Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording Kamervragen Dittrich over verblijf vrijgesproken Nederlander in Thaise gevangenis

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4
Den Haag
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum 31 december 2002
Behandeld drs A.W. van Engen
Kenmerk cm-ave
Telefoon
+31 (0)70-3484770
Blad 1/6
Fax +31 (0)70-3485256
Bijlage(n)
E-Mail
dcz-cm@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van kamerlid Dittrich (D66) over het verblijf van een vrijgesproken Nederlander in een Thaise gevangenis

Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik hierbij mede namens mijn ambtgenoot van Justitie de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Dittrich (D66) over het verblijf van een vrijgesproken Nederlander in een Thaise gevangenis. Deze vragen werden ingezonden op 5 december 2002 met kenmerk 2020304130.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Mr. J.G. de Hoop Scheffer

Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, minister van Buitenlandse Zaken en de heer Donner, minister van Justitie op vragen van het lid Dittrich (D66) over het verblijf van een vrijgesproken Nederlander in een Thaise gevangenis.

Vraag 1 Top

Is het u bekend dat er in de gevangenis in Bangkok, een Nederlander vastzit die op 16 april 1997 in gezelschap van een Italiaan werd gearresteerd?

Antwoord Top

Ja.

Vraag 2 Top

Is het u bekend dat de Nederlander en de Italiaan altijd hebben volgehouden onschuldig te zijn en dat zulks ook blijkt uit getuigenverklaringen?

Antwoord Top

Ja. Hierbij dient opgemerkt te worden dat tegen de heer Kuijt (en een bij deze zaak betrokken Australiër) ook belastende getuigenverklaringen zijn afgelegd. Bij de Italiaan was dit niet het geval.

Vraag 3 Top

Is het u bekend dat de rechtbank in Bangkok, de Nederlander en de Italiaan in maart 2002 van de beschuldigingen heeft vrijgesproken?

Antwoord Top

Ja. Voor de volledigheid en ter illustratie van de complexiteit van de zaak zij daaraan toegevoegd dat in deze zaak (drugsdelict) behalve Nederlander Kuijt en de Italiaan ook een Australiër en de (Thaise) vriendin van de heer Kuijt en haar broer zijn aangehouden. Beide laatstgenoemden waren aangehouden in het bezit van drugs, hebben bekend en zijn beiden tot 33 jaar gevangenisstraf veroordeeld. De Australiër is vrijgesproken maar zit evenals de heer Kuijt nog vast in afwachting van het hoger beroep; tegen hem loopt voorts een uitleveringsverzoek van een Europees land in verband met een veroordeling aldaar wegens een gepleegd drugsdelict.

Vraag 4 Top

Hoe is het mogelijk dat de Italiaan direct na zijn vrijspraak werd vrijgelaten en Thailand heeft mogen verlaten, terwijl de Nederlander na zijn vrijspraak gevangen bleef?

Antwoord Top

Tegen de vrijspraak van de Italiaan, de Nederlander (en de Australiër) is door het Openbaar Ministerie hoger beroep aangetekend. In het vonnis van de Italiaan werd echter niet door de rechter in eerste aanleg de bepaling opgenomen dat hij, alhoewel vrijgesproken, in afwachting van het hoger beroep in detentie zou moeten verblijven. Op basis daarvan werd betrokkene in de gelegenheid gesteld Thailand te verlaten. In het vonnis tegen de heer Kuijt en de Australiër werd door de rechter wel de bepaling opgenomen dat ze in afwachting van hoger beroep in detentie moesten blijven.

Vraag 5 Top

Welke diplomatieke stappen heeft de Italiaanse overheid ondernomen om de vrijlating en het vertrek uit Thailand van de Italiaan te begeleiden?

Antwoord Top

Naar van de Italiaanse ambassade in Bangkok is vernomen, heeft de Italiaanse overheid geen rol gespeeld bij de vrijlating van de Italiaan.

Vraag 6 Top

Wilt u een overzicht verstrekken van de activiteiten die het ministerie van Buitenlandse Zaken en de ambassademedewerkers in Bangkok vanaf 16 april hebben ondernomen om de Nederlander vrij te krijgen?

Antwoord Top

Sinds de aanhouding (16 april 1997) tot begin december dit jaar is de heer Kuijt maandelijks door ambassademedewerkers bezocht. Op meerdere momenten is er overleg gevoerd over zijn zaak met de advocaat van de heer Kuijt en de vertrouwensadvocaat van de ambassade. De ambassade heeft de zitting bijgewoond waar de heer Kuijt zelf werd gehoord, alsmede de zitting waarin de rechter tot een uitspraak kwam. Voorts is door de ambassade contact gehouden met de Italiaanse en Australische ambassades in Bangkok.

