Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Antwoord kamervagen omgang Achmea met DBC-tarieven

De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

DBO-K-U-2344662

14 januari 2003

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Tonkens en Vendrik over de omgang van Achmea met DBC-tarieven (2020304630).

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mr. A.J. de Geus

Omgang Achmea met DBC-tarieven 1. Omgang Achmea met DBC-tarieven

Antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Tonkens en Vendrik over de omgang van Achmea met DBC-tarieven (2020304630)

---

Vraag 1.

Kent u het artikel `Achmea haalt DBC-tarief uit de markt, niet uit kostprijsberekening'?

Antwoord

Ja.

Vraag 2.

In hoeverre is de handelswijze van Achmea om tarieven niet uit de kostprijsberekening maar direct uit de markt te halen, in overeenstemming met de DBC-systematiek die u voor ogen staat? Handelt Achmea hiermee in de geest van de DBC-regeling? Moet een DBC-tarief niet op basis van een reële en op de situatie toegesneden meting van de benodigde tijd voor een combinatie van diagnose en behandeling tot stand komen, in plaats van op een slechts glo- baal geredeneerde offerte ?

Antwoord

Die is in overeenstemming. Het is juist de bedoeling dat in lokaal overleg wordt afgesproken wat de prijs is voor een DBC. Of men daarbij uitgaat van kostprijsberekeningen of andere uit- gangspunten is aan het lokaal overleg. Ik ben juist zeer geïnteresseerd in de manier waarop in verschillende situaties de prijs wordt bepaald en wat het daarvan het effect is.

Vraag 3.

In hoeverre doen ZBC's en privé-klinieken hierbij ziekenhuizen oneerlijke concurrentie aan? Kunt u hierbij expliciet ingaan op het feit dat privé-klinieken en DBC's goedkoper kunnen wer- ken dan ziekenhuizen omdat zij de makkelijkst planbare zorg en patiënten van ziekenhuizen `afromen', terwijl ziekenhuizen naast de betreffende DBC-behandelingen met (deels) dezelfde mensen en materialen ook andere behandelingen en spoedeisende behandelingen moeten uit- voeren?

Antwoord

Er is geen sprake van oneerlijke concurrentie. Ik ga er van uit dat verzekeraars indien dat no- dig is, in hun onderhandelingen over de prijs rekening zullen houden met door u genoemde aspecten. Mocht het zo zijn dat bepaalde DBC's in het ene ziekenhuis, om wat voor reden dan ook, goedkoper of duurder moeten zijn dan in het andere ziekenhuis of in een ZBC, dan neem ik aan dat er een andere prijsafspraak gemaakt wordt. Verzekeraars hebben een zorg- plicht en zullen er dus voor moeten zorgen dat hun verzekerden de goede zorg krijgen. Het is dus juist mijn verwachting dat er verschillende prijzen worden afgesproken per individueel zie- kenhuis en per individueel ZBC.
De DBC-beleidsregel geldt overigens niet voor privé-klinieken, wel voor ZBC's. Het is wel zo dat voor de ZBC's geen contracteerplicht geldt, en voor ziekenhuizen wel. Dit verandert niet met de invoering van het beperkte aantal DBC's.

Vraag 4.

In hoeverre miskent Achmea door deze wijze van onderhandelen in de richting van ziekenhui- zen dat ziekenhuizen ook een deel van de financiering voor de reservecapaciteit hebben om op onplanbare momenten spoedeisende zorg te kunnen leveren?

Antwoord

Ik ga er vanuit dat Achmea in haar prijsonderhandelingen over de DBC's rekening houdt met de spoedeisende zorg. Het feit dat op een andere wijze de prijzen worden vastgesteld, bete- kent nog niet dat er geen rekening met spoedeisende zorg wordt gehouden. In de onderhan- delingen kunnen immers voorwaarden worden gesteld aan de levering van zorg. Ik ga er van uit dat Achmea hier zorgvuldig mee omgaat.
Daarbij is het zo dat de DBC's die per 1 januari kunnen worden afgesproken een beperkt deel van zorg van ziekenhuizen/specialisten/ZBC's omvatten. En het gaat vooral om zorg waar geen tot weinig sprake is van spoedeisende hulp.