Dienstenbond CNV

Principeakkoord bedrijfstakpensioenfonds ICK
14-01-2003

Op 14 november 2002 heeft de CNV Dienstenbond met werkgevers in de ICK-sector een principeakkoord gesloten over een pensioenregeling in de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche (ICK). Dit onderhandelingsresultaat leggen wij positief aan onze leden voor. Om de regeling toe te lichten, is er op 23 januari een informatiebijeenkomst voor leden.

Bedrijfstakpensioenregeling: wie, wat, waar en hoezo? In de afgelopen anderhalf jaar hebben wij intensief met de werkgevers onderhandeld over de totstandkoming van een zogenoemd bedrijfstakpensioenfonds dat moet gelden voor dat gedeelte van de ICT-sector waar de ICK-CAO van toepassing is: de ICK-sector. Als CNV Dienstenbond hechten wij om de volgende reden een groot belang aan deze gesprekken.
Bij veel - met name wat kleinere - bedrijven die vallen onder de ICK-CAO hebben de werknemers geen pensioen. Dat is natuurlijk een ongezonde situatie. Daarnaast zijn er veel mensen die werken bij bedrijven waar zij naar onze mening een te laag pensioen opbouwen. Dat moet wat ons betreft veranderen. Daarom zijn wij voor een verplicht gestelde bedrijfstakpensioenregeling, die moet worden uitgevoerd door een nieuw op te richten bedrijfstakpensioenfonds (Bpf).

Waarom is die verplichtstelling van de bedrijfstakpensioenregeling zo belangrijk?
Als werkgevers en werknemers dat willen, kunnen zij een pensioenregeling voorleggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en bij hem het verzoek indienen om de regeling verplicht te stellen voor alle ondernemingen in de ICK. Wanneer de verplichtstelling een feit is, zal er voor alle werknemers in de ICK sprake zijn van een minimumvoorziening op pensioengebied. Elke werkgever is dan gehouden om zijn werknemers tenminste het pensioenpakket van het Bpf aan te bieden; meer mag, minder niet. Zo leggen wij dus qua pensioenen een bodem in de ICK-sector.

Ja maar, ik had toch al een flexivutregeling?
De pensioenregeling van het Bpf is een zogenoemde geïntegreerde pensioenregeling. Dat betekent onder meer dat met het invoeren van de pensioenregeling de huidige Flexi-VUT-regeling zal worden vervangen. Wettelijk gezien worden VUT-regelingen sowieso afgeschaft. Om de overgang van Flexi-VUT naar deze bedrijfstakpensioen in goede banen te leiden, is er voor bepaalde categorieën werknemers in de ICK een aantal overgangsmaatregelen getroffen.

Voor wie geldt de nieuwe pensioenregeling?
De pensioenregeling zal ingaan per 1 juli 2003. In principe gaat iedere werknemer in de ICK van 21 jaar of ouder per 1juli 2003 pensioen opbouwen in de regeling van het Bpf. In principe, want in bepaalde gevallen kan een werkgever aan het Bpf vragen om vrijgesteld te worden van deelname aan het Bpf. De werkgever moet dan wel aan zijn werknemers een minstens gelijkwaardige pensioenregeling bieden. In het vervolg van dit bericht gaan wij uit van de situatie van een werknemer die werkzaam is bij een werkgever die zijn pensioenregeling volledig heeft ondergebracht bij het Bpf.

Hoe wordt de hoogte van het pensioengevend salaris berekend? En wat is dat eigenlijk?
De pensioenregeling van het Bpf is een zogenoemde geïndexeerde middelloonregeling met als pensioenleeftijd 61 jaar. Een middelloonregeling gaat uit van het inkomen dat een werknemer gemiddeld heeft verdiend gedurende zijn werkende bestaan. Jaarlijks worden de tot dan toe
opgebouwde pensioenaanspraken verhoogd op basis van de algemene loonstijging in de ICK-CAO. Het pensioengevend salaris (= dat gedeelte van uw salaris waarover u pensioen of AOW opbouwt) bestaat uit 12 maal het maandsalaris plus de vakantietoeslag en is gemaximeerd op 51.455 (in 2003). Eventuele andere salariscomponenten (zoals bonussen en provisie) en het salaris boven 51.455 kunnen ook pensioengevend worden gemaakt. Hiervoor is wel noodzakelijk dat de werkgever met het Bpf een aanvullende overeenkomst sluit waarin de afspraken over zon excedentregeling precies worden vastgelegd. Hierover kan uw ondernemingsraad met uw werkgever afspraken maken.

