Gemeente Utrecht

L.S.,

Hierbij schriftelijke vragen van de heer V. Oldenborg nr. 6 inzake de waterleiding in Leidsche Rijn.

SCHRIFTELIJKE VRAGEN
6 Vragen van de heer V. Oldenborg
(ingekomen 21 januari 2003)

De afgelopen dagen zijn er in de lokale media (Brug, UN en RTV Utrecht) berichten verschenen over de uitkomsten van een rapport van het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid en Milieu (RIVM) naar de kwaliteit van het huishoudwater zoals dat door waterleidingmaatschappij Hydron in de wijk Leidsche Rijn werd gedistribueerd. Aanleiding voor het onderzoek waren de gezondheidsklachten van een aantal bewoners, die konden worden toegeschreven aan het contact met huishoudwater. Uit voornoemd onderzoek is gebleken dat de microbiologische verontreiniging in het huishoudwater aanmerkelijk hoger ligt dan de toegestane norm en dat er dientengevolge door het waterleidingbedrijf een aantal extra zuiveringsstappen dienen te worden toegepast indien men het systeem zou willen handhaven. Uit uitspraken van het waterleidingbedrijf is helder geworden dat extra zuivering door hen financieel niet haalbaar wordt geacht. Tijdens de discussies in de raad en commissies ten tijde van de volksgezondheidsincidenten rond het huishoudwater heeft de fractie van Leefbaar Utrecht zich steeds op het standpunt gesteld dat het gescheiden waterleidingsysteem gecombineerd met het gebruik van huishoudwater een potentieel gevaar voor de volksgezondheid vormde. De fractie heeft dit standpunt onderbouwd met een aantal argumenten die thans door het RIVM onderzoek volledig worden bevestigd. De fractie van Leefbaar Utrecht trok toen al de conclusie dat het experiment met onmiddellijke ingang zou moeten worden beëindigd, maar uw College wenste alvorens een dergelijk besluit te nemen, eerst het resultaat van het onderzoek af te wachten. Thans is dat resultaat duidelijk en daarom willen wij u de volgende vragen stellen:


1. Is het College met de fractie van Leefbaar Utrecht van mening dat thans bewezen is dat de kwaliteit van het huishoudwater, zoals dat door Hydron werd geleverd, een potentieel gevaar vormt voor de volksgezondheid?
2. Deelt het College de mening van Leefbaar Utrecht dat, met de uitkomsten van het onderzoek van het RIVM zoals die naar buiten zijn gebracht, er niet langer aanleiding is om te wachten met de onmiddellijke beëindiging van het experiment ten einde verdere doelloze investeringen in de aanleg van het gescheiden waterleidingsysteem te voorkomen?
3. Zo ja, wat voor maatregelen denkt het College te gaan nemen teneinde op de kortst mogelijke termijn een verdere aanleg van het systeem te voorkomen?
4. Mocht vraag 2 met nee worden beantwoord, over welke informatie beschikt het College waardoor langer wachten met het beëindigen van het experiment wordt gerechtvaardigd?
Met vriendelijke groet,
Bestuurscommunicatie Stadhuis Utrecht