colleges zijn inmiddels aan de slag om hun aandeel in de implementatie vorm te geven. Het is mijn be- doeling om u uiterlijk 18 december 2002 het implementatieplan toe te zenden. In het voorjaar van 2003 zal ik u informeren over de op dat moment bereikte resultaten.Verder verwijs ik u naar het u onlangs door het ministerie van Economische Zaken toegezonden kabinetsbrede plan van aanpak betreffende het terugdringen van administratieve lasten voor de komende ja- ren. Hieruit blijkt dat ik ernaar streef om de kabinetsdoelstelling, te weten het reduceren van de administratieve lasten met 25% in 2006 ten opzichte van 1994, daadwerkelijk te realise- ren.
Vraag van mevrouw Tonkens (Groen Links) over protocollering van de zorg en afschaffing van de indicatiestelling vooraf
Om de omslag van aanbodsturing naar vraagsturing te realiseren en het verzekeringskarakter van de AWBZ te herstellen is een objectieve, onafhankelijke en integrale indicatiestelling een noodzakelijke voorwaarde. De afgelopen jaren is forse vooruitgang geboekt bij het vereenvou- digen en versnellen van de indicatieprocedures. Daarin zullen ook in het komende jaar verdere stappen worden gezet. Zo zullen er standaardindicaties geformuleerd gaan worden voor die si- tuaties, waarin de in te zetten AWBZ-zorg op basis van ervaringsgegevens voorspelbaar is. De versnelde en gestandaardiseerde indicatiestelling dient wel onder verantwoordelijkheid van het RIO plaats te vinden. Afschaffing van indicatiestelling zal de rechtspositie van de aanvrager ondermijnen, omdat er dan immers geen mogelijkheden meer zijn van bezwaar en beroep. Bovendien kan er dan geen integrale indicatiestelling plaatsvinden. De modernisering van de AWBZ is erop gericht de indicatieprocedure te vereenvoudigen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Commissie de Beer, maar met behoud van de rechtszekerheid van de aanvrager en de onafhankelijkheid van de indicatiestelling. Vraag van mevrouw Tonkens (Groen Links) over zwerfjongeren In mei 2003 zullen de centrumgemeenten gevisiteerd worden over de wijze waarop zij de ex- tra gelden van de afgelopen jaren hebben ingezet voor zwerfjongeren. Deze visitatie moet uit- sluitsel geven over de vraag of een speciale doeluitkering voor zwerfjongeren nodig is.Naar aanleiding van de uitkomsten van het rapport van de Algemene Rekenkamer vindt op dit mo- ment overleg met de verschillende partijen plaats over de organisatie van de zorgketen van deze doelgroep. De Kamer wordt hierover voor 1 april 2003 nog geïnformeerd. Vraag van mevrouw Tonkens (Groen Links) over antroposofische geneesmiddelen Het is niet mogelijk in afwachting van Europese regelgeving een overgangsregeling op te zet- ten voor die middelen die nu niet zijn geregistreerd omdat er geen voornemens zijn de antro- posofische middelen specifiek te regelen op Europees niveau. De fabrikanten van antroposofische middelen en antroposofische artsen willen graag dat de antroposofische middelen als geneesmiddelen worden erkend en als zodanig kunnen worden geregistreerd. Daartoe moeten ze aan de huidige eisen van een geneesmiddel voldoen. Dat be- tekent registratie volgens de reguliere procedure of een registratie als homeopathisch genees- middel.
Aangezien een groot deel van de antroposofische middelen tevens homeopathisch is kan daar- voor een registratie worden verkregen via de vereenvoudigde procedure voor homeopathica. Dit kan voor zo'n 90% van het totale assortiment. Voor de overige antroposofische middelen kan een registratie worden verkregen via de procedure voor reguliere geneesmiddelen. Het gaat bijvoorbeeld om injecties met plantenextracten die tegen kanker worden gebruikt. Voor een dergelijk middel met zo'n forse medische claim is dat zelfs verplicht en voldoet een ver- eenvoudigde procedure niet. Bijvoorbeeld het middel taxol (dat tegen kanker wordt gebruikt

16

en tevens op plantaardig materiaal is gebaseerd) is een geregistreerd geneesmiddel via de re- guliere procedure. In het licht van een veilige volksgezondheid is het niet geloofwaardig op te treden tegen homeopathische middelen die niet aan de regels voldoen en tegelijk antroposo- fische middelen die ook niet aan de regels voldoen ongemoeid te laten. De antroposofische middelen zijn uitdrukkelijk niet opgenomen in de Europese richtlijn voor homeopathische middelen. De Europese Commissie heeft wel voornemens een richtlijn vast te stellen voor de registratie van kruidengeneesmiddelen. Een aantal van de antroposofische ge- neesmiddelen die niet door de fabrikanten als geneesmiddelen worden aangemerkt, en die niet homeopathisch zijn bereid, zouden wellicht via deze weg een registratie kunnen verkrijgen. Het gaat dan vooralsnog om middelen met een zelfzorgindicatie en niet om middelen met me- dische claims als kanker. Daarvoor wijst de Europese Commissie vooralsnog de reguliere pro- cedure voor registratie aan.
Vraag van mevrouw Tonkens (Groen Links) en de heer Rouvoet (ChristenUnie) over gebaren- taal
In de brief d.d. 29 juni 2001 (kamerstukken 2000-2001 XVI, nr. 90) heeft mijn ambtsvoor- ganger u naar aanleiding van de motie Van Vliet (zie kamerstuk 27400 XVI nummer 44) in kennis gesteld van de stand zaken met betrekking tot de erkenning van de Nederlandse Ge- barentaal. In deze brief is een overzicht gegeven van de juridische mogelijkheden en vooral onmogelijkheden om tot erkenning over te gaan. Daarbij is de conclusie getrokken dat het Handvest van de Raad van Europa voor regionale talen of talen van minderheden en de VN- standaardregels de beste aanknopingspunten bieden om de erkenning van de NGT te realise- ren. De regering onderzoekt hiertoe de mogelijkheden. Wat betreft het handvest is door Nederland in de Commissie Gehandicaptenbeleid van de Raad van Europa aan het secretariaat van de Raad van Europa gevraagd een notitie op te stellen over de mogelijkheden van uitbrei- ding van het handvest met gebarentalen. De verwachting is dat nog voor de volgende verga- dering van het gehandicaptencomité (oktober 2003) deze notitie beschikbaar komt. In het ac- tieplan doven (kamerstukken 2001-2002, 28000 XVI, nr. 124) heeft het vorige Kabinet aan- gekondigd dat voor de verdere ontwikkeling van NGT en het beheer van deze taal een aparte organisatie verantwoordelijk zal worden en dat het Nederlands Gebarencentrum hiertoe een subsidie zal ontvangen van de ministeries van OCenW en VWS. Vraag van mevrouw Tonkens (Groen Links) over kortingen en bonussen Met mijn voorstel wordt 280 mln extra weggehaald bovenop de 190 mln die met de hui- dige clawback wordt weggehaald. Dat betekent dat in 2003 een bedrag van 470 mln aan inkomsten uit kortingen en bonussen bij de apotheekhoudenden zal worden weggehaald. De bedragen zijn de resultante van de percentages aan kortingen en bonussen die de Boston Con- sulting Group heeft geconstateerd ten aanzien van single-source en multisource geneesmid- delen (9 % en 37 %). Van belang is voorts dat het CTG zal bezien welke voorziening noodza- kelijk is om onevenredige spreiding van geneesmiddelen met een geringe korting over de apo- theken te mitigeren, overeenkomstig de huidige aftopping van de clawback. Dit heeft een neerwaarts effect op de uiteindelijk in te boeken ombuiging waardoor de aangehaalde 650 mln in de praktijk niet haalbaar is.
Vraag van mevrouw Tonkens (Groen Links) en mevrouw Kant (SP) over vrouwenbesnijdenis Stichting Pharos kent als één van zijn reguliere taken voorlichting ter bestrijding van vrouwen- besnijdenis. Het project bij Pharos wordt niet stopgezet maar dient te worden ingebed in regu- liere activiteiten van Pharos. VWS blijft het project dus financieren via de reguliere subsidie- middelen aan deze organisatie.

