Ministerie van Financiën

Persbericht

PERS-2002-268

Den Haag, 28 november 2002

Tien misverstanden over het Stabiliteits- en Groeipact

Bij het begin van de Economische en Monetaire Unie (EMU), die culmineerde in de invoering van de euro, zijn er afspraken gemaakt over o.a. een gecoördineerd begrotingsbeleid. Deze afspraken werden vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Voor veel deelnemers, voor Nederland niet in de laatste plaats, vormden deze harde afspraken een voorwaarde voor het opgeven van de eigen munt. De laatste tijd is de Europese discussie over dit SGP opgelaaid en wordt er gemorreld aan de spelregels. Niet toevallig gebeurt dit in een tijd dat een aantal lidstaten problemen hebben om zich aan die spelregels te houden. In een op de website van Financiën gepubliceerd stuk, Tien misverstanden over het Stabiliteits- en Groeipact, wordt ingegaan op een aantal van de argumenten die in die discussie een rol spelen.

De negatieve externe effecten van hoge schulden en begrotingstekorten in individuele lidstaten zouden klein zijn en er zou dus geen reden zijn om dit op Europees niveau te regelen.

Voor de kracht van de Europese economie als geheel is van belang dat de Europese Centrale Bank prijsstabiliteit kan garanderen. Uit de hand lopende schulden en tekorten beperken die mogelijkheden drastisch en leiden tot inflatie. Bovendien leiden dergelijke schulden en tekorten niet alleen voor de betreffende lidstaat tot een hogere lange rente, maar voor het hele eurogebied, met negatieve consequenties voor de economie van het hele eurogebied. Niet voor niets moesten kandidaat-leden van de EMU voldoen aan strenge eisen, ook op begrotingsgebied, voordat ze konden toetreden tot de EMU. Er is dus alle reden voor Europese afspraken over het begrotingsbeleid.

Het Pact zou in strijd zijn met het subsidiariteitsbeginsel.

Het Pact zorgt ervoor dat de economische stabiliteit van het eurogebied niet door het nationale budgettaire beleid van individuele lidstaten wordt bedreigd. Dat was de voorwaarde waaronder de nationale soevereiniteit over de munt kon worden opgegeven. Dat is niet niets; Nederland heeft een stabiele munt met een eeuwenoude traditie ervoor opgegeven. Nu er geen weg terug uit de EMU meer bestaat, komt een wijziging van de spelregels ­ zonder dat alle deelnemende landen daarmee instemmen ­ neer op een vorm van contractbreuk.

Het SGP zou zich alleen op nominale tekorten richten.

Dit is onjuist. De afgesproken tekortdoelstelling is het bereiken van een situatie dichtbij evenwicht of een overschot over de conjunctuur-cyclus heen, d.w.z. het gaat om structurele verbeteringen in het tekort. De inspanningen die lidstaten zich getroosten om een evenwicht te bereiken, zijn altijd mede beoordeeld aan de hand van de structurele tekortontwikkeling.

Het SGP zou te rigide zijn omdat het voor alle lidstaten dezelfde norm oplegt.

Het is onjuist dat voor iedere lidstaat een identieke begrotingspositie wordt nagestreefd. Zo kan afhankelijk van de stand van de conjunctuur het feitelijke tekort van de lidstaten sterk uiteenlopen, terwijl toch is voldaan aan de norm van "close to balance or in surplus" over de conjunctuurcyclus heen.

Het SGP zou de (negatieve) economische cyclus alleen maar versterken (pro-cyclisch beleid).

Lidstaten die echt werk hebben gemaakt van het op orde brengen van hun begroting hebben in de afgelopen periode niet alleen de beste economische prestaties laten zien, maar plukken daar ook de vruchten van nu het economisch tij tegenzit. Lidstaten die in de goede jaren te weinig hebben gedaan om hun overheidsfinanciën op orde te brengen, moeten zich nu extra inspanningen getroosten. Met andere woorden, conjunctuurversterkend beleid tijdens de goede jaren (te hoge en verkeerde uitgaven) leidt ertoe dat zij in mindere jaren ook een conjunctuurversterkend beleid (bezuinigingen) moeten voeren. Dat ligt niet aan het Pact, maar aan de beleidskeuzen van deze landen. Naleving van het SGP, in goede en in slechte tijden, moet juist voorkomen dat het beleid pro-cyclisch uitpakt. Overigens heeft de Nederlandse regering ervoor gekozen om een extra inspanning te plegen met het oog op de vergrijzing en om te kunnen blijven voldoen aan het SGP.

