IP/03/06
Brussel, 7 januari 2003
Het communautair audiovisueel beleid van morgen: werkprogramma voor
herziening van de Richtlijn "Televisie zonder grenzen"
Naar aanleiding van het voorstel van Viviane Reding, de commissaris
die belast is met culturele en audiovisuele zaken, heeft het College
vandaag een verslag over de toepassing van de Richtlijn "Televisie
zonder grenzen" (TVZG) goedgekeurd, tezamen met een werkprogramma voor
2003 ter herziening van deze richtlijn. De TVZG-richtlijn is in 1989
goedgekeurd en in 1997 gewijzigd. Het werkprogramma voor 2003 bestaat
in een reeks hoorzittingen met het oog op de praktische conclusies
over de relevantie van de huidige communautaire regelgeving in het
licht van de economische en technologische ontwikkelingen, met name
wat betreft zaken als de toegankelijkheid tot evenementen die van
belang zijn voor de maatschappij, televisiereclame en de bescherming
van minderjarigen.
"Het communautair audiovisueel beleid dient een tweeledig doel. Ten
eerste een interne industriële markt: het gaat immers om de
bescherming van het vrije verkeer van programma's in de Gemeenschap en
de versterking van de Europese audiovisuele sector. Maar het dient ook
een cultureel en sociaal doel: het gaat immers ook om de bescherming
van bepaalde algemene belangen, of het nu gaat om alle burgers tezamen
of specifieke sociale groepen. Ik ben van mening dat dit tweeledige
doel behouden moet blijven en dat de TVZG-richtlijn goed afgestemd
moet blijven op de economische en technologische situatie van de
audiovisuele sector in Europa", aldus Viviane Reding.
Zij vervolgt: "Maar we moeten aan de toekomst denken: aan welk kader zal de audiovisuele sector dit decennium behoefte hebben? Sinds twee jaar heb ik hierover regelmatig gesproken met zowel politici als experts. Het werkprogramma dat het College vandaag heeft goedgekeurd, is het product van deze gesprekken. Ik verwacht dat dit debat tot concrete richtsnoeren zal leiden, aan de hand waarvan ik eind 2003 een mededeling aan het College zal kunnen voorleggen waarin bepaalde zaken kunnen worden verduidelijkt en, indien nodig, een meer of minder uitgebreide aanpassing van de TVZG-richtlijn kan worden voorgesteld".
Toepassing van de TVZG-richtlijn : bevredigend resultaat
De markt
Het door de Commissie goedgekeurde verslag geeft in de eerste plats
een beeld van het audiovisuele landschap in Europa. Bovendien
constateert het, naast de welbekende explosie van het aantal kanalen
(begin 2001 ruim 660 nationale zenders, waarschijnlijk inmiddels ruim
800), dat in meerdere EU-landen steeds meer zenders ontvangen worden,
met name via de satelliet. Ondanks dit sterk groeiende aanbod is het
gedrag van de kijker echter weinig veranderd: de tijd die aan de
nieuwe media wordt besteed, wordt niet vervangen door televisietijd,
het publiek concentreert zich nog steeds op een beperkt aantal zenders
en de publieke en commerciële zenders behouden hun respectieve
marktaandeel.
Verder kan worden geconstateerd dat digitale terrestrische televisie
nog nauwelijks ingang heeft gevonden in de EU, terwijl de digitale
satelliet in opmars is met meer dan 19 miljoen van de 33 miljoen
huishoudens die satelliettelevisie hebben (49 miljoen huishoudens
hebben kabeltelevisie).
Wat de inhoud betreft, ziet men een groeiend aantal nationale
televisieseries en 'reality shows' in prime time, terwijl Amerikaanse
series op andere zendtijden sterk vertegenwoordigd zijn. Ons
handelstekort met de Verenigde Staten op de markt van televisierechten
bedroeg in 2000 4 miljard dollar (8 miljard dollar voor alle
audiovisuele diensten).
In het jaar 2000 bedroeg de omzet van radio en televisie in de EU
circa 62 miljard euro, waarbij de televisiereclame een markt van circa
22 miljard euro vertegenwoordigde.
De richtlijn
De TVZG-richtlijn is inmiddels in alle lidstaten correct in nationale
wetgeving omgezet. Hoe staat het met de toepassing?
