Gemeente Barendrecht

Verslag van de openbare vergadering van de raadscommissie Grondgebied, gehouden op dinsdag 14 januari 2003 in het kantoor van Woningbouwvereniging Patrimonium te Barendrecht

Aanwezig: mevrouw W.S. Batenburg-van Veen (voorzitter), de heren C. de Kreek (griffier), M. de Graaf, J.B. de Jager (vanaf ca. 22.10 uur aanwezig), P.J. Kleinjan, M. van Kruijsbergen, B.J. Nootenboom, K.J. Orsel, de dames I.C. Monhemius-Van der Veen (leden) en P.V.M. Utberg-van Klaveren (notuliste).

Tevens aanwezig: de heren C. Silvis (wethouder), P. van Vugt (wethouder vanaf circa 21.00 uur aanwezig) en A.A. Verhoeven (gemeente Barendrecht).

Afwezig met kennisgeving: de heren A. Aarssen, S.D. Kelder, Joh. van Harten, J.T. IJzerman, D. Vermaat en mevrouw C.W. Richholt-Dam (leden).


---

---

1. Opening en mededelingen

De voorzitter
opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. a. Inventarisatie van de insprekers
Voor agendapunt 5 hebben mevrouw Otten (mede namens de families Baan en Hulsker), de heer Kooiman en de heer Harteveld zich als inspreker gemeld. Voor agendapunt 6 heeft de heer Snijders zich namens de heer Bestebreurtje als inspreker gemeld. b. Inventarisatie van de rondvraag
De heer Orsel, de heer Nootenboom, mevrouw Monhemius en de heer Kleinjan
geven aan gebruik te willen maken van de rondvraag. c. Vaststelling agenda

In verband met het feit dat de heer Van Vugt in verband met privé-omstandigheden later aanwezig zal zijn, wordt besloten agendapunt 3 "Notitie Hondenbeleid" te behandelen na agendapunt 6 "Afwijzen verzoek herziening bestemmingsplan Koedood 2".

d. Actualiteiten

De heer Silvis
deelt mee dat er een nieuwe Europese wetgeving is met betrekking tot de luchtkwaliteit die in de Nederlandse wetgeving is geïmplementeerd. Deze nieuwe wetgeving kan consequenties hebben voor duizenden woningen; in ieder geval voor de duizenden woningen in het plangebied, zodat men mogelijk tot een nieuwe stedenbouwkundige opzet moet komen. De reden dat Barendrecht hier nu mee komt, terwijl het niet eerder in den lande naar voren is gebracht, is dat de achtergrondwaarden van de luchtkwaliteit in de Rijnmond wat hoger liggen dan elders in het land, zodat door de toevoeging van bijvoorbeeld een rijksweg men boven de 40 micron per kuub NO2 komt. Spreker deelt mee dat de contouren rondom de rijkswegen zijn getrokken, zodat onder andere een deel van de noordkant van de locatie Midden-IJsselmonde erbinnen valt en Bijdorp. Voor de reeds gerealiseerde woningen zal te zijner tijd (voor het jaar
2010) iets gedaan moeten worden. Op Europees niveau is namelijk afgesproken dat alle verblijfsgebieden die erbinnen vallen in 2010 aan de nieuwe norm moeten voldoen en dat, voor zover het niet gedaan wordt, de gebieden gesaneerd moeten worden. De luchtvervuiling dient aan de bron, onder andere bij de uitlaatpijp van de auto en de petrochemische industrie in het Rijnmondgebied, aangepakt te worden. Er vinden allerlei oriëntaties plaats op stadsregionaal, provinciaal en rijksniveau om te kijken hoe met deze situatie omgegaan dient te worden. Spreker merkt op dat er in eerste instantie een positief advies door de PPC is gegeven op de ingediende structuurschets Carnisselande; nu wordt de ontwikkeling echter belemmerd door de contouren zoals deze door de provincie op de kaart zijn gezet. Spreker merkt op dat er hier en daar, als gevolg van een andere berekeningswijze, nog wat geschoven kan worden in de contouren, maar dat het nog maar de vraag is of het RSP gevrijwaard wordt van die contouren. Men is achter deze nieuwe wet gekomen naar aanleiding van het feit dat er voor sportpark Smitshoek een gedeeltelijke goedkeuring dreigt in plaats van volledige goedkeuring vanwege de luchtcontour; sportgebieden vallen namelijk in dezelfde categorie als woninggebieden. Spreker hoopt in februari aanstaande meer duidelijkheid te hebben over een en ander; in ieder geval is er dan duidelijkheid over sportpark Smitshoek. Spreker merkt op dat als een aantal van de woningen niet gebouwd kan worden, men bijvoorbeeld kan vergeten dat aan de noordkant de hoogspanningsleiding onder de grond gaat, waardoor het bebouwingscontour ten zuiden van de hoogspanningsleiding moet blijven. Dit zou voor Vrijheidsakker globaal de helft van de locatie betekenen en voor Vrijenburg een deel van het carré. Spreker deelt mee dat op dit moment artikel 19-aanvragen worden vastgehouden. Dit heeft consequenties voor het opleveringsschema tot
31 december 2004 en dus voor de verfijningsuitkering.

De heer Orsel
merkt op dat hij verbaasd is dat het college nog steeds in het grijze opereert. Het is, ook voor de toekomst, belangrijk te weten om hoeveel woningen het gaat. Spreker verzoekt de heer Silvis derhalve om zo spoedig mogelijk met meer en nadere informatie te komen.

De heer Nootenboom
vraagt naar het worst case scenario. Tevens vraagt spreker naar de mening van de wethouder over uitspraken van bestuurders uit Rotterdam dat de soep vast niet zo heet gegeten zal worden als hij wordt opgediend.

De heer De Graaf
merkt op dat hij verbaasd is dat een en ander pas zo laat door de gemeente wordt geconstateerd; de regeling is namelijk in januari 2002 ingegaan. Spreker vraagt zich af in hoeverre het college nalatig is geweest om een en ander eerder aan te pakken. Hij stelt voor dat de raad zich beraadt over deze zaak.

De heer Silvis
antwoordt dat hij wilde dat hij de door de heer Orsel gevraagde duidelijkheid kon geven. Als in een stedenbouwkundige structuur ingegrepen wordt, en er wordt een hap uitgehaald, is men gedwongen voor het totale gebied, namelijk Carnisselande-noord en mogelijk een deel van Portlandsehoek, integraal te bekijken of er nog een goede stedenbouwkundige structuur overblijft. Dit gaat om duizenden woningen. Het is afhankelijk van hoe de berekeningen gemaakt worden en hoe met het toetsingscriterium omgegaan wordt. Spreker merkt op dat men door niemand wordt tegengehouden om nu in die gebieden te bouwen, maar dat er dan in 2010 een groter probleem is. Tevens merkt spreker op dat de adviseurs van de rijksoverheid geen groter probleem willen dan men nu signaleert bij de implementatie van die wet.

De heer Orsel
merkt, naar aanleiding van de opmerking dat niemand ons tegenhoudt om te bouwen, op dat er vanavond (hondenbeleid) en op korte termijn besluiten genomen dienen te worden die een relatie hebben met het aantal inwoners. Als er nu reeds over gesproken wordt dat er enige duizenden woningen niet gebouwd kunnen worden, zijn een aantal zaken die men straks krijgt op drijfzand gebouwd. Spreker verzoekt derhalve om meer duidelijkheid, omdat men anders in de grijze massa rond blijft dwalen.

De heer Silvis
antwoordt dat hij ook graag die duidelijkheid wil hebben, maar dat de provincie op dit moment niet anders weergeeft dan hoe de contourenkaart eruit ziet. Als de commissie deze vanavond meteen als waar aanneemt, kan spreker morgen vertellen dat er misschien 1.000 woningen niet gebouwd kunnen worden en na bestudering van een stedenbouwkundige structuur kan gezegd worden dat het er misschien
1.200 zijn geworden of dat het verlies misschien op 800 woningen gecalculeerd kan worden; dit hangt af van hoe ermee omgegaan wordt. De eerste zet is dat men het structuurplan Carnisselande-noord volledig wil realiseren. Als dit niet lukt, kan men teruggedrongen worden tot de RSP-grenzen. Als men nog verder teruggedrongen wordt, dient het stedenbouwkundig plan onder de loep genomen te worden en dient er gekeken te worden waar er aanpassingen in de stedenbouwkundige en wegenstructuur moeten komen om er toch nog een behoorlijke wijk van te maken. Dan kan ook nagegaan worden wat de consequenties zijn voor bijvoorbeeld het voorzieningenniveau. Als het bijvoorbeeld gaat over cluster 5 en de noodschoolvoorziening aan de Voordijk kan misschien gezegd worden dat men dit zeker wil weten voordat men daar echt investeringen aan gaat doen, wat de consequenties zijn op het aantal inwoners en vervolgens het aantal leerlingen. Naar aanleiding van de vraag of het college nalatig is geweest, antwoordt spreker bevestigend; men had dit meteen moeten voorzien toen die Europese wet werd aangenomen. Echter, zelfs Rotterdam en de commissie Verkeer en Vervoer hebben dit niet voorzien. Spreker antwoordt op de vraag over een worst case scenario dat het maximaal een herontwikkeling van de gebieden betekent, waarbij een aantal woningen wel gerealiseerd zal kunnen worden, zodat er nooit 3.000 woningen van de kaart geschrapt zullen worden; het zal eerder bij de reeds eerder door spreker genoemde aantallen liggen. Spreker merkt op dat Vrijheidsakker zo goed als bouwrijp is, zodat dit een verliespost is waarmee men langs de overheidsorganen wil gaan die Barendrecht met de locatie hebben opgezadeld en die een heel eind met Barendrecht zijn meegelopen in de gezamenlijke ontwikkeling. Spreker concludeert dat er hard aan gewerkt wordt om zo snel mogelijk de gevraagde, noodzakelijke, helderheid te krijgen; hij hoopt hierover begin februari aanstaande een briefing te kunnen geven.

De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat bij Overschie redelijke resultaten zijn bereikt met het invoeren van een maximumsnelheid van 80 km/u als bronmaatregel op de rijksweg. Spreker vraagt of dit ook iets is wat hier mee kan spelen bij het onderzoek naar de contouren.

De heer Silvis
antwoordt dat de gemeente Barendrecht hier geen zeggenschap over heeft, maar dat een dergelijke maatregel wel positieve effecten heeft.

De voorzitter
merkt op dat zij het gevoel heeft dat de raad nog nader over dit onderwerp wil spreken en dat men zich er heel veel zorgen over maakt.

e. Overige huishoudelijke mededelingen

De voorzitter
deelt mee dat vanaf heden, conform de aangepaste verordening, de presentielijst getekend dient te worden. Tevens deelt spreker mee dat de Stadsregio te kennen heeft gegeven dat zij behoefte heeft om in deze commissie een toelichting te geven op het Regionaal Verkeer- en Vervoersplan. Besloten wordt dat spreker een en ander in gang zet, zodat het in één van de commissievergaderingen van februari of maart aanstaande plaats kan vinden.

