Rijksuniversiteit Groningen

17 dec 2002

Nummer 156 17 december 2002

Omstreden gebruik leidde tot onbegrip

CITO-toets niet geschikt om basisscholen op af te rekenen

De gemeente Amsterdam voerde in het schooljaar 1994-1995 onder de noemer 'Naar Betere Resultaten' een nieuwe schoolkeuzeprocedure in. Mede door meer aandacht voor de basisvaardigheden moest de doorstroom van basisschoolleerlingen naar het voortgezet onderwijs worden verbeterd. De CITO-toets werd weer verplicht gesteld als middel om de schoolkeuze te ondersteunen, maar ook om basisscholen op zakelijke wijze af te rekenen. Dit laatste onderdeel van het beleid is jammerlijk mislukt. Zes jaar later toont Mart Visser in zijn proefschrift aan wat er mis ging in Amsterdam. Hij promoveert op 13 januari 2003 aan de Rijksuniversiteit Groningen. Keihard afrekenen
Schijneffecten
Beschuldigingen
Gemiste kans
Curriculum Vitae
Noot voor de pers

De gemeente Amsterdam had absoluut behoefte aan een nieuwe schoolkeuzeprocedure, stelt Mart Visser. Met de nieuwe aanpak liep de gemeente landelijk zelfs voorop. Als toenmalig medewerker van de schoolbegeleidingsdienst van de gemeente wist Visser hoe zeer de doorstroom van basisschoolleerlingen naar het voortgezet onderwijs was ontaard in een onoverzichtelijke lappendeken. "Een nieuwe procedure kon dan ook op het begrip van de basisscholen rekenen. Ook was men het ermee eens dat er weer meer aandacht moest worden besteed aan de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen." De CITO-toets werd opnieuw ingevoerd om deze vaardigheden te toetsen bij de kinderen van groep 8.

Keihard afrekenen

De resultaten van de CITO-toets moesten scholen ondersteunen bij de adviezen die ze leerlingen gaven over hun schoolkeuze. Maar de toenmalige wethouder van Onderwijs vond dit niet ver genoeg gaan. Hij wilde basisscholen keihard kunnen afrekenen op de CITO-resultaten. Formeel tekenden alle besturen voor het nieuwe beleid, maar niemand bleek er in de praktijk echt enthousiast over. De scholen waren met name ontevreden over het voornemen over de rol die de CITO-resultaten gingen spelen. Visser: "De basisschooldirecteuren reageerden emotioneel op de behoorlijk negatieve uitspraken die de wethouder deed in zijn publieke optredens. Hij vond dat de directeuren zeurden, dat de scholen niet goed functioneerden en allemaal flink moesten worden aangepakt. Hij gaf hen het gevoel dat ze in het verdomhoekje zaten."

Schijneffecten

Het gevolg van dit beleid was dat de CITO-toets zelfs zijn waarde verloor als hulpmiddel bij de schoolkeuze. Visser: "Uit Amerikaanse onderzoeken is jaren geleden al gebleken dat je een eindtoets niet tegelijkertijd kunt gebruiken als hulpmiddel bij schoolkeuze en als middel om scholen af te rekenen. Je krijgt dan namelijk allerlei schijneffecten. De druk op de kinderen om de toets goed te maken wordt zo groot, dat ze onnodig nerveus zijn. Verder kun je als school er van alles aan doen om kinderen hoger te laten scoren. Door bijvoorbeeld vooral aandacht te besteden in de klas aan de vaardigheden waarop wordt getoetst. Of door kinderen op school en thuis veel te laten oefenen met oude toetsen en speciale toetspakketten. In Amsterdam bleek verder dat er scholen waren die zwakke leerlingen niet mee lieten doen aan de CITO-toets of hun resultaten niet inleverden om hun totaalscore te verhogen. De scores zijn inderdaad hoger geworden, maar je kunt je afvragen hoe reëel en duurzaam dat effect is."

Beschuldigingen

Ook de band tussen de basisscholen en de scholen voor voortgezet onderwijs was in Amsterdam niet altijd even goed, volgens Visser. "Basisscholen beschuldigden het voortgezet onderwijs ervan dat ze leerlingen selecteerden op hoge CITO-toetsscores en zwakkere leerlingen weerden. Jenaplanscholen en Montessorischolen waren altijd al tegen de herintroductie van de CITO-toets omdat in hun onderwijsfilosofie schoolprestaties een minder zwaar accent krijgen. Zij klaagden dat hun leerlingen niet meer werden toegelaten tot de hogere vormen van voortgezet onderwijs. Bij allochtone leerlingen ontstond een soortgelijk probleem. Voorheen kregen die gezien hun taalachterstand vaak het voordeel van de twijfel en werden ze ondanks een lagere score toch toegelaten tot bepaalde scholen. Ook dat was radicaal afgelopen."

Gemiste kans

Terugkijkend concludeert Visser dat het beleid is mislukt door het accent op het afrekenen van scholen. Daardoor waren scholen en besturen onwillig om mee te werken. "Het is een gemiste kans geweest, want de procedure zelf was hard nodig. Die is nu niet optimaal ingevoerd. In mijn aanbevelingen staat dan ook dat je een beleid waarmee je scholen wilt aanspreken op hun resultaten veel beter moet voorbereiden en dat je eerst het vertrouwen moet winnen van de scholen. Dat is toen absoluut niet gebeurd. Leerlingen hebben hieronder geleden: hun belang om een goede schoolkeuze te maken is sterk ondergesneeuwd geraakt." De nieuwe wethouder van Onderwijs in Amsterdam heeft volgens Visser geleerd van de fouten van zijn voorganger. "We horen helemaal niets meer over het afrekenen van scholen. Daardoor kunnen scholen de CITO-toets nu eindelijk gebruiken waarvoor het bedoeld is: als een belangrijk hulpmiddel voor de advisering over de schoolkeuze van leerlingen. Niet als doel op zich."

Curriculum Vitae

Mart Visser (Wassenaar, 1944) studeerde psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de sectie Pedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen en promoveert tot doctor in de Psychologische, Pedagogische en Sociologische Wetenschappen bij prof.dr. J.H. Slavenburg en prof.dr. J. Scheerens. Gedurende zijn onderzoek was hij werkzaam bij de schoolbegeleidingsdienst van Amsterdam. Inmiddels is hij werkzaam bij de Stichting Kolom en verricht hij freelance werk. De titel van zijn proefschrift luidt: Schoolkeuzeprocedure, Kwaliteit en Kwaliteitszorg: een project onderwijsvernieuwing Amsterdam 1994
- 2001.

Noot voor de pers

Drs. Mart Visser, telefoon (06)484 938 68 (overdag), e-mail: visser5@xs4all.nl