* De bepalingen inzake de vaststelling van de bevoegdheid van
radio-omroepen om uit te zenden (hier is het beginsel van het land
van herkomst van toepassing, wat betekent dat een omroep die
toestemming heeft om vanuit één land uit te zenden, naar de andere
landen mag uitzenden), die gebaseerd zijn op de fundamentele
vrijheden van het EG-Verdrag die door het Hof van Justitie zijn
bekrachtigd, lijken weinig problemen op te leveren.
* Diverse lidstaten hebben gebruik gemaakt van artikel 3, lid a, van
de TVZG-richtlijn (ingevoerd in 1997), dat elk land de
mogelijkheid biedt een lijst op te stellen van evenementen (met
name sportevenementen) die van aanzienlijk belang voor de
samenleving zijn en ongecodeerd toegankelijk moeten zijn voor een
groot deel van het publiek. Eind 2002 hebben Italië, Duitsland,
het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk van deze mogelijkheid
gebruik gemaakt, maar heeft Denemarken zijn lijst ingetrokken.
België en Ierland hebben de procedure gestart die heeft geleid tot
de publicatie van deze lijst. De Commissie is van mening dat het
bepaalde in artikel 3, lid a, TVZG bevredigend is.
* De maatregelen ter bevordering van de distributie en productie van
programma's ("quota") zijn recentelijk besproken in een apart
verslag. Hieruit blijkt dat dit deel van de TVZG-richtlijn goed
werkt. Cf. IP/02/1632 van 8 november 2002.
* Het hoofdstuk van de TVZG-richtlijn over televisiereclame,
sponsoring en tele-winkelen bevat kwantitatieve bepalingen
(limieten aan de uren en dagen van uitzending van reclame),
kwalitatieve bepalingen voor bepaalde reclamevormen en bepaalde
vormvereisten. De Commissie heeft diverse klachten ontvangen, met
name van consumentenorganisaties, over de naleving van de
kwantitatieve beperkingen. Om deze klachten te kunnen beoordelen
zijn inbreukprocedures gestart. De Commissie heeft verder opdracht
gegeven tot een studie over de nieuwe reclametechnieken (Cf.
MEMO/02/130 van 7 juni 2002).
* De TVZG-richtlijn verplicht lidstaten passende maatregelen te
nemen om te voorkomen dat de radio-omroepen in hun rechtsgebied
programma's uitzenden die de fysieke, geestelijke of zedelijke
ontwikkeling van minderjarigen kan schaden, zoals bijvoorbeeld
gratis pornografische of gewelddadige beelden. Om aan deze
verplichting te voldoen moeten de lidstaten, de omroepen en de
industrie onder andere een classificatie van de programma's
invoeren. Het verslag constateert grote verschillen tussen de
classificatiesystemen, niet alleen tussen de lidstaten maar ook
tussen de distributiewijzen (bijvoorbeeld bioscoop versus video en
DVD). De Commissie heeft opdracht gegeven tot een studie over dit
onderwerp, waarvan de resultaten begin 2003 bekend zullen worden.
* De meeste van de 13 kandidaat-landen hebben hun wetgeving voor een
groot deel in overeenstemming met de TVZG-richtlijn gebracht. De
onderhandelingen betreffende de audiovisuele sector zijn met 11
landen afgesloten en die met Roemenië zullen spoedig worden
afgerond. Niettemin moeten nog enkele aanpassingen in de wetgeving
worden doorgevoerd voordat deze landen definitief toetreden en
blijft de Commissie de effectieve toepassing van de nieuwe
audiovisuele wetgeving van de kandidaat-landen nauwlettend in de
gaten houden.
Herziening van de TVZG-richtlijn : de thema's van het werkprogramma
Dit werkprogramma zal door middel van uitgebreid openbaar overleg in de lidstaten en de kandidaat-landen worden uitgevoerd.
Wat betreft de toekomst van de Europese regelgeving moeten twee
algemene overwegingen in ogenschouw worden genomen: enerzijds het
werkingsgebied van de regelgeving en anderzijds het samenspel tussen
de relevante communautaire instrumenten.
In deze discussie moet met name rekening worden gehouden met de
combinatie van wetgevende maatregelen, mederegulering en
zelfregulering. Het kan inderdaad efficiënter zijn bepaalde algemene
belangen die onder de richtlijn vallen te beschermen door de actoren
in de sector er directer bij te betrekken, hetzij door de regelgeving
aan te vullen door verbintenissen van deze actoren hetzij door terug
te grijpen op zelfregulering.
