Onderzoek naar communicatie in de asielprocedure
Vluchtverhaal asielzoeker dreigt op achtergrond te geraken Asielaanvragers moeten steeds meer vragen beantwoorden over meer onderwerpen. Ze worden uitvoerig bevraagd op hun reisverhaal, de eventuele hulp die daarbij is geboden door reisagenten en het bezit van documenten. Dergelijke vragen hebben binnen de asielprocedure een functie, bijvoorbeeld voor de vaststelling welke vliegtuigmaatschappij aansprakelijk is voor het vervoeren van een ongedocumenteerde asielzoekende of voor onderzoek naar mensensmokkel. Maar ze leiden de aandacht af van de kern van het asielverzoek, namelijk de redenen waarom de aanvrager zijn land heeft verlaten. In veel vraaggesprekken doen zich problemen voor die de waarheidsvinding belemmeren en een negatieve wending geven aan het gehoor en het verslag. Problemen worden als vanzelfsprekend toegeschreven aan de asielaanvrager.
Dat blijkt uit het onderzoek De papieren asielzoeker van het Instituut
voor Rechtssociologie van de Katholieke Universiteit Nijmegen in
opdracht van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de Raden voor
Rechtsbijstand, de Stichting VluchtelingenOrganisaties Nederland en
Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland.
Het onderzoek is gebaseerd op observaties van 138 gehoor- en
gesprekssituaties met asielzoekenden bij de IND en de
rechtsbijstandverlening. De gegevensverzameling heeft plaatsgevonden
in de periode tus-sen september 1999 en juni 2001.
Weinig ruimte voor vluchtrelaas
Volgens de Vreemdelingencirculaire moeten asielzoekenden in het nader
gehoor in eerste instantie de gelegenheid krijgen vrijuit over hun
asielmotieven te spreken. De functionaris dient hun verhaal zo min
mogelijk te onderbreken. In de praktijk blijkt echter dat
asielzoekenden eerst opnieuw standaardvragen uit het eerste gehoor
worden voorgelegd of worden geconfronteerd met (vermeende)
tegenstrijdigheden of onduidelijke verklaringen uit het eerste gehoor,
alvorens zij de gelegenheid krijgen de redenen van vertrek toe te
lichten. De context waarbinnen de gebeurtenissen hebben plaatsgevonden
en de levensgeschiedenis van de aanvrager komen niet of nauwelijks aan
de orde. Ambtenaren laten asielzoekenden weten dat ´de algemene
situatie´ in het land van herkomst als bekend mag worden
verondersteld. Uit het onderzoek blijkt echter dat sommige ambtenaren
onvoldoende kennis hebben van die situatie, zich baseren op verouderde
informatie, of afgaan op uitlatingen van tolken. Asielaanvragers
krijgen bovendien vaak tegenstrijdige instructies: het ene moment
moeten zij gedetailleerde vragen beantwoorden, het andere momoeten zij
zich beperken tot de hoofdlijnen; het ene moment worden zij geacht
zelf structuur aan het asielrelaas te geven, het andere moment mogen
zij de vragen alleen met ´ja´ of ´nee´ beantwoorden.
Communicatieproblemen als vanzelfsprekend toegeschreven aan onwillige
asielzoeker
Vraaggesprekken met asielzoekenden zijn uiterst complexe
gesprekssituaties. De gespreksdeelnemers hebben verschillende
verwachtingen en belangen. De meeste asielaanvragers komen uit landen
waar burgeroorlog heerst of mensenrechten ernstig worden geschonden.
Verschillen in taal, cultuur en opleidingsniveau moeten in de gehoren
worden overbrugd. Het doel van die gehoren is ´waarheidsvinding´. Er
zijn echter tal van factoren die het zicht op die waarheid belemmeren.
De meeste ambtenaren,(rechts)hulpverleners en tolken gaan zorgvuldig
te werk en de meeste asielaanvragers stellen zich coöperatief op. Toch
deden zich in vrijwel alle bijgewoonde gehoren en gesprekken problemen
voor. In de helft van de vraaggesprekken was sprake van een samenloop
van problematische omstandigheden zoals taalproblemen, ziekte of
ernstige psychische problemen, een erg hoog tempo van horen, of
onprofessioneel gedrag van de ondervragende ambtenaar of
rechtsbijstandverlener of tolk. Soms moesten gesprekken voortijdig
worden afgebroken.
Gezien de aard van de gesprekken is het niet zo vreemd dát zich
communicatieproblemen voordoen. Wel is het opmerkelijk hóe men met
dergelijke problemen omgaat. Ambtenaren, rechtsbijstandverleners en
tolken schrijven communicatieproblemen veelal zonder meer toe aan
leugenachtigheid van de cliënt of aan diens onwil om aan de procedure
mee te werken. Daarmee geven ze impliciet een (voor de asielaanvrager)
negatieve wending aan het gehoor of aan het verslag daarvan. De
inbreng van de ondervrager of de tolk is daarentegen niet of
nauwelijks zichtbaar in de rapporten van de gehoren. Die inbreng
onttrekt zich dan ook aan het gezichtsveld en de beoordeling van
beslisambtenaren en rechters.
Zorgvuldige rechtsbijstandverlening in aanmeldcentra praktisch
onmogelijk
Asielaanvragers krijgen in de aanmeldcentra met twee of drie
verschillende rechtsbijstandverleners te maken. De 48-uursprocedure in
de aanmeldcentra biedt rechtsbijstandsverleners nauwelijks
mogelijkheid om een vertrouwensband met asielzoekenden op te bouwen.
Ze hebben geen tijd om het asielrelaas goed met de cliënt door te
spreken en beperken zich veelal tot het vertalen van de verslagen van
de IND-gehoren. Klassieke taken van de advocaat, zoals het adviseren,
het geven van een inschatting van de kans van slagen van het verzoek
en het voeren van overleg over eventuele vervolgprocedures, blijven
achterwege. Sommige rechtsbijstandverleners benadrukken niet of
nauwelijks de urgentie van de penibele situatie van de cliënt: het
vooruitzicht om binnen 48 uur een negatieve beslissing te krijgen en
de kans op detentie en uitzetting. Asielvragers blijven zo onwetend
over de consequenties van de procedure en over de implicaties van hun
gedrag. De moeilijke omstandigheden waaronder rechtsbijstandverleners
hun werkzaamheden verrichten worden mede veroorzaakt doordat het
ministerie van Justitie, vertegenwoordigd door de IND, grotendeels de
voorwaarden bepaalt waaronder rechtsbijstand kan en mag worden
verleend.
15-1-2003