Ministerie van Algemene Zaken

Speech van de demissionair minister-president, Jan Peter Balkenende, VNG-conferentie `Waarden en normen', Museon, Den Haag, 16 januari 2003

Dames en heren,

Het doet me erg veel plezier dat u vanmiddag naar Den Haag bent gekomen voor deze startconferentie van de VNG over waarden en normen. Het is een bijzondere gelegenheid. Want het is voor het eerst dat bestuurders van gemeenten landelijk bij elkaar zijn om over dit onderwerp te praten.

Een tijdje terug werd uit dit museum een aantal materiële kostbaarheden gestolen. Vandaag gaat het niet over materiële, maar over immateriële kostbaarheden. Over respect en fatsoen. Dat zijn zaken die juist niet in een museum thuishoren, maar gewoon op straat.

Ik wil u vanmiddag iets vertellen over hoe ik tegen waarden en normen in onze samenleving aankijk. En over de aanpak die het kabinet heeft gekozen om die waarden en normen te versterken.

Dat doe ik met een zekere bescheidenheid. Want ik besef uiteraard dat velen van u al langer met dit thema bezig zijn.

Voordat publieke omgangsvormen op landelijk niveau een `issue' werden, waren ze dat al bij u. In de binnensteden, de wijken en buurten, de stadions, het openbaar vervoer, de scholen en de ziekenhuizen.

U kent de problemen uit eigen ervaring en werkt ook vaak al hard mee aan oplossingen.

Maar tegelijkertijd hoor ik ook dat er bij gemeentelijke bestuurders behoefte is aan een heldere visie vanuit de rijksoverheid. Ik wil graag aan die behoefte voldoen.

Dames en heren, een lezeres van de Volkskrant die een flink aantal jaren in het buitenland had gewoond, schreef laatst een ingezonden brief over haar eerste ervaringen na haar terugkeer in ons land.

Iemand die een tijd is weggeweest, ziet ontwikkelingen vaak scherper dan de thuisblijvers die er bovenop zitten. Het is als met een neef of nicht die je een tijd niet hebt gezien. Je roept dan haast onwillekeurig: `wat ben je groot geworden'.

Zo ook in dit geval. En het oordeel van de briefschrijfster was niet mals. De omgangsvormen in Nederland waren volgens haar ruwer en bitser geworden. En op straat en in het verkeer zelfs onbeschoft. Heel anders dan in haar vorige woonplaats.

En die vorige woonplaats was geen klein dorpje in Italië of Spanje. Maar de metropool New York.

Het probleem gaat dieper dan onze minder hoffelijke volksaard. Mensen voelen zich steeds minder thuis in onze samenleving, waarin de brutale en asociale elementen de dienst gaan uitmaken. Burgers voelen zich daardoor ook niet langer aangesproken om zich om anderen of om hun leefomgeving te bekommeren. Anderen doen dat immers ook niet.

Als dat proces voortgaat, leidt dat tot een harde samenleving die als los zand aan elkaar hangt.

Mensen maken zich daar zorgen over. Dat hoor ik overal in het land. Ik lees het in de vele honderden artikelen die over dit onderwerp verschijnen. Je ziet het op televisie. Meer dan een miljoen mensen keken deze week naar de `waarden en normen quiz' bij de KRO. En het blijkt ook heel sterk uit onderzoek.

Volgens een NIPO-peiling in december vinden de kiezers `normen en waarden herstellen' het op één na belangrijkste verkiezingsthema (na `criminaliteit bestrijden').


1



En volgens een onderzoek in opdracht van Trouw uit september 2002, vindt een ruime meerderheid van de Nederlanders dat fatsoen en respect dringend moeten worden hersteld.

Over de oorzaken van het probleem is heel veel gezegd en geschreven.
* Het verdwijnen van ankers als zuil, kerk en gezin in het leven van veel mensen speelt mee.
* Evenals het individualisme en de drang naar snelle bevrediging van behoeften.
* Ook onverschilligheid ­ al dan niet vermomd als tolerantie - speelt een rol.
* De overheid heeft die tendens nog eens versterkt met haar gedoogcultuur.
* En met de eenzijdige nadruk die zij lange tijd heeft gelegd op grootschaligheid en efficiency. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling heeft er vorige maand terecht op gewezen dat de overheid bij het vormgeven van instituties de menselijke maat wel eens te veel uit het oog heeft verloren. Grote, anonieme scholengemeenschappen bijvoorbeeld zijn volgens de RMO niet bevorderlijk voor het bijbrengen van waarden en normen.

