Ministerie van Financiën

Vragen door de leden Van Dijke van ChristenUnie (op 30 september 2002) en Crone van de PvdA (30 september 2002). De vragen van de heer Crone zijn ook gesteld aan de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. De staatssecretaris van Financiën, drs. S.R.A. van Eijck heeft, mede namens de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de minister van Economische Zaken, de vragen als volgt beantwoord.

A: Vragen van het lid Van Dijke

Vraag 1.

Tot welke problemen leidt de vandaag in werking getreden onverwachte bevriezing van de fiscale faciliteiten willekeurige afschrijving milieu-investeringen, energie- investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek voor investeerders?

Antwoord:

De buitentoepassingstelling leidt niet tot problemen voor investeerders. Ondernemers die investeringen hebben gedaan vóór de datum van buitentoepassingstelling (26 september 2002), kunnen de investering alsnog binnen drie maanden (na het tijdstip van investering) melden en komen dan in principe in aanmerking voor de fiscale faciliteiten. Van het doen van een investering is sprake als een verplichting wordt aangaan of voortbrengingskosten worden gemaakt.

Voor ondernemers die na de buitentoepassingstelling investeringen doen, gelden de fiscale faciliteiten uiteraard niet. Omdat op het moment van investeren bekend is of van de faciliteiten gebruik gemaakt kan worden, weet de ondernemer steeds waar hij aan toe is.

Vraag 2.

Hoe groot schat u de overschrijding van het budget voor de fiscale regelingen VAMIL, EIA en MIA in 2002? Hoeveel meldingen werden er voor de laatste drie maanden van dit jaar nog verwacht?

Antwoord:

Omdat zoals gemeld bij vraag 1, investeerders in de drie maanden na buitentoepassingstelling nog meldingen kunnen indienen, kan thans slechts een voorlopige raming worden gegeven. Bovendien zullen naar verwachting niet alle meldingen, waaronder enkele zeer grote, daadwerkelijk kwalificeren voor de regelingen. De voorlopige raming is dat ondanks de buitentoepassingstelling het gezamenlijke budget met ruim 90 miljoen euro's zal worden overschreden. Als het verdere verloop van de meldingen van investeringen in 2002 gelijke tred zou hebben gehouden met de meldingen over dezelfde periode van vorig jaar, dan zou zonder buitentoepassingstelling de budgettaire overschrijding circa het dubbele hebben bedragen. Zie voor meer informatie bijgevoegde nadere analyse. Deze is toegezegd door de staatssecretaris van Financiën tijdens het overleg met de Tweede-Kamercommissie voor Financiën in de eerste week van oktober.

Vraag 3.

Hoe groot is de overschrijding van het budget van de genoemde fiscale regelingen geweest in de voorgaande jaren waarin zij van kracht zijn geweest? Kunt u cijfermatig aangeven of de overschrijding die dit jaar wordt verwacht in relatieve termen groter is dan in voorgaande jaren?

Antwoord:

Overschrijdingen van het budget van de genoemde fiscale regelingen zijn in het recente verleden niet of nauwelijks voorgekomen. In 1999, 2000 en 2001 is geen budgettaire overschrijding opgetreden in de energie-investeringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek. Met betrekking tot 1999 en 2000 geldt dit ook voor de willekeurige afschrijving milieu-investeringen. In 2001 is er in de VAMIL een overschrijding opgetreden van ¤ 29 miljoen, veroorzaakt door met name de onverwacht grote omvang van de meldingen in de eerste drie maanden van 2002 met betrekking tot investeringen die zijn gepleegd in 2001. Omdat op grond van de meldingen tot eind december 2001 geen aanwijzingen bestonden dat het investeringsplafond voor de VAMIL zou worden overschreden, is buiten toepassing stellen van de regeling in 2001 achterwege gebleven.

Vraag 4.

Bent u bereid het wetsvoorstel tot goedkeuring van de ministeriële regeling op grond van artikel 3.52, van de Wet inkomstenbelasting 2001, dat binnen drie maanden na inwerkingtreding aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal moet worden gezonden, nu reeds binnen enkele weken aan de Tweede Kamer toe te sturen?