17

Vraag van de heer Wilders (VVD) of de DBC's in 2004 buiten de WTG kunnen worden ge- plaatst
Het einddoel van DBC's is vrije prijsvorming. Het ligt echter niet in de rede dat dit in 2004 wordt bereikt.
Vraag van de heer Wilders (VVD): welke van de 17 ingrepen kunnen door ZBC's worden uit- gevoerd?
Een groot deel van de volgende DBC's kan in beginsel door ZBC's worden uitgevoerd: Liesbreuk, een beperkt deel van cholecystctomie (electief), spataderbehandeling, een deel van de arteriële chirurgische shunt/stent been electief, prostaatingreep, sterilisatie man en vrouw, knie ingreep, HNP thoracaal/lumbaal, borstverkleining, cataract, chronische dialyse en cervix- afwijkingen.
Vraag van de heer Wilders (VVD) over de prijs waarover wordt onderhandeld Bij het louter samenstellen van een diagnose - zonder dat er een behandeling volgt - worden ook kosten gemaakt, die vergoed dienen te worden. Deze zijn uiteraard lager dan een DBC waar een behandeling bij inbegrepen zit.
Vraag van de heer Wilders (VVD) over concurrentie tussen verzekeraars bij experimenten In deze eerste fase van DBC-bekostiging is nog geen sprake van concurrentie tussen verzeke- raars. Hiervoor is een aantal redenen. De eerste twee redenen: de noodzaak van een eendui- dige correctie op het traditionele budget van de ziekenhuizen en het beperkt houden van de administratieve lasten, heeft de heer Wilders zelf al in zijn bijdrage genoemd. De derde reden ligt in het probleem van het duale verzekeringsstelsel. In het huidige verzekeringsstelsel ont- breekt immers een directe contractrelatie tussen particuliere verzekeraars en aanbieders. Dit probleem wordt weggenomen bij de invoering van de beoogde Zorgverzekeringswet. Alsdan wordt immers het overeenkomstenstelsel zoals dat in de ziekenfondssector geldt, op al dan niet aangepaste wijze over de hele linie van toepassing. Tot slot wijs ik op de marktmacht van de inkopende verzekeraars. In zijn algemeenheid lijkt deze nog te klein om van een goed func- tionerende zorgmarkt te kunnen spreken. Overigens is het eindmodel van de DBC-systematiek er wel op gericht om verzekeraars en ziekenhuizen één op één te laten onderhandelen. Vraag van de heer Wilders (VVD) over evaluatie sectorfondsen Er zijn de afgelopen jaren goede resultaten behaald op het gebied van de arbeidsmarkt door regelingen en projecten van de sectorfondsen. Met sociale partners is afgesproken een groot deel van de middelen beschikbaar te stellen aan de instellingen via regelingen die uitgaan van het boter bij de vis-principe. Zo heeft het sectorfonds een stimuleringsregeling integraal perso- neelsbeleid waarmee instellingen een vergoeding kunnen aanvragen voor het aanbieden van stageplaatsen en het opleidingen van praktijkbegeleiders. Ook heeft het sectorfonds voor bij- voorbeeld de gehandicaptenzorg en de verpleeg- en verzorgingshuizen een kinderopvangfonds waaruit werkgevers en werknemers een vergoeding kunnen ontvangen. De MDW-werkgroep zet vraagtekens bij de effectiviteit van de sectorfondsen. VWS kijkt ook kritisch naar de sec- torfondsen en heeft met sociale partners in de zorgsector afgesproken een evaluatie uit te la- ten voeren door een onafhankelijk onderzoeksbureau naar het gevoerde beleid. In de sector welzijn, jeugdhulpverlening en kinderopvang vindt momenteel al een evaluatie van het gevoer- de beleid plaats. De MDW-werkgroep stelt voor bij invoering van de Diagnose Behandel Com- binaties (DBC's) de opleidingskosten integraal op te nemen in de kostprijs van het zorgpro- duct. Voor de korte termijn stelt de werkgroep voor ziekenhuizen een niet-kostendekkende stimuleringspremie te geven voor elke gespecialiseerde verpleegkundige of medisch onder- steuner die is opgeleid. VWS voert momenteel overleg met NVZ en VAZ over een nieuwe fi-

18

nancieringssystematiek voor opleidingen. De aanbevelingen van de MDW-werkgroep worden meegenomen bij de voorbereiding voor die nieuwe financieringssystematiek. Er wordt ge- streefd naar invoering van de nieuwe systematiek per 1 januari 2004. Vraag van de heer Wilders (VVD) over uitwerking onderscheid planbare-niet planbare zorg De gevraagde nadere uitwerking zal ik u uiterlijk 1 juli 2003 doen toekomen. Vraag van de heer Wilders (SP) over wachtlijsten ZBC's Om de zorgplicht, die verzekeraars hebben, te kunnen invullen, contracteren zij uiteraard zorg bij de reguliere instellingen. Ook kunnen zij zorg contracteren bij ZBC's of bij zorginstellingen buiten Nederland. De verzekeraars informeren VWS periodiek over de resultaten die zijn be- reikt en de ontwikkeling van de wachtlijsten/tijden. Recent heeft dhr. Wiegel van Zorgverzeke- raars mij een rapportage toegezonden waaruit de dalende wachtlijsten blijken. Uit de gege- vens in zijn brief blijkt de productie die is geleverd door de reguliere instellingen. De door ver- zekeraars gecontracteerde zorg bij ZBC's of instellingen buiten Nederland is (helaas) niet op- genomen in de brief van ZN. Dat deze zorg een bijdrage heeft geleverd aan de kortere wacht- lijsten lijdt geen twijfel. Voor een goed totaalbeeld van de geleverde productie zijn deze gege- vens van belang. Ik ben dan ook van mening dat deze gegevens in toekomstige rapportages opgenomen behoren te worden. Daartoe zal dan ook contact met ZN worden opgenomen. Vraag van de heer Wilders (VVD) over het ontbreken van visie op de ZBO's Bij het inrichten van het nieuwe stelsel van ziektekostenverzekeringen zal ook de rol en de positie van de Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's) in de zorg worden meegenomen. Mede aan de hand van evaluaties van het functioneren van ZBO's zal een (her)positionering worden overwogen. Gezien de demissionaire status van het kabinet zijn hieromtrent nog geen beslis- singen genomen. Op de vragen van de heer Wilders over een mogelijk afslanking of samen- voeging van zorg ZBO's kan aldus nu geen antwoord worden gegeven. Vraag van de heer Wilders (VVD) over receptregelvergoeding De receptregelvergoeding is in een drietal tranches op basis van het Akkoord op hoofdlijnen opgeplust. Uitgangspunt hierbij was het kostendekkend maken van het tarief in verband met de scheiding van zorg en inkoop. Dit is overeenkomstig het akkoord uitgevoerd. De Wtg-par- tijen KNMP en ZN onderhandelen momenteel over een nieuwe modulaire tariefstructuur, waar- bij ook de hoogte van de receptregelvergoeding aan de orde komt. Vraag van de heer Wilders (VVD) over bekostiging geneesmiddelen Het door u gevraagde stuk, waarin het lange en korte-termijn bekostigingsbeleid geneesmid- delen uiteen worden gezet en de voors en tegens worden geanalyseerd, zal u gelijktijdig met de voorhang van de aanwijzing aan het Ctg worden toegezonden. Vraag van mevrouw Kant (SP) over de werkdruk in de ouderen- en gehandicaptenzorg en GGZ Vanaf 1999 zijn er in het kader van de Meerjarenafspraken jaarlijks substantieel middelen be- schikbaar gesteld voor werkdrukverlaging in genoemde sectoren. Aanvullend is voor de ge- handicaptenzorg voor 2002 nog een bedrag van 12,7 mln beschikbaar gesteld. Inmiddels bereiken ons de eerste signalen dat sprake is van een verlichting van de werkdruk. Voorts is waarneembaar dat het ziekteverzuim afneemt. Tot slot blijkt uit de medewerkersraadpleging in de thuiszorg dat de werkomstandigheden positiever worden ervaren.

19

Vraag van mevrouw Kant (SP) over gebrek aan financiële middelen om een arboconvenant af te sluiten voor de verpleging en verzorging
De branche Verpleging en Verzorging is de enige grote zorgbranche waar nog geen arbocon- venant tot stand is gekomen. Er is geen aanleiding en geen ruimte om meer middelen beschik- baar te stellen. Ook de andere zorgbranches hebben niets extra's gehad. Overigens geldt dat vorig jaar in de branche verpleging en verzorging een CAO Arbeid en Zorg tot stand is geko- men, waarin ook vergaande afspraken over de terugdringing van arbeidsrisico's zijn opgeno- men.
Vraag van mevrouw Kant (SP) over werving Zuid-Afrikaanse artsen Nader onderzoek is gestart naar de mening van de Zuid-Afrikaanse regering over de aanstel- ling van Zuid-Afrikaanse artsen en ander gezondheidszorg personeel in Nederland. Daarbij heeft overleg plaats gevonden met de Zuid-Afrikaanse ambassade in Nederland en ook met de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Buitenlandse Zaken/Ontwikkelings- samenwerking. Deze besprekingen richtten zich op de wenselijkheid van eventueel aanvullen- de maatregelen met betrekking tot actieve werving en de eventuele tewerkstelling van Zuid- Afrikaans personeel in de Nederlandse gezondheidszorg. De Zuid-Afrikaanse ambassade heeft het standpunt, dat het vorig jaar aan de Tweede Kamer is meegedeeld in antwoord op vragen over de werving van Zuid-Afrikaanse specialisten, her- haald in die zin dat haar geen signalen hebben bereikt over de noodzaak van aanvullende maatregelen door de Nederlandse regering. De ambassade heeft toegezegd de regering in Zuid-Afrika te raadplegen om te bezien of er aanleiding is dat standpunt te herzien. Als er op grond van die raadpleging aanleiding toe is zullen aanvullende maatregelen worden voorbe- reid. De andere betrokken ministeries en sociale partners in de zorg worden daarbij betrokken. Vraag van mevrouw Kant (SP) over de medicijnprijzen, wijziging van de wet op de geneesmid- delenvoorziening en over reclametoezicht en zelfregulering Mijn beleid is gericht op structureel lagere prijzen voor de patiënt. Op termijn wil ik dit berei- ken door partijen over prijzen te laten onderhandelen en doelmatig te laten inkopen en afleve- ren. De voorwaarde hiervoor is evenwel dat zorgverzekeraars in voldoende mate tegenwicht kunnen bieden en in voldoende mate initiatieven ontwikkelen om dit te kunnen bewerkstel- ligen. Om op de korte termijn de stijgende geneesmiddelenkosten te kunnen beheersen grijp ik in op declaratieniveau. Hierdoor vloeien de bovenmatige inkomsten uit kortingen en bonussen die apothekers in toenemende mate genereren terug naar de zorg, zonder het lange termijnbe- leid van deregulering en marktwerking te doorkruisen door ingrijpen in de prijsvorming. Daar komt bij dat ingrijpen in de prijsvorming uitsluitend op basis van wetgeving mogelijk is. Nieuwe wetgeving is niet op korte termijn te verwezenlijken. Aanpassing van de bestaande Wet Geneesmiddelenprijzen is evenmin mogelijk op korte termijn, aangezien dit een funda- mentele, langdurige en juridisch kwetsbare wetswijziging vereist. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening is inderdaad bij brief van 2 oktober 2002 ingetrokken nadat evenwel in de loop der jaren een aantal keer schriftelijk is aangedrongen op behandeling van het wetsvoorstel. Voor de argumenten voor het intrekken van het wetsvoorstel verwijs ik u naar die brief. Vorige week heb ik de Tweede Kamer uitvoerig geïnformeerd over mijn visie op het toezicht op de naleving van de regelgeving op het gebied van de geneesmiddelenreclame. Zelfregulering en overheidstoezicht bestaan naast elkaar. Voor overheidstoezicht is meer plaats naarmate zelfregulering niet werkt. Voor dit moment verwijs ik naar de inhoud van die brief.

