Katholieke Universiteit Nijmegen

Zoogdierstamboom opgehelderd
Het menselijk genoom is nu bekend, maar omstreden blijft hoe de mens en z´n medeprimaten verwant zijn aan de andere zoogdieren. Het blijkt moeilijk te achterhalen hoe de 18 placentale zoogdierenorden zo´n 70-100 miljoen jaar geleden uit een gemeenschappelijke voorouder ontstonden. Onderzoek van de Nijmeegse moleculair bioloog Ole Madsen heeft eraan bijgedragen dat de stamboom van de zoogdieren voor een belangrijk deel is opgehelderd. Op basis van moleculaire gegevens vond hij een aantal verrassende verwantschappen die niet uit eerdere paleontologische en morfologische stambomen naar voren waren gekomen. Het onderzoek is in 2001 gepubliceerd in Science.

Madsen vond in de zoogdierstamboom vier hoofdtakken, waarvan drie nog nooit vermoed. Een is van Afrikaanse oorsprong en omvat olifanten, zeekoeien, klipdassen en aardvarkens, maar ook de eigenaardige olifantspitsmuizen, goudmollen en tenreks. Twee groepen zijn op de noordelijke continenten ontstaan. De ene bestaat uit hoefdieren, walvissen, roofdieren, vleermuizen, schubdieren en onze egels, mollen en spitsmuizen, tot de andere behoren primaten, knaagdieren en haasachtigen, samen met vliegende maki´s en boomspitsmuizen. Dat de Zuid-Amerikaanse luiaards, gordeldieren en miereneters een aparte groep vormen, werd opnieuw aangetoond.

Splitsing insectivora
Tot nu toe werden de Afrikaanse goudmollen en tenreks samen met Euraziatische egels, mollen en spitsmuizen in de orde Insectivora geplaatst, maar deze orde wordt nu dus in twee groepen gesplitst. Interessant zijn de convergente morfologische aanpassingen binnen de hoofdgroepen. Meest opvallend is dit bij de insecteneters, waar sommige tenreks van Madagascar sprekend op onze egels en spitsmuizen lijken, en de goudmollen op onze gewone mol. Hoewel de zoogdierstamboom nu verder is verhelderd, roepen de resultaten ook belangrijke paleontologische en morfologische vragen op. 6-1-2003