1. Vaststelling verslag van de openbare vergadering van 26 november
2002
De heer Kleinjan
vraagt, naar aanleiding van het antwoord van de heer Silvis bij rondvraag 2 dat hij verwacht dat er nog een juridische procedure zal volgen omtrent het kinderdagverblijf aan de Voordijk, hoe het daarmee staat.
De heer Silvis
antwoordt dat hij dit niet weet; hij heeft wel een brief binnen zien komen van betrokkene en verwacht derhalve dat zijn toentertijd uitgesproken vermoeden bewaarheid wordt. De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat de door hem gestelde vraag bij agendapunt 5 "Presentatie rapport onderzoek vestiging leisurecentrum door HEVO" en het antwoord van de heer Silvis daarop niet zijn opgenomen in het verslag. Besloten wordt dat spreker een tekstvoorstel aan de heer De Kreek toestuurt, zodat dit toegevoegd kan worden aan het verslag.
Het verslag wordt, met inachtneming van bovenstaande toevoeging, vastgesteld.

2. Notitie Hondenbeleid
De heer Nootenboom
merkt op dat de CDA-fractie in 1997 reeds een initiatiefbeleidsstuk heeft ingediend over hoe om te gaan met hondenbeleid. Spreker is blij dat er nu concrete stappen gezet worden in het hondenbeleid, omdat hondenpoep nog steeds pijnpunt nr. 1 is voor de bewoners van Barendrecht; daar moet derhalve iets aan gedaan worden. Spreker heeft een aantal vragen over de notitie. Hij vraagt om een toelichting op het feit dat er in de notitie zelf over een viertal verschillende scenario's gesproken wordt, terwijl in de bijlage 8 verschillende varianten worden opgevoerd. Spreker vraagt of een verlaging van de opruimfrequentie invloed heeft op de volksgezondheid. Tevens verzoekt spreker om een antwoord op de vraag van mevrouw Van Wilgenburg tijdens de vorige raadsperiode of de verdwijning van de hondenpoep in de sloten gevolgen heeft voor de spelende kinderen die daar ook aanwezig zijn. Spreker constateert dat als akkoord gegaan wordt met scenario 4 er minder hup's aangelegd worden, waardoor de loopafstand groter wordt. In hoeverre wordt er dan nog steeds gebruik gemaakt door het aantal honden dat men nu verwacht dat er gebruik van zal maken. Wat spreker betreft hangt en wurgt de notitie. Naar aanleiding van het feit dat in de bijlagen nog steeds in guldens wordt gesproken, is spreker van mening dat dit een notitie is die er reeds een paar jaar ligt. De notitie zelf is wellicht wat bijgeschaafd, maar de bijlage is niet meegegaan in het bijschaven. Dit maakt het er niet duidelijker op. Met betrekking tot de financiering wordt voorgesteld om de eerste aanleg uit de reserves te betalen. Spreker vraagt zich af waarom het niet geïnvesteerd wordt en dat er vervolgens afgeschreven wordt ten last van de exploitatie; dan kan wellicht meer gedaan worden op termijn. Met betrekking tot scenario 4, waarin aangegeven wordt om ter compensatie van het verminderen van de oppervlakte van de hup's grote losloopgebieden aan te leggen, zoals park Nieuweland, Buitenoord en het Riederpark, vraagt spreker hoe men wil voorkomen dat ieder park een soort poeppark wordt. Op bladzijde 6 van de notitie wordt voorgesteld om door te gaan met variant 4, zodat de inspraak van de burgers die zich tot nu toe bij het beleid betrokken hebben niet voor niks is geweest. Spreker vindt dit een rare opmerking.
De heer Kleinjan
heeft enige moeite gehad met het op een rijtje krijgen van alle gegevens. Spreker vraagt zich af of het op deze manier moet. De commissieleden krijgen heel veel gedetailleerde gegevens; als men echter kaders wil stellen, zou spreker graag de criteria die in bijlage 1 staan genoemd als kader zien en een financieel kader dat het gedekt moet worden uit de opbrengst van de hondenbelasting. Spreker kan zich voorstellen dat er bijvoorbeeld tweejaarlijks bij de acceptgiro voor de hondenbelasting een tevredenheidsonderzoekje gedaan wordt onder de gebruikers; deze zullen voornamelijk reageren als ze niet tevreden zijn, maar als er een aantal jaren mee doorgegaan wordt, is er een tendens in te zien en kan er geëvalueerd worden. Nu moeten de commissieleden zijns inziens een beetje ambtenarenwerk gaan doen, terwijl de bedoeling van het dualisme is om alleen de kaders te stellen; er worden heel gedetailleerde dingen van de commissieleden gevraagd. Spreker vraagt zich af of dat de bedoeling is. Hij verzoekt de wethouder in die zin of hij met deze opmerking als uitgangspunt een volgende keer grote lijnenkaders aan de commissieleden aan wil bieden waarop afgerekend kan worden als dat nodig zou zijn. Spreker kan zich best wat voorstellen bij het voorgestelde scenario, omdat hij er geen voorstander van is om, als het financieel al niet zo best gaat, heel veel gemeenschapsgeld te steken in hondenuitwerpselen. Hij vindt het voorzichtig en prijzenswaardig dat het financiële uitgangspunt voorzichtig is genomen. Er wordt uitgegaan van een bepaald gemiddelde, terwijl in het lijstje duidelijk te zien is dat gemeenten met een hondenpenning duidelijk boven dat gemiddelde zitten waar de gemeente Barendrecht nu vanuit gaat. De heer Van Kruijsbergen
deelt de mening van zijn voorgangers omtrent de notitie. Spreker merkt op dat hij het juist prettig vond dat de notitie veel informatie bevatte, omdat hij zich daardoor een goed beeld kon vormen. Centraal staat de vraag hoe verder te gaan met het hondenbeleid in Barendrecht. Aanbevolen wordt scenario 4, dat uitgaat van 10.000 m2 hondenuitlaatplaats. Spreker is het eens met het voorstel om de hondenbelasting een doelbelasting te maken, hoewel dit, gezien de middelen die beschikbaar zijn om de zaak aan te leggen en te beheren, wel zijn beperkingen heeft. In Barendrecht is men inmiddels begonnen om, in samenspraak met bewoners, een aantal vierkante meters aan te wijzen voor hondenuitlaatplaatsen; inmiddels ca. 21.000 m2. Nu blijkt dat, als voor scenario 4 gekozen wordt, van dit eerste deel sowieso de helft al niet meer haalbaar is en dan zou men al niks meer hebben in de andere wijken. Spreker vraagt zich af hoe dit aan de burgers, die enthousiast hebben meegewerkt, verkocht wordt. Het is misschien wat slordig te noemen dat er al zo voortvarend, wat op zich lovenswaardig is, van start is gegaan. Spreker vraagt waar de benodigde ruimte van 60.000 m2 voor heel Barendrecht op gebaseerd is; zijn er bepaalde richtlijnen/kengetallen voor dat er dan een optimale hoeveelheid hup's ontstaat qua aantal en qua vierkante meters. Er wordt vervolgens gezegd dat er een beperkt aantal middelen is en er wordt voorgesteld het aantal hup's in overeenstemming te brengen met die middelen. Dan komt men uit op
10.000 m2, namelijk 16% van het ideale aantal van 60.000 m2. Spreker vraagt hoeveel effect die dan nog hebben; heeft het dan nog enige meerwaarde om die beperkte variant te realiseren. Op grond daarvan lijkt spreker variant 4 weinig zinvol. Er zou zijns inziens een keuze gemaakt moeten dat men meer geld beschikbaar stelt om het goed te doen of dat er voor een ander scenario gekozen wordt. Het standpunt van spreker is vooralsnog, in afwachting van de beantwoording door de wethouder, om voor dit onderwerp geen extra middelen ter beschikking te stellen, omdat hij uitgaat van het principe van de doelbelasting. Spreker merkt op dat met de aanleg van de hup's in de huidige vorm, namelijk
10.000 m2, heel veel openbare ruimte gemoeid die hieraan besteed gaat worden. Het is de vraag of men die kostbare openbare ruimte voor deze doeleinden zou moeten willen benutten. Het wordt straks namelijk slechts voor één doel gebruikt, het uitlaten van honden. Hierdoor kan er niet meer gespeeld, gewandeld, gevoetbald en dergelijke worden op diezelfde ruimte. Als er heel veel ruimte in Barendrecht was, had hij daar geen problemen mee, maar dit is zijns inziens niet het geval. Vooralsnog gaat scenario 4 ten koste van veel openbare ruimte, terwijl de kwaliteit van de omliggende openbare ruimte ook afneemt vanwege het feit dat er geen geld is voor luxe, zodat er waarschijnlijk dwars door een aantal plastic hekjes heen gekeken kan worden naar de hup's; het is de vraag of dit een wenselijke situatie oplevert.
Mevrouw Monhemius
merkt op dat haar voorkeur uitgaat naar scenario 4. De aanleg van meer losloopgebieden spreekt haar aan; zij vraagt zich alleen af of het aanwijzen van grote delen van parken een goed idee is, omdat parken er met name zijn voor gezinnen met kleine kinderen. Hondenpoep en spelende kinderen gaan haars inziens niet zo goed samen. Het aanleggen van hondenuitlaatplaatsen langs waterkanten spreekt haar om diezelfde reden niet aan. Het wordt spreker uit de notitie niet duidelijk welk luxe niveau van de aanleg beoogd wordt; een paar heggetjes en een pad lijkt spreker helemaal niet zo luxe. Spreker vraagt zich af of de hondenbelasting niet iets omhoog moet om bepaalde voorzieningen te kunnen maken dat honden uitgelaten kunnen worden en dat mensen die met hun gezin naar buiten willen niet in de hondenpoep trappen. Naar aanleiding van bijlage 4, Kosten beheer voor heel Barendrecht, merkt spreker op dat er een overzicht wordt gegeven van werkzaamheden die verricht moeten worden. Tot haar grote ongenoegen heeft spreker geconstateerd dat er gesproken wordt over
onkruidbestrijdingsmiddelen, terwijl in het beleidsprogramma is afgesproken dat nieuwe voorzieningen zodanig worden aangelegd dat het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen vermeden wordt. De heer De Graaf