20

Vraag van mevrouw Kant (SP) over tegenvallende opbrengsten EVS en het in het gevaar ko- men van de praktijkondersteuning
In juni 1999 is tussen de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en VWS een convenant gesloten. Hierin is afgesproken dat indien de feitelijke uitgaven aan praktijkondersteuning afwijken van het beschikbare huisartsenkader voor prak- tijkondersteuning compenserende maatregelen zullen worden getroffen binnen het huisartsen- kader. Met de convenantpartijen wordt hierover overleg gevoerd. Vraag van mevrouw Kant (SP) over verhoging middelen bij de invoering van de wet collec- tieve preventie
Het kabinet heeft bij het opstellen van de begroting van VWS ruimte gecreëerd voor een structurele verhoging van de middelen die beschikbaar zijn voor de openbare gezondheids- zorg. Zo wordt met ingang van 2003 structureel 16 mln. toegevoegd aan de middelen be- schikbaar voor de jeugdgezondheidszorg. Verder is structureel 4,3 mln. extra beschikbaar voor de vaccinatie meningococcen C. Daarnaast is in de begroting ruimte gecreëerd voor het versterken van het kwaliteitsbeleid in de sector openbare gezondheidszorg. Voor de periode 2003-2006 is in totaal een bedrag van 6,8 mln. beschikbaar voor het ontwikkelen van nor- men en richtlijnen, voor het ontwikkelen van certificatieschema's en voor de verdere invoering van het kwaliteitsbeleid in de openbare gezondheidszorg. Tevens wordt in de periode 2003- 2006 4,3 mln. beschikbaar gesteld voor een project van GGD Nederland ter versterking van de medisch milieukundige functie van GGD'en. Daarmee is duidelijk dat het kabinet volop in- vesteert in de openbare gezondheidszorg.
Vraag van mevrouw Kant (SP) over de "wachtstand zorg" De cijfers over de wachttijden en wachtlijsten in de LG-sector, zoals genoemd in mijn brief aan de Tweede Kamer van 21 november jl., zijn gebaseerd op de meest recente cijfers. In de periode dat het onderzoek van de CG-raad liep was er nog onduidelijkheid over de cijfers. De LG-sector is namelijk pas vanaf dit jaar in de registratie (ZRS) van de gehandicaptenzorg op- genomen. Wachttijden in de zorg voor mensen met een lichamelijke handicap zijn nog steeds te lang. Daarbij blijkt het ook te gaan om specifieke zorgvragen (bijvoorbeeld AWBZ-wonen). Vanuit dat perspectief zijn de suggesties van de CG-raad om offensief in te zetten met onder- steuning, een meldpunt en het zoeken naar alternatieven zeer zeker sympathiek. Of een der- gelijke individueel gerichte taak bij de CG-raad zou moeten liggen, betwijfel ik echter. De CG- raad heeft in 2001 overigens ruim 175 000 Euro aan subsidie ontvangen om voorlichting te geven over de wachtlijstaanpak aan haar achterban. Dit gaat meer om algemene informatie, waar de SPD'en meer op individuele ondersteuning gericht zijn. De LG-consulenten van de SPD'en zijn in beginsel de aangewezen persoon om ondersteuning te bieden bij hulpvraagverduidelijking en mee te helpen naar alternatieven te zoeken indien mensen dat zelf willen. Met de ontwikkeling naar de SPD Nieuwe Stijl streef ik naar verster- king van hun rol als cliëntondersteuner, juist ook voor de doelgroep lichamelijk gehandicapten. Sinds eind 1998 zijn in het kader van de meerjarenafspraken Gehandicaptenzorg de LG-consu- lenten ingesteld om vanuit de SPD'en informatie, advies en ondersteuning te bieden aan mensen met een lichamelijke handicap of chronische ziekte. Deze omvat onder meer hulp- vraagverduidelijking. Op die wijze dragen consulenten van de SPD bij aan een gerichte aanpak van de wachtlijsten. SPD'en worden op grond van premiemiddelen, een subsidieregel vanuit de AWBZ, bekostigd. Voor de consulenten LG is bij de meerjarenafspraken een bedrag gere- serveerd (toendertijd 7 miljoen gulden). De consulenten worden (inmiddels) uit de reguliere middelen SPD'en betaald.

21

Vraag van mevrouw Kant (D66) over de kosten vervoer dagverzorging verzorgingshuizen Hoewel dagverzorging per 1 januari 2001 een aanspraak is geworden in het kader van de AWBZ is het vervoer van en naar de dagverzorging niet tot de aanspraak gaan behoren. Er is wat betreft vervoer besloten tot een voortzetting van de situatie voor 1 januari 2001, toen het vervoer ook geen onderdeel vormde van de dagverzorging. Zoals uit een onderzoek van het College voor zorgverzekeringen blijkt komt bij meer dan de helft van de instellingen voor dagverzorging de kosten van het vervoer volledig voor rekening van de bezoekers. Daarnaast worden de kosten bestreden uit de overige reikwijdtemiddelen voor extramurale verzorging. Ten slotte worden de kosten voor een deel betaald door ge- meenten.
In het kader van de modernisering van de AWBZ is het vervoer in relatie tot de zorgverlening bezien. Het vervoer is momenteel versnipperd vormgegeven. Op termijn streef ik naar een structurele uniforme regeling buiten de AWBZ waarin is gewaarborgd dat mensen die voor hun zorg afhankelijk zijn van vervoer daarop een beroep kunnen doen. Die situatie is niet op korte termijn bereikt.
In de aanvragen aan het CVZ om een uitvoeringstoets over de modernisering AWBZ is in dat licht in overweging gegeven in het Besluit Zorgaanspraken als tussenoplossing een artikel op te nemen dat zoveel mogelijk parallel loopt aan de huidige regeling voor vervoer in de AWBZ. Het uit de AWBZ betaald vervoer zou alleen aan de orde moeten zijn bij zorg gedurende een dagdeel indien dit voor het verkrijgen van deze zorg noodzakelijk is. Een en ander betekent dat deze voorwaarde (in het individuele geval) bij de indicatiestelling beoordeeld moet worden. Op grond van deze overweging heb ik er voor gekozen om in artikel 10, van het op 25 okto- ber 2002 hernieuwd vastgestelde Besluit zorgaanspraken AWBZ, dat thans op grond van arti- kel 6, achtste lid, van de AWBZ aan het parlement is overlegd, op te nemen dat bij activeren- de en ondersteunende begeleiding gedurende een dagdeel in een instelling, het vervoer onder- deel is van de aanspraak, indien daarvoor een medische noodzaak bestaat. Het is het voorne- men om dit besluit per 1 april 2003 in te voeren.
Vraag van mevrouw Kant (D66) over de WVG inzake vervoer gehandicapten en chronisch zie- ken
Dat er klachten zijn over de Wvg en het bovenregionaal vervoer is mij bekend. Met de Vereni- ging Spierziekte Nederland is contact geweest over hun zwartboek en is afgesproken om de inhoud van hun klachten nader te bespreken. De klachten van gebruikers neem ik uiteraard serieus. Naar aanleiding van ontevredenheid van Wvg-gebruikers zoals bleek uit de 3e evalua- tie Wvg is gezamenlijk door SZW, VNG en gebruikersorganisaties een protocol opgesteld waarin nader invulling wordt gegeven aan het begrip `verantwoorde voorzieningen', ook op het punt van het vervoer. Over de recente problemen rond het bovenregionaal vervoer heb ik goede afspraken gemaakt met TraXX en de VNG. Ik heb u daar 22 november jl. schriftelijk over geïnformeerd. De uitvoering van het protocol door gemeenten wordt gemonitord, inclu- sief de kosten. Overigens blijkt uit recent beschikbaar gekomen kerncijfers Wvg dat in 2001 gemeenten macro gezien over voldoende middelen beschikten voor de uitvoering van de Wvg. Vraag van mevrouw Kant (SP) over de arbeidsmarkt: CAO onderhandeling voor de zorg met de overheid?
De SP wil het ministerie verantwoordelijk maken voor de CAO-onderhandelingen en legt daar- bij een link naar het onderwijsveld. De vakbonden onderhandelen dan direct met VWS over de CAO's waardoor het ministerie direct verantwoordelijk en aanspreekbaar is voor zowel het be- schikbare budget als de aanwending daarvan.
Het zorgveld bestaat echter, in tegenstelling tot het onderwijsveld, uit werkgevers met een privaatrechtelijke status.De overheid zorgt voor de hoofdlijnen in grote delen van de collec-

