Gemeente Utrecht

L.S.,

Hierbij de antwoorden op schriftelijke vragen van de heer drs. R. Vriezen inzake de Megasuper in Leidsche Rijn, nr.105.

SCHRIFTELIJKE VRAGEN
105 Vragen van de heer drs. R. Vriezen
(ingekomen 19 november 2002)

In een regionaal dagblad hebben wij op 16 november 2002 een artikel gelezen dat melding maakt van het feit dat het college de mogelijkheden onderzoekt voor de vestiging van een dergelijke megastore in Leidsche Rijn. Deze aankondiging is door wethouder Lenting gedaan tijdens het symposium over de Leidsche Rijn monitor.

De betreffende wethouder geeft aan niet op voorhand tegen de komst van een dergelijke megasuper te zijn omdat de dreiging van een megastore voor de middenstand van Leidsche Rijn dan niet van de baan zou zijn, omdat die dan nog in Houten of Nieuwegein zou kunnen komen.

Om te voorkomen dat het college opnieuw een kostbaar onderzoek laat uitvoeren dat aan het eind van de rit zeer waarschijnlijk opnieuw zal worden afgeschoten m.n. door de collegepartijen stellen wij de volgende vragen:


1. Is het college daadwerkelijk van plan een onderzoek naar de vestiging van een megasuper in Leidsche Rijn uit te laten voeren of is het onderzoek al opgedragen?
2. Hoe verhoudt zich dit voornemen tot de in het collegeprogramma vastgelegde afspraak dat er geen grootschalige winkelvoorzieningen aan de rand van de gemeente komen (Hoofdstuk 2.1.1. punt 16)?
3. Hoe verhoudt zich dit plan tot het geven van bijzondere aandacht aan het midden- en kleinbedrijf zoals ook in het collegeprogramma verwoord in hetzelfde hoofdstuk onder punt 5? Dit mede tegen de achtergrond van de eerste afwijzende reactie van de Kamer van Koophandel in Utrecht.
Antwoord van burgemeester en wethouders
(verzonden 20 december 2002)


1. Nee, er is geen onderzoek opgedragen en er is ook geen Collegebesluit daartoe genomen. Toelichting: Het is in Utrecht-stad en binnen de detailhandelbranche gebruikelijk om een initiatiefnemer te laten onderbouwen op welke gronden hij voldoende kan aantonen dat een voorgestelde ontwikkeling geen verstorende effecten zal hebben op de bestaande of nog te ontwikkelen detailhandelsstructuur.
2. Van een voornemen is op dit moment geen sprake (zie antwoord onder 1). De in het collegeprogramma vastgelegde afspraken zijn ons bekend. Overigens valt van Leidsche Rijn moeilijk te beweren dat het "rand van de stad" betreft.
3. Naar onze mening wordt door de vestiging van een mega supermark in een van de aangegeven detailhandelsconcentratiegebieden voor detailhandel de positie van het MKB niet perse aangetast als dat op een zorgvuldige wijze gebeurt. Een (ruimtelijke ) studie in relatie tot de detailhandelsstructuur van Leidsche Rijn Centrum moet inzicht verschaffen of, en in welke mate, de positie van het MKB in het gedrang zou komen.
Met vriendelijke groet,
Bestuurscommunicatie Stadhuis Utrecht.