merkt op dat in de vorige raadsperiode reeds diverse keren over het hondenbeleid gesproken is. Financieel blijkt het niet haalbaar om de voorgestelde vierkante meters hup's te realiseren. Er wordt voor circa 2000 honden geen belasting betaald. Hopelijk zal de invoering van de hondenpenning een bijdrage gaan leveren aan het feit dat er voor meer honden belasting wordt betaald. Spreker vond het overzicht ingewikkeld en vraagt zich af of het op deze manier moet. Hij vraagt naar de minimumoppervlakte van een hup. Spreker is tegenstander van het los laten lopen van honden in parken, omdat een park een algemeen gebied is en veel mensen er een hekel aan hebben als honden tegen hun aan springen en dergelijke Spreker is voorstander van het feit dat men de log's aan de randen gaat uitbreiden. Hij vindt de criteria te vaag. Spreker stelt voor het criterium voor het opruimen van "ten hoogste 2x per week" te wijzigen in "2x per week", omdat hij uit ervaring weet dat het anders maar 1x per week gedaan wordt.
De heer Orsel
merkt op dat hij de notitie niet verhelderend vindt en heel moeilijk leesbaar; hij vraagt derhalve of de wethouder bereid is hem een wat eenvoudiger notitie toe te zenden. Spreker is van mening dat de burger aan de lijn gehouden is. Hij vraagt waar het geld voor de twee andere BOA's vandaan komt. Spreker vraagt zich af of die drie mensen dit, gelet op de af te leggen afstanden en het feit dat de honden een aantal malen per dag uitgelaten worden, aankunnen. Spreker is niet gerust op de kosten. Hij wacht het antwoord van de wethouder op de reeds gestelde vragen af. De heer Van Vugt
antwoordt naar aanleiding van de opmerking dat de burger aan de lijn gehouden is dat deze notitie juist bedoeld is om daarin weer wat vaart te krijgen. Spreker antwoordt dat de bijlagen, die inderdaad uit een eerdere notitie van het college afkomstig zijn, zijn toegevoegd om te laten zien hoe men is gekomen tot een berekening van de kosten. Het kernstuk is de discussienotitie. Men is aan de slag gegaan met de door de raad aangegeven kaders. De criteria die daarbij die daarbij gehanteerd moesten worden, zijn terug te vinden in bijlage 1. Daarnaast zijn er ook eisen gesteld ten aanzien van de inrichting van de hup's, zoals hoe de paden ingericht moeten worden en een afscheiding middels een haag in plaats van een hek (en daardoor hogere onderhoudskosten). Onderwijl liep het proces van het aanwijzen van de hondenplaatsen, namelijk eerst in Waterkant en vervolgens in Meerwede-Zuid, Smitshoek, Meerwede-Noord, Centrum-Oost, Binnenland en Noord. Dat is inmiddels ook alweer een aantal jaren terug. Het probleem was dat het plan niet uitvoerbaar is, omdat de beheerskosten veel te hoog zijn, namelijk ca. EUR 410.000,00, Er zijn toen diverse voorstellen geweest van hoe het proces toch op gang gebracht kon worden, waaronder het voorstel om te beginnen in de wijken waar de inspraak reeds had plaatsgevonden, zodat later geëvalueerd kon worden. Van tevoren was echter te voorzien dat men niet uitkwam met de opbrengsten van de hondenbelasting, namelijk EUR 62.000,00 voor het jaar 2002, ten opzichte van de uitgaven van EUR 410.000,00. Hieruit blijkt dat het verschil niet opgelost kan worden door een kleine verhoging van de hondenbelasting. De eventuele invoering van de hondenpenning zou tot een verhoging van de inkomsten moeten leiden, maar dit maakt nooit de kloof tussen de ingeschatte uitgaven en de inkomsten kleiner. Er moest derhalve iets gebeuren om er meer schot in te krijgen. De burgers vragen hier ook om. Om dit het beste op te lossen, is het omgedraaid, namelijk een reële inschatting van de inkomsten maken en kijken wat te realiseren is voor dat geld. Dan komt men tot het voorstel dat in scenario 4 is gedaan. Naar aanleiding van de opmerking dat de commissieleden het werk van een ambtenaar moeten doen, antwoordt spreker dat hij juist van mening is dat deze notitie prachtig past in de filosofie van bureau Van Gorp. De heer Kleinjan
vraagt of er ook een soort nulmeting gedaan wordt, omdat er een begin- en een eindsituatie dient te zijn.
De heer Van Vugt
antwoordt dat een nulsituatie niet te meten is. Bovendien vindt spreker dit een vraag die door de raad reeds eerder gesteld had moeten worden bij het opzetten van het hondenpoepbeleid. Het beleid dat is ingezet, is niet realiseerbaar. Er wordt nu gezocht naar een manier om het toch weer op gang te brengen; daar is deze discussienotitie voor bedoeld. Het is de keus van de raad waar men naartoe wil; als men het criterium van een hup binnen een straal van 250 meter vanaf de woning streng wil handhaven, kan dit, maar dan moet spreker terug komen, omdat de middelen niet voldoende zijn. Naar aanleiding van hoe het aangepakt dient te worden met de criteria, de grootte van de hup's en dergelijke merkt spreker op dat als men artikelen in het VNG, Binnenlands Bestuur en dergelijke over het hondenpoepbeleid leest, blijkt dat elke gemeente het op een eigen manier aanpakt. Er kan geen peil op getrokken worden wat een succesvol beleid is. Als voorbeelden geeft spreker aan hoe het in Woerden en Ridderkerk gaat. Spreker is van mening dat het voorgestelde beleid voor Barendrecht succesvol is doordat de burgers iets geboden wordt en er opgeruimd wordt, zodat men gebruik wil maken van de uitlaatplaatsen; als de afstand te groot is, is het te overwegen om die afstand te overbruggen door iets met een hondenpoepafvalbak te doen. Er dient een weg in gezocht te worden. Het is vrij ingewikkeld. Spreker merkt op dat raadsbreed is gezegd dat het beleid valt of staat met de handhaving. In alle voorstellen die tot nu toe de revue zijn gepasseerd, zat de handhaving niet in het beleid; er was ook geen rekening gehouden met een BOA. In alle scenario's die nu geschetst zijn, afgezien van scenario 1, zit een BOA. Naar aanleiding van het feit dat een BOA niet alleen op dit probleem ingezet zal worden, merkt spreker op dat dit zijns inziens een punt voor de uitvoering is. Hij merkt op dat er is gekozen voor een realistische inschatting van de inkomsten vanwege het feit dat er beter soberder beleid gemaakt kan worden, dat nu ook ingezet kan worden, dan dat men ervoor kiest op het hoogste niveau te gaan zitten en dat later blijkt dat het niet haalbaar is, zodat men weer terug moet. Derhalve is het college van mening dat er beter gekozen kan worden voor een groeimodel met een reëel inkomstenniveau waar wat mee gedaan kan worden. Als later blijkt dat er, bijvoorbeeld door invoering van de hondenpenning en de controle, meer inkomsten zijn, kunnen er meer dingen gedaan worden. Dit is iets van de evaluatie, die zeker plaats zal vinden. Spreker verzoekt de commissieleden bijlage 2 voor lief te nemen; het gaat om de discussienota. Naar aanleiding van de vraag over 8 verschillende varianten en 4 scenario's antwoordt spreker dat men zich dient te beperken tot de 4 scenario's. De varianten geven aan hoe men tot de berekeningen gekomen is. Naar aanleiding van de vraag of een verlaging van de opruimfrequentie gevolgen heeft voor de volksgezondheid zegt spreker toe dit na te gaan; hij kan zich echter niet voorstellen dat dit zo is. Dit hoeft de doorgang van deze notitie echter niet te stuiten. Naar aanleiding van de opmerking over het aanpassen van de opruimfrequentie naar 2x per week antwoordt spreker dat dit de criteria zijn die de vorige raad heeft gesteld. Er is gekeken of er 's winters volstaan kan worden met 1x per week en 's zomers 2x per week. Hier moet een mix in gevonden zien te worden; de ervaring zal uitwijzen waar misschien meer ingegrepen moet worden; misschien wordt de ene hup meer gebruikt dan de andere. Dit zijn dingen die van tevoren niet ingeschat kunnen worden; het hangt van het gebruik af. De ervaring zal ook uit moeten wijzen hoe succesvol het beleid is. Spreker is van mening dat onze maatschappij nooit verlost wordt van het probleem van hondenpoep, maar er kan wel geprobeerd worden zoveel mogelijk te doen om die ergernis te voorkomen. Naar aanleiding van de opmerking dat het hangt en wurgt neemt spreker aan dat dit slaat op de guldens en euro's. Spreker heeft dit met bovenstaande opmerkingen reeds rechtgezet. Naar aanleiding van de opmerkingen met betrekking tot de parken stelt spreker voor dit nog te bekijken; in andere gemeenten is gebleken dat waar grotere gebieden zijn aangewezen dit wel werkt. Naar aanleiding van de opmerking over de tekst uit de notitie met betrekking tot de inspraak van de burgers antwoordt spreker dat deze tekst verkeerd geïnterpreteerd kan worden. Er is mee bedoeld dat de burgers er heel nauw bij betrokken zijn geweest. Er zijn brieven van oktober