Het resultaat van al deze ontwikkelingen is dat we in een vicieuze cirkel terecht zijn gekomen. We maken met zijn allen een samenleving die we eigenlijk niet willen.

De vraag is wat de overheid daaraan kan doen. Daar gaat een andere vraag aan vooraf. Ligt hier eigenlijk wel een taak voor de overheid? Past het de overheid zich te bemoeien met maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van waarden en normen?

Naar mijn overtuiging wel. In de eerste plaats omdat de overheid kritisch bij zichzelf na moet gaan welke verantwoordelijkheid zij zelf draagt voor afnemend respect en fatsoen in de samenleving.

Ik denk bijvoorbeeld aan tekortschietende handhaving van wet- en regelgeving. De overheid zal haar geloofwaardigheid op dat terrein terug moeten verdienen. Door grenzen te stellen en die grenzen ook te handhaven.

De overheid is te lang in het ideaal van de `vrije opvoeding' blijven steken, er vanuit gaande dat mensen uit zichzelf wel het goede doen. Veel ouders zijn er al lang achter dat dat niet werkt.

Er is nog een tweede reden waarom hier een taak voor de overheid ligt. Er staan grote belangen op het spel waarvan de overheid zich niet afzijdig mag houden. Erosie van waarden en normen leidt ertoe dat mensen minder vertrouwen krijgen in onze samenleving.

Dat kan funeste gevolgen hebben. Wanneer het sociale verband verdwijnt, glijden we af naar een maatschappij die bestaat uit een verzameling individuen zonder gemeenschappelijke verbinding.

De sterksten zullen zich in zo'n samenleving wellicht kunnen redden. Maar de zwaksten zullen vrijwel zeker aan het kortste eind trekken. Dat mogen we als overheden niet laten gebeuren.

Er ligt dus wel degelijk een rol voor de overheid. Ten eerste om in praktijk te brengen wat ze predikt. Dus: wetten en regels handhaven. En het goede voorbeeld geven (dus geen gedoe over politiek leiderschap binnen een partij). Ten tweede om het debat over waarden en normen aan te jagen en concreet handen en voeten te helpen geven.

Het is wel van belang dat debat helder af te bakenen. Want waarden en normen kunnen in principe met alles in verband worden gebracht.

In het debat met de Kamer op 18 december bleek dat ook. De inkomenspolitiek. De Tien Geboden. Het Kyoto-protocol. Dat zijn slechts enkele van de vele onderwerpen die met waarden en normen worden verbonden.

Een debat dat over alles gaat, gaat al gauw nergens meer over. Het wordt dan ook te abstract en raakt te ver verwijderd van de ervaringen en zorgen van burgers.


2



Een succesvolle benadering vanuit de overheid moet daarom aan twee eisen voldoen. Een duidelijke focus op datgene wat burgers als probleem ervaren. En aansluiten bij positieve krachten in de samenleving zelf.

Daarom staat het kabinet de volgende aanpak voor. Het zou mij verbazen als een nieuw kabinet daar fors van zal afwijken.

Ten eerste willen we de burgers aan het woord laten komen. Wat zijn hun ervaringen, hun zorgen en problemen.

`Luisteren naar burgers' is gemakkelijk gezegd, maar in de Haagse praktijk soms moeilijk gedaan. Wat dat betreft kunnen we als rijksoverheid nog best het een en ander leren van u als lokale bestuurders.

Zelf maak ik bewust veel tijd vrij voor werkbezoeken om te horen wat mensen bezighoudt. Voor het waarden- en normendebat gaan we ook nog andere instrumenten inzetten. Zoals een belevingsmonitor waarmee we in kaart brengen hoe mensen tegen waarden en normen aankijken. En een digitaal platform voor de uitwisseling en verspreiding van meningen en ideeën.

