VERENIGING VNO-NCW
DIT IS EEN PERSBERICHT VAN DE STICHTING MANAGEMENT STUDIES
Omslag in denken nodig voor hogere arbeidsdeelname ouderen
DEN HAAG, 16 JANUARI 2003 Op het punt van de arbeidsdeelname van
ouderen bestaat er nog een groot gat tussen wat 'Den Haag' als een
economisch wenselijke ontwikkeling ziet en wat werknemers en bedrijven
willen en doen. Demografische ontwikkeling en financiering van het
pensioenstelsel vragen om langer doorwerken; werknemers willen er
echter massaal vervroegd uit en werkgevers doen weinig moeite om hun
medewerkers langer vast te houden.
Dat blijkt uit een onderzoek dat door dr. K. Henkens en mw.ir. H. van
Solinge van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut
(NIDI) is uitgevoerd in opdracht van de Stichting Management Studies.
De uitkomsten van het onderzoek zijn heden gepubliceerd in het boek
'Het eindspel; werknemers, hun partners en leidinggevenden over
uittreden uit het arbeidsproces'. Voor het onderzoek werden circa 3500
werknemers (van 50 jaar en ouder) en vervroegd gepensioneerden
ondervraagd. Doel van het onderzoek was om meer inzicht te krijgen in
het denken over vervroegd uittreden en in de factoren die een
belangrijke rol spelen bij de beslissing te stoppen met werken. Nu
door de omvorming van VUT-regelingen in flexibele
prepensioenregelingen de medewerker zelf bepaalt wanneer hij stopt met
werken, is inzicht in zijn overwegingen belangrijk voor overheids- en
bedrijfsbeleid t.a.v. pensionering.
De gemiddelde leeftijd waarop werknemers willen stoppen ligt op 60
jaar. Doorwerken tot 65 jaar wil slechts 6 % van de ondervraagde
vijftigplussers en een nog bescheidener 4% denkt erover om ook na de
65ste verjaardag aan het werk te blijven. In de praktijk vallen de
doorwerkcijfers nog lager uit: velen laten het bij 'zeggen' alleen. En
wie eenmaal is uitgetreden, is verloren voor de arbeidsmarkt. Het
vrije leven went snel.
De wens om ruim voor het 65ste jaar te stoppen met werken beperkt zich
niet tot werknemers die al ver in de vijftig zijn; ook jongere
vijftigplussers hebben uitgesproken ideeën over vroeger stoppen.
Bij de beslissing om al dan niet vervroegd uit te treden speelt de thuissituatie een hoofdrol. De ideeën en ervaringen van partner, vrienden en familie zijn bepalend voor de beslissing. En die partners moedigen in overgrote meerderheid aan tot vervroegd uittreden. Hoewel ook de werksituatie een duidelijke rol speelt bij de beslissing, stelt de werkgever zich aan de zijlijn op. Hij laat de beslissing aan de medewerker over. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt een beroep gedaan op medewerkers om (wat) langer te blijven.
Naast het maatschappijbrede gevoel dat rond het 60ste jaar de periode
van vrijelijk genieten is aangebroken, spelen ook de VUT- en
prepensioenregelingen een belangrijke rol bij het denken over
uittreden. De in de regeling geldende spilleeftijd fungeert voor de
meeste werknemers als richtsnoer bij hun besluitvorming. Zolang bij
die leeftijd een uitkering van 70% van het laatstverdiende netto loon
kan worden ontvangen, lijkt weinig eerder stoppen met werken in de weg
te staan.
Dit percentage zal - na afloop van de overgangsregelingen die bij de
omvorming van VUT naar prepensioen veelal zijn getroffen - door velen
echter niet worden bereikt. Het is daarom volgens de onderzoekers
zorgelijk dat veel werknemers slechts een beperkte kennis hebben van
de regeling en hun toekomstig inkomen. Voor het nemen van een
verantwoorde beslissing over al dan niet vervroegd uittreden zal de
werknemer zich beter én tijdig moeten (kunnen) oriënteren op de
financiële consequenties die het voor hem heeft. Algemene noties
kunnen hiervoor niet langer dienen.
Ook bij de werkgevers vraagt de flexibilisering een omslag, Ook zij
kunnen niet langer uitgaan van vaste uittredingsleeftijden en
-patronen. Leidinggevenden zullen tijdig in gesprek moeten gaan met
medewerkers over de laatste fase van de arbeidsloopbaan. Iets dat tot
nu toe maar weinig gebeurt. Gezamenlijke zorg voor een actieve en
productieve laatste fase van de arbeidsloopbaan waarbij vroegtijdig
afhaken wordt voorkomen, is hiervoor de boodschap van de
onderzoekers.
Stichting Management Studies
Den Haag, 16 januari 2003
HET EINDSPEL; Werknemers, hun partners en leidinggevenden over
uittreden uit het arbeidsproces
Kène Henkens en Hanna van Solinge
Publicatie in opdracht van Stichting Management Studies
Uitgave: Kon. Van Gorcum, Assen, 118 blz
ISBN 90 232 3882 6
Prijs: 17,00 euro
Het boek is verkrijgbaar bij de boekhandel of rechtstreeks bij
uitgeverij Kon. Van Gorcum
Tel 0592-37 95 55; E-mail: verkoop@vangorcum.nl
Voor recensie-exemplaren: uitgeverij Kon. Van Gorcum
Tel 0592-37 95 55
De Stichting Management Studies laat onderzoek verrichten naar actuele
management vraagstukken rond besturing, organisatie en
personeelsbeleid. Relevantie en bruikbaarheid van de
onderzoeksuitkomsten worden gewaarborgd door een directe inbreng en
betrokkenheid van beleidsbepalende managers bij de keuze van
onderwerpen en de begeleiding van de onderzoeken.
De activiteiten van de Stichting Management Studies wordt gefinancierd
door ongeveer 70 ondernemingen, non-profit instellingen en
werkgeversorganisaties.