2000, terwijl het nu al 2003 is; er mag niet te lang meer gewacht worden. Als men dan naar de burgers toe gaat met een verhaal dat men toch is afgestapt van de hup's en log's en dat men over gat op twee BOA's die het gaan doen, dient dit verhaal uitgelegd te worden; communicatie is een belangrijk punt. Spreker denkt dat met scenario 4 nog enigszins tegemoet gekomen wordt aan de wensen en het verwachtingspatroon van de burger; zo is de tekst derhalve ook bedoeld. Spreker merkt op dat de hondenbelasting reeds een doelbelasting is. Naar aanleiding van de opmerking dat het besproken is met de bewoners en dat het slordig te noemen is om zo voortvarend te werk te gaan, antwoordt spreker dat het punt is dat de financiën aan het begin van de rit reeds duidelijk hadden moeten zijn, omdat dan waarschijnlijk ook de criteria aangepast hadden geworden om het beleid in te zetten; er is toen echter gekozen voor beleid en later is pas het financiële plaatje gekomen. Daar wordt nu een oplossing voor gezocht. Dit is een leerproces voor iedereen. Naar aanleiding van de vraag waarop het aantal van 60.000 m2 is gebaseerd als een soort optimum voor Barendrecht, antwoordt spreker dat dit is gebaseerd op de criteria die gesteld zijn door de vorige raad en als gevolg van de inspraak in de wijken. Dit beeld is geëxtrapoleerd over de hele gemeente en zo is men aan die 60.000 m2 gekomen. Naar aanleiding van de vraag wat straks het effect is als van 100% naar 16% gegaan wordt, antwoordt spreker dat hier van tevoren geen antwoord op te geven is. In scenario 1 is uitgegaan van de optimale situatie van 250 vrij grote hup's om het gebruiksniveau te verhogen. Ze worden nu kleiner gemaakt of het aantal wordt gereduceerd; er dient naar een mix gezocht te worden hoe het voor de burgers zo aantrekkelijk mogelijk gemaakt kan worden dat ze er gebruik van maken. Dit is een mix die bij de planvorming gezocht moet worden, bijvoorbeeld in de Oranjewijk, waar heel weinig openbaar groen is, zal iets anders gedaan moeten worden dan in een andere wijk. De heer Verhoeven
antwoordt naar aanleiding van het verzoek om een nulmeting dat er wellicht gekeken kan worden naar de resultaten van het Omnibus-onderzoek dat enkele jaren geleden heeft plaatsgehad en waaruit een bepaalde ontevredenheid bleek. Als doelstelling kan geformuleerd worden dat men daar bij een volgend onderzoek een bepaald aantal procenten onder moet komen. Met betrekking tot de vraag over de investeringen antwoordt spreker dat er in de voorstellen waar de notitie vanuit gaat er voor de gemeente nauwelijks investeringen aanwezig zijn. Bij investeringen in algemene zin kan gedacht worden aan de aanschaf van een hondenpoepzuiger; dit is in de Barendrechtse situatie echter niet van toepassing, omdat er voorshands voor gekozen wordt om het totale beheer uit te besteden. Het zou mogelijk zijn om daar in de toekomst verder op te studeren. Spreker heeft van de gemeente Ridderkerk begrepen dat zij het in eigen beheer doet; er kan derhalve na verloop van tijd gekeken worden of de exploitatie daar gunstiger is, zodat men er op die manier toe kan komen om het op een andere manier aan te gaan pakken. Naar aanleiding van de opmerking over de inzet van de BOA antwoordt spreker dat er nu twee mensen in dienst zijn die als hoofdtaak controle van het aanbieden van het huisvuil hebben. Het is de bedoeling dat er één medewerker bij komt. De taken worden over de drie medewerkers verdeeld. Er dient een stukje efficiency bewerkstelligd te worden, zodat de mensen hun taak gecombineerd uit kunnen voeren; terwijl ze naar het afval kijken, kunnen ze ook andere dingen opmerken. De heer Nootenboom
merkt op dat de opmerking van de wethouder klopt dat er in park Nieuweland plekken zijn waar honden los mogen rennen. Spreker vindt het echter geen goede suggestie om alle parken zodanig in te richten, omdat honden niet kunnen lezen en derhalve niet weten dat ze aan de ene kant van het pad wel mogen lopen en aan de andere kant niet, waardoor ze overal lopen. Er dient voorkomen te worden dat het poepparken worden. Spreker kan instemmen met het voorstel van de wethouder om een groeimodel toe te passen. Het is zijns inziens handig om over een jaar reeds te evalueren, omdat het een onderwerp is dat de burgers van Barendrecht heel erg bezig houdt. Spreker stelt voor nu te beginnen met dit hondenbeleid. De wethouder krijgt van hem groen licht om met scenario 4 aan de slag te gaan.
De heer Kleinjan
is blij met de toelichting van de wethouder. Spreker is van mening dat het wat betreft de kaderstelling iets anders zou moeten, maar als er met een scenario begonnen wordt, kan dat als uitgangspunt genomen worden. Spreker stemt in met scenario 4. Tevens kan hij zich vinden in het voorstel van de heer Nootenboom om na één jaar te evalueren.
De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat de wethouder hem niet heeft kunnen overtuigen van het effect dat scenario 4 zou kunnen hebben; er is al twijfel of de oorspronkelijke opzet effect sorteert, laat staan deze variant, die 16% van de oorspronkelijke opzet bedraagt. Spreker vraagt zich af of het zinvol is om nu 10.000 m2 aan te gaan wijzen voor iets waarvan helemaal niet zeker is of er iets aan zal gebeuren; er kan na een jaar geëvalueerd worden, maar de vraag is of men dit moet willen. Men verliest in ieder geval 10.000 m2 kostbare openbare ruimte. Het standpunt van spreker is dat iemand die een hond heeft er in principe voor moet zorgen dat overlast door de hond in de vorm van uitwerpselen en dergelijke wordt voorkomen; de hondenbezitter dient er zelf voor te zorgen dat het opgeruimd wordt. De gemeente moet de hondenbezitters faciliteren door het bieden van infrastructuur, zoals bakken en eventuele plastic materialen om de verwijdering wat eenvoudiger te laten verlopen. Daarnaast is er sprake van één extra toezichthouder en komen er, volgens de laatste begrotingsbehandeling, ook nog twee extra toezichthouders bij, die ook een belangrijke rol kunnen spelen in het toezicht of de hondenbezitters de uitwerpselen opruimen. Spreker is op grond van vorenstaande argumenten van mening dat scenario 3 meer van toepassing is dan scenario 4; hij gaat derhalve niet akkoord met het implementeren van scenario 4. Mevrouw Monhemius
gaat wel akkoord met scenario 4. Spreker stelt echter voor geen gebieden aan te wijzen in parken. Tevens vraagt zij een reactie naar aanleiding van haar opmerking over bijlage 4. Als zij ziet welke werkzaamheden verricht moeten worden, is spreker van mening dat er veel geld uitgegeven wordt aan dingen die niet nodig zijn; als men bijvoorbeeld het blad laat liggen, hoeft het onkruid niet zo effectief bestreden te worden.
De heer Van Vugt
antwoordt naar aanleiding van de laatste suggestie dat dit niet bij elke hup kan, omdat het de bedoeling is dat deze begaanbaar blijft. Spreker ziet geen aanleiding om van de algemene richtlijnen bij het beheer af te wijken.
Mevrouw Monhemius
merkt op dat als men op een natuurlijke wijze groen wil beheren, waar men haars inziens naartoe wil in verband met het feit dat men minder onkruidbestrijdingsmiddelen door de hele gemeente wil, de aanleg op een manier dient te gebeuren dat men ook minder bestrijdingsmiddelen nodig heeft. Door minder op te gaan ruimen, zoals blad, en door bodembedekkers aan te planten, hoeft er minder onkruid bestreden te worden. Er dient dus op een andere manier met het groenbeheer omgegaan te worden waardoor er minder chemische bestrijdingsmiddelen nodig zijn. Het is echter niet de bedoeling dat het er één grote smeerboel wordt.
De heer De Graaf
merkt op dat hij akkoord gaat met scenario 4, omdat dit een voortzetting is van reeds uitgezet beleid om hup's en log's aan te leggen. Spreker verzoekt om een evaluatie na één jaar. Ten aanzien van de opruimfrequentie van in de zomer 2x per week en in de winter 1x per week merkt spreker op dat bij de evaluatie ook meegenomen kan worden of een bepaalde uitlaatplaats gebruikt wordt door grote of door kleine honden, omdat dit gevolgen heeft voor de mate van vervuiling.
De heer Orsel
complimenteert de wethouder op de manier waarop hij in het begin duidelijk heeft gemaakt hoe het gelezen moet worden; dit heeft veel verduidelijkt. Spreker is het eens met de opmerkingen van de heer Nootenboom. Hij is ook van mening dat voorkomen moet worden dat er "poepparken" ontstaan. Spreker is het eens met het groeimodel.
De voorzitter
constateert dat, behoudens GroenLinks, alle partijen akkoord gaan met scenario 4 en dat men na één jaar een evaluatie wil. Tevens zijn er duidelijke uitspraken gedaan door de commissie ten aanzien van de problematiek die zou kunnen ontstaan als parken gebruikt worden als uitrengebied. GroenLinks heeft een voorkeur voor scenario 3. Spreker is van mening dat het college met deze zaken voldoende richting heeft om een en ander in gang te gaan zetten. De heer Van Vugt
merkt op dat een evaluatie na één jaar zijns inziens te vroeg is. Er is nu een keuze gemaakt voor een scenario en nu is het zaak om het uit te gaan zetten en het uit te voeren in verschillende wijken. Men zal circa twee maanden verder zijn (er zijn nog een aantal vacatures op de afdeling Milieu) voordat daadwerkelijk met iets begonnen kan worden, zodat er dan een hele korte evaluatieperiode is. Het lijkt spreker derhalve beter om de evaluatie één jaar na aanleg te doen. Met betrekking tot de parken zegt spreker toe hiernaar te kijken en het terug te laten komen als deelonderwerp teneinde te kijken hoe hiermee om te gaan. De heer Nootenboom
merkt op dat er niet geëvalueerd hoeft te worden als alles al gedaan is, maar dat het juist waardevol is om te evalueren als men nog in het groeimodel zit. Als voorbeeld noemt spreker park Nieuweland waar sinds de aanleg al honden los mogen lopen; dit kan derhalve meegenomen worden in de evaluatie. Spreker kan zich voorstellen dat de eerste hup op korte termijn aangelegd wordt; deze kan dan ook meegenomen in de eerste evaluatie. Als gewacht wordt met de evaluatie totdat alle hup's en log's zijn aangelegd, is men zes jaar verder; daar zit spreker niet op te wachten. Spreker stelt voor over een jaar te evalueren wat er in de komende maanden gerealiseerd kan worden, omdat er dan nog instrumenten zijn om eventueel bij te sturen.
De voorzitter
merkt op dat dit goed past in de filosofie dat het een groeimodel is. In die zin denkt spreker dat de wethouder hiermee uit de voeten moet kunnen.

