SERV
Jozef II-straat 12-16
1000 BRUSSEL
Tel. (00 32) 2 209 01 11
Fax. (00 32) 2 217 70 08


Persbericht

Vlaamse sociale partners eens over ontwerpakkoord 2003-2004

Brussel, 22 januari 2003
T.a.v. de redactie,

De Vlaamse sociale partners zijn het vandaag eens geraakt over een ontwerptekst voor Vlaams akkoord 2003-2004. Zij vinden het essentieel dat de regering dit Vlaams akkoord ondersteunt. Vandaag nog hebben zij hierover een overleg met Vlaams minister-president Patrick Dewael.

Ontwerpakkoord 2003-2004 tussen de Vlaamse sociale partners

22 januari 2003

Preambule

Ten aanzien van de situatie op de arbeidsmarkt en de problematiek van het ondernemerschap zoals deze zich momenteel voordoen (cf. sociaal-economisch kader) nemen de Vlaamse sociale partners het engagement om gezamenlijk vastgestelde knelpunten en tekortkomingen tegen te gaan. Hiertoe formuleren de Vlaamse sociale partners gezamenlijk een aantal welbepaalde voorstellen die zij in deze context aangewezen achten en waarvoor zij ondersteuning vragen van de Vlaamse regering.

Om een antwoord te bieden op de uitdagingen die zich vandaag stellen is een krachtig akkoord nodig dat een kader schept dat ook verdere invulling kan krijgen op sectoraal niveau.


*


* *

Elke van hierna voorgestelde nieuwe maatregelen dienen - waar relevant - tussentijds, maar hoe dan ook uiterlijk bij afloop van de periode waarop het akkoord betrekking heeft, te worden geëvalueerd ten aanzien van hun respectieve doelstellingen.

DEEL 1:

Continuering/bijsturing maatregelen
Vlaams Werkgelegenheidsakkoord 2001-2002


· Sectorale convenants

De sectoren zijn in ruime mate ingegaan op het aanbod in het WGA 2001-2002 om sectorale convenants af te sluiten en beginnen een vertrouwdheid te krijgen met het inzetten van sectorconsulenten.

De maatregel wordt verlengd waardoor sectorconsulenten gedurende een periode van 2 jaar na de afloop van de lopende convenant blijvend kunnen worden ingezet.

De maatregel wordt ook uitgebreid:

- Een contingent sectorconsulenten wordt vrij gehouden voor deze sectoren die vooralsnog hun toetreding tot een sectorale convenant overwegen;
- De coördinatie van de netwerken van de sectorconsulenten wordt zoals afgesproken waargenomen door de SERV. Hiervoor moet voldoende menskracht voorzien worden;
- De sectoren worden opgeroepen om bij nieuwe convenants of verlenging van bestaande convenants de aandacht voor diversiteitsbeleid en mobiliteit te versterken (cf. infra).

· Aanmoedigingspremies

Het vigerende modulaire systeem van aanmoedigingspremies wordt verlengd. Dit systeem werd op basis van het Werkgelegenheidsakkoord 2001-2002 geconcretiseerd in het besluit van de Vlaamse regering dd. 1 maart 2002. De sectoren zijn vrij om al dan niet op dit aanbod in te gaan.


· Opleidingssteun

Alle middelen voor opleiding (hefboomkrediet, opleidingscheques) komen in één opleidingsfonds.

De middelen van het hefboomkrediet worden ook verder aangewend voor de uitbouw van loopbaanbegeleiding enerzijds en EVC anderzijds. De sociale partners roepen de sectoren op engagementen op te nemen wat betreft EVC, inzonderheid aansluitend op EVC-voorstellen van de SERV inzake: (a) leerbewijs, af te leveren door alle door de overheid georganiseerde of gesubsidieerde opleiding; (b) gemeenschappelijke portfoliomethodologie te gebruiken door institutionele opleidingsaanbieders.

