Antwoorden op kamervragen over de heffing van Onroerende Zaakbelasting (OZB) voor onzelfstandige woonruimte door gemeentelijke belastingdiensten.

20 januari 2003

Vragen van het lid Van As (LPF) over gevolgen van doorbelasten van het gebruikersdeel OZB door verhuurders aan huurders van onzelfstandige woonruimte (studenten), die ook niet kunnen vragen om kwijtschelding van de OZB, terwijl hun financiële situatie daar wel aanleiding toe geeft (Ingezonden 10 december 2002).


---

1. Vraag

Is u bekend dat gemeentelijke belastingdiensten in veel steden het gebruikersdeel van de Onroerende ZaakBelasting (OZB) opleggen aan de verhuurder als het onzelfstandige woonruimte betreft, zoals studentenhuizen en studentenflats? 1)

1. Antwoord

Ik ga er vanuit dat gemeenten de heffing van OZB uitvoeren zoals dat in de wet is voorgeschreven. Volgens de in de Gemeentewet opgenomen wettelijke regeling is deze handelwijze juist.

2. Vraag

Is het waar dat veel verhuurders van woonruimte aan studenten deze belastingheffing (noodgedwongen) doorbelasten aan de huurder via de servicekosten boven de kale huur?

3. Vraag

Wordt een individuele huurder daarmee niet de mogelijkheid ontnomen om bezwaar te maken tegen de aanslag of om een verzoek tot kwijtschelding in te dienen?

2 en 3. Antwoord

Het is mogelijk dat verhuurders de OZB doorberekenen aan de huurders van onzelfstandige woonruimten. De reden waarom dat wettelijk mogelijk is gemaakt heeft te maken met de in het verleden in de Gemeentewet geldende regeling. Vóór 1995 was het ingevolge de Gemeentewet zo dat indien een belastingobject door meer personen werd gebruikt, de gemeente één van de gebruikers kon aanslaan voor het gehele gebruikersdeel. Zo kon een student die maar één kamer gebruikte, aangeslagen worden voor de gehele eenheid (het belastingobject). Degene die voor het geheel werd aangeslagen had echter geen goede juridische mogelijkheden om de voor de medegebruikers betaalde belasting op hen te verhalen. Anderzijds was het ook mogelijk dat deze ene student voor kwijtschelding in aanmerking kwam waardoor de gemeente in die gevallen geen gebruikersbelasting meer kon innen.

Met de inwerkingtreding van de Wet materiële belastingbepalingen in 1995 (Stb. 1994, 419) is deze regeling gewijzigd. In artikel 220b, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet is namelijk bepaald dat als er geen zelfstandige eenheid als belastingobject aanwezig is zoals bijvoorbeeld bij woonruimten van studenten nogal eens het geval is - zal degene die het belastingobject in gedeelten in gebruik heeft gegeven (de eigenaar/verhuurder) als belastingplichtige gebruiker worden aangemerkt. Deze wijziging in de Gemeentewet is doorgevoerd om een voor de studenten maatschappelijk ongewenste situatie terug te draaien. De gekozen oplossing ontneemt de deelgebruikers inderdaad de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de berekende belasting en om kwijtschelding aan te vragen. Dit is echter het directe gevolg van het feit dat zij ook geen belastingschuldige meer zijn.

In het Besluit verhaal van onroerende-zaakbelasting (Staatsblad 1999, nr. 436) is bepaald dat de verhuurder/eigenaar de belasting vervolgens als zodanig, dus naast de kale huur en servicekosten, mag doorberekenen aan degene die dat (onzelfstandige) deel gebruikt.

4. Vraag

Is het waar dat veel huurders van onzelfstandige woonruimte, wegens hun lage inkomen, bij een directe aanslag recht zouden hebben op kwijtschelding van het gebruikersdeel van de OZB?

4. Antwoord

Onzelfstandige woonruimten zijn in de systematiek van de OZB als zodanig geen object van belastingheffing (zie ook de beantwoording van de vragen 2 en 3). Indien sprake is van onzelfstandige woonruimte wordt degene die het object in gedeelten in gebruik heeft gegeven als belastingplichtige aangemerkt. Huurders van onzelfstandige woonruimte kunnen dan ook geen aanslag ontvangen omdat zij niet belastingplichtig zijn. Iemand die niet belastingplichtig is kan geen aanspraak maken op kwijtschelding.

5. Vraag

Hoe beoordeelt u het aan de verhuurder opleggen van een belastingaanslag voor het gebruikersdeel van OZB bij onzelfstandige woonruimte door gemeentelijke belastingdiensten in het licht van bovenstaande vragen?

5. Antwoord

Zoals ik hiervoor heb toegelicht is deze handelwijze conform het wettelijk systeem van de onroerende-zaakbelastingen.

