Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directie Milieu en Ontwikkeling

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

20 december 2002

Behandeld

John Veerkamp

Kenmerk

DML/BD-819/02

Telefoon

070-3486025

Blad


1/4


Fax

070-3484303

Bijlage(n)

E-Mail

john.veerkamp@minbuza.nl

Betreft

Voortgang van de Transitie naar een Duurzaam Gebruik van Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen

Zeer geachte Voorzitter,

Gaarne wil ik u informeren over de voortgang van de Transitie naar een Duurzaam Gebruik van Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen, zoals aangekondigd in de notitie "Vaste Waarden, Nieuwe Vormen", die collega van Geel in november 2002 aan de Kamer heeft aangeboden.

De transitie beoogt sturing te geven aan fundamentele maatschappelijke veranderingsprocessen. Zoals beschreven in het NMP4 zijn deze nodig om duurzame oplossingen te vinden voor hardnekkige milieuproblemen, zoals de achteruitgang van biodiversiteit en de uitputting van natuurlijke hulpbronnen. Vanuit de ontwikkeling van maatschappelijk gedragen lange termijn visies kan beleid geformuleerd en beïnvloed worden. Hierbij moeten institutionele barrières en de tendens tot korte termijn denken overwonnen worden.

Door zijn aanpak en doelstellingen ondersteunt de transitie mijn andere beleidsdoelen en accenten (armoedebestrijding, beleidscoherentie, regionale aanpak, nauwere betrokkenheid en verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld). Duidelijk is hierbij ook de relatie met de WSSD doelstelling de degradatie van biodiversiteit in 2010 een halt toe te roepen. Dit vormt een ijkpunt voor de lange termijndoelen (30 jaar) van het transitie-proces. De transitie is complementair aan en ondersteunt het Actieprogramma Duurzame Ontwikkeling "Duurzame Daadkracht" zoals aan de Kamer aangeboden.

De Transitie naar een Duurzaam Gebruik van Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen is inhoudelijk zeer breed. Het afgelopen jaar heb ik daarom de nadruk gelegd op netwerken, experimenteren en het maken van strategische keuzes, noodzakelijk om de transitie vorm en focus te geven. Daarbij is het actief betrekken van de maatschappelijke actoren (bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld, kenniswereld) binnen Nederland en andere landen een voorwaarde.

Dat heeft in concreto geleid tot de volgende organisatie en activiteiten:

· Het leggen van brede verbanden, het ontwikkelen van lange termijn visies en het daaruit formuleren van prioriteiten voor deeltransities gebeurt in zogenaamde transitie-arena's. Dit zijn groepen en netwerken van koplopers uit de maatschappij. In 2002 zijn hiervoor interviews gehouden, waarna in een transitie-arena in oktober de eerste stappen naar visie-vorming zijn gezet.

· Binnen de transitieprogrammalijnen "duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen" en "versterking van ecologische netwerken" worden deeltransities georganiseerd, waarbij op een specifieker gebied de brede discussie wordt gevoerd en activiteiten worden uitgevoerd. De relatie tussen armoede en duurzaam gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen is hierbij een allesdoorsnijdend thema. In 2002 zijn deeltransities gestart rond de volgende thema's:
-ecologische netwerken en het duurzaam gebruik van bossen.
-duurzaam bosgebruik en het verlies van tropische bossen, waarvoor een eerste transitie-arena gehouden is in november. Deze had een internationaal karakter met deelnemers uit verschillende landen en internationale organisaties. ­biomassa als duurzame energiebron. Met EZ kijk ik naar de mogelijkheid het thema biomassa samen op te pakken om te garanderen dat ook de internationale, sociaal-economische en ecologische aspecten worden meegenomen in de beleidsontwikkeling rondom het gebruik van biomassa als duurzame energiebron.

· Voor de gekozen deeltransities worden de randvoorwaarden op het gebied van beleidscoherentie en ­instrumenten verbeterd.

· Ondersteunende activiteiten zoals communicatie, het opzetten van kennisnetwerken en institutionele versterking volgen de ontwikkeling van deeltransities. In 2002 is in dit kader deelgenomen aan talrijke activiteiten, onder andere georganiseerd door het Steunpunt Transities van VROM en het Expertise Centrum LNV, waarbij de ontwikkeling van transitie-instrumenten voor bijvoorbeeld monitoring en evaluatie, en communicatie-activiteiten zijn opgepakt. Hierbij zijn ook organisaties als het Nationale Initiatief Duurzame Ontwikkeling (NIDO), het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), de Nationale Strategie Duurzame Ontwikkeling (NSDO) en de Nederlandse Organisatie voor Energie en Milieu (NOVEM) betrokken. Daarnaast zijn relaties ontwikkeld met andere instituten die bij de transitie betrokken worden.

Deze aanpak van de transitie verzekert dat prioriteiten, gesteld vanuit de lange termijnvisie van het NMP4 en gedeeld door de verschillende maatschappelijke actoren, hun weerslag vinden in huidig en toekomstig beleid.

In 2003 zet ik het proces van transitie-ontwikkeling voort, waarbij de doelstelling is om eind 2003 het transitie-proces een vaste vorm te geven, zowel binnen als buiten de overheid. Ik voorzie de volgende prioritaire activiteiten:

· Verder versterken en uitbreiden van de transitie-arena's, waarbij visie-ontwikkeling, prioriteitenstelling en de definitie van systeem-innovaties als doelstellingen voorop staan. Met de deelnemers wordt bekeken hoe deze arena's geïnstitutionaliseerd kunnen worden in bijvoorbeeld een innovatienetwerk biodiversiteit.

· Verder ontwikkelen van de bestaande deeltransities, waarbij naar geformaliseerde samenwerkingsverbanden met maatschappelijke actoren wordt gestreefd.

· Formuleren van nieuwe deeltransities vanuit de transitie-arena's en beleidsprioriteiten, zoals bijvoorbeeld gesteld in het programma "Duurzame Daadkracht". Verkennen van mogelijkheden op onder andere het gebied van 'biotrade', duurzame visserij en het gebruik van genetische bronnen.

· Ontwikkeling, in samenwerking met het "Stimuleringsprogramma Burger en Milieubeleid" van VROM, van een programma waarbij de lange termijn betrokkenheid van de burger het doel is.

· Vormgeven aan het internationale karakter van de transitie. Ik wil dit tot uiting brengen door ook op regionaal niveau in gebieden waar Nederland directe relaties heeft transitie-gerichte activiteiten te ontwikkelen, waarbij de ambassades nauw betrokken zijn.

· Verder ontwikkelen van instrumenten voor de begeleiding van het transitie-proces, in nauwe samenwerking met andere transities en instituten zoals het RIVM.

Binnen enkele maanden wordt een actieprogramma "Transitie Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen" gepresenteerd. Eind 2003 rapporteer ik opnieuw aan de Kamer over de voortgang van de transitie.

Ik heb de benodigde inzet en middelen voor deze transitie vrijgemaakt. Binnen de overheid heb ik de nadruk gelegd op afstemming van de activiteiten met de andere transities, zoals vermeld in het NMP4, en op de samenwerking met andere departementen (VROM, LNV, EZ), waarbij gekeken wordt naar de complementariteit van activiteiten en verantwoordelijkheden. Deze afstemming zal geformaliseerd worden in het actieprogramma.

De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

===