Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid

Persbericht

Overheidsopdrachtgevers voor en na de parlementaire enquête bouwnijverheid

---

Lagere overheden tevreden over aanbestedingspraktijk

Lagere overheden hebben in het algemeen niet het gevoel jarenlang teveel te hebben betaald voor hun bouwopdrachten. Daarmee weerspreken zij de opvatting van benadeling van de opdrachtgever die na de parlementaire enquête bouwnijverheid is ontstaan. Van de gemeenten, waterschappen en provincies denkt slechts 16 procent dat zij teveel hebben betaald, 45 procent denkt van niet en 39 procent weet het niet. Dat blijkt uit een onderzoek dat het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid in november vorig jaar onder 185 aanbestedende diensten van lagere overheden heeft uitgevoerd. De aanbestedende diensten van de rijksoverheid zagen af van deelname aan het onderzoek. De resultaten ervan zijn gepubliceerd in een rapport, getiteld: Overheidsopdrachtgevers voor en na de Parlementaire enquête bouwnijverheid.

De lagere overheden waren in 2001 goed voor een bouwproductie van 6,8 miljard euro. Dat is 70 procent van de totale productie in opdracht van de overheid. Daarvan kwam 3,6 miljard euro tot stand na een openbare of onderhandse aanbesteding, waarbij mogelijk in het voor-overleg voorafgaand aan de aanbesteding sprake is geweest van prijsafspraken en markt-verdeling door aannemers. Volgens 12 procent van de opdrachtgevers is dat vaak gebeurd, 43 procent denkt dat het wel eens is voorgekomen maar niet vaak en 16 procent zegt dat het helemaal niet is voorgekomen. Voor het feit dat aannemers een rekenvergoeding willen heb-ben bestaat wel begrip, maar niet voor het feit dat dat in het vooroverleg wordt geregeld. Sommige opdrachtgevers betalen zelf wel eens een rekenvergoeding aan de deelnemers van een aanbesteding, maar de meesten doen dat zelden of nooit. Marktverdeling in het vooroverleg wordt scherp veroordeeld, alhoewel de meeste opdrachtgevers die daarmee geconfronteerd zijn er uiteindelijk weinig of geen nadeel van hebben ondervonden.

Over de prijzen zijn de meeste opdrachtgevers tevreden. Voor 73 procent geldt dat de prijs van de laagste inschrijver meestal lager is dan de directieraming. Gemiddeld gaat het om een verschil van 12 procent. Dat verschil was in het afgelopen jaar in de meeste gevallen ook niet groter dan in voorgaande jaren, ondanks het feit dat volgens sommige opdracht-gevers de prijzen als gevolg van de parlementaire enquête zijn gedaald. Opdrachtgevers zijn ook van mening dat de directiebegroting bijna altijd realistisch is. Zij zien in de ontwikke-lingen van het afgelopen jaar dan ook geen aanleiding om hun begrotingssystematiek te veranderen.

Over de huidige aanbestedingspraktijk zijn de meeste opdrachtgevers tevreden: 74 procent vindt die goed. Belangrijkste kritiekpunten zijn dat het systeem van openbare en onder-handse aanbestedingen vooroverleg uitlokt. Verder is een belangrijke wens van opdracht-gevers om bij openbare en onderhandse aanbesteding de inschrijfbegrotingen van alle inschrijvers te mogen openen en zou er een bevredigende regeling voor de rekenvergoeding moeten komen. Een andere wens van opdrachtgevers is een verruiming van de aanbeste-dingsregels die hen meer vrijheid geeft om de aanbestede werken naar eigen inzicht te gunnen, waarbij het niet altijd om de laagste inschrijver hoeft te gaan. Bij veel aanbesteden-de diensten bestaat er een sterke voorkeur voor de enkelvoudige uitnodiging, omdat er dan geen sprake kan zijn van vooroverleg en de prijsvorming duidelijk is. Uit oogpunt van objectiviteit, openheid en integriteit verdienen de openbare of onderhandse aanbesteding echter de voorkeur. Zie publicatie: Overheidsopdrachtgevers voor en na de parlementaire enquête bouwnijverheid