22

tieve sector en laat het aan het maatschappelijk middenveld over om binnen die hoofdlijnen de uitvoering te verzorgen van daadwerkelijke productie van collectieve goederen. En daarbij past het niet, ook niet op grond van door Nederland aangegane internationaalrechterlijke verplich- tingen, om als minister zonder werkgeversstatus CAO-onderhandelingen te gaan voeren. Het zorgveld nationaliseren door alle werknemers een ambtenarenstatus te verlenen, is ook geen reële optie. In het onderwijsveld ontstaat een steeds meer met het zorgveld vergelijkbare situatie van werkgevers die op basis van een globaal, financieel mandaat zelf met de vakbon- den over een CAO onderhandelen.
Het door de SP aangedragen alternatief is dus niet uitvoerbaar. Vraag van de heer De Graaf (LPF) over het aantal onnodige acute hartdoden ten gevolge van de wachtlijsten
Het is niet waar dat 36% van de totale jaarlijkse sterfte in ons land wordt gevormd door acu- te hartdoden. De laatste CBS-gegevens tonen weliswaar aan dat van de totale sterfte van 140.527 personen, er 49.191 stierven door hart- en vaatziekten. Maar dit betekent dat het niet alleen gaat om hartdoden, maar ook om bijvoorbeeld mensen met een beroerte (CVA). Bovendien is de bewering dat het gaat om acute doden onjuist, het betreft hier álle sterftege- vallen door álle hart- en vaatziekten. Het verband tussen wachttijden en/of spoedeisendheid is niet te leggen omdat in Nederland geen registratie plaatsvindt van doodsoorzaak in relatie tot wachttijd.
Vraag van de heer De Graaf (LPF) over tarieven zieketekostenverzekeraars en richtlijn voor vergoeding
Per 1 januari 2003 kunnen zorgverzekeraars en zorgaanbieders (waaronder ZBC's) contracten afsluiten op basis van DBC's waarbij vrije prijsvorming geldt. Het experiment, "ruimte voor re- sultaat" geheten, geldt voor 17 geselecteerde medische ingrepen waarvoor een wachtlijst be- staat. Aanvankelijk zou daartoe een zogenoemd vrijstellingsbesluit WTG worden gemaakt. Belangrijk nadeel daarvan is echter dat dit niet per 1-1-2003 in werking zou kunnen treden. Om deze reden wordt een oplossing binnen de WTG voorbereid via een beleidsregel die inhou- delijk hetzelfde zal regelen als het genoemde vrijstellingsbesluit. Ook ZBC's worden onder de reikwijdte van deze beleidsregel gebracht. Zij kunnen het tarief dat zij afspreken met de zorg- verzekeraars melden aan het CTG. Het CTG zal dit tarief vervolgens goedkeuren als "indivi- dueel bepaald maximum-tarief".
Vraag van de heer De Graaf (LPF) over hoe de minister denkt over een gespecialiseerde zorg- kamer binnen de NMa
De ideeën van de LPF fractie over een marktmeester in de zorg, die zich onder meer bezig moet houden met regulering en toezicht op prijsvorming in de zorgsector, zijn zeker aanspre- kend voor dit kabinet. In navolging van de adviezen van het vorige kabinet op dit vlak (ver- volgbrief op Vraag aan bod) worden het takenpakket en de positionering van zo'n marktmees- ter op dit moment door ambtenaren van mijn departement nader uitgewerkt. Dat gebeurt van- zelfsprekend in overleg met het ministerie van Economische Zaken. Gezien de samenhang met de verdere uitwerking van de toekomstige inrichting van het zorgstelsel achten wij de politie- ke besluitvorming hieromtrent een zaak van het nieuw aan te treden kabinet. Vraag van de heer De Graaf (LPF) over de modernisering AWBZ Doelstelling van de modernisering van de AWBZ is het vergroten van de keuzevrijheid, de keu- zemogelijkheden en de zeggenschap van zorgvragers. De keuze in de gemoderniseerde AWBZ begint bij de keuze voor het pgb of voor zorg in natura. Indien een cliënt een pgb kiest, wordt deze in staat gesteld zelf de zorg te organiseren en te onderhandelen over tarieven. Kiest de cliënt voor zorg in natura dan heeft het zorgkantoor hier een belangrijke rol. Door het invoeren

23

van functiegerichte aanspraken ontstaat voor verzekerden, zorgaanbieders en zorgverzeke- raars de ruimte om het pakket aan zorg voor een individuele verzekerde nader in te vullen en de te leveren zorg soepel aan te passen aan de maatschappelijke ontwikkelingen, zonder dat de cliënt belast wordt met het onderhandelen en inkopen van zorg. Aanbieders worden straks alleen betaald voor de zorg die ze daadwerkelijk leveren. Zij hebben er daarom belang bij een zorgpakket te bieden waar vraag naar is. Het zorgkantoor is gehouden daarop te letten en zal slechts die zorg contracteren die door verzekerden wordt gevraagd. Verzekerden hebben im- mers recht op zorg waarop zij gezien hun behoefte ­ binnen de grenzen van doelmatigheid - zijn aangewezen.
Ten aanzien van de opmerkingen van de heer de Graaf over de constatering van de Raad van State over onvoldoende waarborgen voor voldoende zorgaanbod bij de modernisering het vol- gende. De veronderstelling van de Raad dat het voorliggende besluit niet zal leiden tot capaci- teitsvergroting, behoeft nuancering. Door te werken met losse functies kunnen per functie of combinatie van functies allerlei soorten nieuwe aanbieders toetreden, hetgeen in het huidige instellingsgerichte systeem niet mogelijk is. Deze nieuwe zorgaanbieders kunnen niet toetre- den als het huidige aanbodgerichte systeem gehandhaafd blijft. Het ontwerpbesluit, dat be- werkstelligt dat het zorgaanbod op basis van de inhoudelijke functies van zorg niet meer wordt belemmerd door schotten in de AWBZ of de instellingsgerichte financiering, faciliteert ook meer dan het huidige aanbodgerichte systeem een samenhangend en voldoende zorgaan- bod.
Ten aanzien van de opmerkingen ten aanzien van de kostenconformiteit van de functietarie- ven het volgende. Omzetting van het bekostigingssysteem zorg in natura zal gelet op de om- vang en de ingrijpendheid van de verandering gefaseerd plaatsvinden. Dit betekent dat de hui- dige bekostigingssystematiek van zorg in natura per 1 april 2003 gehandhaafd zal blijven. Zoals in het nader rapport is aangegeven en ook eerder is gemeld in de genoemde brief van 15 juli jl. heeft de uitvoeringstoets van het Ctg aanleiding gegeven een onderzoek te laten verrichten naar de totstandkoming van functietarieven ten behoeve van een nieuw bekosti- gingssysteem op het niveau van functies.
Het onderzoek zal interdepartementaal begeleid worden. In afwachting van dit onderzoek, zal de huidige bekostigingssystematiek gehandhaafd worden. Wel zal het voor aanbieders moge- lijk worden gemaakt per 1 april as. extramurale producten (zorg zonder verblijf) over de schot- ten - de v&v sector, de GGZ sector en de gehandicaptensector - heen te leveren. Ten aanzien van de opmerkingen over het scheiden van wonen en zorg het volgende: In nauwe samenwerking met de minister van VROM bevorder ik de totstandkoming van een groter en divers aanbod van combinaties van aangepast wonen met zorg en dienstverlening op maat. Bij nieuwbouw, maar ook bij vervangende nieuwbouw en verbouw van bestaand intramuraal aanbod moet zoveel mogelijk de voorkeur worden gegeven aan arrangementen op basis van zelfstandig wonen. Op die wijze zal geleidelijk een steeds groter deel van het `wo- nen' uit de AWBZ verdwijnen. Er zal echter altijd een groep mensen zijn voor wie intramurale zorg de meest aangewezen oplossing is. Op de vraag van mevrouw Vietsch naar de uitvoering van de motie Dankers heb ik al aangegeven dat er onderzoeken zijn uitgevoerd naar de zoge- naamde kapitaallasten en de positie van het vastgoed, met name in de V&Vsector. Mede in het licht van de stelselherziening zal het Kabinet bouwstenen maken voor de aanpak van deze materie.
Vraag van de heer De Graaf (LPF) over de kwaliteit van de gezondheidszorg Uitgangspunt is inderdaad dat de patiënt recht heeft op goed toegankelijke en vergelijkbare in- formatie over het zorgaanbod en de kwaliteit van de geleverde zorg. Langs meerdere wegen worden al gedurende langere tijd initiatieven genomen en voorbereid om de patiënt inzicht te geven en keuzemogelijkheid te bieden. Het betreft deels algemene informatie over de kwaliteit van het aanbod. Hieronder reken ik initiatieven als die van de

24

Consumentenbond met het Ziekenhuisvergelijkingssysteem, of die van het weekblad Elsevier over hetzelfde onderwerp. Ook wordt gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de al bestaan- de gezondheidsportal - de gezondheidskiosk - welke informatie van betrouwbaar geachte aan- bieders groepeert. In deze overzichten worden algemene aspecten van kwaliteit als toeganke- lijkheid en patiënttevredenheid besproken.
Informatie over de werkelijke zorgprestaties op de domeinen veiligheid en effectiviteit is ech- ter moeilijker te leveren en in genoemd aanbod ook niet aanwezig. In de u op 15 novem- ber toegezonden brief bij de aanbieding van de brancherapporten wordt ook gezegd dat in de omslag van aanbod- naar vraagsturing er hard gewerkt moet worden aan een gelijkwaardige omslag in de informatievoorziening, maar dat dat niet binnen een enkel jaar te realiseren zal zijn.
Door het ministerie van VWS zijn al wel veel initiatieven gaande om hier invulling aan te ge- ven. Zo wordt gewerkt aan een Nederlands raamwerk prestatie-indicatoren, op basis waarvan de prestaties van de sector inzichtelijk gemaakt kunnen worden. De Inspectie voor de Gezondheidszorg wil een kwaliteitskaart publiceren, welke sectorgewijs, op een wijze die vergelijkbaar is met die van de Onderwijsinspectie, inzicht geeft in de prestaties van zorgaan- bieders. De IGZ is zich hier intensief op aan het voorbereiden en voornemens hier in 2003 duidelijkheid over te kunnen geven. De door u genoemde DBC's bieden voor de ziekenhuis- sector een goede basis om inzicht te bieden in de zorgprestaties. Ook zorgverzekeraars spannen zich in om meer inzicht te kunnen bieden. Ook zij zullen inzicht moeten geven in hun inspanningen moderne zorg van de juiste kwaliteit te contracteren. Momenteel worden door NP/CF en Consumentenbond, in samenwerking met het Ministerie van VWS, initiatieven genomen om te komen tot een verzekeraars-inkoopmonitor. Een van de manieren waarop verzekeraars zich kunnen inspannen is het contracteren van zorg, die geleverd wordt door instellingen op basis van een, mogelijk extern gecertificeerd, en regelmatig onderhouden kwaliteitssysteem. Het voornemen van het ministerie, als ook dat van de IGZ, is om het percentage instellingen dat zorg levert op basis van een functionerend kwaliteitssysteem, fors te verhogen en deze instellingen over de resultaten van hun geleverde zorg op een voor de patiënt vergelijkbare wijze extern verantwoording te laten afleggen. In de eerste week van december ontvangt de kamer een brief "kwaliteit van zorg", als vervolg op het u in juni toegezonden standpunt evaluatie Kwaliteitswet zorginstellingen, waarin de outline van een breed plan van aanpak tot verbetering van de zorg geschetst wordt met con- crete actiepunten, waaronder ook verhoging van de vergelijkbaarheid en transparantie van de geleverde zorg.