Naast deze algemene overwegingen zullen de volgende specifieke thema's
in de raadpleging aan bod komen:
* Moet de huidige bepaling ten aanzien evenementen van aanzienlijk
belang voor de samenleving worden verbeterd?
* Moeten de bepalingen van de TVZG-richtlijn met betrekking tot de
bevordering van Europese producties nader worden uitgewerkt? In
haar mededeling over de cinematografische sector van september
2001 (Cf. IP/01/1326 van 27 september 2001) had de Commissie reeds
gewezen op de noodzaak om bepaalde aspecten van dit hoofdstuk te
preciseren, zoals de definitie van "Europese producties" en van
"onafhankelijke producent of productie". Andere vragen die door
het werkprogramma worden opgeroepen, hebben betrekking op de
tijdsverloop bij uitzending van filmproducties en de definitie en
het gebruik van on line rechten.
* Voldoet de regulering van reclame zoals bepaald in de
TVZG-richtlijn nog aan het evenredigheidsbeginsel? Men kan zich
afvragen of de strenge kwantatieve reclamebeperkingen, nu de
kijker zo veel keus heeft uit zenders en interactieve televisie,
in de richtlijn moeten worden gehandhaafd. Moeten daarnaast de
groeiende mogelijkheden van de interactieve digitale media
duidelijker worden gemaakt of moeten bepaalde reclameregels
(t.a.v. kwaliteit en/of vorm) worden herzien? Op het gebied van
reclame moet ook de vraag worden gesteld waar de grens ligt tussen
regelgeving, mederegulering en zelfregulering.
* De huidige bepalingen die lidstaten de mogelijkheid biedt
beschermende maatregelen te nemen indien een programma van een
omroep in een ander rechtsgebied de gezondheid van minderjarigen
ernstig in gevaar brengt, werken goed. Een probleem met de
bescherming van minderjarigen is echter het beperkte
werkingsgebied van de communautaire regelgeving op audiovisueel
gebied: moeten de verschillende media meer op elkaar worden
afgestemd, met name wat betreft de classificatie, en zo ja, wat
zijn daarvoor geschikte middelen?
* Moet de bepaling van de Richtlijn het recht van antwoord in geval
van aantasting van de eer of goede naam ook van toepassing zijn op
andere communicatiemiddelen dan televisie?
* Zijn de criteria voor de bepaling van de rechtsbevoegdheid van een
lidstaat over een radio-omroep duidelijk genoeg of moeten ze
worden herzien?
* Een nieuw thema: moet een "recht op flitsen", zoals al in andere
lidstaten bestaat, in de richtlijn worden opgenomen, maar dan met
andere procedures? Het is belangrijk te analyseren of het
ontbreken van bepalingen op communautair niveau belemmeringen voor
de interne markt creëert.
Context van de TVZG-richtlijn : verband met het programma MEDIA Plus
en de toekomst Eventueel "audiovisueel pakket"
De TVZG-richtlijn is niet het enige element van het interne deel van
het Europees audiovisueel beleid. De richtlijn moet in een context met
andere instrumenten evolueren. In dit verband is de aanbeveling inzake
de bescherming van minderjarigen in audiovisuele diensten en van de
informatiemaatschappij relevant, waarin de lidstaten, omroepen,
exploitanten van on-linedienstenen de industrie verzocht wordt
middelen voor ouderlijke controle en codes voor goed gedrag te
ontwikkelen.
Overigens biedt het programma MEDIA Plus (2001-2005) steun voor de
ontwikkeling van de Europese audiovisuele industrie en voor de
bevordering van de culturele diversiteit (zie bijvoorbeeld IP/02/104
van 23 mei 2002), terwijl het audiovisueel i2i-initiatief van de
Commissie, de Europese Investeringsbank en het Europees
Investeringsfonds gericht is op versterking van de financiering van de
sector en de overgang naar digitale technologie.
De afronding van het werkprogramma valt samen met de datum waarop de Commissie een voorstel zal indienen voor het project dat MEDIA Plus in 2006 moet opvolgen, en met de goedkeuring van een evaluatieverslag van de Aanbeveling betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid. Als de afronding van het werkprogramma aanleiding mocht zijn voor de Commissie om wijzigingen in de TVZG-richtlijn voor te stellen, zal eind 2003 of begin 2004 een "audiovisueel pakket" aan het College worden voorgelegd.