3. Afwijzen planschadeverzoeken Maasstraat 11 en 22 De commissieleden
gaan akkoord met het voorstel van het college.
4. Bouw- en inrichtingsplan locatie Van Leidenvliet Mevrouw Otten
spreekt, mede namens de families Baan en Hulsker, in. Allen zijn woonachtig aan de Van den Boetzelaervliet. Naar aanleiding van de vorige vergadering zijn er een aantal wijzigingen in het plan gekomen, maar slechts ten voordele van de bewoners van de Van Leidenvliet; voor de bewoners van de Van den Boetzelaervliet is er niks veranderd. Er worden huizen direct grenzend aan de achtertuinen van de bewoners van de Van den Boetzelaervliet gebouwd. Men is hier niet blij mee; alleen al vanwege de overlast die men krijgt als gevolg van het bouwen van de woningen. Als de huizen er eenmaal staan, hebben de bewoners last van inkijk; de bewoners van de nieuwe woningen kunnen zo in de badkamers van de bewoners van de Van den Boetzelaervliet kijken. Dit is voor hun bijna onaanvaardbaar. Spreker vraagt of er gekeken is of de nieuwe Europese wet met betrekking tot de luchtkwaliteit gevolgen heeft voor de bouw; als er namelijk huizen gebouwd worden op een klein blokje waar al heel veel woningen staan, hoe zit het dan met de luchtverontreiniging. Spreker vraagt waarom het nodig is om op zo'n klein stukje grond woningen te bouwen; er kunnen zoveel andere dingen met dat stuk grond gedaan worden. Spreker kan in het aangepaste plan niks meer terugvinden van de door de commissieleden aangegeven mitsen bij de behandeling van dit plan; zij vindt dit jammer.
De heer Kooiman
, bewoner 2e Barendrechtseweg 380, spreekt in. Achter zijn woning en ook achter de woningen links en rechts hiervan zijn flinke volkstuinen van 50 tot 60 meter diep. Ongeveer zeven meter ten noorden van de tuin van spreker komt de grens te liggen van de nieuwe wijk. Spreker verzoekt om een goede afzetting op deze grens. Tevens vraagt spreker wie voor het onderhoud moet zorgen; ten noorden van de tuin van spreker is namelijk indertijd ook een hek geplaatst waarvoor de gemeente aanvankelijk voor onderhoud heeft gezorgd, maar later ging dit, ondanks diverse brieven van de kant van spreker, de mist in en was spreker er mede zelf voor verantwoordelijk.
De heer Harteveld
spreekt in. Spreker heeft reeds diverse keren eerder ingesproken tijdens vergaderingen van deze commissie. Er zijn een aantal procedures in gang gezet waar spreker bezwaar tegen heeft gemaakt. Hij heeft een brief van de gemeente ontvangen dat er een vrijstellingsprocedure volgens artikel 19, de versnelde procedure, in gang is gezet. Spreker heeft ook een brief ontvangen van de Provincie Zuid-Holland dat zijn bezwaarschrift aangekomen is en dat er over circa vier maanden verslag uitgebracht wordt of het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd mag worden. Hij merkt op dat hij de noodzaak niet inziet van het opstarten van een nieuwe procedure; hij snapt niet waarom de gemeente niet het geduld heeft om vier maanden te wachten. Zijns inziens wordt artikel 19 op een niet-juiste manier gebruikt; deze mag namelijk gebruikt worden als er woningnood is. Dit is zijns inziens niet het geval, omdat er veel woningen, ook in deze prijsklasse, te koop staan. Een andere reden voor artikel 19 kan zijns inziens zijn dat er langs de rijksweg minder woningen gebouwd mogen worden. Naar aanleiding van de opmerking in het verslag van de vergadering van zijn vorige inspraak dat de groenstrook niet meer bebouwd zou worden en dat de bewoners daar heel blij mee zouden zijn, merkt spreker op dat de bewoners er vanuit zijn gegaan dat er helemaal niet gebouwd zou worden, dus ook niet op de groenstrook. De bewoners hebben reeds jaren geageerd tegen de groenstrook, omdat deze verschrikkelijke slecht onderhouden wordt. De gemeente had toen bedacht om de groenstrook te gaan bebouwen. Dit bleek een soort wisselgeld te zijn voor de gemeente, namelijk de bewoners tevreden stellen en de groenstrook niet bebouwen, omdat men dacht dat de bewoners hier wel mee akkoord zouden gaan. Dit is echter niet het geval. Naar aanleiding van het nieuwe plan van Planoform merkt spreker op dat de ramen in de zijgevel, waar zowel de bewoners als de commissie op tegen waren, toch gehandhaafd zijn. Dit is zijns inziens niet helemaal correct. Op het plattegrondje staat dat het pad, dat nu niet doorloopt, omdat er twee woningen op het rijtje zijn met een langere tuin, door gaat lopen, zodat er achter de woningen doorgelopen kan worden. Dit was niet de bedoeling. Dit is veranderd. Naar aanleiding van het feit dat het parkeren in het nieuwe plan wordt doorgetrokken naar achteren, naar het speelplaatsje, merkt spreker op dat het daar zo smal is dat als alle 18 parkeerplaatsen vol zijn, men vanaf de speelplaats vandaan helemaal achteruit de wijk moet verlaten tot aan de doorgaande weg. Dit is levensgevaarlijk in verband met spelende kinderen. De voorzitter
stelt voor zich vanavond te beperken tot het inrichtingsplan, zoals dit nu gepresenteerd is, en niet meer de principediscussie te voeren of er al dan niet gebouwd mag worden. Het is bekend dat de meerderheid van de commissie positief staat tegenover bouwontwikkelingen en dat één fractie tegen is. De heer De Graaf
is het eens met de opmerking van de heer Harteveld dat destijds is afgesproken dat er geen ramen in de kopgevels zouden komen. Spreker vindt het esthetisch ook niet mooi zoals het nu gedaan is, omdat het raam in een slaapkamer van 2,80 meter breed zit waar het bed tegen het raam aan staat. Hij verzoekt om een aanpassing van het plan, zodat de kopgevels gesloten worden. Spreker kan in zijn algemeenheid instemmen met het plan zoals het nu is aangereikt. Ten aanzien van de prijsstelling merkt spreker op dat de huizen f 510.000,00 gaan kosten, terwijl de woonkamer maar 26 m2 groot, er één slaapkamer van 15 m2 is en twee slaapkamers van 9 m2. Spreker vindt de prijsstelling derhalve niet in evenwicht met de kwaliteit. 5 Jaar geleden werden deze woningen verkocht binnen f 250.000,00. De lonen zijn in die 5 jaar niet met 100% gestegen en ook de materialen niet, zodat er zijns inziens forse winsten worden gemaakt. Spreker is van mening dat het een taak van de wethouder is om die prijsstelling dusdanig naar beneden te krijgen dat het een aanvaardbare prijs wordt. Dit geldt zowel voor de hoogte van de prijs als voor de prijs-kwaliteitverhouding. De heer Orsel
merkt op dat zijn fractie tegen dit plan was en er tegen blijft, zodat hij het voor kennisgeving aanneemt. Spreker wijst de wethouder er nogmaals op dat er een zeer gevaarlijke verkeerssituatie ontstaat bij het uitrijden. De heer Nootenboom
merkt op dat het hem tot tevredenheid stemt dat de wethouder zich heeft gehouden aan de toezegging om terug te gaan naar 12 woningen en de groenstrook in tact te laten. Spreker verzoekt om het antwoord van de wethouder op de vraag van de heer Kooiman over de afzetting en het onderhoud. Bij de financiële gevolgen in het voorstel aan de commissie staat dat de planschade voor rekening van Planoform komt. Zijns inziens mogen dit soort afspraken niet meer. Spreker verzoekt om een reactie hierop. De heer Kleinjan
vindt de opmerking van de heer Harteveld over het achteruit weg moeten rijden zorgelijk. Als het echt op schaal getekend is, moet het echter zijns inziens ook vooruit wel lukken. Als blijkt dat men er inderdaad achteruit uit moet rijden, zal wellicht de strook langs de Barendrechtseweg iets meer voor parkeren gebruikt moeten worden. Spreker laat dit aan de uitvoering over. Met betrekking tot de prijsstelling merkt spreker op dat in het vorige plan nog werd gesproken over EUR 205.000,00, terwijl nu over gemiddeld EUR 231.000,00 gesproken wordt. Dit is een verhoging van EUR 25.000,00 in een half jaar. Spreker is van mening dat de prijsstelling voor zo'n woning erg hoog is. Hij vraagt wat de reden hiervan is en of er iets aan te doen is; voor het kostwinnersprincipe is het namelijk niet haalbaar. De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat er zijns inziens een verbetering is ten opzichte van het vorige plan. Er zijn nu 12 woningen en er is ruimte voor een goede groenstrook. In die zin is het plan acceptabel. Spreker maakt zich echter zorgen over de verkeersveiligheid. Als het inderdaad zo is dat, zoals inspreker aangaf, er een zeer verkeersgevaarlijke situatie ontstaat, is het niet wenselijk het plan op deze manier uit te voeren. Spreker verzoekt om de mening van de wethouder hieromtrent. Hij voelt iets voor hetgeen de heer De Graaf zei over de ramen in de kopgevels. Spreker zou graag van de wethouder horen hoe hij hier tegenover staat en wat de mogelijkheden zijn om de omwonenden meer privacy te bieden. Spreker is van mening dat de prijs van de woningen niet overeen komt met de geboden woningkwaliteit; dit geeft eens temeer aan dat het zeer onwenselijk is om de ontwikkelaar zoveel macht te geven op dit stukje grond. Hij roept alle commissieleden op om op korte termijn een politieke discussie te voeren hoe men in Barendrecht met deze restlocaties om wil gaan; of men daar woningbouw wil, of men daar groen wil en dergelijke
De heer Orsel
merkt op dat de heer Van Kruijsbergen daar nu te laat mee is, omdat dit reeds in het beleidsprogramma staat. De voorzitter
merkt op dat de suggestie van de heer Van Kruijsbergen wellicht onderwerp van gesprek kan zijn als, in het kader van de dualisering, wordt gesproken over concretisering van het raadsprogramma, waarin onder andere een standpunt over inbreilocaties staat.
Mevrouw Monhemius
is van mening dat het een goede zaak is om over de inbreilocaties te gaan praten, maar dat dit station hier reeds gepasseerd is. Vorige keer is in deze commissie afgesproken dat de wethouder met een plan zou komen, waarbij is aangegeven dat het maximaal 12 woningen mocht omvatten. Derhalve dient met betrekking tot dit plan hierover niet meer gepraat te worden. Zij gaat mee met de opmerking van de heer De Graaf over de ramen in de kopgevels. Spreker vindt de vraagprijs ontzettend hoog. Voor mensen die nieuw zijn op de woningmarkt is een prijs van ver over de EUR 200.000,00 niet haalbaar, terwijl men juist voor die groep woningen wilde hebben. Spreker vindt dit een gemiste kans. Zij gaat verder akkoord met het bouwplan.
De heer Silvis
antwoordt naar aanleiding van de inspraakreactie van mevrouw Otten dat met betrekking tot de koppen de volledige benutting van de 2e verdiepingsvloer niet meer aanwezig is. Tijdens het bouwen ontstaat er inderdaad altijd enige overlast, maar bij de Gebroken Meeldijk zijn positieve berichten gekomen over hoe men het heeft gedaan. Naar aanleiding van de inspraakreactie van de heer Kooiman antwoordt spreker dat er indertijd inderdaad een hek is neergezet en dat er nooit duidelijke afspraken zijn gemaakt, waardoor de heer Kooiman uiteindelijk zelf noodgedwongen het onderhoud op zich heeft genomen. Er dienen derhalve bij een nieuwe erfafscheiding duidelijke afspraken te komen voor wie het onderhoud van de afscherming is. Met de projectontwikkelaar is afgesproken dat hij, bij een positief signaal van de commissie, een bewonersavond voor de directomwonenden gaat organiseren. Hierbij zal met name fijnafstemming van het plan, waaronder de afscherming, schuttingen en dergelijke met de bewoners doorgenomen worden om onder andere op dit type vragen een goed antwoord te kunnen geven. Dit geldt ook voor het achterpad waar de heer Harteveld het over had. Er moet gesproken worden over hoe men het achterpad aan wil leggen en of men om de verdiepte schuurtjes heen wil; dit is een fijnuitwerking die door de projectontwikkelaar, de gemeente en de omwonenden samen gemaakt kan worden. Het pad zal niet perse op die manier langs de groenstrook hoeven; er kan ook gezegd worden dat er gebruik gemaakt dient te worden van andere paden die naar de achterkant van de woningen leiden. Dit is op zich bediscussieerbaar. Voordat de woningen in de verkoop gaan, dient echter heel helder te zijn hoe de benadering van de voor- en achterkant van de woningen is. Naar aanleiding van de opmerkingen van de commissieleden over geen raampartijen in de kopgevel neemt spreker aan dat men hiermee bedoelt op de verdiepingsvloer en niet op de begane grondvloer. Spreker zegt toe dit mee te nemen naar de projectontwikkelaar; hij denkt dat dit op zich geen probleem hoeft te zijn. Met