Vraag van de heer De Graaf over een sociale stage/vrijwilligerswerk voor schoolverlaters

De heer De Graaff van de LPF heeft gesuggereerd dat het wellicht wenselijk is sociale stages mogelijk te maken voor schoolverlaters, die zouden kunnen worden ingezet bij verpleeg- en verzorgingshuizen. Ik wijs u er op dat een aantal min of meer gerelateerde onderwerpen ook aan de orde zijn geweest bij het Verlengde AO sport dat gisteren is gehouden. Met name ging het daar over compensatiemogelijkheden voor studerenden die vrijwilligerswerk gaan doen. Binnenkort zal ik u per brief, mede namens de Minister van OC&W, nader informeren omtrent onze voornemens met betrekking tot het onderwerp maatschappelijke stage in relatie tot on- derwijsontvangenden.
Ten aanzien van de specifieke opmerking van de De Graaff merk ik op dat ik voornemens ben om op korte termijn een onderzoek te entameren naar realistische mogelijkheden voor de in- voering van een zogeheten sociaal jaar voor jongeren die de school verlaten hebben. Dit on- derzoek past in mijn beleid ter versterking van het vrijwilligerswerk. Het spreekt vanzelf dat ik u daarover nader zal rapporteren.

25

Vraag van mevrouw Van Geen (D66) over het recht op zorg

In het Strategisch Akkoord is het recht op zorg opnieuw bevestigd. Het gaat daarbij om het in artikel 8 van de Ziekenfondswet en artikel 6 van de AWBZ verankerde recht op zorg, in de vorm van aanspraken op zorg van verzekerden. Gelet op deze wettelijke bepalingen bestaan er geen belemmeringen voor het afdwingbaar recht op zorg; hiervoor is geen aanpassing van wet- of regelgeving noodzakelijk.
Vraag van mevrouw Van Geen (D66) over vergoeding stoppen met roken Waar het maar kan, is het bestrijden van ongezond gedrag en het bevorderen van gezond ge- drag te verkiezen boven het achteraf trachten op te lossen van de negatieve gevolgen van ongezond gedrag. Inzake het stoppen met roken heb ik juist deze week gevraagd aan het Col- lege voor zorgverzekeringen (CVZ) om op korte termijn te rapporteren over de wijze waarop en de randvoorwaarden waaronder vorm gegeven kan worden aan financiering van ondersteu- ning van stoppen met roken. Aanleiding hiervoor vormde het rapport van het CVZ d.d. 24 oktober 2002 stoppen met roken ondersteuning: willens of wetens. De ernst van de tabaks- problematiek geeft aanleiding om het advies van het CVZ op te volgen om onder nader te be- palen voorwaarden over te gaan tot het vergoeden van stoppen met rokken methodes waar- voor sterke aanwijzingen van effectiviteit bestaan. Een dekking voor deze kosten moet nog gevonden worden. Thans is in het BKZ kader daar geen geld voor beschikbaar. Het belonen van goed gedrag met bijvoorbeeld lagere verzekeringspremies is helaas een zeer weerbarstige materie. De gedachte is zeker sympathiek, maar een concrete uitwerking zorgt onherroepelijk voor problemen met het handhaven van het om andere redenen zeer gewenste verbod op premiedifferentiatie dat in een wettelijke ziektekostenverzekering van essentieel belang is. Tevens komen er tal van vragen op rond de definitie van gezond gedrag en de niet altijd eenduidige relatie tussen gezond gedrag en de uiteindelijke kosten van zorg voor verze- kerden die zich gezond gedragen. Tenslotte zou bij een premie differentiatie maar gezond ge- drag een groot uitvoeringsprobleem en toezicht/controle probleem opgeroepen worden. Vraag van mevrouw Van Geen (D66) over "meer preventie en minder geld" Mevrouw Van Geen vraagt zich af hoe "meer preventie en minder geld" gaat werken gezien de aflopende meerjarenuitgavenreeks gezondheidsbevordering en gezondheidsbescherming in de Zorgnota. Het saldo van structurele en tijdelijke intensiveringen, minus overdrachten naar het gemeentefonds en de effecten van het lager meerjarenkader voor ZonMw verklaart dit beeld. Zo was er ondermeer in 2002 een incidentele intensivering voor de uitvoering van de landelijke vaccinatiecampagne tegen Meningitis C. In 2003 wordt er bijvoorbeeld een bedrag overgeboekt naar het gemeentefonds de vroegsignalering JGZ. Ook wordt het lagere kader voor ZonMw zichtbaar in deze reeks.
Vraag van mevrouw Van Geen (D66) over de ontwikkeling van een vaccin voor de te ver- wachten grieppandemie
Op dit moment zijn er producenten die nieuw griepvaccin (celkweektechniek) hebben ontwik- keld, of in een ver stadium van ontwikkeling zijn. Onduidelijk is echter wanneer de nieuwe vaccins ook daadwerkelijk op de markt komen. De overheid beoogt er voor te zorgen dat er zo snel mogelijk voldoende griepvaccins voor de gehele bevolking beschikbaar komen ten tijde van een pandemie. Daarom is het wenselijk dat de overheid hierover afspraken maakt met de industrie. Op dit moment wordt er voor een eventuele grieppandemie een inventarisatie uitge- voerd naar mogelijkheden voor contracten met industriële partners. Op basis van deze inven- tarisatie zal het volgende kabinet hierover een besluit moeten nemen.

26

Vraag van mevrouw Van Geen (D66) over toegankelijkheid van de zorg Ja, daarvoor geldt de bijzondere bijstand. Echter juist door een goed pakket aan zorg, een grotendeels inkomensafhankelijk premie voor de ziekenfondsverzekering, inkomensafhanke- lijke bijdragen, ook voor het PGB, wordt in de regel voorkomen dat mensen buiten de boot vallen. Verder zijn er anticumulatiebepalingen voor de eigen bijdragen in de AWBZ. Vraag van mevrouw Van Geen (D66) over een nieuwe pro-actieve toezichthouder De Inspectie houdt toezicht op de kwaliteit van zorgverlening. De verzekeraar heeft de ver- antwoordelijkheid om er voor te zorgen dat de zorg aan de verzekerde wordt geleverd con- form de aanspraak. Dat is ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over de eigen bijdrage, zoals door mw. Van Geen aangehaald.
Het College Toezicht zorgverzekeringen houdt vervolgens toezicht op ziekenfondsen en de uitvoeringsorganen van de AWBZ (en zorgkantoren).
Over de inrichting van de toezichtsfunctie in het kader van de stelselherziening zijn nog geen beslissingen genomen. Dus ook niet over de rol van Pensioen- en verzekeringskamer of een mogelijke andere toezichthouder.
Vraag van mevrouw Van Geen (D66) de rol van de NMa De rol van de NMa binnen de zorgsector wordt op dit moment beperkt door de mate waarin de overheid bepaalde delen van de zorgsector heeft gereguleerd. Zoals de NMa in diverse be- sluiten heeft aangegeven kan in die delen van de zorg, waar door overheidsregulering con- currentie de facto onmogelijk wordt gemaakt, het gedrag van partijen de concurrentie ook niet belemmeren. Maar zodra de overheid in de wet- en regelgeving ruimte schept voor concurren- tie, ziet de NMa er op toe dat deze ruimte niet door marktpartijen wordt dichtgetimmerd met collectieve afspraken, afgestemd gedrag of misbruik van economische machtspositie. Wij la- ten op dit moment uitzoeken of, en zo ja welke, aanvullende sectorspecifieke mededingingsre- gulering nodig is om de transitie naar meer marktwerking netjes te laten verlopen. De politieke besluitvorming daaromtrent is een zaak van een nieuw kabinet. Vraag van mevrouw Van Geen (D66) over klachtenbehandeling We hebben een Klachtwet cliënten zorgsector. Deze wet stelt een klachtenregeling verplicht. In dit verband dient er een klachtencommissie te worden ingesteld en voor de procedure voor de klachtencommissie wordt een reglement opgesteld. In de wet staan er verschillende eisen waaraan het reglement moet voldoen (art. 2). Zo bepaalt onderdeel e van lid 2: "waarborgt dat de klager en degene over wie is geklaagd, door de klachtencommissie in de gelegenheid wordt gesteld mondeling of schriftelijk een toelichting te geven op de gedraging waarover is geklaagd".
De hoor- wederhoor verplichting is dus in de wet verankerd. Als cliënten van mening zijn dat de klachtencommissie deze bepaling niet goed toepast kunnen zij, na eerst bij de zorgaanbie- der hun grieven kenbaar te hebben gemaakt, naar de kantonrechter stappen. Overigens loopt er bij ZON/MW ook een project om de werking van de Klachtwet te verbete- ren. Het CBO werkt samen met de Stichting Ondersteuning Klachtopvang Gezondheidszorg (SOKG) aan het ontwerpen van richtlijnen waaraan een klachtenregeling moet voldoen. Ik ben zeer benieuwd naar de resultaten van dit project, die eind 2004 verwacht worden. Naast de formele klachtenbehandeling is er, en dat mag hiermee niet worden verward, ook veel aandacht voor een goede klachtopvang: dit is het geven van informatie, hulp en advies hoe een klacht het beste kan worden aangekaart. In dit verband vervullen de IKG's een be- langrijke functie. Naast natuurlijk de vele klachtenfunctionarissen die in de diverse instellingen werkzaam zijn. Op dit moment loopt er een aantal pilot projecten om klachtopvangfunctie van

