Beantwoording vragen van het lid Wilders over nieuwe kerncentrales in
Iran
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Veiligheidsbeleid
Afdeling Nucleaire Aangelegenheden en Non-proliferatie
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
21 januari 2003
Behandeld
P. Wilke
Kenmerk
DVB/NN-453/02
Telefoon
+31 (0)70-348 5106
Blad
1/6
Fax
+31 (0)70-348 5684
Bijlage(n)
1
E-Mail
Dvb-nn@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van het lid Wilders over nieuwe kerncentrales in
Iran
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Wilders over nieuwe kerncentrales in Iran. Deze
vragen werden ingezonden op 16 december 2002 met kenmerk 2020304680.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Mr. J.G. de Hoop Scheffer
Antwoord van de heer De Hoop Scheffer, minister van
Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Wilders (VVD) over
kerncentrales in Iran
Vraag 1:
Heeft u kennis genomen van de berichten dat uit satellietfoto's blijkt
dat Iran in het geheim bouwt aan twee kerncentrales bij Natanz en
Arak? 1)
En
Vraag 2:
Weigert Iran tot op heden inspecteurs van het Internationaal
Atoomenergie Agentschap (IAEA) toe te laten, ondanks dat de Iraanse
regering stelt dat die altijd welkom zijn en Iran als ondertekenaar
van het non-proliferatieverdrag verplicht is de inspecteurs toe te
laten (MPV)?
Antwoord:
Ja, het lijkt echter niet te gaan om kerncentrales, maar om nucleaire
faciliteiten, waarvan is gezegd dat zij kunnen worden gebruikt voor
uraniumverrijking en de productie van zwaar water. Dit zijn
belangrijke stappen voor Iran om de gehele nucleaire brandstofcyclus
in handen te krijgen, inclusief de productie van hoogverrijkt uranium
en plutonium.
Hiervan gaat een proliferatiegevaar uit, al heeft het IAEA verklaard
dat Iran zich houdt aan zijn safeguardovereenkomsten en verduidelijkt
dat er in dit stadium voor dat land geen juridische verplichting
bestaat de in aanbouw zijnde faciliteiten te laten inspecteren. Bij
een recent bezoek van de Secretaris-Generaal van mijn Ministerie aan
Teheran is deze kwestie aan de orde gesteld. Daarop werd van Iraanse
zijde geantwoord, dat de Directeur Generaal van het IAEA, de heer El
Baradei, in februari 2003 Teheran zal bezoeken en dat daarbij
volledige opening van zaken zal worden gegeven over de twee genoemde
nucleaire faciliteiten. De Regering houdt de ontwikkelingen
nauwlettend in de gaten.
Overigens werd door de Secretaris-Generaal een beroep gedaan op Iran
om Additionele Protocollen en andere aanvullende overeenkomsten met
het IAEA te ondertekenen. Landen die dat reeds hebben gedaan zijn
verplicht in een vroegtijdig stadium aan het IAEA te laten weten welke
nucleaire faciliteiten zullen worden gebouwd. In het Iraanse geval is
dat dus nog niet zo.
Vraag 3:
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere schriftelijke vragen van
vragensteller waarin de minister bevestigt dat Iran terroristische
organisaties, met name Hezbollah, steunt met wapens, dat Iran
rakettechnologie exporteert naar onder andere Libië en Syrië en dat er
sterke aanwijzingen zijn dat Iran werkt aan een kernwapenprogramma? 2)
Antwoord:
Ik herinner mij de antwoorden van mijn ambtsvoorganger op de vragen
waarnaar wordt verwezen.
Vraag 4:
Zijn er aanwijzingen dat Rusland ook bij de bouw van deze geheime
kerncentrales betrokken is, of dat deze gebouwd worden met
gebruikmaking van kennis die van de Russen afkomstig is? Zo ja, wilt u
in de relevante internationale gremia er op aandringen dat er
maatregelen worden genomen om te voorkomen dat Rusland meewerkt aan de
proliferatie van kernwapentechnologie en kennis naar andere staten,
waaronder Iran?
Antwoord:
Er zijn bij de Nederlandse regering geen aanwijzingen bekend dat bij
de bouw van deze nucleaire faciliteiten sprake zou zijn van Russische
betrokkenheid.
Vraag 5:
Indien blijkt dat Iran inderdaad in het geheim aan kerncentrales werkt
- waar reeds gebleken is dat Iran terroristische organisaties steunt
en rakettechnologie verspreidt naar landen met een dubieuze reputatie
en er aanwijzingen zijn dat Iran werkt aan het verkrijgen van
nucleaire wapens -, welke gevolgen heeft dit dan voor de relaties van
Nederland en de EU met Iran?
Vraag 6:
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om te voorkomen dat Iran
ooit de beschikking krijgt over nucleaire wapens en om een einde te
maken aan de Iraanse steun aan terroristische organisaties en staten
die betrokken zijn bij het internationale terrorisme?
Antwoord:
In het kader van onderhandelingen over een Handels- en
Samenwerkingsakkoord tussen Iran en de EU zijn doelstellingen en
indicatoren geformuleerd ten einde te bezien of Iran er voldoende aan
doet een aantal bij de EU levende politieke punten van zorg weg te
nemen, ondermeer op het gebied van terrorisme en non-proliferatie.
Voor wat betreft dit laatste betreft is één van de doelstellingen de
naleving en volledige nationale tenuitvoerlegging van Irans
verplichtingen onder internationale overeenkomsten en verdragen,
waaronder de waarborgovereenkomst die is afgesloten met het IAEA. Een
andere is dat Iran geen technologie op het gebied van ballistische
raketten en massavernietigingswapens zal overdragen aan derde landen.
Zolang er zorg bestaat over de Iraanse intenties op het gebied van kernwapens zal Nederland onverminderd voortgaan met een strikte toepassing van de exportcontroles die dienen te voorkomen dat Iran de beschikking krijgt over gevoelige technologieën.
Vraag 7:
Hoe beziet u de uitspraak van de Amerikaanse president Bush over de
'as van het kwaad' nu de VN opnieuw inspecties uitvoeren in Irak,
Noord-Korea heeft toegegeven een nucleair programma te hebben en Iran
in het geheim aan kerncentrales werkt?
Antwoord:
De Nederlandse regering deelt de Amerikaanse zorg dat deze landen
programmas hebben gericht op verwerving en ontwikkeling van
massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen, maar ziet
tevens dermate grote verschillen tussen deze drie landen dat zij niet
goed in één en dezelfde categorie kunnen worden ondergebracht.
1) O.a. CNN, 12 december jl. en De Telegraaf, 13 december 2002
2) aanhangsel Handelingen, nrs. 325 en 637, vergaderjaar
2001-2002 en aanhangsel Handelingen nrs. 941, 993 en 1591,
vergaderjaar 2000-2001