betrekking tot de opmerkingen over de prijsstelling antwoordt spreker dat er als uitgangspunt bij inbreilocaties altijd een hogere grondprijs is dan bij grootschaliger ontwikkelingen. Er zit altijd een restwaarde op de gronden, die ook hier vrij pittig is. Het college is ervan geschrokken hoe hoog deze is; dit komt ook omdat het bestemmingsplan de ruimte bood dat grote delen van het gebied bebouwd mochten worden met schuren en dergelijke Deze ruimte is weggenomen en daarvoor in de plaats is woningbouw gerealiseerd. Dit vertegenwoordigt een economische waarde die afgerekend moet worden met de eigenaar. Men begint derhalve met zo'n woning altijd al slecht doordat er een hogere grondprijs is dan wanneer men in veel grotere gebieden, met name landbouwgronden omzetten in woningbouw, gaat bouwen. Alle kosten die met dit plan te maken hebben, zijn toegerekend. In de eerste opzet van 14 woningen werden de kosten door deze 14 woningen gedragen. Nu moeten dezelfde kosten gedragen worden door 12 woningen. Dit gaat om een speelplaatsje, de parkeerplaatsen, de bestrating en dergelijke Daarnaast is vastgehouden aan een behoorlijke afdracht van de woningen. Men komt dan aan een marktstelling van wat die woning in de markt waard is. Dat risico ligt bij de projectontwikkelaar; als hij de woningen niet af kan zetten, zal hij wellicht iets aan de prijs moeten doen. Nu is het rondgecalculeerd met de bedragen uit de stukken, inclusief een post voor planschade, danwel op een andere manier compensaties met de direct aangrenzende bewoners. Naar aanleiding van de vraag of dit nog mag, antwoordt spreker dat er in vrijheid allerlei afspraken gemaakt mogen worden, maar dat het voor kan komen dat een projectontwikkelaar later zegt dat hij die afspraak wel gemaakt heeft, maar dat dit onder druk was en dat het onverschuldigde betaling is. De gemeente heeft dit tot nu toe echter nog niet meegemaakt; op één situatie na hebben de partijen zich aan de gemaakte afspraken gehouden. Spreker heeft er vertrouwen in dat het ook goed zal lopen met de projectontwikkelaar van dit plan. De projectontwikkelaar heeft de gemeente de keus gelaten om het over te nemen; er zou dan een bedrag bij komen wat er globaal getaxeerd is. De gemeente heeft hierop geantwoord dat men van mening is dat de projectontwikkelaar haars inziens beter in staat is om met de bewoners in onderling overleg, misschien in natura, een aantal dingen te doen; dit lukt een gemeente veel slechter, omdat zij er niet zelf bouwt. Derhalve is ervoor gekozen om het op deze manier te doen. Naar aanleiding van de opmerking over macht van de ontwikkelaars antwoordt spreker dat er eerst gekeken wordt wat zo'n woning in de markt waard is en dat dan wordt teruggerekend of men de woning kan bouwen met de kosten die gemaakt moeten worden, de afdracht aan de gemeente en de bijkomende kosten. De markt betaalt dus kennelijk dit soort prijzen. Er zijn inderdaad projectjes waar men naar een zeer specifieke doelgroep wil en naar een heel specifiek toewijzingsbeleid, zoals in Vrijheidsakker waar een heel specifiek project komt waar men op jongeren wil entameren en op een bepaald inkomen. Bij het project locatie Van Leidenvliet is er slechts op gestuurd de woningen in de categorie middelduur te krijgen. Spreker merkt naar aanleiding van de opmerking over inbreilocaties op dat hij een 2e inbreilocatie aan de Barendrechtseweg stil heeft gelegd. Er zijn binnen het college op dit moment geen activiteiten rond inbreilocaties; de enige die nog ingevuld moet worden is een verplichting rond locatie De Boom; dit zit binnen de centrumstudie, zodat er een hele andere discussie zal volgen. Hier dient binnen drie jaar iets gedaan te worden. Naar aanleiding van de vragen over de verkeersveiligheid antwoordt spreker dat de maten die in het plan zijn aangegeven herhaaldelijk in discussie geweest zijn. Uiteindelijk is er een maatvoering neergelegd die het mogelijk maakt dat er voldoende manoeuvreerruimte is. Anders zouden er draaikommen gemaakt moeten worden; dit gaat echter ten koste van de groenstrook of ten koste van een parkeerplaats. Tevens is het zo dat als er een draaikom gemaakt wordt dit niet betekent dat er niemand zijn auto parkeert. De voorzitter
vraagt met betrekking tot de parkeerplaatsen of er een advies van de verkeerscommissie is. Zij heeft dit namelijk niet gezien. De heer Silvis
antwoordt dat dit bij de eerste aanvang gedaan is. Er is indertijd besloten dat de uitgang niet op de Barendrechtseweg moest komen, maar dat het op de Van Leidenvliet kon. Dit is in de allereerste fase van het bestemmingsplan al in de ontwikkeling gebeurd en daar is naderhand niet meer op teruggekomen.
Mevrouw Otten
merkt op dat zij in het verhaal de inkijk aan de zijde van de Van den Boetzelaervliet mist. Tevens mist spreker dat er tijdens de vorige vergadering gesproken is over het aantal woningen dat er gebouwd zou worden; het plan dat er toen lag werd door de meeste commissieleden afgekeurd. Spreker merkt op dat er voor de bewoners van de Van den Boetzelaervliet niks veranderd is tussen het plan van toen en het plan van nu. Tijdens de vorige vergadering is onder andere gesproken over bejaardenwoningen. Spreker hoort daar nu niks meer over. Met betrekking tot de parkeerplaatsen merkt spreker op dat er op dit moment op de Van den Boetzelaervliet al geparkeerd wordt door bewoners van de Van Leidenvliet. Dit probleem wordt door de nieuwbouw alleen maar groter, zodat er dan in de Van den Boetzelaervliet ook geen parkeerplaatsen meer zijn. Spreker vraagt zich af hoe de commissieleden het zelf zouden vinden als er in hun achtertuin woningen gebouwd zouden worden, zoals op dit moment bij de bewoners van de Van den Boetzelaervliet gaat gebeuren. Zij vraagt zich af waarom het aantal niet beperkt kan worden tot enkele woningen, zoals wat luxere bungalows; spreker begrijpt niet waarom alles zo opeen gepakt moet worden. Spreker is tegen het plan voor deze huizen. De heer Harteveld
merkt op dat het bestemmingsplan nog goedgekeurd moet worden door Provinciale Staten, zodat het zijns inziens nog niet zeker is of er inderdaad gebouwd mag gaan worden. Met betrekking tot de verkeersveiligheid merkt spreker op dat er zijns inziens nog nooit iemand met de auto in is gereden; op het plan staat een bepaalde maat die is doorgetrokken naar achteren toe. Spreker is van mening dat het, ondanks goede stuurmanskunst, niet lukt om er zonder deuken uit te komen. Er kan absoluut niet gekeerd worden, zodat men er achteruit uit moet. Spreker snapt wel waarom ontsluiting via de Barendrechtseweg toentertijd niet is doorgezet; de verkopende partij woont er namelijk zelf en de enige ontsluiting is via hem. Spreker verzoekt de verkeersveiligheid nogmaals te bekijken. Tevens vraagt hij uitleg op zijn, in eerste termijn gestelde, vraag waarom artikel 19 wordt aangevraagd. De heer De Graaf
antwoordt, naar aanleiding van de vraag van mevrouw Otten over hoe de commissieleden het zelf zouden vinden als er woningen in hun achtertuin gebouwd zouden worden, dat de afstand tussen de woningen waar de inkijk plaats zou hebben en de woningen die gecreëerd worden aanvaardbaar is, namelijk ca. 21 strekkende meter. Bij spreker worden er op 6,80 meter vanaf de erfscheiding woningen gebouwd. Spreker is blij met de toezegging dat waarschijnlijk in ieder geval de kopgevelramen aan de bovenkant komen te vervallen. Spreker is, ondanks het antwoord van de heer Silvis over de hoge grondprijzen op een inbreilocatie, nog steeds van mening dat de prijs-kwaliteitverhouding helemaal scheef is. Hij vindt het jammer dat er vanuit de gemeente geen grip is om tegen te gaan dat er flinke winsten gemaakt worden, zodat juist die woningen waarvan de raad wil dat die ter beschikking komen voor een aanvaardbare prijs niet kunnen worden gerealiseerd. Naar aanleiding van het antwoord van de heer Silvis over dat Planoform heeft toegezegd de planschades voor haar rekening te nemen, merkt spreker op dat het zijns inziens beter is dat de gemeente alvast de gelden neemt die men denkt dat ter beschikking gesteld moeten worden, omdat het uiteindelijk zo is dat degenen die planschade gaan eisen dit doen bij de gemeente. De gemeente moet dat dan weer van de betrokkene zien terug te krijgen. Als deze zich bedenkt, kan de gemeente naar het geld fluiten. Er is namelijk een uitspraak van de Raad van State dat de gemeente dat niet mag doen. De heer Orsel
is verbaasd dat de heer De Graaf, en andere commissieleden, nu opeens de discussie aangaan over de prijzen van de woningen; bij andere plannen kan er waarschijnlijk wel overal gevraagd worden wat men wil. Met betrekking tot de verkeersveiligheid merkt spreker op dat het daar onveilig is en dat er niet gekeerd kan worden. Spreker denkt dat men straks de parkeerplaatsen die bij de ingang van het plan staan weg moet halen, omdat het levensgevaarlijk is. Spreker blijft tegen dit inrichtingsplan. De heer Nootenboom
merkt op dat hij akkoord gaat met het voorliggende plan. Spreker maakt zich zorgen over het feit of de bewoners helemaal aan de projectontwikkelaar zijn overgelaten op de bewonersavond die door de projectontwikkelaar georganiseerd worden. Hij verzoekt de heer Silvis derhalve een oogje te houden op het feit dat de bewoners daar niet ondergesneeuwd raken door de projectontwikkelaar. De heer Kleinjan
is het eens met de opmerking van vorige spreker; het hek en het achterpad dienen niet aan de projectontwikkelaar overgelaten te worden, omdat deze kan zeggen dat hij er geen zin in heeft, waardoor de bewoners in hun hemd staan. Spreker verzoekt om een toezegging van de heer Silvis dat de gemeente afspraken maakt met de projectontwikkelaar over de afscheiding en de ontsluiting van de tuinen.
De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat hij, ondanks de antwoorden van de heer Silvis, niet gerust is over de verkeersveiligheid. Het advies dat in het verleden is uitgebracht door de verkeerscommissie was niet toegespitst op de situatie zoals die er nu ligt. Om die reden hecht spreker er sterk aan om alsnog een dergelijk advies te kunnen inzien; hij vraag of dat nog mogelijk is op deze termijn. Anders kan spreker niet met dit plan instemmen. Mevrouw Monhemius
stelt voor naar de verkeerssituatie te kijken; of het niet veel te krap is. Spreker is verbaasd over de opmerking van de heer Orsel dat er in deze commissie nooit eerder over de prijzen van woningen gesproken is; er wordt regelmatig gepraat over het feit dat men wil dat er voor mensen met een smallere beurs woningen beschikbaar zijn binnen Barendrecht. Spreker stelt voor om als de grond te duur is te beslissen deze niet aan te kopen; als een woning zo vreselijk duur is, omdat de grond veel te duur is, is spreker van mening het niet te doen.
De heer Silvis