Zolang er sprake was van voorarrest (waaraan in Thailand geen tijdsbeperkingen zijn gesteld), kon geen invrijheidsstelling worden bepleit. Wel is na twee jaar door de ambassades van Nederland, Italië en Australië, na mondelinge consultaties, een gezamenlijk schriftelijk verzoek ingediend om tot bespoediging van de rechtszaak te komen (21 juni 1999). Deze actie heeft naar de inschatting van de betrokken ambassades geen positief effect gehad.

Over de activiteiten ten behoeve van de heer Kuijt is door de jaren heen door de ambassade voortdurend overleg gevoerd met het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag.

Na de vrijspraak van de heer Kuijt (11 maart 2002) en het aantekenen van hoger beroep door het Thais Openbaar Ministerie (12 juni 2002) is in overleg met de heer Kuijt, diens advocaat en de vertrouwensadvocaat van de ambassade, een verzoek tot vrijlating op borgtocht gedaan door de heer Kuijt. Dit verzoek is door de ambassade schriftelijk ondersteund door middel van een brief van de ambassadeur aan the President of the Appeal Court (8 augustus 2002). Het verzoek is afgewezen, naar werd vernomen van de informeel geraadpleegde autoriteiten, omdat het hier gaat om een buitenlander verdacht van een drugsdelict, dat in Thailand als een ernstig misdrijf wordt beschouwd; het risico dat de op borgtocht vrijgelaten buitenlander het land zou ontvluchten, werd te groot geacht. Daarbij werd als precedent genoemd een Brits gedetineerde, die enkele jaren geleden op borgtocht was vrijgelaten en die het land was ontvlucht.

Nader overleg van de ambassadeur met de Thaise autoriteiten (vanaf september 2002) heeft geen verandering in het Thaise standpunt met betrekking tot de vrijlating op borgtocht gebracht. Ook de pogingen de hoger beroepprocedure te bespoedigen hebben tot dusverre geen resultaten opgeleverd.

De ambassadeur heeft de heer Kuijt op 3 december 2002 persoonlijk in de gevangenis op de hoogte gesteld van de laatste stand van zaken. De Nederlandse autoriteiten zullen inspanningen blijven ondernemen om de behandeling van de zaak in hoger beroep te bespoedigen.

Vraag 7 Top

Bent u bereid de Thaise ambassadeur te ontbieden, protest aan te tekenen bij de Thaise regering en de vrijlating van de Nederlander te bepleiten? Welke andere mogelijkheden gaat u benutten om de Nederlander vrij te krijgen?

Antwoord Top

Op 2 en 19 december jl. is de zaak van de heer Kuijt op het departement onder de aandacht gebracht van de Thaise ambassadeur. Hierbij is bezorgdheid uitgesproken dat een Nederlandse burger die is vrijgesproken door de Thaise rechter meer dan vijf jaar in detentie zit en mogelijk nog veel langer gedetineerd zal blijven. Zoals de minister van Buitenlandse Zaken publiekelijk heeft verklaard zal hij waar mogelijk zich persoonlijk inzetten teneinde de behandeling in hoger beroep van de zaak van de heer Kuijt te bespoedigen.

Vraag 8 Top

Bent u bereid op korte termijn met Thailand een bilateraal verdrag te sluiten op grond waarvan Nederlanders, in Thailand gevangen, aan Nederland kunnen worden overgedragen?

Antwoord Top

Zoals de minister van Justitie ook heeft aangegeven in zijn antwoord op de vraag die in het kader van de begrotingsbehandeling van Justitie over dit onderwerp is gesteld (28600 VI, nr. 5, vraag 232), meldt hij u dat de Nederlandse regering voorstander is van het aansluiten bij reeds bestaande multilaterale verdragen in plaats van het sluiten van bilaterale verdragen. In een groot aantal landen zitten Nederlanders gedetineerd. Het sluiten van bilaterale verdragen met al deze landen zou een grote inzet van capaciteit en veel tijd vergen. Het sluiten van een verdrag vergt in het algemeen minimaal anderhalf jaar. Verder zal het rendement van bilaterale verdragen gering zijn, omdat de meeste Nederlanders zijn veroordeeld wegens drugsdelicten en vaak tot straffen zijn veroordeeld die onze strafmaxima ver te boven gaan. Het overnemen van de tenuitvoerlegging van die straffen met een aanpassing van de straf tot het in Nederland geldende strafmaximum is - zo blijkt ook uit de perikelen rond het bilaterale verdrag met Marokko - voor veel landen een nauwelijks of niet aanvaardbare werkwijze. Thailand behoort, zo is uit ervaring van een aantal EU-landen gebleken, tot die laatste categorie van landen. De minister van Justitie ziet dan ook weinig mogelijkheden tot het aangaan van een verdrag met Thailand.