Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF3002 Zaaknr: 38003
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 17-01-2003
Datum publicatie: 17-01-2003
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 38.003
17 januari 2003
RB
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van
het Gerechtshof te Leeuwarden van 1 februari 2002, nr. 370/99,
betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een
belastbaar inkomen van f 375.720, welke aanslag, na daartegen gemaakt
bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak
van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Het Hof heeft - in cassatie onbestreden - geoordeeld dat, terwijl
dit ten tijde van eerdere boekenonderzoeken kennelijk nog onduidelijk
was, de handels- en bemiddelingsactiviteiten in (onder meer) het
onderhavige jaar ten volle op eigen naam van belanghebbende en voor
rekening en risico van de eenmanszaak zijn geschied. Op grond hiervan
heeft het Hof geoordeeld dat belanghebbende redelijkerwijs niet mocht
aannemen dat deze aangelegenheid tijdens de eerdere boekenonderzoeken
op zijn fiscale merites is beoordeeld en dat daarom de Inspecteur door
de genoten opbrengsten uit de onderhavige handel en bemiddeling bij
belanghebbende als winst uit onderneming aan te merken, niet handelt
in strijd met een in rechte te beschermen vertrouwen. Het eerste
onderdeel van het middel bestrijdt dit oordeel. Dit oordeel geeft geen
blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met
waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op
zijn juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of
onvoldoende gemotiveerd.
3.2. Het middel kan ook voor het overige niet tot cassatie leiden.
Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke
organisatie, geen nadere motivering, nu het middel in zoverre niet
noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de
rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G van Vliet als voorzitter,
en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van
de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken
op 17 januari 2003.