Ministerie van Buitenlandse Zaken

Toespraak van de Directeur-Generaal Internationale Samenwerking van het ministerie van Buitenlandse Zaken, de heer Ron Keller, op de nieuwjaarsbijeenkomst van VNG International, Den Haag, 17 januari 2003. De heer Keller sprak namens staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Agnes van Ardenne die wegens een reis naar Afrika niet aanwezig kon zijn.

Dames en heren,

Nederlanders moeten het komende jaar fors meer betalen voor de diensten van de gemeenten. Niet gelijk verspreid over het land. In Wassenaar gaan de woonlasten met 48 procent omhoog, de mensen in Emmen gaan drie procent minder betalen. De gemiddelde stijging is 8,4 procent. Dat is de prijs die we moeten betalen voor het op peil houden van de gemeentelijke voorzieningen.

Want wat is het toch prettig voor burgers als gemeenten hun zaakjes goed voor elkaar hebben. Ik herinner me nog de eerste januari. Een grijze dag. Eindeloze regen en in de straten de natte resten van de vijftig miljard euro aan vuurwerk die we met ons allen hebben afgestoken. De tijd dat alle burgers hun eigen straatje schoonvegen ligt helaas achter ons. De tweede januari was net zo'n miezerige dag. Maar op deze eerste werkdag van het nieuwe jaar rukten de mannen van de gemeentereiniging uit om met van die mooie blaasmachines op hun rug de hele stad schoon te blazen en te vegen.

Een schone straat, goede stadsverlichting, openbaar vervoer, voldoende kinderopvang, culturele voorzieningen. Ik zal de lange lijst van gemeentelijke taken en voorzieningen niet voor u opsommen. U kent ze beter dan ik. En er komt heel wat bij kijken. Aan organisatie, management, kennis, capaciteit en dat moet allemaal ook betaald worden. Elke gemeente laat wel eens een steekje vallen, maar door de bank genomen hebben we het samenspel tussen rijksoverheid en gemeentelijke overheid en tussen gemeenten en burgers in Nederland goed voor elkaar.

In ontwikkelingslanden is het een heel ander verhaal. Gemeentelijke autoriteiten kampen vaak met grote problemen. Gebrek aan capaciteit en deskundigheid, gebrek aan geld. Overheden die wel bevoegdheden delegeren maar niet het bijbehorende budget.

Decentralisatie in ontwikkelingslanden vindt de Nederlandse regering ondersteuning meer dan waard. Gemeentelijk bestuur staat dichter bij de mensen. Een bestuurslaag dichter bij de burgers is goed voor democratisering, voor controle op het bestuur en daarmee ook voor armoedebestrijding.

Heel veel ontwikkelingslanden zijn de weg van decentralisatie ingeslagen, ook zonder donorondersteuning. Het is in ieder geval van groot belang dat de landen zélf het voortouw nemen en zoeken naar bestuurlijke oplossingen die in hun eigen specifieke context passen. (Ownership heet dit in jargon)

Decentralisatie vergt diepgaande veranderingen. Niet alleen in de bestuurscultuur, maar in de hele samenleving. Lokale overheden in ontwikkelingslanden zijn over het algemeen niet erg sterk, maar zij zullen op den duur de lokale ontwikkeling ook zelf moeten trekken en effectieve armoedebestrijding in eigen sloppenwijken gestalte moeten geven.

Een cruciaal element daarbij is de capaciteitsopbouw binnen alle bestuurslagen. Want je kunt als overheid wel tegen een burgemeester zeggen dat hij - of zij - verantwoordelijk wordt voor water, electriciteit, scholen en weet ik welke voorzieningen nog meer. Als de man vervolgens niet over opgeleide medewerkers beschikt - en zelf niet meer opleiding heeft dan lagere school. En als hij geen middelen krijgt bijgeleverd. Hoe kun je dan verwachten dat decentralisatie vruchten afwerpt? Hoe kan zo'n burgemeester de boel dan organiseren? Op welke wijze kan hij de private sector en maatschappelijke organisaties hierbij betrekken?

Er zijn gelukkig meerdere organisaties in Nederland die zich richten op steun aan lokaal bestuur en aan decentralisatie. Ik noem bijvoorbeeld SNV, het Landelijk Beraad Stedenbanden Nederland Nicaragua, het Habitat Platform, de MFO's zoals Novib, Cordaid etc.

De VNG heeft hierin een eigen rol. Ik vind het een goede zaak dat Nederlandse gemeenten hun kennis en ervaring willen delen met lokale autoriteiten elders. Die inzet van gemeenten is in de loop der jaren steeds groter geworden. En ik hoop van harte dat die inzet ook in 2003 onverminderd groot blijft. Het ministerie van Buitenlandse Zaken draagt daaraan bij. Het budget voor de Gemeentelijke Samenwerking met Ontwikkelingslanden (GSO) is in de loop der tijd gestaag gegroeid. Vorig jaar beliepen de uitgaven zo'n vier miljoen euro.

Vorig najaar heeft de VNG twee miljoen euro voor vier jaar erbij gekregen uit het nieuwe programma voor Thematische Medefinanciering. Dat geld is onder andere bedoeld voor versterking van de capaciteit van een vijftiental Zuidelijke verenigingen van gemeenten. Ethiopië en Indonesië hebben de VNG gevraagd de opzet van een nationale vereniging van gemeenten te ondersteunen.