27

de IKG's te verbeteren. Daarbij wordt ook gekeken of een verdere professionalisering nood- zakelijk is.
Vraag van mevrouw Van Geen (D66) over positie cliëntenraden De vorige bewindslieden hebben in juli in een brief, over de voorgenomen wijziging WMCZ, aangegeven het onderwerp `vervangende nieuwbouw' toe te voegen aan de lijst van onder- werpen waarover krachtens artikel 3 advies gevraagd moet worden. Voor instellingen waarin 24 uurs-zorg wordt verleend aan cliënten die in de regel langdurig in de instelling verblijven worden de onderwerpen `de geheel of gedeeltelijke opheffing, verhuizing, ingrijpende verbou- wing van de instelling en eventueel vervangende nieuwbouw' toegevoegd aan de lijst van onderwerpen die vallen onder het verzwaard adviesrecht. In een reactie op de brief van LSR-LOC-LPR inzake knelpunten WMCZ, ging de vorige staats- secretaris uitvoerig in op het punt van instemmingsrecht of verzwaard adviesrecht. Zij zag on- voldoende aanleiding om de evenwichtige regeling die thans in de wet staat aan te passen. Hiervoor verwees de staatssecretaris naar de uitvoerige discussies hierover tijdens de parle- mentaire behandeling. Voorts wees zij erop dat de toetsing door de Commissie van Vertrou- wenslieden er voor zorgt dat de argumenten van de cliëntenraad wel degelijk in de afweging worden meegenomen. Bovendien hebben de verschillende koepelorganisaties ernstige bezwa- ren geuit tegen het omzetten van het verzwaard adviesrecht in een instemmingsrecht. Ik kan mij prima vinden in de redenering van mijn voorganger. Derhalve ben ook ik van mening dat er geen reden is de WMCZ in deze zin te wijzigen. Vraag van mevrouw Van Geen (D66( over de patiënten en cliëntenorganisaties In het regeerakkoord van paars II waren volgens de koepel van GGZ-instellingen onvoldoende middelen gereserveerd voor de GGZ om meerjarenafspraken voor de sector vast te stellen. Deze zijn er derhalve ook niet gekomen voor de cliëntenorganisaties in de GGZ. De landelijke GGZ-organisaties ontvangen via het patiëntenfonds structureel middelen voor het patiëntenbeleid. Voor 2003 stellen VWS en het patiëntenfonds gezamenlijk 0,9 mln extra beschikbaar om de positie van de GGZ-cliënten in de regio te versterken. Vraag van mevrouw Van Geen (D66) over de geestelijke verzorging in zieken- en verpleeg- huizen
Ik betwijfel of er sinds 1996 op dit terrein geen vorderingen zijn gemaakt. Menige instelling stemt de keuze van de geestelijke verzorger af op de achtergrond van zijn bewoners of cliën- ten. Zonodig wordt dan ook een imam of winti ingeschakeld. In de meeste instellingen is ook voorzien in een humanistisch raadsman of -vrouw. Bovendien dient er op het punt van gees- telijke verzorging afstemming plaats te vinden met de cliëntenraad; dit onderwerp valt immers onder het verzwaard adviesrecht.
Een eventueel tekortschieten van de instelling op dit punt kan beter worden aangepakt via de weg van overleg, op instigatie van de cliëntenraad of andere patiënten- / cliëntenorganisaties. Het inzetten van het instrument aanwijzing uit de Kwaliteitswet lijkt mij voor dit onderwerp niet zo geschikt. Dat kan beter bewaard worden voor situaties waarbij de kwaliteit van zorg echt in gevaar is.
Vraag van mevrouw Van Geen (D66) over de uitkomsten van Second World Assembly on Ageing in Madrid
De Nederlandse vertaling van het Madrid-International Actionplan on Ageing zal u in december 2002 worden toegezonden. Bij deze gelegenheid zal ook nader worden ingegaan op het ver- volg van het actieplan in Nederland. Een leidraad voor het vervolg is de Regionale Implementa- tiestrategie die in september 2002 in Berlijn is vastgesteld op de Ministeriële Conferentie van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UN/ECE). Overigens ben ik

28

de overtuiging toegedaan dat het kabinetsbeleid met het oog op de vergrijzing in belangrijke mate voldoet aan de in Madrid en Berlijn aangenomen plannen. Vraag van de heer Van Geen (D66) over AWBZ-verstrekking Gemeenten voeren inderdaad de Wvg uit, die overigens geen AWBZ-verstrekking is, en heb- ben daarvoor middelen uit het Gemeentefonds beschikbaar. Uit de derde evaluatie Wvg blijkt dat de verschillen tussen gemeenten (die het logische gevolg zijn van deze decentrale uitvoe- ring) door gebruikers als rechtsonzekerheid wordt ervaren. Tegen deze achtergrond heeft de toenmalige minister van SZW, in overleg met de gebruikersorganisaties en de VNG, in het Wvg-protocol nader invulling gegeven aan het begrip `verantwoorde voorzieningen'. Het pro- tocol is bedoeld om tot een meer uniforme wetstoepassing te komen, gericht op een bredere rechtszekerheid voor cliënten met het oog op hun specifieke situatie. Met betrekking tot de aanvraagprocedure is in het protocol opgenomen dat deze voor de cliënt zo min mogelijk be- lastend moet zijn en dat het gemeentebestuur van begin af aan duidelijkheid biedt over de procedure waardoor de aanvrager inzicht krijgt in de stappen in de procedure en de daarmee gemoeide tijd. De gemeente heeft zich bij de aanvraagprocedure te houden aan de grenzen die de Awb daarvoor stelt. In het protocol is hieromtrent verder opgenomen dat bij dreiging van een overschrijding van termijnen het gemeentebestuur de aanvrager informeert, onder vermel- ding van de oorzaken en van de vermoedelijk wel realiseerbare afhandeltermijn. Indien de aan- vrager meent dat er sprake is van een niet meer redelijke overschrijdingstermijn, kan deze ui- teraard een beroep doen op alle rechtsmiddelen die hem op grond van de Awb en het Burger- lijk Wetboek ter beschikking staan. De vraag met betrekking tot schadevergoeding is zo alge- meen gesteld dat ik daar slechts in algemene zin op kan antwoorden. Zo is niet duidelijk of bedoeld wordt dat de gemeente of de leverancier een verwijt gemaakt wordt. Indien blijkt van verwijtbaar onrechtmatig handelen oordeelt de betrokken rechterlijke instantie over de aan- sprakelijkheid.
Vraag van mevrouw Van Geen (D66) over hoe de regering de braindrain van academische zie- kenhuizen gaat oplossen en hoe wordt tegemoet gekomen aan de toegenomen vraag naar huisartsenzorg
Het huisartsentekort is een relatief probleem: op 1 januari 2002 zijn er zo'n 620 praktijkzoe- kende huisartsen. Op dit moment beginnen per jaar meer dan 400 mensen met de opleiding tot huisarts. De uitbreiding van de opleidingscapaciteit loopt al van 420 in 2001 tot 670 in 2004. Er is geen noodzaak voor verdere uitbreiding. Voor de uitbreiding van de opleidingscapaciteit kijkt de regering niet anders over de grenzen dan dat er, in het kader van uitwisselingsprogramma's, studenten een deel van hun opleiding in het buitenland kunnen volgen. Een voorwaarde voor deze uitwisselingsprogramma's is dat de kwaliteit van het onderwijs is gewaarborgd. Daar ligt overigens de eerste verantwoordelijk- heid bij de betrokken onderwijsinstellingen.
Vraag van mevrouw Van Geen (D66) over arbeidsvoorwaarden voor verplegenden en verzor- genden
Het introduceren van regionale beloningsverschillen is niet dé oplossing voor de arbeidsmarkt- schaarste. Daar zitten tal van haken en ogen aan, bijvoorbeeld hoe de probleemregio's te be- palen en hoe ze af te grenzen, welke indicatoren te gebruiken, hoe deze beloningsverschillen in te passen in het Nederlandse systeem van arbeidsverhoudingen, hoe te voorkomen dat ze ontaarden in haasje-over-reacties tussen regio's en tussen instellingen onderling, hoe het te richten op extra personeel van buiten de zorg in plaats van alleen op reallocatie van bestaand personeel.

