Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Nieuwjaarsbijeenkomst IGZ 2003

Speech van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Clémence Ross-van Dorp, tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op 8 januari 2003 in Utrecht.

Nieuwjaarsbijeenkomst IGZ 2003 1. Nieuwjaarsbijeenkomst IGZ 2003

Speech van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Clémence Ross-van Dorp, tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van de Inspectie voor de Gezondheidszorg op 8 januari 2003 in Utrecht

---
Wijzigingen voorbehouden. Alleen de uitgesproken tekst geldt! Beste IGZ'ers,
Ik wil jullie om te beginnen een heel goed en gezond 2003 wensen! Ik ken jullie nog maar relatief kort. Toch denk ik, dankzij de contacten die ik de afgelopen maanden had met diverse IGZ'ers, dat ik een vrij goed beeld heb gekregen van wat de IGZ doet, en ook waar de knelpunten zitten. In elk geval smaken die contacten naar méér, als u begrijpt wat ik bedoel. In mijn tijd als Tweede-Kamerlid had ik, behalve met de IGZ, ook wel eens te maken met de on- derwijsinspectie. Los van alle verschillen tussen een onderwijsinspecteur en een inspecteur voor de gezondheidszorg is er op z'n minst één overeenkomst. En die is dat beiden hun komst in de regel netjes van tevoren aankondigen.
En daar zit `m nu net de kneep. Als je als inspecteur voor de gezondheidszorg ruim van tevoren laat weten dat je langskomt, dan zorgt het ziekenhuis of de zorginstelling wel dat alles keurig in orde is. Je loopt dan de kans dat je een vertekend, of althans geen compléét beeld van de werke- lijkheid krijgt. Die kans wordt nog groter als je niet verder komt dan het kantoor van de directeur. U begrijpt waarschijnlijk wel waar ik heen wil. Inspecteurs ­ u dus ­ zouden hun bezoek juist niét, of zeker niet altijd, moeten aankondigen. Onverwacht langsgaan dus, om zo een veel betere indruk te krijgen van de gang van zaken. En praat, nog meer dan u nu al doet, met de artsen, de verpleegkundigen en ander personeel. De mensen op de werkvloer weten immers het beste wat er in een instelling speelt. En nog belangrijker: informeer ook regelmatig bij de patiëntenorganisa- ties hoe zij denken over de geleverde zorg in de ziekenhuizen en instellingen. Deze organisaties weten vaak heel goed hoe het met de kwaliteit van de zorg is gesteld.

Het gaat erom dat u een totaalbeeld krijgt van hoe het er in een instelling aan toegaat. En komt u niet via de voordeur binnen, klim dan desnoods bij wijze van spreken 's nachts over het hek. Zeker als u wantoestanden vermoedt. Ik bedoel: een goede verhouding met een instelling of de directeur is prima, maar dat mag een objectieve, onafhankelijke en wat mij betreft ook strenge beoordeling van de kwaliteit van de zorg niet in de weg staan. In mijn ogen zou de IGZ de `gezondheidspolitie' van Nederland moeten zijn en ook als zodanig moeten optreden. Ik ben een groot voorstander van een krachtige inspectie. Dat zal als het goed is voor u niet als een verrassing komen, want ik heb dat in ongeveer dezelfde bewoordingen op- geschreven in de kwaliteitsbrief die ik onlangs naar de Tweede Kamer heb gestuurd. Ik doe daarom een oproep aan de IGZ om het al bestaande sanctie-instrumentarium veel beter te benutten. Dus optreden waar dat gewenst is en de situatie dat vereist. Neem nu die opnamestop in de IJsselmeerziekenhuizen die de IGZ oplegde. Het is misschien een paardenmiddel, maar het kan soms niet anders. Het is maar een voorbeeld van de maatregelen en mogelijkheden die de IGZ tot haar beschikking heeft. U weet beter dan ik wat u op dat punt allemaal kan. En gelukkig gebeurt het ook steeds meer. Soms moet de fluwelen handschoen uit en moet u met de vuist op

2

tafel slaan. Alleen het vermanende vingertje heffen of een waarschuwing geven is in het verleden naar mijn smaak iets te vaak gedaan.
Maar alleen de bestáánde tuchtrechtelijke en bestuursrechtelijke instrumenten benutten is in mijn ogen niet genoeg. Ik zou het geen gek idee vinden als de IGZ méér bestuursrechtelijke bevoegd- heden krijgt. Ik denk dan aan het rechtstreeks geven van een aanwijzing aan een instelling of ie- mand met een medisch beroep én het geven van bestuurlijke boetes. Dat zou de IGZ meer slag- kracht geven. De leeuw kan dan niet alleen hard brullen, hij kan ook bijten. Ik ben van plan om, als ik daarvoor de gelegenheid krijg tenminste, mij in de richting van de Tweede Kamer sterk te maken voor die uitbreiding van die bevoegdheden.
Als de IGZ inderdaad boetes kan opleggen, dan wordt ze daarmee, behalve onafhankelijk toe- zichthouder, ook een soort opsporingsdienst. Ik vind wel dat die twee taken dan duidelijk van el- kaar moeten worden gescheiden. Want een inspecteur die advies geeft, kan niet dezelfde zijn die een boete uitdeelt. Ik ben het in dat opzicht eens met de heer Kingma. Bij de Belastingdienst werkt dat net zo. Een medewerker die vertelt hoe u uw belastingformulier moet invullen, is een ander dan de FIOD-man die u op uw dak krijgt als u de boel flest. Dames en heren,
Ik wil nog een paar algemene opmerkingen maken over met name de werkwijze van de IGZ. Een paar jaar geleden was er nog veel kritiek op het functioneren van de IGZ van met name de Alge- mene Rekenkamer. Maar vorig jaar kreeg de IGZ van diezelfde Algemene Rekenkamer een positief rapportcijfer. Dat is goed nieuws, want het betekent dat het functioneren van de inspectie er in relatief korte tijd flink op vooruit is gegaan.