Ouderdomspensioen, na 65 jaar.
Het ouderdomspensioen (OP) is een aanvulling op de AOW-uitkering die u ontvangt als u 65 jaar wordt. Bij de opbouw van het ouderdomspensioen wordt er rekening mee gehouden dat iemand op 65-jarige leeftijd een AOW-uitkering krijgt. Dat is de reden waarom bij de berekening van het ouderdomspensioen gebruik wordt gemaakt van een
zogenoemde franchise. Kort gezegd houdt dit in dat over het onderste deel van het inkomen (in 2003: 13.613) geen pensioen wordt opgebouwd, omdat ervan uit wordt gegaan dat over dit deel van het inkomen de AOW de basis vormt. Jaarlijks bouwt de werknemer 1,75% van de pensioengrondslag op. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevende salaris verminderd met de franchise. Wanneer de werknemer vanaf zijn 21ste werkzaam is
binnen de ICK en dat blijft tot de pensioendatum, heeft hij een OP opgebouwd van 70% van de gemiddelde pensioengrondslag over alle dienstjaren. Zoals gezegd is de pensioenregeling een geïndexeerde middelloonregeling. Dat betekent dat ieder jaar, voor zover de financiële toestand van het Bpf dit toelaat, de opgebouwde aanspraken op OP worden verhoogd met de algemene loonstijging in de ICK. Het OP op 61 jaar is daarmee een goede afspiegeling van het gemiddeld over de dienstjaren genoten salaris.

Tijdelijk overbruggingspensioen, van minimaal 61 tot 65 jaar. De standaard pensioenleeftijd wordt 61 jaar. Aangezien er in de periode tot 65 jaar nog geen sprake is van een AOW-uitkering, bouwt de werknemer vanaf 51-jarige leeftijd in 10 jaar tijd een zogenoemd tijdelijk overbruggingspensioen (TOP) op. Met dit pensioen wordt het gemis aan AOW tot 65 jaar gecompenseerd. Jaarlijks bouwt de werknemer een TOP op van
7,7% van de laatste franchise op. Op 61-jarige leeftijd bedraagt het TOP 77% van de laatste franchise. Werknemers die per 1 juli 2003 werkzaam zijn in de ICK én 51 jaar of ouder zijn kunnen geen volledig TOP meer opbouwen. Immers, zij hebben minder dan 10 jaar te gaan alvorens zij de pensioenleeftijd bereiken. Voor deze werknemers is een overgangsmaatregel getroffen die er in voorziet dat op 61 jarige leeftijd het TOP door het Bpf wordt aangevuld
tot 77% van de laatste franchise. Hierbij geldt wel als bijkomende voorwaarde dat de werknemer tot 61 jaar binnen de ICK werkzaam blijft.

Nabestaandenpensioen
Ouderdomspensioen voorziet in een pensioenuitkering voor de werknemer zelf. Het nabestaandenpensioen (NP) is een voorziening die er voor zorgt dat de partner van de werknemer na diens overlijden verzorgd achterblijft. Het NP kan worden toegekend aan de gehuwde partner, de wettelijk geregistreerde partner of de ongehuwde partner met wie de samenwoning bij notariële akte is vastgelegd. De werknemer bouwt jaarlijks 1,225% van de pensioengrondslag op aan NP. Bij 40 jaren pensioenopbouw bedraagt het NP dus 49% van de pensioengrondslag (of 70% van het dan opgebouwde ouderdomspensioen). Indien de werknemer overlijdt tijdens zijn actieve dienstverband wordt bij de bepaling van het nabestaandenpensioen uitgegaan van de fictie dat de werknemer tot de pensioendatum werkzaam zou zijn gebleven in de ICK met hetzelfde salaris dat hij bij zijn overlijden genoot. Het nabestaandenpensioen bedraagt in dat geval 70% van het maximaal te bereiken ouderdomspensioen. Wanneer de werknemer met pensioen gaat kan hij, na toestemming van een eventuele partner, besluiten af te zien van nabestaandenpensioen in ruil voor een hoger ouderdomspensioen. Zie verder onder flexibilisering.

Wezenpensioen.
Indien de werknemer overlijdt wordt aan zijn kinderen een wezenpensioen (WZP) uitgekeerd. Het WZP bedraagt 14% van het ouderdomspensioen; ook hier wordt uitgegaan van de fictie dat de werknemer zou hebben doorgewerkt tot 61-jarige leeftijd.