antwoordt dat de gemeente geen grond inkoopt, maar door een bestemmingsplanwijziging de mogelijkheid geeft om op deze grond, die in private handen blijft, dit woningbouwproject te realiseren. De gemeente krijgt straks om niet het openbaar gebied terug in beheer; er zijn derhalve geen aankopen van de gemeente in het geding. Met betrekking tot de verkeersveiligheid zegt spreker toe dat er met de verkeersdeskundige van de gemeente naar deze situatie gekeken wordt. Mocht men tot de conclusie komen dat een draaikom moet worden vrijgehouden, dan zou dit een oplossing kunnen zijn om achteruitrijden te voorkomen. Met betrekking tot de opmerkingen over planschade antwoordt spreker dat het Gerechtshof hier een uitspraak over gedaan heeft, maar dat de Hoge Raad er nog geen antwoord op heeft gegeven. Het maakt in dit geval niet zoveel uit, omdat men bij deze afspraak precies weet over welke bedragen het gaat. Als de projectontwikkelaar kwaad zou willen, zou hij onverschuldigde betaling kunnen zeggen; zelfs als is de betaling gedaan. Spreker stelt derhalve voor vast te houden aan het oorspronkelijke uitgangspunt. Spreker is het met de heer De Graaf eens dat de gehanteerde afstanden op zich gebruikelijk zijn bij woningen; men vindt deze meer in Molenvliet. Het probleem dat de betrokkenen hebben, is dat zij dat op dit moment niet hebben en straks wel. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Harteveld over de procedures antwoordt spreker dat het juist is dat er eerst een goedkeuring van de Provincie moet komen; hij verwacht hier echter geen problemen, omdat het niet ligt in gevoelige gebieden en het op zich een functieveranderingslocatie is. Jaren geleden is het bestemmingsplan Molenvliet-Nieuweland in procedure genomen. In dit bestemmingsplan zijn bepaalde mogelijkheden aangegeven. Met deze locatie is toen begonnen, terwijl het bestemmingsplan nog niet was goedgekeurd, maar er kon geanticipeerd worden op dat bestemmingsplan middels een artikel 19-procedure. Dat is in gang gezet. Ondertussen is ook het proces doorgegaan van Molenvliet-Nieuweland, want daarin zou, als dit onherroepelijke zou zijn geworden, met een artikel 11, zoals ook het andere gebied in de locatie, in ontwikkeling genomen kunnen worden. Omdat het toen nog niet zo ver was, is met een artikel 19-procedure gestart; deze ligt nog ter goedkeuring voor een verklaring van geen bezwaar bij de Provincie. Aangezien de Provincie eerder in de PPC positief heeft geadviseerd over de bestemmingsplanwijziging, neemt spreker aan dat het nauwelijks een discussiepunt bij de Provincie zal zijn. Ten aanzien van de discussies die tussen projectontwikkelaars en de omwonenden gaan, zegt spreker toe zich niet helemaal afzijdig te houden. Er is een bepaald beeld dat dit constructief overleg zou kunnen worden. Spreker laat zich op de hoogte stellen van de resultaten en zegt toe dat de gemeente zich in de discussie zal mengen als blijkt dat de resultaten dusdanig vervelend zijn. Op verzoek van de voorzitter zegt spreker toe een memo aan de commissie te sturen over de verkeerskundige aspecten.
5. Afwijzen verzoek herziening bestemmingsplan Koedood 2 De heer Snijder
spreekt in namens de heer Bestebreurtje. Spreker wil een toelichting geven naar aanleiding van de tekst in de toelichting "Betrokkene maakt onvoldoende duidelijk waarom de bedrijfsvoering, op grond waarvan indertijd op zijn voorstel 2.500 m2 bedrijfsterrein is overeengekomen, nu niet meer kan" en de tekst in de notitie "Uit het verzoek wordt niet duidelijk welke visie Bestebreurtje destijds had op de beoogde bedrijfsvoering en welke nieuwe gezichtspunten daar recent zijn bijgekomen". Tevens heeft spreker een aantal vragen rond het overleg dat ambtelijk en bestuurlijk gevoerd is. Spreker merkt op dat het contract en het bestemmingsplan met elkaar in overeenstemming zijn. Destijds, toen het contract is opgesteld, was er een adviseur, de heer Overwater, bij betrokken, die een programmaatje van eisen heeft aangegeven. Op grond daarvan zijn de zaken toen vastgesteld. Er is inderdaad toentertijd een keer een misverstand geweest, dat later weer rechtgetrokken is van de zijde van de gemeente. Het programma van eisen is tot stand gekomen als gevolg van een grondruiling. Nadat het contract gesloten is, zijn er vervelende ontwikkelingen ontstaan die op dit moment nog niet volledig uitgewerkt zijn; hier is ook de rechtbank bij betrokken. Lopende dit proces is spreker erbij betrokken door de advocaat van de heer Bestebreurtje, namelijk om te onderzoeken of hetgeen voorlag op die manier verwezenlijkt kon worden. Spreker merkt op dat het oorspronkelijk opgestelde programma van eisen is opgesteld door het terrein te bekijken en een opzet van uitgangspunten van schattingen en ideeën; er is op dat moment geen bedrijfseconomisch onderzoek naar gedaan. Er is toen onderhandeld met de gemeente en de oppervlaktes zijn bepaald. De heer Bestebreurtje heeft echter geen rekening gehouden met de infrastructuur, zodat de infrastructuur op dat moment tussen de wal en het schip geraakt is. Uiteindelijk ligt er nu een herziening van een bestemmingsplan, keurig met een contour eromheen, dat een bebouwingsmogelijkheid van het uiterste maximum van 2.250 m2 geeft, maar waarbij geen rekening is gehouden met de ontsluiting en de infrastructuur, terwijl dit normaal gesproken wel gebeurt. Spreker is toen benaderd om te kijken of de heer Bestebreurtje zijn zaak binnen die 2.500 m2 kon verwezenlijken en of de problemen daarmee uit de weg geruimd konden worden. Spreker heeft toen onmiddellijk naar die infrastructuur gevraagd. De visie van de heer Bestebreurtje was dat hij er twee toegangspaden naartoe had waar parkeren langs gemaakt kon worden. Vanuit de rechtszaak was gevraagd of de gemeente en de heer Bestebreurtje bereid waren om onderling te onderhandelen. Zodoende kwam men aan de onderhandelingstafel. Toen bleek dat er uiteindelijk alleen maar een weg getrokken mocht worden naar het perceel en dat de complete infrastructuur binnen het hele gebied gebracht moest worden. Er is toen door spreker toegezegd om te kijken of men eruit kon komen; men is hiermee in goed overleg, en met wat voorstellen over en weer, aan begonnen. Ondertussen ging er echter een tweede zaak spelen met betrekking tot de aanpassing van het programma van eisen; de eerste loods was in aanbouw en er moesten andere loodsen gebouwd gaan worden. Toen kwam de bank ertussen voor de financiering. De bank vroeg naar een onderbouwing van wat daar geïnvesteerd zou worden. Spreker is toen naar de WLTO gegaan met het verzoek of zij hem en de heer Bestebreurtje konden helpen bij wat een levensvatbare manege is. Zo kwam daar het programma van eisen uit dat daarna op tafel kwam en wat een ieder bekend is. Met betrekking tot de motivering van zijn verzoek merkt spreker op dat er een verlengplan ligt vanuit 1998. Er zijn gemeentelijke onderhandelingen geweest die gingen over een herziening van het bestemmingsplan. Uiteindelijk gaat het om een zaak artikel 19, lid
1, waar de raad uitspraak over moet doen. In het ambtelijk en bestuurlijk overleg is spreker naar zijn gevoelen in december afgekapt en is de rechtszaak doorgezet, zodat hij niet verder kon met het voorstel dat er lag, waardoor het verzoek niet bij de commissie terecht kwam. Men heeft er, ondanks dat de zaak doorgezet is, toch voor gekozen naar de commissie te komen met het verzoek om op grond van artikel 19, lid 1, medewerking te verlenen. Spreker vindt het erg jammer dat hij in het advies niets terugleest over een zaak waar redelijke consensus over was, en waarvan de wethouder steeds gezegd heeft "onder voorbehoud van goedkeuring van de raad" tot 3.900 m2. In eerste instantie heeft men samen gezegd dat er iets mis zit en dat men in het midden zou laten hoe dat kwam; er was een bepaalde medewerking tot 3.800 m2. Op dit moment komt men daarop terug; men laat de zaak zoals die is. Dit is de hoofdzaak waarom spreker een en ander toe wilde lichten.
Mevrouw Monhemius
vraagt of er door de wethouder een toezegging is gedaan die niet is waargemaakt.
De heer Snijder
antwoordt dat men in een open onderhandeling is gegaan waarbij er ambtelijk en bestuurlijk bereidheid was om met spreker en de heer Bestebreurtje te praten. Men is daar gekomen tot een maat van ca.
3.900 m2. De wethouder heeft echter steeds gezegd dat het een ambtelijk en bestuurlijk overleg was onder voorbehoud van goedkeuring door de gemeenteraad. Spreker komt dit echter nu niet meer tegen; hij ziet een complete afwijzing. De heer Nootenboom
merkt op dat hij de heer Snijders begrijpt en dat hij ook begrijpt waarom hij hier komt, maar de notitie lezende kan spreker niks anders doen dan instemmen met het voorstel van het college. De heer Kleinjan
herinnert zich nog de discussie in de vorige raadsperiode dat in principe alles weggehaald moest worden en dat er op een gegeven moment toch overeenstemming gekomen is om wat loodsen te bouwen, zodat het terrein niet meer zo rommelig zou overkomen. Het was indertijd echter niet de bedoeling van spreker om er een commerciële manege te gaan exploiteren op een zo grote basis als in het voorstel van de heer Bestebreurtje naar voren komt. In die zin gaat spreker akkoord met het voorstel van het college. De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat hij conform het voorliggende voorstel alleen kan concluderen om ermee in te stemmen. Spreker onthoudt zich echter van stemming, omdat hij geen volledige afweging kan maken vanwege het feit dat hij geen volledige kennis van het dossier heeft en de zaak pas sinds zeer korte tijd kent.
Mevrouw Monhemius
heeft wel volledige kennis van het dossier en heeft een bezoek gebracht aan de heer Bestebreurtje. Spreker constateert dat hetgeen de heer Bestebreurtje wil in strijd is met wat spreker wil; zij wil namelijk geen uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten in de Zuidpolder. Spreker gaat akkoord met het voorstel van het college.
De heer Orsel
vraagt, naar aanleiding van de laatste opmerking van de inspreker, om een nadere uiteenzetting over die 3.800 m2. Spreker kent het bedrijf; het ziet er niet bijzonder fraai uit. Hij kan zich voorstellen dat een bedrijf rommel met zich meebrengt, maar is van mening dat het dan ook opgeruimd moet worden. Het hele gebeuren heeft een lange geschiedenis en alles is zijns inziens heel goed door iedereen behandeld; hij gaat er naar aanleiding van de notitie vanuit dat het door de gemeente goed is afgehandeld. De heer De Graaf
gaat akkoord met het voorstel van het college. Spreker heeft echter dezelfde vraag als de heer Orsel over het eindbod van de gemeente en wat dit inhoudt.
De heer Silvis
antwoordt dat de inzet van de gemeente was om te kijken of men nog wat voor elkaar kon betekenen. Het primaire doel waarop de hele transactie was gebaseerd was het terugbrengen van de wat rommelige aanblik en een zeer beperkte bedrijfsmatige bestemming. Het liefst had men die helemaal gesaneerd toen men in discussie was rond verwerving van gronden in Carnisselande, omdat daar één van de mogelijkheden was opgepakt om tot deze transactie te komen. Vervolgens zijn de ambities van de gemeente duidelijk gemaakt, namelijk in een beperkt deel van het gebied de bandenhandel en het andere deel een meer in het gebied passende activiteit, namelijk de manege. In de discussies bleek dat men de infrastructuur er niet goed in kreeg; er hoeft echter niet persé maximaal bebouwd te worden. Om toch te kijken hoe men elkaar kon vinden, zijn er vanuit de gemeente een aantal voorstellen gedaan die ertoe leidden dat men iets boven die 2.500 m2 uitgaat. Spreker heeft zich gerealiseerd dat dit al snel op gespannen voet zou kunnen staan met de opvattingen die in de raad aanwezig zijn, maar ter wille van een overeenkomst heeft het college zijn nek uitgestoken om te kijken of men wat kon. Gaandeweg bleek echter steeds dat de vraag veel groter was dan het college haalbaar achtte binnen de raad en ook binnen het ambitieniveau dat er voor de zuidkant van Carnisselande is. Op een gegeven moment moet dan gezegd worden dat men uitgepraat is en dat het antwoord aan de rechter wordt gelaten. De rechter heeft een uitspraak gedaan. De enige mogelijkheid om in dit forum een antwoord te krijgen op de vraag of het college goed gehandeld heeft, is wat betrokkene nu heeft gedaan, namelijk om formeel een bestemmingsplanwijziging te vragen. De commissieleden hebben dan inzicht. Wat spreker betreft kan het dossier gesloten worden. De eerste stap is gedaan door de totaalactiviteiten binnen de 2.500 m2 te brengen. De tweede stap is de scheiding tussen het bedrijfsmatige deel binnen de vierkante meters die daarvoor in de overeenkomst zijn aangegeven. De uitvoering van het tweede deel is nu in gang gezet. De heer Bestebreurtje dient zich te realiseren dat het wel een tijdje gerekt kan worden in de discussies en onderhandelingen, maar dat het eindbod van de gemeente op een gegeven moment van tafel gehaald is, omdat dit niet leidde tot het beoogde doel. Derhalve is besloten het op een andere weg te doen, waarbij men zich strikt houdt aan de contouren zoals die in het bestemmingsplan zijn aangegeven.
De heer Snijder
merkt op dat men niet uit is op maximale bebouwing, maar op een mogelijkheid om een bedrijfsvoering te hebben waarmee de heer Bestebreurtje in zijn onderhoud kan voorzien. Als er geen buitenbak bij kan komen, ontstaat er een onvolwaardige manege waar een groot verloop ontstaat met alle problemen vandien. De heer Orsel
dankt de heer Silvis voor het feit dat hij uitvoerig is ingegaan op het stuk. Spreker gaat akkoord met het voorstel van het college.
De voorzitter
concludeert dat alle commissieleden, met uitzondering van de heer Van Kruijsbergen, die de gelegenheid krijgt om voor de raadsbehandeling het dossier tot zich te nemen, akkoord gaan met het voorstel van het college.