Wel moet de IGZ nog één aanbeveling van de Rekenkamer doorvoeren. Ik doel dan op het per wet vaststellen van het handhavingsniveau. Dus: welke wet vereist echt 100 procent naleving en dito toezicht en bij welke wet kunnen we volstaan met een handhavingsniveau van, pakweg, 80 procent? In dat opzicht kun je de IGZ vergelijken met de politie. Die kan ook niet op elke weg 24 uur per dag controleren of alle automobilisten zich aan de maximum snelheid houden. Ik ga er wel van uit dat de IGZ het komend jaar hard werkt aan dat vaststellen van de handhavingsniveaus.

Wat nog wel een slag beter kan is de uniformiteit van werken. Ik bedoel: een inspecteur in Gro- ningen moet een ziekenhuis aan de hand van dezelfde criteria beoordelen en dus langs dezelfde meetlat leggen als zijn collega in Maastricht. Anders gezegd: gelijke monniken, gelijke kappen. Ik hecht sterk aan die uniformiteit. Want patiënten moeten overal in Nederland uit kunnen gaan van dezelfde, hoge kwaliteit van de gezondheidszorg. En de inspectie is er voor om daar toezicht op te houden.

Over kwaliteit gesproken: ik heb onlangs nog gezegd dat elke sector in de gezondheidszorg bin- nen een redelijke termijn ­ en dan denk ik aan een jaar of twee ­ een goed werkend kwaliteits- systeem moet hebben. Zo'n systeem moet de kwaliteit van de zorg waarborgen. Ik wil dat de IGZ nauw wordt betrokken bij het opzetten van zo'n systeem en bij het toezicht op de naleving ervan. Ik vind kwaliteit van de zorg namelijk té belangrijk om alleen over te laten aan de instellingen zelf. En hóe die kwaliteit tot stand komt vind ik eerlijk gezegd minder belangrijk dan dát die kwaliteit gewoon goed is.
In datzelfde licht gezien hoop ik, net als u, dat de geheimhoudingsplicht van klachtencommissies van zorginstellingen snel wordt opgeheven. Als het aan mij zou liggen zouden die commissies de klachten van de patiënten moeten doorgeven aan de IGZ. Want als je niet weet wat er speelt bin-

3

nen de instellingen en dus ook niet weet wat er eventueel fout gaat, dan krijg je als IGZ nooit een goed beeld van de kwaliteit van de zorg.
Overigens bepalen niet alleen incidenten het kwaliteitsniveau binnen een instelling. Dat niveau kun je ook afmeten door benchmarkonderzoeken uit te voeren per sector, net zoals dat bijvoor- beeld in de thuiszorg is gebeurd. Los daarvan moeten er binnen twee jaar in elke sector een be- perkt aantal kwaliteitsrichtlijnen oftewel kernindicatoren worden ingevoerd. Bijvoorbeeld: maxi- maal zoveel procent van de patiënten in de verpleeghuizen mag last hebben van doorligplekken. Ook op de invoering van die kernindicatoren moet de IGZ toezien. Dat alles vraagt om een onafhankelijke, professionele en sterke inspectie. Een IGZ die de midde- len én de mensen heeft om de omschrijving `gezondheidspolitie' ten volle te kunnen waarmaken. Een politie die toezicht houdt én zonodig een bekeuring uitschrijft, die bij voorkeur via de voor- deur binnenkomt en als het niet anders kan via de achterdeur, die met de medewerkers in de in- stellingen praat, maar ook met de patiënten. Die, zoals ik al eerder zei, een totaalbeeld van de kwaliteit van de geleverde zorg heeft en daar ook naar handelt. Ik weet dat ik veel vraag van de IGZ. En ik weet ook dat de IGZ met de huidige personele bezet- ting niet alle taken kan uitvoeren die ze zou wíllen uitvoeren. De commissie-Abeln heeft niet voor niks gepleit voor een uitbreiding van het aantal inspecteurs. Ik begrijp dat pleidooi, maar ik kan u op dit punt vandaag geen toezeggingen doen. Zo lang een uitbreiding in menskracht er op korte termijn niet inzit, zal de IGZ het moeten zoeken in een andere, meer efficiënte manier van inspec- teren. De IGZ doet dat ook al, heb ik begrepen. En tegelijk zal de IGZ moeten aangeven welke verwachtingen samenleving en politiek mogen hebben van deze toezichthouder. Maar u heeft in zeker opzicht het tij mee. Want in de samenleving klinkt de roep om meer toe- zicht op de uitvoering van allerlei wetten, ook die in de gezondheidszorg. Gedogen is uit, hand- haven is in. Dat heeft gevolgen voor de toezichthouders en dus ook voor u. En dat kan betekenen dat er meer mensen en middelen nodig zijn. Het volgende kabinet zal daar beslissingen over moe- ten nemen. Als ik daar zelf weer deel van mag uitmaken, dan kan ik meebeslissen. En anders zal ik in elk geval aan mijn opvolger of aan de nieuwe minister duidelijk maken wát een onafhanke- lijke, professsionele en sterke IGZ nodig heeft.
Ik dank u wel.