Overgangsmaatregel Flexi-VUT
Met het invoeren van de pensioenregeling per 1 juli 2003 komt er een eind aan de Flexi-VUT-regeling. Deze laatste bestaat uit een VUT-regeling en een spaarregeling (met een verplicht en een vrijwillig deel). De spaarregeling is ingevoerd in 1996. Destijds is voor de werknemers die ouder waren dan 45 jaar een overgangsmaatregel ingevoerd. De rechten die hieruit voortvloeien worden door de nieuwe pensioenregeling ongemoeid gelaten. Hetzelfde geldt voor de tot 1 juli 2003 gespaarde bedragen die vooralsnog achterblijven bij de huidige verzekeraar. Op dit moment wordt nog onderzocht of het Bpf een soortgelijke spaarmogelijkheid kan aanbieden, waarin de werknemer zelfstandig stortingen kan doen om opgelopen pensioentekorten op te vangen en waarin ook de reeds gespaarde bedragen zouden kunnen worden ondergebracht. De VUT-regeling voorziet in een uitkering van 15.300 (in 2003) per jaar, verhoogd met 18,1% voor onder andere de nog verschuldigde pensioenpremies tot 65 jaar. De overgang naar een geïntegreerde pensioenregeling leidt ertoe dat in een aantal gevallen de
uitkeringsvooruitzichten er op achteruitgaan, onder meer omdat tussen 61 en 65 jaar geen pensioen meer wordt opgebouwd. Daarom is een overgangsmaatregel afgesproken die er in voorziet om werknemers in de ICK die per 1 juli 2003 reeds 41 jaar of ouder zijn een extra aanvulling te geven op het TOP. Deze extra aanvulling is maximaal gelijk aan 5.690 (in 2003) en is afhankelijk van de leeftijd op 1 juli 2003. Ook bij deze overgangsmaatregel geldt als bijkomende voorwaarde dat de werknemer tot 61 jaar binnen de ICK werkzaam blijft.

Keuzes bij uw pensioen
Binnen bepaalde grenzen kan de werknemer veranderingen aanbrengen in de voor hem verzekerde pensioenen. Hiermee kan hij zijn pensioenaanspraken beter afstemmen op zijn persoonlijke situatie. De werknemer kan er allereerst voor kiezen het OP en TOP eerder in te laten gaan. Dat kan al vanaf 55-jarige leeftijd. Het totaal opgebouwde (T)OP wordt dan herberekend naar de nieuwe ingangsdatum. Nu de uitkeringen over een langere periode moeten worden gedaan zullen de pensioenaanspraken lager uitvallen. Dit wordt vanzelfsprekend nog versterkt doordat het eerder met pensioen gaan ook betekent dat minder pensioen is opgebouwd.
De werknemer kan ook besluiten door te werken na 61 jaar en vervolgens het (T)OP later in te laten gaan. Doorwerken en uitstellen kan tot uiterlijk de 65-jarige leeftijd, waarop ook de AOW-uitkering ingaat. Het uitstellen van de pensioenen heeft tot gevolg dat deze minder lang hoeven te worden uitgekeerd en dat heeft tot gevolg dat de jaarlijkse uitkeringen worden verhoogd. Het doorwerken na 61 jaar leidt niet tot extra pensioenopbouw.
Het is ook mogelijk om het (T)OP slechts gedeeltelijk in te laten gaan, wanneer de werknemer tevens besluit om gedeeltelijk werkzaam te blijven in de ICK. Voor het gedeelte dat hij werkzaam blijft wordt de pensioenopbouw gewoon voortgezet (uiterlijk tot 61 jaar). Tot slot zijn er diverse mogelijkheden van uitruil tussen pensioensoorten mogelijk. Zoals reeds eerder vermeld kan de werknemer bij pensionering, na toestemming van zijn partner, besluiten het opgebouwde nabestaandenpensioen geheel of gedeeltelijk om te zetten in extra ouderdomspensioen. Daarnaast kan de werknemer het OP volgens een hoog-laag of laag-hoog constructie uit laten keren. Dat houdt in dat gedurende een periode van 10 jaar een hoger/lager OP wordt uitgekeerd en vervolgens levenslang een lager/hoger OP.
Indien de werknemer van de hiervoor omschreven mogelijkheden gebruik wenst te maken zal hij het Bpf hierover tijdig moeten informeren middels een aanpassingsverzoek. Voor de aanpassing van de pensioenaanspraken geldt verder een aantal fiscale beperkingen. Het Bpf zal de werknemer hierover informeren als zijn aanpassingsverzoek de fiscale grenzen
overschrijdt.

En wie betaalt de rekening?
Werkgevers en werknemers hebben in onderling overleg besloten dat de lasten 50/50 tussen beide worden verdeeld. Concreet betekent dit dat zowel de werkgever als de werknemer een bijdrage voor de totale regeling betaalt van 6,5% van het salaris.

Vragen?
Tot zover onze uitleg van de nieuwe pensioenregeling van het Bedrijfstakpensioenfonds in de ICK-sector. Voor de goede orde moeten wij hierbij formeel wel opmerken dat hieraan geen rechten kunnen worden ontleend, de tekst van het pensioenregelement is beslissend. Wij kunnen ons goed voorstellen dat u nog vragen heeft. Met het oog hierop hebben wij een toelichtende ledenvergadering georganiseerd op 23 januari a.s. in de Jaarbeurs in Utrecht. De aanvang is 19:00 uur.

De stemming
Net als bij een principeakkoord over CAO-onderhandelingen vindt er over dit principeakkoord ook een stemming plaats. Dit gebeurt schriftelijk. Leden hebben een stemformulier ontvangen, dat tot maandag 27 januari a.s. kan worden ingezonden.