6. Rondvraag


1. De heer Orsel merkt op dat het een ergernis voor de mensen in de wijken is dat er grote pakken papier naast de onlangs geplaatste ondergrondse papierbakken neergezet worden. Deze pakken moeten dagelijks weggehaald worden. Spreker vraagt of het mogelijk is de papierbakken weer weg te halen, omdat 1x in de maand de papierwagen langs komt. Tevens vraagt hij of de betrokken wethouder op de wijkavond nog eens aandacht wil schenken aan het feit dat het papier in de bak moet en dat het er niet naast gezet dient te worden, omdat dit erg rommelig staat. De heer Van Vugt
zegt toe dit punt mee te nemen en er middels een korte notitie op terug te komen.

2. De heer Nootenboom heeft in de B&W-notulen gelezen dat het college besloten heeft in de toekomst terug te komen op het plaatsen van ahobs aan de Voordijk in het kader van de TramPlus. Er zijn ervaringen in Alexanderpolder met betrekking tot gelijkvloerse kruisingen. Spreker vraagt zich af welke overwegingen het college daarover heeft en waarom men niet gewoon voor ahobs kiest in het kader van de verkeersveiligheid.
De heer Van Vugt
antwoordt dat op 12 november 2002 de notitie is aangehouden, omdat spreker zelf, hoewel de keuze voor de tramwaarschuwingslichten al gemaakt was, een vergelijk wilde zien tussen de ahobs en de tramwaarschuwingslichten. Als gevolg van deze vergelijking is toch de voorkeur uitgegaan naar tramwaarschuwingslichten, omdat in Rotterdam is gebleken dat men om de halve boompjes van de ahobs heen probeert te glippen, wat zeer verkeersveilig is. Tevens gaat een trambestuurder er bij het naderen van een ahob vanuit dat de bomen naar beneden gaan, zodat hij gewoon door kan rijden, terwijl de bestuurder er bij tramwaarschuwingslichten vanuit gaat dat verkeersdeelnemers over kunnen steken, zodat hij het kruispunt voorzichtig benadert.

3. De heer Kleinjan merkt op dat hij door een burger benaderd is over parkeerproblemen in de Koperslagerij. In de wijk is een onderzoek gedaan of men parkeerplaatsen of openbaar groen wilde. Naar aanleiding hiervan is gekozen voor het handhaven van de parkeerplaatsen die er waren en dus ook het handhaven van het openbaar groen. Er wordt nu echter overal geparkeerd, zodat auto's klem komen te staan. Spreker vraagt of de wethouder hiermee bekend is en wat er eventueel aan te doen is.
De heer Van Vugt
antwoordt dat er, als gevolg van een verzoek om uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen, in de omgeving een onderzoek is uitgezet naar de mening van de overige bewoners. Een grote meerderheid heeft aangegeven geen opoffering te willen van het openbaar groen. De consequentie hiervan is dat men verder weg moet gaan parkeren.
De heer Kleinjan
vraagt of de gemeente iets kan doen richting handhaving, zodat de mensen de consequenties voor hun zelfgekozen standpunt leren dragen.
De heer Van Vugt
antwoordt dat deze situatie bekend is bij de politie en dat er in Carnisselande behoorlijk wordt gehandhaafd.
4. Mevrouw Monhemius vraagt naar de stand van zaken met betrekking tot de verkeerssituatie op de Middeldijk; is er al een besluit genomen waar deze afgesloten wordt? Tevens vraagt spreker of de commissie inzicht kan krijgen in de verkeersmetingen die er de afgelopen tijd verricht zijn.
De heer Van Vugt
antwoordt dat dit onderwerp inmiddels in het college is geweest. Hoewel het, gezien het dualisme, een bevoegdheid is van het college en niet van de raadscommissie, heeft spreker, gezien de importantie en de politieke gevoeligheid van dit onderwerp, toch besloten het in de commissie te behandelen onder het mom van "overleg met de commissie". In de notitie, die spreker reeds gezien heeft, zijn percentages van snelheden aangegeven. Spreker zegt toe dat, als de commissievoorzitter ermee instemt, de notitie te zijner tijd in deze commissie behandeld wordt. Het college heeft besloten pas een besluit over dit onderwerp `te nemen als de commissie haar mening heeft gegeven.

5. De heer De Jager merkt op dat er in februari 2002 vragen zijn gesteld rondom de bereikbaarheid van het NS-station voor mindervalide mensen. B&W heeft een paar maanden later middels een schrijven toegezegd dat met name aan de Dierensteinzijde parkeerplaatsen zouden komen voor mindervaliden, dat de lift zou gaan werken en dergelijke Spreker heeft een schrijven ontvangen van Railinfrastructuur waarin gemeld wordt dat pas wanneer het volledige station gerealiseerd is de invalidenplaatsen gebruikt kunnen worden. Spreker heeft echter ter plaatse geconstateerd dat de invalidenplaatsen door de gemeente volgens afspraak zijn aangelegd, maar dat de NS niet toestaat dat ze gebruikt worden. Spreker verzoekt om een toelichting hierop.

De heer Van Vugt
antwoordt dat de lift werkt, de invalidenplaatsen zijn aangelegd en de oostelijke toegang gereed is voor gebruik, maar dat het probleem is dat de parkeerplaatsen zijn aangelegd op een werkterrein en dat de aannemer niet toestaat dat er over zijn terrein gereden wordt. Hierover wordt binnenkort gesproken met de NS. Spreker zegt toe hier te zijner tijd op terug te komen als het probleem blijft voortduren.
1. Eventuele agendapunten volgende vergadering

De voorzitter
deelt mee dat er op 4 februari aanstaande een gezamenlijke besloten commissievergadering met de commissie Samenlevingszaken gepland staat waarin de eventuele ontwikkeling van Barendrecht zuidzijde aan de orde zal komen. De commissieleden ontvangen hierover zo spoedig mogelijk bericht.

Naar aanleiding van een vraag van de heer Orsel waarom het een besloten commissievergadering is, antwoordt de voorzitter dat dit haar en de voorzitter van de commissie Samenlevingszaken verstandig leek, omdat hierdoor de commissieleden de vrijheid hebben om er wat brainstormend over te filosoferen, zodat er geen enkele belemmering hoeft te zijn ten aanzien van hetgeen aan de orde komt. Tijdens de vergadering wordt niks besloten.

De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat hij het voor een dergelijke relevant belangrijk vindt dat geïnteresseerde burgers erbij aanwezig kunnen zijn, zodat zij inzicht krijgen in het politieke proces.

De voorzitter
antwoordt dat men zich moet realiseren dat dit het begin is van wellicht een proces, maar dat het proces zelf pas in gang gezet wordt nadat men met elkaar een bepaald standpunt heeft ingenomen hoe dit aan te pakken. Onderdeel van de bespreking zal uitmaken of men dit onderwerp als raad vorm wil geven, op welke manier, welke voorwaarden eraan verbonden worden en dergelijke Er komen nog momenten genoeg, als een en ander in gang gezet zou gaan worden, om volop ruimte te bieden aan de burgerij.

De heer Van Kruijsbergen
antwoordt dat hij deze argumentatie niet overtuigend vindt. Spreker is van mening dat men ook op lokaal niveau streeft naar transparantie; zijns inziens moeten burgers, als zij daar behoefte aan hebben, deelgenoot kunnen zijn van deze voorfase om te kijken hoe het aangepakt wordt.

De voorzitter
antwoordt dat de commissievoorzitter Samenlevingszaken de mening van spreker deelt. Als men het anders wil, mag men dit zeggen. Burgers moeten inspraak krijgen op het moment dat duidelijk is waarom zij inspraak moeten krijgen en waarover zij hun gedachten moeten laten gaan. Zo ver is men nog niet.

De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat hij het ziet als een typisch ivoren toren verhaal waar men juist vanaf wil. Spreker verzoekt de andere commissieleden aan te geven of men het met hem eens is.

De voorzitter
is van mening dat voor een proces in gang gezet wordt men het eerst eens moet zijn over de procedure hoe men denkt het te gaan doen. Spreker stelt voor dat de commissieleden eerst de stukken afwachten en dat zij daarna aan haar doorgeven of dit de goede weg is. Zij stelt voor er verder op dit moment niet over te spreken.

De heer Nootenboom
vraagt of er dan, in verband met publicatietermijn en dergelijke, nog genoeg tijd is om de vergadering openbaar te laten zijn.

De voorzitter
antwoordt dat de notitie, die de commissieleden vlak na het weekeinde zullen ontvangen, absoluut niet is toegespitst op behandeling in een openbare vergadering; er zal dan een andere notitie moeten komen. Spreker stelt voor eerst te wachten wat men voorgeschoteld krijgt en daarna te beoordelen of men het in een besloten vergadering wil behandelen. Als de commissieleden het niet op de voorgestelde manier willen, kan de vergadering worden geannuleerd en in een andere vorm worden gegoten.

De heer De Graaf
merkt op dat hij het vreemd vindt dat het in beslotenheid moet gebeuren. Spreker vraagt wat de discussie voor zin heeft als er geen meerderheid is om zoiets te realiseren. Hij stelt voor dat er eerst een principe-uitspraak over gedaan wordt.

De voorzitter
stelt voor eerst af te wachten wat in het procedurevoorstel staat en pas daarna eventuele kritiek te spuien.

De voorzitter
sluit de vergadering.

Vastgesteld door de raadscommissie

Grondgebied op 11 februari 2003,

de griffier, de voorzitter,

C. de Kreek. W.S. Batenburg-van Veen.