Het bestaande stelsel van opleidingscheques voor ondernemingen wordt verder aangewend maar bijgestuurd in zijn toepassingsmodaliteiten: o Het toepassingsgebied van de uitgewerkte regeling wordt verruimd tot de gehele private sector voor zover die niet vervat is in de regeling uitgewerkt in het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social profitsector 2000-2005 (VIA). Het opleidingsbeleid in de social profitsector zoals in deze afgebakend in het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social profitsector 2000-2005 (VIA), krijgt een evenwaardige versterking via sectorinstellingen (inz. VIVO);

o Op het ogenblik dat alle middelen voor opleiding zijn samengebracht in één opleidingsfonds kan nagegaan worden of, en zo ja in welke mate, voor kansengroepen: (a) een verhoogde tussenkomst bij de aankoop van opleidingscheques voor deze werknemers kan worden doorgevoerd; en/of
(b) een uitzondering kan worden verkregen op de beperking van het maximaal aantal cheques dat jaarlijks kan worden opgenomen.

o De huidige toepassing van het stelsel wordt onderzocht op mogelijke administratieve vereenvoudigingen en versnelling van de procedure. Bij dit onderzoek wordt nagegaan of het nuttig is het opgelegde minimum aantal op te nemen cheques op te heffen.

Naast het stelsel van opleidingscheques voor ondernemingen wordt een stelsel van opleidings/begeleidingscheques voor werknemers ingevoerd (cf. infra, nieuwe maatregelen, nr.1).


· Woon-werkverkeer

Het bestaand instrumentarium ter ondersteuning van de bedrijfsvervoerplannen wordt veralgemeend en gepromoot.

In sectorale convenants (cf. supra) wordt woon-werkverkeer een aandachtspunt. De Vlaamse interprofessionele sociale partners roepen de sectorale sociale partners op om in de sectorconvenants te voorzien in het inzetten van mobiliteitsconsulenten in de sectoren in functie van het vergroten van het aantal bedrijfsvervoerplannen.


· Beroepsprofielenwerking SERV

De sociale partners engageren zich om binnen de SERV verder beroepenstructuren en beroeps(competentie)profielen te ontwikkelen voor o.m. onderwijs- en opleidingsverstrekkers, voor EVC, en competentiecentra. Voor het hoger onderwijs wordt een veralgemeende benadering uitgewerkt in het kader van Bologna.

De overheid garandeert extra-middelen voor de (uitgebreide) beroepsprofielenwerking. De interprofessionele sociale partners engageren zich tot een verdere betrokkenheid van hun sectorale geledingen bij de SERV-profielenwerking en zullen beroepsverenigingen sensibiliseren met het oog op actieve betrokkenheid bij het ontwikkelen beroeps(competentie)profielen (bv. voor welbepaalde beroepen die een opleiding op niveau hoger onderwijs veronderstellen).

DEEL 2:

Nieuwe maatregelen

Maatregel 1: Opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers

Naast de bestaande stelsel van opleidingscheques voor ondernemingen wordt een stelsel van opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers opgezet. De werknemer koopt zelf de cheques aan en hij of zij beslist over de aanwending.

De cheque kan gebruikt worden om de rechtstreekse opleidingskosten en/of loopbaanbegeleidingskosten te betalen (cursusmateriaal, inschrijvingsgeld,...). Ook een EVC-procedure kan ermee bekostigd worden. Elke werknemer kan cheques op naam aankopen voor een maximale waarde van 250 ¤ per jaar waarbij zijn/haar eigen bijdrage op 50% wordt vastgelegd. Eventuele kortingen en vrijstellingen op de eigen bijdrage kunnen - in functie van doelgroep en/of traject in een latere fase en na evaluatie overwogen worden. De opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers zullen via één centraal systeem worden verdeeld.

De opleiding of begeleiding wordt gekozen door de werknemer en hij/zij kan die volgen binnen het wettelijk en/of conventionele kader dat vandaag bestaat: in de vrije tijd of bij opname van opleidingsverlof (betaald educatief verlof, opleidingskrediet of verlof voor sociale promotie).

De opleiding kan worden gekozen uit door de overheid erkende en/of gesubsidieerde opleidingen ( VDAB, CVO's, Syntra's, basiseducatie, sectorale opleidingen, sociaal-cultureel volwassenenwerk, erkende private opleiders,...) of bij instellingen die door de sectorale sociale partners worden beheerd. De cheques kunnen enkel worden aangewend voor algemene opleidingen (volgens definitie binnen Europees kader) die uitdrukkelijk leiden tot een getuigschrift dat eigendom is van de werknemer (cf. opleidingscheques bedrijven).

De loopbaanbegeleiding en EVC-procedures kunnen worden gevolgd binnen door de overheid erkende en/of gesubsidieerde opleidingen..