6. Vraag

Is het waar dat een student die op 1 februari a.s. van een zelfstandige naar een onzelfstandige eenheid verhuist, geconfronteerd wordt met een aanslag voor het gehele jaar voor de zelfstandige woning, en met een verhoging van de servicekosten van de onzelfstandige eenheid gedurende elf maanden wegens de heffing van het gebruikersdeel van de OZB bij de verhuurder, indien deze verhuurder door de gemeentelijke belastingdienst wordt aangeslagen voor het gebruikersdeel van OZB voor onzelfstandige woonruimte?

6. Antwoord

Dit is mogelijk. De onroerende-zaakbelastingen zijn zogenaamde peildatumbelastingen. Dat houdt in dat de belastingplicht voor het gehele belastingjaar wordt beoordeeld op 1 januari van het belastingjaar. Als iemand op 1 januari op adres X woont en op 2 januari verhuist naar adres Y, is OZB verschuldigd voor adres X. Als adres Y een onzelfstandige eenheid betreft dan is het op grond van het Besluit verhaal van onroerende-zaakbelasting mogelijk dat de verhuurder/eigenaar de OZB doorberekent naar evenredigheid van het aantal delen dat bestemd is voor afzonderlijk gebruik en van de duur van dat gebruik. Of deze verhaalsmogelijkheid door de verhuurder wordt benut en zo ja op welke wijze hieraan invulling wordt gegeven, onttrekt zich aan de waarneming van de heffende en invorderende instantie c.q. de gemeente.

7. Vraag

Bent u bereid om met een wetsvoorstel te komen dat heffing van het gebruikersdeel OZB voor onzelfstandige woonruimte bij de verhuurder niet langer mogelijk maakt? Zo neen, waarom niet?

8. Vraag

Bent u bereid de mogelijkheid te onderzoeken om het gebruikersdeel OZB voor onzelfstandige woonruimte in het geheel af te schaffen? Zo neen, waarom niet?

7 en 8. Antwoord

Neen. In het Strategisch akkoord van het demissionaire kabinet-Balkenende is het voornemen opgenomen om de OZB voor woningen in 2005 af te schaffen. Indien de OZB voor woningen wordt afgeschaft zal de door u beschreven situatie zich niet meer kunnen voordoen. Ik ben niet voornemens hierop vooruit te lopen.

Ik zie geen zelfstandige aanleiding de regeling in de Gemeentewet te heroverwegen. Een aantal overwegingen speelt daarbij een rol. Zo is een regeling waarbij elke kamerbewoner zelf een aanslag zou krijgen, in de praktijk ondoenlijk en ook in strijd met het karakter van de OZB, dat uitgaat van zelfstandige onroerende zaken. Voorts acht ik het niet zinvol om weer terug te keren naar de situatie van vóór 1995, waarbij vaak één van de bewoners voor de gehele belastingschuld werd aangeslagen, die dan maar moest proberen dat weer te verhalen op zijn medebewoners, waarover de wetgever in 1995 al oordeelde dat dit een niet wenselijke situatie betrof. Ook is van belang dat een afschaffing van het gebruikersdeel voor onzelfstandige woonruimten voor de OZB niet alleen een drastische en uitvoeringstechnisch zeer gecompliceerde wijziging van de sinds jaar en dag bestaande objectafbakening voor de OZB zou betekenen, maar tevens een afwijking betekent van de uniforme objectafbakeningsregels ingevolge de wet WOZ.

9. Vraag

Hoe verhoudt de heffing van OZB voor huurders van onzelfstandige woonruimte zich naar uw mening tot het feit dat kamerbewoners geen recht hebben op huursubsidie? Zou het niet beter zijn als huurders van onzelfstandige woonruimte, als compensatie voor het feit dat ze geen aanspraak kunnen maken op huursubsidie, wettelijk worden vrijgesteld van het gebruikersdeel van OZB?

9. Antwoord

De OZB is een objectieve zakelijke belasting die met subjectieve omstandigheden in beginsel geen rekening houdt. Als rekening zou worden gehouden met individuele omstandigheden zoals het al dan niet in aanmerking komen voor huursubsidie, zou inbreuk worden gemaakt op deze objectieve benaderingssystematiek van de OZB en tevens van de wet WOZ.

Voorts betreft de huursubsidieregeling een rijksregeling die beoogt een tegemoetkoming in de woonlasten te verschaffen aan minder draagkrachtigen. Naast volkshuisvestingsdoeleinden spelen inkomenspolitieke argumenten bij deze regeling een rol. Omdat inkomenspolitiek is voorbehouden aan het rijk acht ik het ook om die reden niet wenselijk om in dezen een koppeling aan te brengen.

Overigens merk ik op dat onlangs een motie Van Bochove/Van Gent is aangenomen, waarin is voorgesteld de Huursubsidiewet zodanig aan te passen dat ook onzelfstandige woonruimte in specifiek daartoe aangewezen panden en complexen voor huursubsidie in aanmerking komen. De regering zal deze motie op haar uitvoerbaarheid bezien.

1) o.a. Enschede (Acasa), Leiden (SLS), Wageningen (SSH Wageningen), Nijmegen (SSHN), Delft (Duwo), Rotterdam (Stadswonen).


---
© Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - 6 februari 2003