Een vereniging die al langer wordt ondersteund is die van Palestijnse gemeenten. Die gemeenten zitten politiek en maatschappelijk wel in een zeer moeilijk parket. Verbetering van het Palestijns bestuur op alle niveaus is ook de inzet vanuit het ministerie. De Palestijnse gebieden staan op de lijst landen waar wij ons toeleggen op verbetering van het bestuur. Hier en elders kunnen ministerie en VNG elkaar goed aanvullen.

De gemeentelijk inzet voor internationale samenwerking en de verhouding tussen VNG en ministerie loopt echter niet altijd op rolletjes. Daar hoeven we niet geheimzinnig over te doen. Ik wil er twee opmerkingen over maken.

In de eerste plaats vind ik het wel eens ingewikkeld er achter te komen welke pet de VNG op heeft. De VNG is natuurlijk in de eerste plaats de belangenbehartiger van gemeenten op nationaal niveau. Daarnaast is de VNG ook mede-overheid en in die hoedanigheid betrokken bij standpuntbepaling op Europees niveau. Dan is er de VNG als expert en consultant. Bovendien beheert de VNG programma's gericht op versterking van lokaal bestuur en draagvlakversterking in gemeenten, waarbij die gemeenten zelf uitvoerder zijn. Wanneer spreek je met de belangenbehartiger en wanneer met de consultant die een opdracht wil? Een beetje meer eenduidigheid over welke pet de VNG op heeft in welk dossier zou ik prettig vinden.

In de tweede plaats is er het aloude debat over de deskundigheid van gemeenten als het gaat om armoedebestrijding. De afgelopen jaren hebben Nederlandse gemeenten steeds meer de samenwerking gezocht met professionele ontwikkelingsorganisaties. Want armoedebestrijding is een vak. Gemeentelijke dienstverlening is een expertise waarover veel kennis is over te dragen. Maar dan liefst wel in samenwerking met organisaties die veel ervaring hebben met het werken in ontwikkelingslanden.

Welke resultaten gemeentelijke inzet oplevert, wordt momenteel onder de loep genomen door onze inspectie. Medio dit jaar is de evaluatie af. Het lijkt me verstandig de uitkomst daarvan af te wachten voor we besluiten de aanpak mogelijk over een andere boeg te gooien.

Voor het LOGIC programma valt helaas het doek. Daarvoor hoeven we geen evaluatie af te wachten. Samenwerking tussen VNG en SNV leek ons zo logisch. De deskundigheid op ontwikkelingssamenwerking van SNV gekoppeld aan een brede gemeentelijke participatie en kennis van ons lokaal bestuur via de VNG. De praktijk valt helaas tegen. Zestig gemeentes zijn actief benaderd. Slechts drie doen er mee. Dat zijn er veel te weinig. Wij hebben daarom moeten besluiten het LOGIC-programma na het eerste oriënterende jaar te beëindigen.

Dat vind ik niet alleen jammer. Het kleine aantal deelnemende gemeenten verontrust mij ook. Is het een teken aan de wand dat de internationale dimensie in gemeenten verpietert? Ik heb begrepen dat de gesprekken vooral in de eerste helft van vorig jaar zijn gehouden. Dat was misschien een minder gelukkige timing in verband met de verkiezingen. Ik ben benieuwd hoe de VNG hier zelf tegen aan kijkt. VNG-International heeft een strategienota in voorbereiding ­ ik hoop daarin te kunnen lezen hoe de VNG de steun voor lokaal bestuur en decentralisatie in ontwikkelingslanden nu verder vorm wil geven.

Om minder afhankelijk te zijn van de grilligheid van de politiek, hoorde ik van het zogenaamde 'Eindhovens model'. De gemeenteraad als geheel blijft ook in dat model natuurlijk verantwoordelijk voor de keus met welke steden nauw wordt samengewerkt. Maar binnen dat pakket adopteren in dat 'Eindhovens model' de verschillende partijen hun eigen partnerstad. Die partij is dan als eerste aan te spreken op het reilen en zeilen van die stedenband. Ik vind dat een zeer creative manier om gemeentelijke internationale samenwerking te verankeren in de gemeentelijke politiek en zo op de agenda te houden.

Tot slot: laten we vooral niet vergeten dat gemeentelijke internationale samenwerking zich niet alleen afspeelt ver van huis. Het gaat ook om de inzet voor een betere wereld binnen de eigen gemeente. Denk aan eerlijke handel, aan opvang van vluchtelingen, aan steun voor Wereldwinkels, aan informatievoorziening op scholen of in bibliotheken en ga zo maar door. Het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking is groot in Nederland. De actieve rol van Nederlandse gemeenten is niet alleen een bewijs van dit draagvlak, het helpt op zijn beurt ook weer dit draagvlak verder te versterken. En dit draagvlak hier in Nederland is - samen met een effectieve impact in ontwikkelingslanden - keihard nodig om verder te werken aan de vermindering van de helaas nog steeds schrijnende ongelijkheid en armoede.

Dank u wel.

===