Maatregel 2: Diversiteitsbeleid

De engagementen opgenomen in de gemeenschappelijke platformtekst dd. 3 december 2002 van de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners met betrekking tot evenredige arbeidsdeelname en diversiteit worden uitgevoerd.

De Platformtekst focust op de evenredige participatie van allochtonen maar geeft tegelijkertijd aan dat de Vlaamse regering en Vlaamse sociale partners ook de problematiek van overige kansengroepen ter harte nemen.


1. Ten aanzien van allochtonen


De sociale partners hebben zich in de Platformtekst geëngageerd om op de geëigende overlegniveaus (interprofessioneel en sectoraal) overleg te plegen en afspraken te maken omtrent de uitvoering van de doelstellingen en de maatregelen vervat onder punt 2 van de Platformtekst met het oog op evenredige en volwaardige participatie op alle niveaus van de arbeidsmarkt.

Voor een aantal domeinen vermeld in punt 2 van de Platformtekst worden hierna een aantal concrete acties voorgesteld. Het uiteindelijk doel is, zoals geformuleerd in de Platformtekst, dat er een jaarlijkse toename is van 2000 tot 5000 werknemers van niet-EU nationaliteit.


1) Startkwalificatie


Engagement ten aanzien van de sectoren: bevorderen van de participatie van allochtonen aan vormen van alternerend leren en werken (in het bijzonder in leercontracten) en met bijzondere aandacht voor leerkansen op de werkvloer voor allochtone meisjes.

Uitvoering SERV-aanbeveling alternerend leren, o.m. uitbouw voortrajecten; eigen engagementen als sociale partners.

Taalverwerving
o in het kader van het inwerkingsdecreet : verhogen van aanbod vervolgtrajecten Nederlands (> basisniveau) + integreren van opleidingen Nederlands gecombineerd met beroepsopleiding o Nederlands op de werkvloer: verhogen aantal instructeurs VDAB die hiervoor kunnen worden ingezet; o engagement ten aanzien van de sectoren: binnen sectorfonds Nederlands op de Werkvloer (al dan niet geïntegreerd met technische opleiding) erkennen en financieel ondersteunen;


2) Individuele trajectbegeleiding


Ter concretisering van het inwerkingsbeleid wordt aan de VDAB de opdracht gegeven om uiterlijk bij de afloop van de periode van het voorliggende Werkgelegenheidsakkoord te voorzien in 2500 extra trajecten Nederland tweede taal en een versterkte inspanning voor begeleidingen bij plaatsing (jobcoach).


2. Ten aanzien van arbeidsgehandicapten


De Vlaamse inschakelingspremie wordt voor alle arbeidsgehandicapten opengesteld en er komt een duidelijke afspraak om in VESOC een geïntegreerd actieplan met structurele maatregelen op te stellen.


3. Engagement sectoren

· Algemeen:
Vanuit sectoren kunnen diversiteitsprojecten worden ingediend en ter co-financiering worden voorgelegd. De sectoren maken effectief gebruik van de sectorconsulenten die hen in het kader van de sectorconvenanten worden aangeboden. Deze sectorconsulenten kunnen worden ingezet om de diversiteitsplannen mee te steunen.


· Wat arbeidsdeelname van allochtonen betreft:
De sectoren worden opgeroepen om de engagementen vervat in de platformtekst mee te ondersteunen door ondermeer: a) het stimuleren van vormen van peter- of meterschap in de bedrijven voor een beter onthaal en begeleiding van nieuwe werknemers, in het bijzonder deze van allochtone afkomst; b) het realiseren van evenredige participatie van allochtonen aan alle sectoropleidingen en begeleidingen (in uitvoering van sectorconvenants en anti-discriminatiedecreet); c) het erkennen van allochtonen als risicogroep in het kader van 0,10%; d) inspanningen om jonge allochtonen toe te leiden naar de startbanen;


· Wat arbeidsdeelname van arbeidsgehandicapten betreft: De sectoren geven ruime bekendheid aan bestaande instrumenten ter bevordering van de werkgelegenheid van arbeidsgehandicapten (tussenkomst in het rendementsverlies, tussenkomst voor aanpassingen aan de werkpost,...).