Datgene wat burgers vinden, zullen we nadrukkelijk moeten verbinden met het concrete beleid. Bijvoorbeeld op het gebied van opvoedingsondersteuning.

Ten tweede willen we succesvolle initiatieven van gemeenten, organisaties, scholen en sportclubs zoveel mogelijk verbreden en versterken. Het Forum voor Democratische Ontwikkeling zet voor ons op een rij wat er allemaal al is. Rein Zunderdorp zal daar straks iets over zeggen.

Ik wil daar niet teveel op vooruitlopen. Maar ik wil wel zeggen dat ik enthousiast ben over de vele ­ vaak kleinschalige ­ initiatieven.

Eén voorbeeld. Een aantal steden schakelt jongeren met een crimineel verleden in bij de beveiliging van winkelcentra, stations en evenementen.

Dit gebeurt onder andere in Utrecht en Leiden. En met succes! Die jongeren krijgen een positief alternatief voor de straatcultuur. En daarmee meer zelfrespect. Een groot deel van hen gaat uiteindelijk weer een opleiding volgen of weet een baan te bemachtigen.

De kracht ligt in een kleinschalige, persoonlijke aanpak. Juist zo'n aanpak werkt goed, met name in moeilijke omstandigheden. Voetbalhooligans bijvoorbeeld laten zich niet in het gareel dwingen door mooie gedragscampagnes.

Wat veel beter helpt ­ en ik zeg het met groot respect - is een tante Ans of ome Kees die met een supporterssjaal tussen hen in zit op de tribune, en hen aanspreekt als ze het te bont maken. Zulke mensen zijn goud waard. Diverse clubs weten op die manier goede resultaten te boeken.

Van al de positieve energie moeten we zoveel mogelijk gebruik maken. Dat kan door ervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren.

Tot slot willen we naast de praktische insteek die ik u zojuist heb geschetst ook een verdiepingsslag maken. Het gaat dan om het belang van gemeenschappelijke waarden in onze samenleving met haar verschillende culturen.

Hoever kan culturele verscheidenheid gaan zonder te leiden tot maatschappelijke versplintering? De WRR zal daar aan het eind van dit jaar advies over uitbrengen.

Dames en heren, waarden kunnen niet door de overheid worden opgelegd. Burgers zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het respectvol omgaan met elkaar, voor het opvoeden van hun kinderen en het creëren van een prettige leefomgeving.


3



Wat de overheid wel kan doen is werken aan een klimaat waarin de respectvolle samenleving beter tot bloei kan komen. Door grenzen te stellen en die te bewaken. Door het goede voorbeeld te geven. Door een goede publieke dienstverlening. En door te luisteren naar burgers en perspectiefrijke acties in de samenleving te verbreden en versterken.

Dat centraal stellen van de beleving van burgers, kwam me in het Kamerdebat over dit onderwerp op het verwijt van spruitjeslucht te staan.

Daarvan ben ik niet onder de indruk. Liever de geur van spruitjes dan van Haagse bluf, zou ik zeggen. Ik ben ervan overtuigd dat alléén een aanpak waarin burgers en organisaties de ruimte krijgen hun eigen oplossingen vorm te geven, kans van slagen heeft.

Daarom ben ik bijzonder blij dat u als gemeentelijke bestuurders wilt meedenken en ­ zo verwacht ik ­ ook meedoén. U bent echt hard nodig.

U heeft zicht op wat er lokaal aan initiatieven en projecten loopt. U weet waar nog witte vlekken zitten. U kunt de condities scheppen om goede plannen verder tot bloei te laten komen. U kunt mensen en organisaties met elkaar in contact brengen en goede voorbeelden verspreiden.

Landelijke politici kunnen daar lokaal aan meewerken, door bijvoorbeeld mee te doen aan discussiebijeenkomsten in het gemeentehuis.

Zo werken we concreet aan de kwaliteit van onze samenleving.


4



We krijgen straks eerst de verkiezingen. Het resultaat daarvan moeten we afwachten, maar ik verwacht dat dit thema hoog op de agenda blijft staan. Ik hou ­ in welke functie dan ook ­ graag contact.

Dank u wel.


5