29

Sociale partners in de betrokken sectoren, die primair verantwoordelijk zijn voor de totstand- koming en de inhoud van CAO's, hebben zich nog niet positief geuit over een dergelijke aan- pak. Wel zijn CAO's inmiddels al zodanig geflexibiliseerd dat er veel maatwerk mogelijk is. Er zijn voorbeelden van andere maatregelen om het werken in de zorg aantrekkelijker te ma- ken. In Amsterdam en Rotterdam zijn voorbeelden van instellingen die hun personeel helpen bij huisvesting, vervoer-, veiligheid-, kinderopvang en parkeerproblemen. Op deze wijze worden problemen aangepakt die typisch zijn voor grote steden. Daar zijn de middelen voor het voorzieningenniveau niet voor bedoeld. Vraag van de heer Rouvoet (CU) over marktwerking
De heer Rouvoet gaat bij het interpreteren van de metafoor, die ik in een interview met het AD heb gebruikt, verder dan ik bij het uitspreken had vermoed. Ik heb vanzelfsprekend be- roepsbeoefenaren in de zorg niet willen vergelijken met slagers. Kern van mijn betoog was dat ik het een goede zaak zou vinden als cliënten in de zorg de keuze hebben tussen meerdere aanbieders. Aanbieders die zich van elkaar onderscheiden op het gebied van service, kwaliteit en ook prijs. Dat is volgens mij ook wat wij bedoelen als we spreken over het vergroten van de vraaggerichtheid van het zorgaanbod. En in zo'n systeem is het ook niet erg als bij de ene aanbieder de wachtrij wat langer is dan bij de andere. De prijs-kwaliteitverhouding van die aanbieder kan daar immers een goede reden voor zijn. De mogelijkheden van marktwerking in de zorg zijn overigens niet eenduidig aan te geven. Er is immers niet zoiets als de zorgsector en de marktwerking. De omstandigheden in deelsec- toren in de zorg verschillen van elkaar. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan zaken als de relatieve omvang van vraag en aanbod, de mogelijkheden die er zijn om tot de markt toe te treden of aan de mogelijkheden die de cliënt heeft om de kwaliteit van de aanbieder te kunnen bepalen. Ook bestaan er meer en minder heftige vormen van marktwerking. Afhankelijk van de om- standigheden in de betreffende sector zal je moeten bepalen welke vorm en welke intensiteit van marktwerking daar het best past.
Vraag van de heer Rouvoet (CU) over bevordering verantwoord zorggebruik Dhr. Rouvoet heeft gezegd dat het goed zou zijn als mensen zich bewust worden van de reële kosten van de eigen consumptie, dit om verantwoord zorggebruik te bevorderen. Daar ben ik het geheel mee eens.
Twee opmerkingen daarbij:
Op de eerste plaats is nodig dat sprake is van reële, herkenbare prijzen. Prestatiegerichte be- kostiging moet dan ook met kracht worden bevorderd. Op de tweede plaats meen ik dat de beoogde basisverzekering zodanig vorm gegeven moet worden, dat er een beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de verzekerde, bijvoorbeeld door het hanteren van een eigen bijdrage of een eigen risico. Het is aan het volgende kabinet om deze lijnen verder uit te werken. Vraag van de heer Rouvoet over huisartszorg voor bijzondere doelgroepen m.n. gehandicapten Bij de modernisering van de huisartsenzorg wordt beoogd in toenemende mate vraaggerichter te gaan werken. Door een versterking van de samenwerking tussen huisartsen en andere hulpverleners in de eerstelijnsgezondheidszorg zullen in samenspraak met zorgverzekeraars en patiënten lokale samenwerkingsarrangementen moeten worden ontwikkeld. Deze moeten het mogelijk maken om het principe "gewoon wat kan en speciaal wat moet" te hanteren. Op de- ze wijze kunnen ook bijzondere doelgroepen gewoon optimale zorg in de buurt krijgen. Voor waar geen eenvoudige opgave maar wel een belangrijk aandachtspunt.

30

Vraag van de heer Rouvoet (CU) over Discussie / voorlichting biotechnologie De heer Rouvoet bracht het ethisch toetsingskader voor briotechnologische ontwikkelingen ter sprake. Hij betreurt dat het debat over `biotechnologie' na de behandeling van de integrale nota in en buiten deze kamer is verstomd. Ik ben met hem eens dat verdergaande discussie en voorlichting op dit terrein van groot belang is. Op dit moment wordt door zes departementen gewerkt aan de uitvoering van de motie die ik als kamerlid bij de behandeling van de integrale nota heb ingediend. Allereerst wordt een in- ventarisatie gemaakt van de bestaande kaders. Staatssecretaris Van Geel is daarbij coördi- nerend, zoals ook bij de opstelling van de Integrale Nota Biotechnologie de minister van VROM coördineerde. Na de eerste fase zullen we op basis van de resultaten van de inventa- risatie bezien of de coördinatie bij VROM moet blijven of dat het meer voor de hand ligt dat een ander ministerie dat doet, (zoals bijvoorbeeld VWS). In ieder geval zal er dus tussen nu en de zomer stof voor discussie komen. Ik zal, in welke positie dan ook, er alles aan doen om het onderwerp biotechnologie op de agenda te houden. Vraag van de heer Rouvoet (CU) over voorgenomen bezuinigingen t.a.v. het Erfo-centrum Het Erfo-centrum heeft tot eind 2002 subsidie gekregen. Voortzetting van de subsidie was afhankelijk van de evaluatie van het functioneren van het centrum. De evaluatie heeft plaats- gevonden. Daaruit blijkt onder meer dat er een behoefte bestaat aan algemene informatie over erfelijke ziekten. Aan de hand van de evaluatie is besloten aan het centrum vanaf 1 januari 2003 opnieuw een subsidie voor drie jaar toe te kennen. Een belangrijke voorwaarde is wel dat door het centrum een businessplan wordt opgesteld waarin onder andere wordt aangege- ven hoe de financiering na drie jaar wordt geregeld. Het is niet de bedoeling dat het centrum structureel zal worden gefinancierd door de overheid maar dat vanuit andere bronnen in de financiering moet worden voorzien.
Vraag van de heer Rouvoet (CU) over identiteitsgebonden instellingen De plaats van identiteitsgebonden zorginstellingen is vergelijkbaar met die van bovenregionale of landelijke specialistische instellingen: Zorgkantoren zijn gehouden de vraag naar deze instel- lingen door te geleiden naar de regio van de betreffende instelling. Zolang er behoefte is aan specialistische instellingen en concrete vraag naar identiteitsgebonden instellingen, hebben deze ook bestaansrecht. Nieuwe instellingen worden echter niet identiteitsgebonden toegela- ten. Wel is het mogelijk dat instellingen, in overleg met hun zorgkantoor, het opnamebeleid toespitsen op bepaalde groepen zorgbehoevenden.Overigens beoogt de Modernisering van de AWBZ meer dynamiek en diversiteit in het aanbod tot stand te brengen, waardoor de keuze- vrijheid van de cliënt tot zijn recht kan komen. Daaronder is ook begrepen het zorgaanbod op basis van een levensbeschouwelijke signatuur.
Vraag van de heer Rouvoet over Palliatieve zorg
Ik kan bevestigen dat het bedrag van 10 miljoen structureel is en doorloopt in 2003 en vol- gende jaren.
In de brief van 6 mei jongstleden is de kamer geïnformeerd over de verdeling van de zoge- naamde Rouvoet-middelen beschikbaar voor de versterking van palliatieve zorg. Het bedrag komt ten gunste van een aantal beleidsvoornemens gericht op palliatieve zorg, die eveneens in de brief van 6 mei worden genoemd. Vele van deze beleidsmaatregelen zijn inmiddels ge- realiseerd of worden in gang gezet.
Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over het verkorten van de wachtlijsten Het project in Limburg verdient als goed praktijkvoorbeeld naar mijn mening zeker bredere toe- passing. Het is bekend dat de zekerheid van crisisopvang het aantal indicaties uit voorzorg

31

vermindert. Elke zorgaanbieder kan met het zorgkantoor in de regio afspraken maken over crisisopvang. Het Operationeel Team Wachtlijsten dat in de regio's initiatieven aanjaagt kan bijdragen aan het verder promoten van dergelijke initiatieven. Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over kwaliteit / specialisten Flevoland / resultaten experimenten
De constatering dat er geen bewijzen zijn dat er bij een bereikbaarheid van 45 minuten geen kwalitatief onverantwoorde zorg geleverd wordt betekent dat de norm van 45 minuten accep- tabel is. De formulering is afkomstig van inhoudelijk deskundigen. De dubbele ontkenning in de formulering komt negatief over, ik streef ernaar om in overleg met dezelfde inhoudelijk deskundigen een meer positieve formulering te kunnen bereiken. Natuurlijk is de waarborging van voldoende kwaliteit daarbij uitgangspunt.
Zonder een mening te willen geven over de door de heer van der Vlies genoemde concrete casus is het, juist vanuit de optiek van het waarborgen van kwaliteit, denkbaar dat een aan- stelling met een specialist niet verlengd wordt.
Omdat de experimenten pas op 1/1/2003 van start gaan is het nu nog niet mogelijk om re- sultaten te presenteren.
Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over het aanbod van huisartsen Van de kant van de Huisarts- en Verpleeghuisarts RegistratieCommissie en vanuit huisartsen- opleidingen hebben mij signalen bereikt, dat het vinden van voldoende kwalitatief goede kan- didaten inderdaad moeilijker wordt.
Op dit moment wordt intensief overleg met de LHV en ZN gevoerd rond de aanpak moderni- sering huisartsenzorg. Daarbij is de vraag hoe het beroep huisarts aantrekkelijker is te maken, één van de hoofdthema's.
De huidige praktijkorganisatievorm (solopraktijken), het probleem van de moeilijk realiseerbare combinatie van werk met zorgtaken en de toenemende behoefte aan deeltijdwerken nodigen de afgestudeerde huisartsen waarvan steeds meer vrouwen deel uit maken, niet uit tot vesti- ging.
Een moderne werkomgeving met groepspraktijken met mogelijkheden voor deeltijdwerken en combineren van werk en zorgtaken zal het beroep meer aantrekkelijk moeten maken. `Opleiden wat er mogelijk is' is het motto voor overheid en partijen uit het veld. Maar alleen meer opleiden zal de nood op korte termijn niet verlichten. Zelfs met een onbeperkt oplei- dingsaanbod zijn onvoldoende gegadigden te vinden om in de opleiding in te stromen. De aanpak van het probleem zal daarom een bredere inzet moeten hebben. Taakherschikking en de inzet van nieuwe beroepen zoals de `physician assistents' kunnen daarbij een belang- rijke bijdrage leveren.
Bij de aanpak van het huisartsenprobleem gaat het dus om: 1. meer
opleiden;
2. taakherschikking door inzetten van praktijkverpleegkundigen etc. en 3. het creëren van 'goede' moderne werkplekken. Dat is allemaal nodig om het beroep voor de afgestudeerden en de basisartsen weer aantrek- kelijk te maken en hen voor dit vak te behouden.
Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over bereikbaarheid huisartsenposten De ontwikkeling van de huisartsenposten is zeer snel tot stand gekomen en draagt aanzienlijk bij om de werkdruk van huisartsen te verlichten.

