KNMG

Artsen vinden financiële prikkels bespreekbaar

In mei 2002 is voor de zevende keer het KNMG-ledenpanel gehouden onder leden van beroepsverenigingen die zijn aangesloten bij de KNMG. Met dit panel wil de KNMG inzicht krijgen in de opvattingen van leden over actuele vraagstukken in de gezondheidszorg. Met het oog op de voorgenomen stelselherziening, stonden deze keer de stelselvraagstukken centraal.

Alternatieven voor aanbodbudgettering

De overheid zal de komende jaren maatregelen nemen om de zorguitgaven te beheersen en zal daarom naar verwachting minder op aanbodbudgettering leunen. Aan het ledenpanel is een aantal alternatieven voorgelegd die volgens de overheid de doelmatigheid van de zorgverlening bevorderen.

Bonus- en malusregelingen voor artsen
In de regio oostelijk Zuid-Limburg loopt het project Nightcare van verzekeraar CZ. Het experiment beloont huisartsen als zij terughoudend zijn bij het voorschrijven van dure geneesmiddelen (bonusregeling). De bespaarde medicijnuitgaven mogen huisartsen gebruiken als vergoeding voor de nacht- en weekenddiensten. Mogelijk zullen in de toekomst sommige verzekeraars artsen die ondoelmatig voorschrijven daarvoor financieel straffen (malusregeling).

Preferred provider verzekeringsarrangementen
De overheid wil de ontwikkeling van preferred providers stimuleren. Daarbij probeert de verzekeraar zijn verzekerden naar zorgaanbieders van zijn voorkeur (de zogenoemde preferred providers) te sturen. De verzekeraar kan dit doen via bepalingen in de verzekeringspolis. Bijvoorbeeld door hogere eigen bijdragen van patiënten te vragen voor behandelingen door artsen, die niet de status van preferred provider hebben. Verzekeraars gunnen deze status vanzelfsprekend alleen aan die zorgaanbieders, die in hun ogen doelmatig handelen.

Exploiteren van zorgvoorzieningen door verzekeraars De meeste directe mogelijkheid voor verzekeraars om hun zorguitgaven te beheersen is door zelf zorgvoorzieningen te exploiteren. Voor ziekenfondsen is dit lang verboden geweest (artikel 42 van de Ziekenfondswet). In het regeerakkoord van 1998 is vastgelegd dat dit verbod gefaseerd wordt opgeheven. Vanaf 1 januari 2003 mogen ziekenfondsen zelf huisartsenzorg leveren of deelnemen in instellingen die huisartsenzorg verlenen. Voor particuliere
ziektekostenverzekeraars heeft een vergelijkbaar verbod nooit bestaan, maar is het zelf exploiteren van zorgvoorzieningen vanwege de regeldichtheid in de sector weinig aantrekkelijk.

Toelaten van zorginstellingen met winstoogmerk
Het is ook mogelijk om zorginstellingen met winstoogmerk tot de zorgmarkt toe te laten, om zo de doelmatigheid van het zorgaanbod te bevorderen. De gedachte hierachter is dat deze instellingen zich meer in zullen spannen om kosten te besparen, ten behoeve van hun winst. Eén van de risicos is dat zorginstellingen met winstoogmerk kosten gaan besparen door te beknibbelen op de kwaliteit van de zorg.

Representativiteit van het onderzoek

Voor dit ledenpanel zijn in totaal 1206 artsen benaderd, waarvan 706 een ingevulde vragenlijst hebben geretourneerd. Dit betekent een respons van 59%, waarmee de KNMG bij dit lastige onderwerp heel tevreden is. Een deel van het onderzoek is via de post met schriftelijke vragenlijsten uitgevoerd en een deel via internet met elektronische vragenlijsten. Er zijn 347 schriftelijke en 359 elektronische vragenlijsten geretourneerd. Bij 20% van de gestelde vragen heeft het schriftelijk onderzoek tot significant andere uitkomsten geleid dan het onderzoek via internet. Voor zover relevant wordt dit verschil in uitkomsten gerapporteerd.

Verdeling van de respondenten per discipline:

Disciplines

Aantal respondenten

Percentage respondenten

Aantal leden KNMG

Percentage leden KNMG

Wegings-

factoren

Huisartsen

Medisch specialisten

Sociaal geneeskundigen

Artsen in opleiding

Overige artsen

233

221

69

72

98

33,6%

31,9%

10,0%

10,4%

14,1%

8.451

8.826

2.213

2.369

9.668

26,8%

28,0%

7,0%

7,5%

30,7%

26,8/33,6=0,80

0,88

0,70

0,72

2,17

Totaal

693

100,0%

31.527

100,0%

Van 13 artsen die een vragenlijst hebben ingevuld is de discipline onbekend.

Met behulp van wegingsfactoren, die per discipline zijn berekend, zijn de resultaten van de steekproef van 693 respondenten vertaald naar de totale populatie van 31.527 artsen van de federatie KNMG. In de steekproef zijn huisartsen met 33,6% bijvoorbeeld oververtegenwoordigd, omdat van de KNMG-leden 26,8% huisarts is. Hiervoor is gecorrigeerd door de aantallen antwoorden van de huisartsen met 0,8 te vermenigvuldigen, waardoor zij niet 33,6%, maar 26,8 % van het totaal aantal antwoorden uitmaken. De percentages die in het volgende hoofdstuk worden genoemd zijn representatief voor de 31.527 artsen die lid zijn van de KNMG. De genoemde verschillen tussen analysegroepen (groepen onderscheiden op basis van geslacht, leeftijd of discipline) zijn statistisch significant.

