HBO-Raad

verschenen op: 14-01-2003

Lerarentekorten moeten in 2006 tot het verleden behoren

Als het aan de lerarenopleidingen in het hbo en de scholen in primair en voortgezet onderwijs ligt behoren de lerarentekorten in 2006 tot het verleden. Dit blijkt uit conclusies van een conferentie van de lerarenopleidingen, scholen en anderen betrokkenen in het onderwijs, welke vandaag zijn aangeboden aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Om dit te bereiken willen de lerarenopleidingen zich nog meer inspannen om samen met de scholen extra leraren te werven en om opleidingen te vernieuwen, zodat ze meer aansluiten bij de vragen van scholen en de competenties van de studenten. Om dit mogelijk te maken zijn onder meer goede monitoring van vragen van scholen en studenten nodig, moeten er aanvullende afspraken worden gemaakt over het bekostigingssysteem en is een aanzienlijke investering nodig.

Het werven van nieuwe studenten betekent vooral het bedienen van nieuwe doelgroepen. Naast de schoolverlaters met een havo, vwo of mbo diploma zijn dat herintreders, onderwijsassistenten, werknemers van buiten het onderwijs, hboers met een niet-lerarenopleiding en wo-bachelors. Om deze nieuwe doelgroepen de kans te geven op een baan als docent moeten de lerarenopleiding een gevarieerder aanbod aan leerroutes ontwikkelen. Naast de gebruikelijke opleiding van vier jaar moet het mogelijk worden om deelcertificaten te halen, hboers die tijdens of vlak nu hun studie voor het leraarschap kiezen de gelegenheid te bieden om een dubbel diploma te behalen. Ook moet er voor mensen die net geen hbo-opleiding hebben mogelijk worden om een opleiding tot leraar te volgen. De kwaliteit van de opleiding blijft daarbij wel op het bestaande niveau. Voor deze nieuwe doelgroepen zijn vele functies in de school beschikbaar, van leraar tot functies in de begeleidende en ondersteunende sfeer, zoals mentoren of coaches van startende leraren.

Het onderwijs krijgt, als deze werving succesvol is, niet alleen te maken met nieuwe doelgroepen. Ook komen en zijn er nieuwe beroepen. Daar zijn de scholen nu hard mee bezig. Aanpassingen zijn daardoor onvermijdelijk. Nu zijn leraren nog bevoegd om les te geven in alle vakken van het basisonderwijs, dan wel in één vak voor de schooltypen havo/vwo en vmbo. Straks stromen er docenten in met certificaten, die beschikken over specifieke competenties en bevoegdheden. In het ene geval is die bevoegdheid gekoppeld aan het doceren van een vak voor een brede leeftijdsgroep, in het andere geval voor meer vakken aan een beperkte leeftijdsgroep.

De scholen gaan in deze veranderingen een centrale rol vervullen. Zij vormen samen met de lerarenopleiding in hun regio een netwerk. Binnen deze netwerken worden afspraken gemaakt over de werving, selectie, opleiding, begeleiding en professionalisering van leraren. Dit alles passend binnen het personeelsbeleid van de scholen. Dat laatste is van groot belang, want de tijd van een levenslange bevoegdheid, althans tot de pensionering, is voorbij. Een veel flexibelere structuur komt daarvoor in de plaats, waarbij leraren een startbekwaamheid behalen, voor de klas gaan staan en later verder studeren. Maar het is ook mogelijk dat een leraar voor één vak bevoegd wordt en later in zijn carrière ervoor kiest om jonge leraren te gaan coachen.

Meer flexibiliteit in het beroep van onderwijsgevenden, kortere opleidingen met deelcertificaten voor hoger opgeleiden, meer uitgaan van de vragen van scholen en studenten, dit alles kan alleen als de huidige wijze van bekostiging met een vaste teldatum voor de financiering, een vaste opleidingsduur van vier jaar aangepast wordt. Nieuwe afspraken zijn nodig. Evenals een aanzienlijke investering om de veranderingen mogelijk te maken.