32

In een aantal gevallen is de bereikbaarheid en de service in de avond nacht en weekenden verbeterd. Maar dit is nog niet op alle plaatsen het geval. Huisartsen en verzekeraars zijn on- dertussen bezig om te zoeken naar aanvullende oplossingen. Een goede voorlichting in de re- gio over de bereikbaarheid maakt hier onderdeel van uit. Ik heb inmiddels aan het RIVM gevraagd een overzichtkaart op te stellen over de spreiding en de toegankelijkheid. (zal binnenkort op www.zorgatlas.nl worden gepubliceerd) Verder zal de Inspectie Gezondheidszorg volgend jaar onderzoek doen naar de bereikbaarheid van de huis- artsenposten. Vooralsnog wacht ik dit onderzoek af. Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over behouden van apotheekvoorziening in landelijke gebieden
In tegenstelling tot de opmerking van de heer van de Vlies waardeer ik de positie van de apo- theekhoudende huisarts wel degelijk. Dit komt ook tot uitdrukking in het wetsvoorstel met be- trekking tot de nieuwe Geneesmiddelenwet waarin de positie van de apotheekhoudende huis- arts wordt gecontinueerd. Overigens kan de `apothekerszorg' in landelijke gebieden en kleine kernen een impuls krijgen door het afschaffen van artikel 19 van de Wet op de geneesmidde- lenvoorziening. (De verplichting dat een apotheker zijn beroep slechts in één apotheek mag uitoefenen). Dan zal het immers mogelijk zijn dat een apotheker meerdere apotheekvesti- gingen bestiert. Hierdoor is het bijvoorbeeld mogelijk dat twee apotheekvestigingen die op zich zelf economisch minder of niet rendabel zijn, toch kunnen bestaan. Dergelijke apotheek- vestigingen kunnen dan gedurende een gedeelte van de dag open zijn. Hierdoor wordt in lan- delijke gebieden de apotheekfunctie gewaarborgd. Wat de kwalitatieve aspecten van het werkzaam zijn in meerdere apotheken zal de KNMP specifieke kwaliteitsnormen ontwikkelen en deze opnemen in de Nederlandse apotheek norm (NAN). Daarnaast wordt een vorm van toezicht uitgeoefend door de zorgverzekeraars die immers voldoende zorg van goede kwaliteit moeten contracteren op grond van de Ziekenfondswet. Vraag van de heer Van der Vlies (SCP) over kwaliteitseisen van de Palliatieve zorg De heer van der Vlies noemt een aantal belangrijke aspecten rondom palliatieve zorg, zoals de kwaliteit van de zorg, wensen en behoeften van terminale patiënten, aandacht voor palliatieve zorg in de opleidingen en de mogelijkheden van pgb in hospices. In het algemeen is het zo dat instellingen gebonden zijn aan het leveren van verantwoorde zorg. Dat geldt ook voor pallia- tieve zorg. Ondanks de vele verbeteringen in de afgelopen jaren kan gezegd worden dat pallia- tieve zorg nog steeds in ontwikkeling is. Bij instellingen en beroepsbeoefenaren mag pallia- tieve zorg zich verheugen in een steeds groeiende belangstelling. Ook wordt men steeds be- wuster van het belang ervan. Een aantal belangrijke ontwikkelingen: · beroepsbeoefenaren en instellingen ontwikkelen kwaliteitsrichtlijnen voor palliatieve zorg, vanuit het perspectief van patiënten/cliënten; · verbetering van de kennis van beroepsbeoefenaren specifiek voor palliatieve zorg producten (los van euthanasie) inpassing in het initiële onderwijs en voor bij- en na- scholingen;
· ketenzorg voor terminale patiënten (netwerkvorming) ter verbetering van de samen- werking en onderlinge communicatie tussen beroepsbeoefenaren. Deze ontwikkelingen worden door de overheid gestimuleerd. Bij brief van 21-11-2002 heb ik u hierover geïnformeerd.
Tot slot zal het in de nieuwe pgb regeling mogelijk zijn om zorg in te kopen met een pgb in een hospice, met uitzondering van verblijf en behandeling. Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over de belemmering breken met prostitutie Gelet op de belemmeringen die in de motie-Van der Staaij worden genoemd moet vastgesteld worden dat de mogelijkheden voor de minister van VWS om die weg te nemen beperkt zijn.

33

Het is primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid om deze groep hierbij te ondersteunen. Een aantal gemeenten heeft specifieke hulp- en opvangvoorzieningen voor prostituees. Het rijk ondersteunt het gemeentelijke beleid op diverse manieren. Allereerst is het mogelijk om specifieke opvangvoorzieningen voor prostituees te financieren uit de specifieke uitkering vrouwenopvang of maatschappelijke opvang die centrumgemeenten van VWS ontvangen. Verder is vorig jaar extra geld toegevoegd aan de uitkering van Leeuwarden voor het opvang- huis voor jonge prostituees 'Asja'. In het kader van het Nationaal Actieplan aanpak seksueel misbruik van kinderen is ook aandacht besteed aan projecten voor jeugdige prostituees, waar- onder uitstapprogramma's. Over dit onderwerp is ook een handboek voor gemeenten ontwik- keld.
Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) betreft uitgaven in de gezondheidszorg ten gevolge van ongezond gedrag
De verleden week gepresenteerde Volksgezondheid Toekomstverkenning heeft wederom de focus gericht op dit belangrijke beleidsvraagstuk. Op 22 november jl. heeft de Minister mede namens het kabinet VTV 2002 aangeboden aan uw Kamer en tevens een eerste reactie gege- ven op de bevindingen van het RIVM. In de aangekondigde nota over preventiebeleid waarin landelijke prioriteiten op het gebied van preventie worden gesteld, zullen veel van de conclu- sies en aanbevelingen van de VTV in ogenschouw worden genomen. Als gevolg van de de- missionaire status van het huidige kabinet is besloten de nota preventiebeleid door een vol- gend kabinet te laten uitbrengen. Kortheidshalve verwijs ik naar de brief aan de Kamer dd. 21- 11-2002 over het VTV rapport.
Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) over slachtofferhulp VWS heeft met ingang van 2003 haar verantwoordelijkheid inclusief de beschikbare middelen voor de Vereniging Slachtofferhulp Nederland overgeheveld aan het ministerie van Justitie. Vraag van de heer Van der Vlies (SGP) betreft extra geld voor sportaccommodaties en eve- nementenbeleid
Reeds in de nota Kansen voor Topsport (TK 1998-1999 26429, nr. 2) is het voornemen uit- gesproken om meer grote sportevenementen naar Nederland te halen. Dit vanwege het grote maatschappelijke belang van de sport. Hiervoor zijn geschikte topsportaccommodaties nodig. Voor een aantal takken van sport ontbreken deze, zoals voor het zwemmen, indoor atletiek en baanwielrennen. Voor andere takken van sport kunnen tijdelijke accommodaties geschikt wor- den gemaakt, zoals bijvoorbeeld voor tennis en volleybal. Eind 2001 is op nadrukkelijk verzoek van de Kamer - bij een drietal amendementen - extra geld beschikbaar gekomen voor het intensiveren van het topsportevenementen- en accom- modatiebeleid. In de brief van juli 2002 (TK 2001-2002 26429 nr. 11) is de Kamer over de concrete invulling van de amendementen geïnformeerd. Een van de actiepunten betrof de aan- passing van de subsidieregeling.
De subsidieregeling onlangs aan de Kamer gezonden (TK 2002-2003 26429 nr 12). In de regeling is duidelijk aangeven hoe de prioriteiten bij het toekennen van subsidie voor evenementen en accommodatie wordt gesteld.
Bijvoorbeeld dat de Sportbonden altijd betrokken moeten zijn bij de aanvraag. Het zijn immers sportbonden die nationale en ook internationale topsportevenementen (Europese en Wereld kampioenschappen) krijgen toegewezen en organiseren. Daarnaast is een van de voorwaarden tot subsidiering het maatschappelijk belang van het toernooi/evenement. Vraag van de heer Jense (LN) over het plan voor spreiding van ziekenhuiszorg, negeren aanwijzing, wat zijn concrete ontwikkeling

34

In feite heb ik met mijn brief van 20 november jl over het bereikbare ziekenhuis de spreiding vastgelegd. In die brief heb ik ook aangegeven dat enkele thema's nog nader uitgewerkt moe- ten worden. Voor 1 december ontvang ik de plannen van aanpak van de Ijsselmeerziekenhui- zen en het ziekenhuis Walcheren. Dat zijn in feite de laatste ontwikkelingen. Van het negeren van een aanwijzing is geen sprake.
Vraag van de heer Jense (LN) over signalen aan bestuurlijke organisatie van ziekenhuizen Er komen dagelijks veel signalen binnen op het departement, maar signalen zoals bedoeld in de vraag zijn niet bekend
Vraag van de heer Jense (LN) over bevoordelen van zorgverzekeraars van privé-klinieken Het departement heeft geen signalen dat er verzekeraars zijn met privé-klinieken binnen de ei- gen organisatie. Er zijn derhalve ook geen signalen dat er sprake zou zijn van een bevoordeling van deze klinieken.
Vraag van de heer Jense (LN) wordt er nog afspraken gemaakt over de 4 Mobile Medisch Teams
Er zijn op dit moment in ons land 4 Mobiele Medische Teams paraat van schemer tot schemer voor de helikoptervoorziening. Voorts zijn nog zes andere Medische Mobiele Teams op basis van beschikbaarheid inzetbaar. De Landelijke Vereniging voor Traumacentra heeft zeer recent aangegeven dat zij binnenkort met een uitgewerkt voorstel komen over de wijze waarop in ons land vorm gegeven kan worden aan een adequaat en betaalbaar systeem van Medische Mobiele Teams in het kader van totale traumazorg (spoedeisende medische hulpverlening).