Resultaten

Bonus- en malusregelingen voor artsen Ruim de helft (56%) van de respondenten is het eens met de uitspraak dat verzekeraars de doelmatigheid in het handelen van artsen met financiële prikkels mogen beïnvloeden; 35% wijst deze gedachte af, de overigen zijn neutraal. Zowel in de schriftelijke als in de internetvariant van het onderzoek, zijn de artsen het vaker eens (resp. 44% en 54%) dan oneens (resp. 42% en 37%) met de stelling dat de verzekeraar een groep artsen die doelmatig voorschrijft moet kunnen belonen. Het belonen van individuele artsen voor doelmatig voorschrijfgedrag wordt door meer artsen afgewezen (48%) dan onderschreven (39%). Het financieel straffen van artsen voor ondoelmatig voorschrijven wordt door ruim 60% van de artsen afgewezen, ongeveer 20% acht dit wel acceptabel. Ruim 60% van de artsen is van mening, dat artsen hun patiënten dienen te informeren, als de verzekeraar hen financieel beloont voor het doelmatig voorschrijven van medicijnen. Een nog groter percentage (79%) is van mening, dat zorgverzekeraars hun verzekerden hierover dienen te informeren. Huisartsen vinden minder vaak (49%) en sociaal geneeskundigen juist vaker (70%) dan gemiddeld (56%) dat zorgverzekeraars de doelmatigheid in het handelen van artsen met financiële prikkels mogen beïnvloeden.

Preferred provider verzekeringsarrangementen In het kader van preferred provider verzekeringsarrangementen is aan het ledenpanel de volgende stelling voorgelegd: "Zorgverzekeraars mogen de vrije artsenkeuze van patiënten beperken door voor de behandeling door bepaalde artsen hogere eigen bijdragen te vragen". Een ruime meerderheid van de artsen (schriftelijk onderzoek 78% en onderzoek via internet 68%) wijst een dergelijke beperking van de vrije artsenkeuze door zorgverzekeraars af. Een kleiner deel (resp. 14% en 23%) vindt dat deze beperking mogelijk moet zijn.

Exploiteren van zorgvoorzieningen door verzekeraars Bijna driekwart (72%) van de artsen is het eens met de stelling dat het zelf exploiteren van zorgvoorzieningen door verzekeraars een reële bedreiging vormt voor de professionele autonomie van artsen; 15% is het daar niet mee eens. Met name medisch specialisten vinden vaker dan gemiddeld dat zorgverzekeraars geen zorgvoorzieningen mogen exploiteren.

"Ik vind dat zorgverzekeraars de onderstaande zorgvoorzieningen zelf mogen exploiteren" :

Zorgvoorziening

Mee eens

Noch eens/

noch oneens

Mee oneens

Apotheken

42%

14%

44%

Centrale ANW-diensten voor huisartsenhulp

31%

13%

56%

Huisartsenpraktijken

13%

10%

77%

Praktijken voor paramedische zorg

23%

20%

58%

Gezondheidscentra

23%

16%

62%

Thuiszorginstellingen

35%

17%

48%

Riaggs

19%

16%

65%

Privé-klinieken (categoraal)

33%

15%

53%

Ziekenhuizen (algemeen)

13%

11%

76%

Psychiatrische ziekenhuizen

12%

12%

76%

Verpleeghuizen

21%

13%

67%

Arbo-diensten

25%

19%

56%

Consultatiebureaus (kinderen tot 4 jaar)

28%

18%

54%

Zorginstellingen met winstoogmerk Meer artsen zijn het oneens (42%) dan eens (36%) met de stelling, dat het toelaten van zorginstellingen met winstoogmerk tot concurrentie en daarmee doelmatigheid leidt. Ondanks deze stemverhouding is 50% van de artsen het wel eens met de stelling dat instellingen met winstoogmerk moeten worden toegelaten tot de gezondheidszorg, mits de winst wordt geherinvesteerd in de gezondheidszorg. De helft (50%) van de schriftelijke deelnemers en 59% van de internetdeelnemers zijn het oneens met de stelling, dat instellingen met winstoogmerk niet moeten worden toegelaten tot de gezondheidszorg, omdat dat ten koste gaat van de kwaliteit van zorg. Respectievelijk 24% en 22% is het hier wel mee eens en verwacht wel kwaliteitsverlies.

Beschouwing

Bij artsen bestaat er vooral draagvlak voor het financieel belonen van groepen artsen voor doelmatig handelen (voorschrijven, verwijzen en aanvragen van onderzoek) en voor het voorzichtig toelaten van instellingen met winstoogmerk. Aan deze laatste maatregel verbinden artsen wel de voorwaarde dat winsten worden geherinvesteerd in de zorg. De weerstand tegen beperking van de vrije artsenkeuze door invoering van preferred provider verzekeringsarrangementen is groot. Ook voor het zelf exploiteren van zorginstellingen door verzekeraars bestaat bij artsen niet veel draagvlak. Het exploiteren van apotheken door verzekeraars ligt bij artsen het minst problematisch. Geconcludeerd kan worden dat het toelaten van (meer) financiële prikkels in de zorg voor artsen bespreekbaar is, onder de voorwaarden dat dit niet ten koste gaat van de kwaliteit van de zorg of van de professionele autonomie. Uit de vele antwoorden op een aantal open vragen blijkt dat veel artsen huiverig zijn, dat verzekeraars zich weinig aan deze voorwaarden gelegen laten liggen. De overheid dient deze publieke belangen daarom te borgen, voordat allerlei concurrentiebeperkende maatregelen worden afgeschaft en voordat allerlei financiële prikkels worden toegelaten.

Michiel Wesseling,
beleidsmedewerker Stelsel en Kwaliteit KNMG