Het SGP zou zich te veel richten op een norm voor het tekort terwijl het te weinig aandacht besteedt aan langetermijnhoudbaarheid.

Het is waar dat het bij het SGP vooral moet gaan over terugdringen van de overheidsschuld. Schulden ontstaan echter door (voortdurende) tekorten en deze zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden. Voordeel van een tekortmaatstaf is dat deze goed aansluiten bij de dagelijkse beleidspraktijk. Ten onrechte wordt gesteld dat langetermijnhoudbaarheid en bijvoorbeeld vergrijzing geen enkele rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van het SGP. Integendeel, al in 1996 werd in een eerste schets van het SGP die link gelegd. Jaarlijks moeten lidstaten nu rapporteren over hun beleid inzake vergrijzing. De financiële consequenties van de vergrijzing maken ondubbelzinnig duidelijk dat grote inspanningen nodig zijn om die consequenties te kunnen dragen en dat nu al moet worden begonnen met verbetering van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.

Het SGP zou overheidsinvesteringen belemmeren omdat deze niet via een hoger tekort gefinancierd mogen worden.

Ook investeringen leiden tot lasten die op enig moment opgebracht moeten worden. Als die lasten niet nu worden opgebracht, worden toekomstige generaties ermee opgezadeld in een periode dat er toch al een grotere spanning op de overheidsfinanciën staat vanwege de vergrijzing. Het niet meetellen van investeringen kan bovendien tot opportunisme leiden waarbij getracht wordt om steeds meer uitgaven onder de noemer 'investeringen' te brengen. Het SGP maakt op geen enkele wijze onderscheid tussen consumptieve uitgaven en investeringen. Als lidstaten meer willen investeren kan dat zonder meer. Ook in de praktijk blijkt dat tekortverbetering en investeringen goed samen kunnen gaan: juist de landen die in de afgelopen 4 jaar aanzienlijke verbeteringen in hun overheidsfinanciën wisten te bewerkstelligen, kenden in die periode hogere publieke investeringen dan landen die te weinig deden aan hun overheidsfinanciën.

In het SGP zou teveel nadruk op (financiële) stabiliteit liggen en te weinig op groei.

Gezonde overheidsfinanciën vormen de beste bijdrage aan een economische groei die ook houdbaar is. Ook hier kan worden aangevoerd dat de lidstaten die het meest hebben gedaan aan verbetering van de overheidsfinanciën in de afgelopen jaren de hoogste economische groei kenden. Bovendien is er terecht steeds meer aandacht voor de kwaliteit van overheidsbestedingen met het oog op de bevordering van groei en werkgelegenheid, ook in de jaarlijkse stabiliteitsprogramma's.

Het SGP zou structurele hervormingen belemmeren omdat deze geld kosten.

Het is een misvatting dat structurele hervormingen geld moeten kosten. Integendeel, vaak gaan dergelijke hervormingen juist gepaard met budgettaire consolidatie of besparingen. Daarbij valt te denken aan hervormingen van arbeidsongeschiktheidsregelingen of pensioenhervormingen.

Het SGP zou hebben bewezen niet te werken.

Onder invloed van het SGP is de afgelopen jaren veel bereikt. Bedroeg het tekort begin jaren negentig gemiddeld 6%, nu ligt het Europese gemiddelde op 2%.

Een uitgebreide versie van de "Tien misverstanden" kunt u vinden op het volgende Internet-adres: http://www.minfin.nl/02-268a.doc.

Een eerste reactie van minister Hoogervorst op de voorstellen van de Europese Commissie ter versterking van het Stabiliteits- en Groeipact kunt u vinden op het volgende Internet-adres: http://www.minfin.nl/02-267.doc.