Antwoord:

Het wetsvoorstel tot goedkeuring van de ministeriële regeling waarmee deze fiscale faciliteiten buiten toepassing zijn gesteld, zal een dezer dagen ter advisering aan de Raad van State worden voorgelegd. Het voorstel zal na ontvangst van het advies van de Raad van State bij de Tweede Kamer worden ingediend.

B: Aanvullende vragen van het lid Crone

Vraag 1

Hoeveel ondernemers zullen naar schatting de dupe worden van de plotselinge opschorting van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL), de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA)?

Antwoord:

De vraag impliceert dat er ondernemers de dupe worden van de buitentoepassingstelling. Hiervan is echter geen sprake aangezien de ondernemer op het moment van het doen van investeringen weet waar hij aan toe is. Op dat tijdstip is bekend of wel of niet gebruik gemaakt kan worden van de fiscale faciliteiten. Zie verder de beantwoording van vraag 1 van het lid Van Dijke.

Vraag 2

Heeft u met de organisaties van ondernemers overlegd over deze maatregel en over de mogelijkheden van een overgangsregime? Zo neen, waarom niet? Maakt de overheid zich hierdoor niet tot een onbetrouwbare partner?

Antwoord:

Neen. De mogelijkheid tot buitentoepassingstelling van deze fiscale faciliteiten in verband met het overschrijden van de beschikbare budgetten bestaat al sinds de invoering van de regelingen. De situatie was van dien aard dat in een zeer korte tijdsperiode en na overleg met de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer het besluit tot sluiting van de regelingen moest worden genomen. Indien de betrokkenen hierover van te voren zouden zijn ingelicht, zou dit tot gevolg kunnen hebben dat ondernemers extra versneld investeringen doen om de ophanden zijnde buitentoepassingstelling voor te zijn. Hierdoor zou de budgettaire overschrijding juist verder zijn toegenomen.

De overheid maakt zich hiermee niet tot een onbetrouwbare partner. Ondernemers die investeringen hebben gedaan voor de datum van buitentoepassingstelling komen in principe in aanmerking voor de fiscale faciliteiten indien zij hun investeringen binnen drie maanden melden.

Vraag 3

Hoe groot zou de mogelijke overschrijding zijn indien de maatregelen niet zouden zijn opgeschort?

Antwoord:

Zie de beantwoording van vraag 2 van het lid Van Dijke.

Vraag 4

Welke effect zal de opschorting hebben op de investeringen van de bedrijven? Acht u dat gewenst in deze fase van de conjunctuur?

Antwoord:

De mogelijkheid bestaat dat bedrijven met nog niet vaststaande investeringsplannen deze plannen uitstellen tot begin 2003, wanneer in principe de buitentoepassingstelling afloopt. Het effect hiervan op de economie moet niet worden overschat. Daar staat bovendien tegenover dat in 2002 reeds meer is geïnvesteerd (en gemeld) in bedrijfsmiddelen die voor de EIA, MIA en/of VAMIL in aanmerking komen dan in 2001.

Vraag 5 en 6

5. Mag uit het feit dat voor de gezondheidszorg budgettaire beperkingen in de laatste maanden van het jaar zijn opgeheven en ze voor het milieu nu worden ingevoerd, worden afgeleid dat milieumaatregelen niet de hoogste prioriteit hebben in het kabinetsbeleid?

6. Zo neen, welke alternatieve maatregelen neemt u ter wille van het milieu?

Antwoord:

Neen. Beide onderwerpen dienen los van elkaar te worden gezien. De mogelijkheid van budgettaire beperkingen door het buiten toepassing stellen van deze fiscale faciliteiten bestaat als sinds invoering van de regelingen en dient om te voorkomen dat meer geld wordt uitgegeven dan beschikbaar is gesteld door de wetgever. Omdat het gewenste resultaat van de regelingen voor 2002 is bereikt, ligt het niet in de rede om voor de periode tot 1 januari 2003 alternatieve maatregelen te nemen.