4. Engagementen interprofessionele sociale partners
De onderscheiden interprofessionele sociale partners hebben onderstaande, respectieve projecten ingediend:

Werknemersorganisaties (ABVV,ACLVB, ACV):
In de werknemersorganisaties zullen diversiteitsconsulenten worden ingezet om vrijgestelden en militanten te sensibiliseren rond het bewerkstelligen van een evenredige participatie van allochtonen aan de arbeidsmarkt. Zij zullen worden ingezet om militanten te begeleiden en ondersteunen bij het creëren van een draagvlak bij de werknemers, het wegwerken van weerstanden en het ontwikkelen van diversiteitsplannen, met als streefdoel minstens 1000 uitgewerkte plannen tegen einde 2004.

UNIZO:

UNIZO zal een "KMO-Servicepunt Diversiteit" organiseren. Diversiteitsconsulenten moeten de stroom aan informatie en instrumenten filteren en verwerken op maat van de ondernemer, de beroeps -en regionale organisaties. Het servicepunt zal sensibiliseren, eerstelijnsinformatie verstrekken, ondersteuning bieden bij diversiteitsplannen en specifieke opleidingen organiseren. Daarnaast wordt een experiment opgezet "Nederlands op de Werkvloer" met een aantal kleine pilootbedrijven en wordt de klantenproblematiek nader bekeken. Er wordt maximale aansluiting gezocht met de UNIZO-acties naar allochtone ondernemers toe.

VEV
Via een draaischijffunctie zullen jobconsulenten de aanwerving van kansengroepen door bedrijven bevorderen. De consulenten zullen vanuit een functie van prospector de mismatch in de toegang tot een job aanpakken. De consulenten verzamelen vacatures van de bedrijven waarvoor kandidaten uit de kansengroepen in aanmerking komen en geven deze door aan relevante derden (VDAB, uitzendbureaus, allochtonenorganisaties, OCMW's,...) waar kansengroepen op zoek naar een job, bekend zijn. Het VEV en de Kamers van Koophandel gaan, in het kader van het goed te keuren project, een inspanningsverbintenis aan m.b.t.
· het jaarlijks voorzien van 6000 vacatures bedoeld voor de kansengroepen;
· gedurende de looptijd van het project 6000 plaatsingen te realiseren van de voorziene kansengroepen
Boerenbond:
In de land- en tuinbouwsector zullen op structurele wijze initiatieven worden ontwikkeld om de participatiegraad van o.m. allochtonen en andere kansengroepen te verbeteren. De 0,10% en 0,15%-middelen zullen worden aangewend om de aanwerving en integratie van kansengroepen te ondersteunen, onder meer via de toekenning van tewerkstellingspremies aan ondernemingen die werknemers aanwerven uit de meest kwetsbare risicogroepen op de arbeidsmarkt en het stimuleren van aangepaste begeleidings- en vormingsinitiatieven.

Maatregel 3: Aanpassing starterspremie

In afwachting van het in voege treden van het nieuw decreet op het economisch ondersteuningsbeleid waarin een kmo-lijn is voorzien, is de huidige economische expansieregeling nog van toepassing.

Daarin is voor kleine ondernemingen (

Er worden heel wat sectoren uitgesloten. Als voorwaarde om in aanmerking te komen voor subsidies geldt verder dat de starter zich voor de eerste maal als zelfstandige moet vestigen in de vorm van een eenpersoonszaak, BVBA of EBVBA. Andere vennootschapvormen zijn uitgesloten. Indien de starter voorheen reeds aangesloten geweest was bij het Rijksinstituut voor Sociale Verzekering van Zelfstandigen of bij een Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen als zelfstandige in hoofd- of bijberoep, kan hij/zij voor een nieuwe vestiging als zelfstandige geen aanspraak maken op de subsidie.

De bestaande regeling ter ondersteuning van starters wordt uitgebreid. In de mate de regeling een band voorziet met werkgelegenheid blijft deze band behouden. Concreet moet het bereik verhoogd worden door:
- minder sectoren uit te sluiten;

- een zelfde steun toe te kennen onafhankelijk van de sector;
- nieuwe ondernemingen te ondersteunen en dus niet alleen nieuwe ondernemers (dus ook mensen die in het verleden ondernemer zijn geweest), onafhankelijk van de juridische vorm;
- ook overname van bestaande bedrijven steunen;
- een eenvoudige procedure.

Maatregel 4: Lastenverlaging voor ondernemingen

Een aantal doelstellingen van het pakt van Vilvoorde kunnen ondersteund worden door een lastenverlaging voor de ondernemingen: in het bijzonder doelstelling 6 (Vlaanderen als ondernemende samenleving) en doelstelling 8 (Vlaanderen als topregio voor het aantrekken van bedrijfsinvesteringen). De huidige bevoegdheidsverdeling biedt Vlaanderen weinig mogelijkheden om de fiscale druk op arbeid of op bedrijfswinsten te verlagen. Ook een aantal resultaatonafhankelijke belastingen zijn in Vlaanderen hoger dan elders. En daar kan Vlaanderen wel iets aan doen.

Een aanpassing van de regeling voor onroerende voorheffing biedt mogelijkheden om op een transparante en eenvoudige wijze een lastenverlaging voor de ondernemingen door te voeren. Het kadastraal inkomen van onroerende goederen ingezet voor ondernemingensactiviteiten wordt vrijgesteld van de gewestelijke onroerende voorheffing. Deze vrijstelling geldt niet voor de opcentiemen die de provincies en gemeenten heffen op de onroerende voorheffing. De ondernemingen die genieten van de lastenverlaging engageren er zich toe de activiteiten gedurende minstens 5 jaar verder te zetten in Vlaanderen. In geval de ondernemingsactiviteit stopgezet wordt in de zin van de wet van 28 juni 1966 wordt de lastenverlaging terugbetaald. Bovendien zal ook ingeval van collectieve afdanking (CAO 24) gecombineerd met delocalisatie de lastenverlaging terugbetaald worden.

Maatregel 5: Schenkingsrechten in kader van opvolging

Om redenen van continuïteit van de KMO, en in het licht van de versnelling van de vermogensoverdracht van de oudere naar jongere generaties wordt een verdere tariefdaling voorgesteld.

Vandaag bestaat er in geval van schenking van ondernemingen een enig tarief van 3 %, voor zover het gaat over schenkingen in "volle eigendom van een universaliteit van goederen" (artikel 104bis 1° van het wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten") en van overdracht "in volle eigendom van aandelen of deelbewijzen van een vennootschap" (artikel 140bis 2°). Dit tarief geldt zowel voor schenkingen in rechte lijn als andere. Voortzetting van de activiteit gedurende minstens 5 jaar of behoud van de geschonken aandelen gedurende 5 jaar is één van de voorwaarden.

De Vlaamse sociale partners gaan akkoord om:

· Het enig tarief in geval van schenking van goederen van ondernemingen en van aandelen (in geval het gaat om meerderheidsaandeelhouders) vast te leggen op 2 %;
· Het enig tarief ook toe te passen t ingeval van schenkingen die voorbehoud van vruchtgebruik inhouden.
· In geval van overdracht van de geschonken goederen of aandelen binnen een periode van 5 jaar de bestaande terugvordering blijvend toe te passen.
Maatregel 6: Impulsprogramma kinderopvang

Het impulsprogramma draagt op een rechtstreekse wijze (in betrokken sector) en op onrechtstreekse wijze (via verhoging werkzaamheidsgraad) bij tot de ondersteuning van de werkgelegenheid.

Buitenschoolse opvang

Minimaal wordt in 2003 en 2004 het groeiscenario van 2002 aangehouden. Dit komt overeen met 1000 bijkomende plaatsen in 2003 en in 2004 bovenop de voorziene 750 plaatsen. Deze inspanning is te zien als een minimum. De behoeften aan bijkomende opvangplaatsen op het terrein liggen manifest hoger.

Flexibele opvang

Er is al heel wat flexibiliteit in het kinderopvangaanbod, maar de regelgeving en de daarop gebaseerde subsidiering is niet aangepast, waardoor voorzieningen niet verder kunnen gaan dan ze vandaag al doen.

Om een uitbreiding mogelijk te maken van urgentieopvang en om latere/vroegere openingstijden van de opvang te kunnen invoeren steeds rekening houdende met de draagkracht van het kind - worden in 2003 en in 2004 telkens 25 voltijdsequivalenten bijkomend hiertoe ingezet.

Regularisering Weer-Werk-gesco's

De regularisering van de Weer-Werk-gesco's Buitenschoolse kinderopvang wordt uiterlijk bij de afloop van de periode van het voorliggende Werkgelegenheidsakkoord gerealiseerd.

Voor meer informatie over dit persbericht kan u contact opnemen met de SERV, Christine Jacobs, Communicatieverantwoordelijke, tel. 02/20.90.188, cjacobs@serv.be